in crisis amateurtoneel Wal is de NATU Televisie speelt niet de hoofdrol SAMENWERKING MET WKA VELE VERENIGINGEN ZIJN AL VAN HET (AMATEUR)TONEEL VERDWENEN - MAAR NOG NIET VOLDOENDE? Donderdag 5 november 1964 Het is dan ook een misvatting de televisie te zien als een in stelling waarmee niet te concur reren zou zyn. Er zyn andere, wezenlijker oorzaken van de ma laise, waarmee het amateurtoneel heeft te kampen. Spelpeil CLEVER1NGA Hij geeft voorbeelden. De post zegelverzamelaar, die filatelistische bladen uitpluist om op de hoogte te blyven. De amateur-violist, die lessen neemt en geregeld, dikwijls dagelijks, oefent. „Het merkwaar dige is, dat men by het amateur toneel vaak als volgt redeneert: we hebben een paar mensen, dit stuk lijkt wel lollig, als we nu de rollen maar uit onze hoofd kennen, kun nen we het ook spelen. Bij andere kunstvormen is een dergelijke lichtzinnigheid onvoorstelbaar". De NATU-voorzitter is overigens de laatste om te ontkennen dat er een zeker verband bestaat tussen de groei van het aantal tv-ontvan- gers en de tanende belangstelling voor het amateurtoneel. De televi sie heeft niet alleen het gamma ontspanningsmogelijkheden be langrijk uitgebreid, maar boven dien brengt de beeldbuis het beste beroepstoneel bij de mensen thuis. Dat alles neemt echter niet weg, dat van „levend" toneel een aparte bekoring uitgaat, welke het twee dimensionale tv-scherm moet mis sen. By toneel in een zaal is de „afstand" tussen spelers en kijkers kleiner, heeft men als toeschouwer sterker het gevoel betrokken te zijn bij wat op het podium ge beurt. Daarbij komt dat, nu de tv meer en meer ingeburgerd raakt, de behoefte aan een avondje uit (en dat betekent ook: uit de huise lijke sfeer) weer sterker wordt. Een heel zwak punt is de regie. „Vrijwel geen enkele vereniging beschikt over een goede regisseur." Mr. Cleveringa vertelt de ervarin gen van een kennis, die een repe titie van amateurs meemaakte. Op een gegeven moment ontstond een opeenhoping van spelers links op het toneel. De scène werd later overgedaan en toen ontstond dezelfde opeenhoping van spelers rechts op het podium. De kennis vroeg toen aan de amateur-regis seur: „Hebben jullie geen mise-en- scène?" Waarop deze verbaasd rea geerde: „Wat is dat?" Er zyn zelfs amateur-regisseurs, zo betoogt de heer Cleveringa, die de aanwijzin gen in de toneelboekjes niet naar behoren kunnen interpreteren. De basis-opleidingen voor ama teur-regisseurs sorteren niet ge noeg effect. „Daarom is het essen tieel, dat er mensen komen, die er C4 Er zou al heel wat gewonnen zijn, aldus mr. Cleveringa, als het amateurtoneel tot betere prestaties kwam. De bereidheid om aan het scholingswerk van de NATU deel te nemen is, zoals gezegd, echter nog te gering. „Voor amateurs die al jaren op de planken staan, is het vaak moeilijk om opnieuw te beginnen, om bepaalde dingen te leren en andere dingen af te leren". Niettemin is een hoger spel peil een eerste vereiste, ook al om dat de smaak van het publiek is verbeterd. „Als men geen tante, neef of zus van een van de spelers is, heeft men er weinig behoefte aan om naar het amateurtoneel te gaan, tenzy dit boven het gewone niveau uitsteekt". Gewenst vindt de heer Cleveringa het ook, dat je als amateur geregeld naar beroepsto neel gaat om „de kunst af te kij ken". hun beroep vai orkestje heeft Waarom het niet?" Het is n maken amateurto- n. Elk koortje, elk en beroepsdirigent, amateurtoneel dan gedachte, want lakoniek laat mr. Cleveringa daarop de mededeling volgen, dat de NATU en het Werk verband Katholiek Amateurtoneel volgend jaar hopen te beginnen met een vakopleiding voer regis seurs voor amateurtoneel. Repertoire Voorts is de verbetering van het repertoire onvoldoende. Er worden nog teveel draken en niemen.""al- let j es gespeeld. Soms ook grijpt men te hocg. Zo moest bij voor beeld de opvoering, die middelmatig clubje per i Ten- Williams' „Tramlijn Begeer- Versplintering Als laatste malaise-factor noemt mr. Cleveringa de enorme versplin tering, als gevolg verenigingen zowe als in artistiek opzicht uitermate zwak staan. Economisch: „Men heeft te weinig contacten en rela ties om publiek om zich heen te verzamelen". Artistiek: „men heeft geen keuze voor de rolbezetting, men moet woekeren met het be perkte spelersmateriaal". Volgens de heer Cleveringa is hiervoor maar één oplossing: er moeten nog meer verenigingen van het (amateur)toneel verdwijnen. Echter niet als gevolg van ophef fing, maar door middel van fusies. De NATU-voorzitter vindt, dat een vereniging minstens vyftig wer kende leden moet tellen: 20 tot 30 spelers plus de mensen die zorgen voor decors, kostuums, licht, geluid, administratie enz. „Dan pas kun je tot verantwoorde, goed geleide voorstellingen komen. Een voor waarde hierby is wel een goede zaal het hoeft geen grote te zijn, maar de accommodatie is in Nederland vaak bar slecht". Hjj noemt als ideale voorbeeld de „little theatres" in Engeland, die meestal door de leden zelf zyn gebouwd en die tevens repetitieruimte en clubhuis zün. Gezellig converserend oordeelt mr. Cleveringa (47) niettemin met een strengheid, die doet herinne ren aan zijn functie in het dage lijks leven: hoofd van de afdeling Politie van de directie Openbare Orde en Veiligheid van het mi nisterie van Binnenlandse Zaken. Daarnaast is hij lid van de afde ling Toneel van de Raad voor de Kunst. Hij is een hartstochtelijk toneelliefhebber („ik kan er wel uren over praten"). In zyn stu dententijd heeft hy zelf op de planken gestaan. Na de oorlog heeft hy tot '53 de dies voorstel lingen van de Leidse studenten ge regisseerd en vervolgens tot vorig jaar die van de oud-studenten. Voorzitter van de NATU werd hy in 1917. „We kregen toen driedui zend gulden subsidie. Dit jaar krij gen we meer dan twee ton". Onder zijn leiding en die van landelijk advis' r Arend Hauer („een man die liet van conces sies wil weten") eis de NATU gaan zoeken naar nieuwe wegen voor het amateurtoneel, dat meer en meer op dood spoor is geraakt. Er worden driejarige curcussen voor amateur-regisseurs gegeven. Er zyn provinciale adviseurs aan gesteld, die de verenigingen op ve- lerwijze de helpende hand bie den. Er worden studiewerken en weekeinden gehouden. In de groot ste vier steden zijn vormingscen- Een scène uit „Blaffen te gen de maan" van Dimitri Frenkel Frank, waarmee „Litteris Sacrum" uit Leiden dit jaar de eerste prys won in de wedstrijd voor de beste opvoering van een Neder lands toneelstuk. „Maar wat de NATU doet en wil vindt vaak geen weerklank", verzucht de heer Cleveringa, „.om dat de mensen die het amateur toneel beoefenen, meestal te oud zijn". En „te oud" wil hier zeg gen: te sterk gebonden aan de traditie en te weinig geneigd om iets nieuws te proberen. „De eni ge manier om uit het slop te ra ken is verjonging". En speciaal om het jeugdige element in de NATU onbelemmerd tot zijn recht te laten komen, is de jonge Na- tu (een voorlopige naam) opge richt. welke volgend jaar zijn de finitieve vorm zal krygen. Amateurtoneel is nu nog een van de moeilijkste liefhebberij en, die met de minste inspan ning wordt beoefend'. Mr. Cle veringa hoopt, dat de jeugd, ,,die in het algemeen op mu sisch gebied beter is gevormd (schoolonderwijs!), kritischer is en meer open staat voor nieuwe dingen", de zaken se rieuzer zal aanpakken. En dat door haar toedoen een veel verguisde vrijetijdsbesteding weer bij het grote publiek in aanzien zal komen als een vorm van kunst. NATU is zo Het doel staat in een folder. interesseerde verenigingen wordt toegezonden de beoefening van de toneelspelkunst onder de Neder landse amateurs op een hoger en meer verantwoord peil te brengen. Zy ziet het amateurtoneel niet al leen als een zinvolle vryetydsbe- steding, maar ook als een bijdrage tot de volksontwikkeling. Voordelen van het lidmaatschap zyn voor de vereniging, dat zy ge bruik kan maken van de diensten van de adviseurs, haar leden ka:i laten deelnemen aan cursussen en studieweken, het vormingsblad ont vangt en belangryke kortingen krygt op boekjesaankocp en toneel- en muziekauteursrechten. Het hoofdkantoor van de NATU is <nog> in Utrecht gevestigd. De vas te staf bestaat uit een secretaris, een adjunct-secretaris, twee secre taresses. twee landelijke adviseurs, een technisch adviseur (licht, ge luid e.d.» en veertien provinciale adviseurs. In Amsterdam, Rotter dam, Den Haag en Utrecht zijn vormingscentra met docenten op part-time basis. De landelijke studieweken worden gehouden in het gemeenschapsoord Drakenburgh in Baarn. De laatste keer waren deelnemers, die onderricht kregen in bewegingsleer, dictie enz. Een kleine tweeduizend amateurtoneelverenigingen is „georqa- niseerd": circa zevenhonderd zijn aangesloten bij het Werkver band Katholiek Amateurtoneel en 1294 (op 1 januari '64) bij de NATU. Tussen beide organisaties bestaat al een belangrijke sa menwerking. maar deze wordt het komende jaar nog inniger. Sa men zulen zij dan een Nationaal Centrum voor het Amateurtoneel betrekken. Waar dit centrum komt, is nog niet bekend. Men zoekt nog naar een geschikt pand, by voorkeur in het midden des lands. Het Ryk heeft zich reeds bereid verklaard een lening voor de aankoop te ga randeren. Het belangrijkste onderdeel van het centrum wordt de Nederlandse Bibliotheek voor Amateurtoneel, met als bibliothecaris een drama turg, die de verenigingen tevens re pertoire-adviezen zal geven. Zodra de NATU en het WKA in het centrum zijn verenigd, kan de feitelijke sitautie als volgt worden gekenschetst: „2 kaartsystemen, 1 orgaan", met andere woorden: ge scheiden ledenadministraties, maar gecombineerde activiteiten. Want de NATU en het WKA hebben nog meer pylen op de ge meenschappelijke boog. Volgend jaar hopen zy te beginnen met een vakopleiding voor beroeps>- regisseurs bij het amateurtoneel. Voorts overwegen zij speciale ad viseurs voor het school- en jeugd toneel aan te stellen. Dat school- en jeugdtoneel gaat trouwens een steeds belangrijker plaats innemen. Adjunct-secretaris A. W. M. Odé (23) van de NATU, die hoofdzakelijk met het jeugdwerk is belast, vertelt, dat het de laatste jaren steeds vaker voor komt dat scholen zelf (en dus niet de scholen) lid de toneelclubs worden van di nieuwe verenigingen is er een op merkelijk aantal, dat „drijft" op een kern van jongeren. „Dat merk je ook op de studieweekeinden", zegt hy, „waar de meeste deelne mers jonger dan 26 zijn". Het is hoofdzakelijk aan deze aanwas van scholen- en jongeren- clubs te danken, dat het ledental van de NATU op peil blyft, want het verloop is vry groot. In 1963 werden 146 leden ingeschreven en 141 afgevoerd. Mede daarom krygt de jeugd wat extra armslag: vol gend jaar zal de Jonge Xatu een e:gen jongerenbestuur kiezen. Al met al belooft 1965 een be langrijk jaar voor het amateurto neel te worden, in het bijzonder vcor de NATU, die dan haar zil veren jubileum zal vieren. Een minder prettige „ver nieuwing" voor de NATU-leden is waarschijnlijk de contributieverho ging van 25 gulden per vereniging per jaar tot 45 gulden (inclusief vijf abonnementen op het vnr- mingsblad „Het Amateurtoneel"). Weliswaar is 1 januari de RiJks."'- geling subsidicrmg amatearis: sche kunstbeoefening van kracht ge or den, maar de kostenstijging is de laatste jaren „enorm groot" ge weest. Bovendien blijkt uit het bo venstaande wel. dat in de toekomst de verenigingen nog meer „service" voor hun geld gaan krijgen. rj ET GAAT NIET ZO BEST met het Nederlandse li amateurtoneel. Wie weieens met bestuurders van meelclubs praat, hoort al jaren achtereen dezelfde lachten: slecht bezette zalen bij een steeds kleiner wor- \end aantal voorstellingen, minder donateurs, minder terkende leden. Op alle fronten dus gebrek aan belang- telling; en een rechtstreeks gevolg daarvan is een tekort an liquide middelen. Een indrukwekkend aantal vereni- ingen is dan ook in de afgelopen vijf. zes jaar van het jneel verdwenen. Nog groter is het aantal clubs dat zich oq maar net staande weet te houden. Vele verenigingen •even b.v. „bal na" om de kaartverkoop op peil te hou- Ttaanen, andere houden een tombola om de magere recette ,ertJe,an te vullen. van<j. 1 OORZAAK van deze malaise? De meeste toneel- vasst(J amateurs zien als de grote boosdoener de tiran 995. felevisiedie met zijn „theater-thuis-terreur" de mensen pïaafyond aan avond in hun comfortabele fauteuils gekluis- 360. \rd houdt. En daar komen dan nog eens de te hoge hu~ arten te dure boekjes, de te dure dit en te hoge dat bij. 5167cJaar als de televisie inderdaad de hoofdoorzaak is van -.ifc afnemende belangstelling, is het amateurtoneel dan $9endjk zeker nu we er een tweede net en de REM akkuji)' hebben niet tot uitsterven gedoemd? art, i 5167C vim MR. P. CLEVERINGA, jeöndelijk voorzitter van de 532$ÏATU, waarbij negentig pro- ™|"||ent van de niet-katholieke to- et^'leelverenigingen is aangeslo pen, erkent dat het niet zo goed 7- jaat met het vaderlandse ama- ps),eurtoneel. Desondanks ziet hij unajle toekomst niet al te somber eg. n, al maakt hij wel een voor- stor^houd. „Amateurtoneel is een rt^tjntzettend leuke vorm van jts^rijetijdsbesteding, iets heel ^t^ijzonders. Het zal ook wel ilijven bestaan, maar dan toch buvfc elk geval in een andere ie tform." Hij meent, dat de to- tin)Relamateurs de al jaren heer- nds!f>nc*e malaise eerder aan zich- len-:elf dan aan de televisie moe- ïchiren wijten. Hij zegt ook waar om: ,,Nog steeds wordt ama teurtoneel een beetje teveel >b'roor de lol gedaan!" Hy noemt de Nederlandse Ama- gekieur Toneel Unie een „service-cen- rlsirale" met twee belangrijke taken: 'epertoire-verbetering en scho- ^•jjingswerk. Aan het scholings- -! bjferk, door de acteur Arend toraauer jaren geleden geintro- 30luceerd en sedertdien uitgebouwd, '®vepeemt echter slechts een beperkt r Aantal amateurtoneelspelers deel. aaiMr. Cleveringa: „Velen zeggen: ik 2idoe het voor m'n plezier, waarom eou ik me druk maken". Met na- s 'jlruk: „En dat is een absoluut on- bu|uist standpunt. Wie een liefheb- allbery heeft, moet er zich ook hele- 'rainaal op toe leggen". 32- AL EERDER Al eerder heeft mr. Cleve- f ringa de staf gebroken over f de gebreken van het heden- f ondaagse amateurtoneel. Op 30 f mei van dit jaar hield hy in f 19 Vlissingen voor de algemene raad van de NATU een rede, f waaruit wy de volgende kri- tische opmerkingen citeren, f De kwaliteit gaat in ons J werk boven de kwanti- j text. Terioijl duizenden mu- f ziekliefhebbers jaren- f lang vele uren aan oe- f er.» lening besteden om tot f a'? een zo goed mogelijk f resultaat te komen, is f het blijkbaar voor vele 4 toneelamateurs iets f heel vanzelfsprekends f dat zij daartoe zonder f enige oefening in staat f zijn. Merkwaardig, als 4 men bedenkt dat zij v sn nog moeilijker in- -J strument bespelen, na- ij J melijk dat van hun ei- n gen lichaam en creati- 4 .1 viteit. 4 a viteit. De sfeer van zelfge- a nJ voegzaamheid en zucht a 'tj naar eigen glorie zijn a h,j) nog kenmerken van het a »ij) amateurtoneel. Nog te vaak gaan de 4 f voorstellingen mank 4 4 aan de gebruikelijke 4 dilettantische kwalen, 4 f 4 zoals te laat beginnen, 4 i 4 te lange pauzes, onvol- 4 b 4 doende tekstkennis, een 4 moordend traag tempo4 4 en beperkt het geheet 4 y 4 zich tot een weergave 4 i i van de tekst, ontbreekt 4 4 de ware beleving 4 i Nog teveel ontbreekt de i J ware liefde voor het to- J i neel, overweegt de lief- J J de voor het eigen ik.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1964 | | pagina 7