GA MAAR
OP
HET
DAK ZITTEN..
ZOEKLICHT
ALGEMEEN
Zaterdag 12 december 1964
EEN
flIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
OP DE BOEKENMARKT
Indrukwekkend
Theun de Vries. Moergrob-
ben. P. N. van Kampen en
zoon. Amsterdam.
Moergrobben welk een fasci
nerend woord als men gevoelig ls
voor klank-associaties tenminste.
Moer ln de betekenis van „moe
ras", veronderstel ik. „Grobben"
heb ik ln deze vorm niet kunnen
achterhalen. Waarschijnlijk afge
leid van „grobbelen", ln de zin van
wroeten; grobbellg betekent be
smeurd. ook hobbelig van grond.
Moergrobben brokken uit het
moeras van de menselijke ziel. zou
den wij kunnen zeggen. Dat stel
lk mij zo voor. Met de moergrob
ben bedoelt de schrijver de talloze
half dwaze, half griezelige gedroch
ten, de vreemde scheppingen half
dier half mens. die men ln grote
getale op de schilderijen van Hie-
ronymus Bosch (14501516) aan
treft. Want deze roman ls min of
meer een levensbeschrijving van
deze formidabele schilder uit de
viiftiende eeuw. ook al noemt De
Vries hem Melchior Hintham. Het
is mij overigens niet duidelijk
waarom hij dat doet, daar het be
schreven schilderwerk duidelijk als
zijnde van Bosch te herkennen is.
Moergrobben ls een Indrukwek
kend boek. De Vries heeft een fi
guur gecreëerd, van wie men zich
kan voorstellen dat hij inderdaad
het werk van Hieronymus Bosch
geschilderd zou kunnen hebben.
Hintham is een uiterst gecompli
ceerd mens, een hartstochtelijk
zoeker, een gefrusteerde die met
zijn geniale gave de sublimatie zo
wel van zijn donkerste als van zijn
hoogste aandoeningen heeft kun
nen uitbeelden. Daarnaast vallen
de kleine bezwaren die men zeker
moet hebben, b.v. tegen het ouasi-
trchalsme en tegen de soms te ge
dragen stijl, toch ln het niet.
Herinneringen
Abraham Exodus. Het land
van By Ons Bulten. N.V.
Leiter-Nypels Maastricht.
Een nog omvangrijker werk, dit
Jaar verschenen, vormen de nage
laten herinneringen van M. H. du
Croo, eenmaal officier-gezag
hebber ln de Indische buitengewes
ten. Zijn tijdgenoten zullen zich
hem waarschijnlijk wel herinne
ren onder het pseudoniem Bram-
metje of Abraham. Terecht merkt
de inleider, dr. J. W. Meyer-Ran-
neft, naar ik aanneem oud-lid van
de Raad van Indië, op, dat dit
boek zowel voor hen die historische
belangstelling hebben als voor hen
die het oude Indië gekend hebben,
een goed en zeer te waarderen be
zit moet zijn. Hier toch vindt men
een oprecht van-dag-tot-dag-ver
slag van het werk en de ervaringen
van wat een fatsoenlijke Neder
lander, niet te hoog op de maat
schappelijke ladder, ln de buiten
gewesten uitvoerde teneinde het
het land open te leggen (wegen),
de bevolking een redelijk bestaan
te geven (bescherming tegen ver
drukking door de eigen hoofden,
medische zorg) en wat ontwikke
ling (onderwijs). Goed, men kan
wel hard schreeuwen dat deze za
ken allemaal uit eigenbaat en ter
spekking van de eigen zak ge
schiedden; wie een boek als dit
leest zal tot de ontdekking komen
dat er in de eerste helft van deze
eeuw in dat land Bij-Ons-Buiten,
bepaald niet veel baten of spek te
vinden was. Op zijn wat ouder
wets amusante manier vertelt
Abraham Exodus van hard werken
in de eerste plaats, van improvi
seren aangezien alles voor het eerst
gebeurde, van grappige en trieste
voorvallen. En hij heeft zijn hart
ln deze herinneringen gelegd zoals
hU dat vroeger in zijn tweede va
derland gelegd had.
Misschien zal men, wegens de
ons opgedrongen schuldgevoelens
voor zaken waar de hedendaagse
particulier part noch deel aan
heeft gehad, geneigd zijn een boek
als dit met enige beschaamdheid
ju hand te nemen, al was het al
leen al omdat het niet anti-Neder
land ls en de rustige toon laat
horen van een mens dat zijn plicht
meende te doen en zich dus van
geen kwaad bewust was. Maar op
gevaar af voor een reactionaire
kolonisatore uitgescholden te wor
den, moet ik zeggen: „Schaamt u
zich niet. Het werk van Du Croo
ls een oprecht en goed stuk werk
geweest, zowel in de realiteit als
hier op papier".
Oprecht
Hugo Raes. Hemel en Dier.
De Bezige By. Amsterdam.
Dit kleine boek van Hugo Raes
ls in elk geval een aanvaardbaar
der werk dan zyn „Vadsige Ko
ningen". Het is een liefdesgeschie
denis, „heel erotisch" zoals de
schrijver met nadruk mededeelt.
Alsof wij daar tegenwoordig nog
aan twijfelen zouden bij een uit
gave van de Bezige BU. En daar i3
trouwens niets op tegen, want de
liefde en zijn vele schijngestalten
ls een menselijke eigenschap die
nog steeds „in" ls en dat wel altyd
zal blijven.Willem en zijn Patricia
zij houden zo intens van elkaar,
zy zyn zo verliefd en doen elkaar
zoveel plezier dat het bepaald roe
rend is om te lezen, zy vertellen
zo trouwhartig van hun vervoe
ringen en ervaringen aan alle, met
Iets te veel uitvoerigheid beschre
ven, plekjes van hun lichamen
dat men toch eigeniyk niet anders
kan doen dan goedkeurend knikken
en alle morele bezwaren laten weg
vallen.
Want dit liefdes-relaas ls oprecht
en daar ls nooit iets op tegen. Raes
geeft twee mensen en hun liefde
voor elkaar en verder niet. Daar
hij echter aanneemt dat de liefde
lang niet altyd stand houdt en er
bovendien aan een verhaal toch
een einde moet komen, heeft Raes
in het tweede (kleinste) deel een
soort literaire bacterie- en atoom
oorlog laten losbarsten, die geiyke-
ïyk komt over de beminden en de
niet-beminden. Een goed slot vind
lk dit niet na zoveel realiteit in het
huls der liefde. Maar Ja, het uit
maken zat er ook niet ln.
CLARA EGGINK.
(Van een onzer redacteuren)
„Vorig jaar", herinnert de
69-jarige rietdekker W. van
den Bos uit Voorschoten zich,
„was er een televisie-uitzen
ding over het rietoverschot in
ons land. Wat moeten we met
al dat spul beginnen, zeiden
ze". Glimlachend schudt hij het
hoofd. „Niet alleen dat over
schot is allang weggewerkt,
maar ook de nieuwe oogst. Er
is nu bijna niet meer aan riet te
komen, zovéél is er dit jaar
verbruikt". Hij vervolgt be
dachtzaam: „Men zegt weieens
dat het rieten dak er uit gaat,
maar het zijn eerder de rietdek
kers die er uit gaan".
Nederland telt nu zo'n zes
tot zevenhonderd rietdekkers,
maar in het begin van deze
eeuw moeten het er zeker drie
keer zoveel zijn geweest. „Het
kleinste dorp in de Rijn- en de
Duinstreek had vroeger min
stens één rietdekker. In Alphen
zaten er zelfs drie en in Bode
graven bijvoorbeeld twee. Nu
zijn er in het hele gebied vier,
hooguit vijf'.
In het gezin van menige rietdek
ker komt het wel eens voor, dat
een zoon niet weet wat hy wil
worden. „Ga maar op het dak zit
ten", ls het advies dat deze dan
van zyn vader krijgten dat
hy ln dit geval natuuriyk wel let-
teriyk moet opvatten.
„De meesten leren het vak van
hun vader. Andere jongens dan Je
zoons kim Je er trouwens haast
niet voor krijgen. De meeste jonge
lui vinden het een beetje minder
waardig vak." De heer Van den
Bos haalt zyn schouders op. „Met
wat liefde kim je heel mooi werk
maken. En de lonen zyn net zo
hoog als in de bouwerij. Jazeker,
in deze tyd van het Jaar ls het
met die kou moeiiyk werken. Maar
als Je 's winters als metselaar op de
steiger staat of als timmerman in
de kap, valt het ook niet mee".
Twee eeuwen
De heer Van den Boe leerde het
rak eveneens van zyn vader. Hy
komt uit een Zwammerdamse fa
milie, die al meer dan twee eeuwen
rietdekkers in haar midden telt.
„By ons thuis waren ze er byzon-
der trots op, dat op de Paryse we
reldtentoonstelling in 1879 onze fa
milie de Hollandse boerderij had
mogen dekken".
Op zyn beurt leerde hy het vak
aan zyn zoon Johannes die nu met
twee knechts het eigeniyke werk
doet „Ik heb meer dan 55 Jaar
op het dak gezeten. Vorig Jaar ben
ik er voor het laatst op geweest".
Sindsdien bepaalt Van den Boa se
nior zich tot het maken van af
spraken, het werk opnemen, de ad
ministratie en dergeiyke zaken.
Langs leertijd
Het leggen van een rieten dak ls
heel wat minder eenvoudig dan
een buitenstaander vaak denkt
(LEIDSCH DAGBLAD
De molen d'Heesterboom
aan de Haag weg in Leiden
voor en na de restauratie. Het
rietdekkerswerk voor het
uiterlijk schoon het belangrijk
ste onderdeel van deze restau
ratie werd verricht door Jan
Opdams uit OudAde.
Van den Bos junior bezig met
het vastmaken van het riet aan
de daklatten. Dat gebeurt met
naald en draad". Het ijzer-
draad of teen loopt door de
gleuf van een pen, die aan de
ene kant van de daklat door het
riet wordt gestoken, precies in
het gat van de „naald" die aan
de andere kant van de lat ge
reed wordt gehouden. Wordt die
ene pen nu teruggetrokken, dan
blijft het teen of IJzerdraad in
het gat van de naald zitten, die
vervolgens omhoog wordt ge
haald. De „naald" heeft zijn
werk gedaan, de „draad" kan
nu worden vastgeknoopt en het
riet zit dan stevig op zijn plaats.
Foto't
LD/HOLVAST
„Men heeft wel vijf, zes Jaar nodig
om het goed te leren. Daarna moet
je een examen afleggen om
patroon te kunnen worden". In
het kort verteld gaat het als volgt
Het riet wordt in bossen op het
dak gebracht en daar losgesneden
en uitgespreid. Men werkt van on
der naar boven. Elke laag komt
voor de helft over de voorgaande
heen te liggen en wordt met teen
of yzerdraad aan de daklatten
vastgebonden,
„Er wordt niets gesneden. Al het
riet wordt aangeklopt aangedreven
zoals wy zeggen. Ook de hoeken en
rondingen worden allemaal byge-
dreven, dat wil zeggen dat het riet
net zo lang wordt geklopt en
daar moet je een slag van hebben
tot het de vereiste vorm heeft
gekregen. Dat is het ware vakman
schap. Eigeniyk raak Je nooit uit
geleerd, want Je komt steeds voor
ander werk, andere moeiiykheden
te staan".
Brandgevaar
De normale dikte van een rieten
dak ia 25 cm, de levensduur („als
het een beetje behoorUJk ls ge
daan") 35 tot 40 Jaar, de huidige
prijs die van een goede vloerbedek
king :25 gulden per vierkante me
ter. Voordelen van een rieten dak:
's winters ls het er warm en 's zo
mers ls het er koel onder en
wat doorslaggevend ls het la
fraaier dan een gewoon dak. Na
deel: brandgevaar (dus een hogere
verzekeringspremie)
„Vroeger hadden de rietdekkers
een zogenaamd beroepsgeheim, na
melijk hoe zy hun materiaal on
brandbaar maakten. Een wassen
neus. Er zyn nog enkele gemeen
ten die eisen dat het dak wordt
geprepareerd, maar na verloop van
tyd is elk preparaat uitgeloogd en
is het riet weer even brandbaar
als voorheen, 'tls natuuriyk wel
iets, waar we een oplossing voor
VOOR allen geiyk, niemand
uitgezonderd.
Dait te een aantrekkelijke stel
regel.
Niettemin heb lik reden om
twee toepassingen van „alge
meen" dl» allesbehalve aantrek
kelijk zyn, aan te wijzen.
In de eerste plaats moeten
wy elkaar ervoor waarschuwen
om ledereen, ongeacht persoon
lijke overtuiging, een bepaalde
mening van een meerderheid op
te leggen.
Als dit ondanks mooie regels
van allen-evenveel-recht ge-
b.eurt. ontstaat een onpersoon
lijke massale vorm van over
heersing. Niet de afzonderiyke
mens. samen met eveneens af
zonderiyke medemensen, be
paalt en regelt gemeenschappe-
ïyke belangen, maar een vorm
loze, onpersooniyke massa.
Men meent. Men is van oor
deel. Dat klinkt betrouwbaar.
Maar het ontbreken van die slot
letter van het woord mens,
waardoor men ontstaat, is type
rend voor de manier waarop we
niet mogen uitmaken wat alge
meen moet gelden.
Kort samengevat: MEN mag
nooit de MENS tekort doen.
Ook niet met de beste bedoelin
gen.
Bij ons tweede bezwaar letten
wy speciaal op levensbeschou-
weiyke en godsdienstige vrij-
heid. Hebben wy hierin Ander-
WOORD VAN BEZINNING
daad een zo hoog peil bereikt
als dlkwyis wordt voorgegeven?
De praktyk en de ervaring
leren ons helaas wel anders.
Mensen immers die, gezien
hun godsdienstige voorkomen,
anderen, eveneens met een be
paalde godsdienstige of kerke
lijke signa/tuur, ruimhartig en
verdraagzaam tegemoet zouden
moeten treden, vallen daarin
bitter tegen. Men beweert
wéér men dat God voor allen
en voor leder dezelfde is, maar
ondertussen biyken velen voor
anderen te willen uitmaken hoe
zy God moeten eren en dienen.
Werkelijke vrijheid wordt daar
bij, op de keper beschouwd, dik-
wyis niet gelaten.
Niettemin verklaart de oudste
en vrywel alle Christenen ge-
meenschappeiy ke geloofsregel
„Ik geloof één heilige ALGE
MENE ohristeiyke kerk".
Deze fundamentele uitspraak
wordt helaas maar al te vaak
onwaar gemaakt door enghar
tigheid en onverdraagzaamheid.
Het meest funeste daarby is
niet de openiyke af wy zing van
andermans overtuiging maar
Juist het schynbaar aanvaar
den, het algemeen stellen van
eigen visie, in een grenzeloze
oppervlakkigheid
Er zyn namelyk verschillen.
Diepgaande verschillen.
Het is onmogeiyik en ook on
toelaatbaar deze te ontkennen
of glad te strijken. Volledig
respect, wederzydse onbekrom
pen erkenning is de enige mo-
geiykheid om elkaar met be
houd van eigen waarde en
persooniyke overtuiging tege
moet te treden.
Kort samengevat: Juist in
levensbeschouwing en geloofs
overtuiging moet de medemens
zonder reserve of restrictie wor
den aanvaard.
Betekent dit dat wy niet
algemeen maar slechts gemeen-
schappeiyk kunnen zyn?
Wat my betreft wil ik het
hoge ideaal van „algemeen"
niet prijsgeven. Gemeenechap-
peiyk geeft het enorme risico
dat wy slechts die mensen en
die opvattingen aanvaarden, die
met onszelf en met onze mening
overeenstemmen. Dus toch
scheiding, ondanks gemeen-
sohappeiyk.
Het gaat om werkeiyk samen,
met behoud van persoon en
persooniyke overtuiging, in
diepte en breedste zin: alge
meen.
Dr. P. L. SCHOONHEIM,
Predikant By zonder Kerkewerk
Leiden.
moeten vinden. Onze bond i
dan ook enkele duizenden
uitgetrokken voor het ondj
naar een doeltreffend pre pan
Villa'»
Dat brandgevaar te overig»
reden, dat onder meer de gecv
Wassenaar heeft bepaald, di
nieuwe hulzen geen rieten
m.ogen komen. Voorlopig ond»
den de rietdekkers van deze
dening geen schade, want uit
kend in deze gemeente zyn
kens weer huizen met rieter
ken, welke hoognodig aan ver,
wing toe zyn. „Tien of elf n»
den van het Jaar zitten we in I
senaar." De firma Van den B
gespecialiseerd in villa's, zoal»
andere collega zich uitsluiten*
boerderijen bezig houdt en eew
de ervaring heeft met molen»
Rietdekker is een beroep, 1
van Nederland en Enp
„maar de Britten werken he«!
ders") het monopolie hebben
rijn wel enkele Belgische rif)
kers, maar die hebben het n'
ons land geleerd". Het gevol
dat de Nederlanders veel opd»
ten over de grens krijgen. DH|
hebben tientallen rietdekkers
België, Duitsland, Frankrijk
zelfs in Italië gewerkt D# I
Van den Bos: „Nee, het rieter
gaat er niet uit in het buiteï
komt het er eigeniyk nu paa|
ln".
WAT MEV ZEGT
OVER VROUWEN,
(UITSPRAKEN VAN BEKENDE PERS]