REGERINGSSTATISTIEKEN INDRUKWEKKENDER DAN DE ALLEDAAGSE FEITEN ZOEKLICHT RUIMTEVAART LONEN EN PRIJZEN IN ROEMENIE Zaterdag 31 oktober 1964 Pagina 1 „Polygrafisch Kombinaat" staat, is een tentoonstelling ingericht over de vooruitgang van de nationale economie tussen 1944 en 1964. In de open lucht staan glimmend op gepoetste sportvliegtuigen en een locomotief met een rij wagons (men twRfelt er al niet meer aan dat er een speciale ploeg oppoet- sers is, zoals men overal in de stad de in het wit gestoken vrouwen ziet die het straatvuil opvegen). In het hoofdgebouw van de „Ex- pozitia", een ronde glazen koepel, staat de beneden-verdieping vol met motoren, machines en werk tuigen .Op de gaanderijen loopt men langs feilloos geselecteerde en uitgestalde hoeveelheden land- bouwprodukten, kruidenierswaren en nationale wynen. Het drukst is het op de bovenste omloop, waar men zich staat te verdringen voor de afdeling met radio's en (een paar) televisietoestellen, die zich juist in een nauwe passage bevindt en vanaf het wandelpad niet op valt (prijs van een televisietoe stel: 8000 lei, en volgens door de regering gepubliceerde gegevens waren er in 1963 245.000 tv-abon- Op de (coöperatieve) markt in Boekarest zitten de ver kopers aan identieke witte uit stallingstafels (met blauwe randen). Rode pepers en aubergines zijn er in grote hoe veelheden te vinden. De tentoonstellingsruimte sche mert van de statistieken (gelief koosd vergelij kings jaar: (1938). Niets wordt over het hoofd gezien. Het aantal in 1963 opgeleide kap pers (ook zij zijn gecollectiviseerd) blijkt 82,8 proeent hoger te liggen dan in 1959, radio- en televisiere parateurs hebben zich in die tijd bijna verviervoudigd (overigens zijn op de radio niet meer dan een paar bijzonder spraakzame stations te beluisteren). Bij het verlaten van de „Expo- zitia" kan men zich maar één vrouw herinneren die een fototoe stel bij zich droeg. Het wordt een detail dat tot een eerst conclusie dwingt: in het nationale bestek heeft men de persoonlijke behoef ten van de consument opgeofferd aan de ontwikkeling van het land. Ontwikkeling? ÏEEST U ook zo graag de _i berichten over ruimtevaart? 'k Vind het altijd een verade ming tussen de koppen op de voorpagina van de krant er één aan te treffen, die op ruimte vaart betrekking heeft. Niet, dat de spanningen in de wereld hierin ook niet een rol spelen: de rivaliteit tussen het oostelijke en westelijke blok is ook hier een machtige dry fveer, die de ene prestatie door een nog gro tere van de andere partij doet opvolgen. Maar er is toch ook gezonde wedijver. Zouden al deze ondernemingen wel ge schieden indien deze prikkel niet bestond? Paulus spreekt over het leven als over een wedren, waarin ieder graag de prijs wil behalen. Welke prijs? Paulus zegt: het Koninkrijk Gods. De ruimtevaarder zegt: het ver overen van de ruimte. WOORD VAN BEZINNING kunnen scheiden van God? Moest ook daaróm Jezus Chris tus niet heengaan, opdat God zelf door de Heilige Geest in ons zou kunnen komen wonen? En is dus Jezus Christus eigen lijk niet de eerste ruimtevaarder geweest, die de ruimte eens en voor altijd overwonnen heeft? Sedert Hem kunnen hoogte noch diepte ons meer scheiden van de liefde Gods, die is in Christus Jezus, onze Heer, zegt Paulus. Maar welke zin heeft ruimte vaart dan nog? En waarom gaat er van ons allen dan nog zo'n Liggen er tussen deze beide doelstellingen ook contacten, pa rallellen? Zo op het eerste ge zicht zal men misschien zeggen: alleen maar tegenstellingen. Was het niet de eerste Russische ruimtevaarder Gagarin, die zei, dat hij in de ruimte niets van God bespeurd had? Blijkbaar was bij hem toch nog een rest kindergeloof blijven zitten, waarin God ergens boven de wolken moet tronen. Daarmefe kan hij nu definitief afrekenen. Maar heeft hij hierdoor niet juist een stukje bijgeloof opge ruimd en als zodanig zichzelf en het Russische volk met hem een stapje dichter bij de waarheid van het Koninkrijk Gods ge bracht, waarvan Jezus zegt: het Koninkrijk Gods is temidden van U lieden? Want is het niet een illusie, dat ruimte ons zou bekoring van uit van vrijheid, onbeperkte macht en mogelijk heden? Verwachten wij die werkelijk op de maan of op Mars te vinden? Of zijn dit meer de objecten waarop wij onze ver wachtingen en verlangens pro jecteren? Een tijd terug las ik een boek je van C. S. Lewis „Ver van de zwijgende planeet", een science fiction. Ik geloof, dat in deze verbeelding over ruimtevaart iets van Jezus Christus ruimtevaart doorklinkt. De intrige is in 't kort als volgt: Een geleerde is in zijn vakantie op een voetreis ergens op aarde. Bewogen tot medelijden en drang tot waar heid bevrijdt hij een arme dwaas uit de klauwen van een paar gewetenloze ruimtevaarders, die de dwaas willen meenemen op hun vlucht als een offer voor de de planeet ingewijd en begroet als de eerste aardebewoner met stem. Terwille van hem moch ten ook de beide andere ruim tevaarders met hem naar de aarde terugkeren, om van hun bevindingen te vertellen en de communicatie in interplanetair verband te leggen. Deze verbeelding van Lewis, waarin via ruimtevaart commu nicatie tot stand gebracht wordt, moet iets groter zijn dan een werkelijkheid, die Is en bèzig is zich te manifesteren nu in deze tijd. Schrijvers als Lewis zijn stemmen van hun tijd. M. J. W. Wagenvoorde, Ned. herv. predikant; voorganger Vrijz. Her vormden Leiden-Oegst- geest. Alexandru Sobaroe, directeur van de afdeling handel van het staats- planning-comité, een intelligente man van ruim veertig jaar die iets wegheeft van een Franse zaken man, ontvangt my in een strakke kamer een van honderden in een blokkedoos-gebouw. Een jonge, zenuwachtige tolk vertaalt uit het Roemeens in het Engels en strui kelt in vrijwel elke zin over woor den die in een soort science-fiction idioom thuis lijken te horen. Hij heeft het over „synthesis direc tions", „the historical process of cooperation", „collectivised pro jects". Het zijn termen die passen bij het kolossale gebouw ze heb ben het onpersoonlijke van een ontzaglijk bureaucratisch apparaat dat ontredderd is wanneer een van de ambtelijke raderen vier, in plaats van vijf, doorslagen maakt voor een bestelling van een gros punaises. Het staatsplanning-comité heeft ongeveer duizend employés in dienst en is een orgaan van de Roemeense raad van ministers. Onderverdeeld in afdelingen die zich bezig houden met elke tak van de nationale economie, wordt door het comité het produktie-doel wilden op de planeet, die zij van plan zijn te „koloniseren". De één hoopt er goud te vin den, de ander kennis en beiden macht. De geleerde wordt door hen in plaats van de dwaas meegenomen.Heel reëel en aan nemelijk wetenschappelijk wordt de reis beschreven. Ook de be schrijving van de planeet is, on danks de meer van aardse vor men afwijkende stinctuur, alles zins aanvaardbaar, ja zelfs lo gisch. De drieërlei soort wezens, die deze planeet bewonen, blijken allesbehalve „wilden" te zijn, maar ingewijden in een hogere vorm van samenleven, zowel onderling als interplanetair. De aarde was tot dusver de enige nog onontwaakte zwijgende pla neet, die nog niet in de „zang der sferen" meezong. De ge leerde, die als offer meegenomen was, werd door de bewoners van voor elke branche vastgesteld. Di recteur Sobaroe legt uit dat dit ge beurt in overleg met individuele fabrieken, coöperatieve boerderijen en lokale comités. Er komen, in feite, zoveel instanties aan te pas, dat men de indruk krygt dat uit eindelijk niemand een beslissing neemt en ik elk geval nooit de volle verantwoordelijkheid voor een besluit op zich zou durven nemen. Wanneer ik hem vraag naar het meest problematische aspect van de Roemeense economie, antwoordt Sobaroe, niet zonder aarzeling: „De landbouw". Een verklaring wordt onmiddellijk gegeven. „De oogsten zijn immers niet altijd te voorspellen". Na verder aandrin gen zegt hij dat de landbouwpro- duktie niet aan de verwachtinen heeft beantwoord en in de afge lopen vier jaren; in volume drie procent toenam (de Roemeense in dustrie groeide daarentegen met vijftien procent, terwijl het zes jarenplan het doel op dertien pro cent had gesteld). Voorzichtig Hoe werkt nu een coöperatieve boerderij? Directeur Sobaroe, die elke vraag met een soort college beantwoordt (het is de regerings stijl die men bij alle officiële in stanties zal aantreffen), vertelt dat de eerste coöperatie in 1949 ge vormd werd, de laatste in 1962-'63. Hij noemt het „het historische pro ces van de coöperatisering", en als ik hem vraag of het een vrijwillig proces was, wijst hij op de veertien grond in coöperaties onder te jaar die ervoor nodig was om alle brengen als bewijs dat men voor zichtig te werk is gegaan. Hij mijdt het woord vrijwillig. De boeren die het land van een coöperatie ljewerken, worden niet gesalarieerd (zy die op zogenaamde staats-boerderijen werken, wel), maar worden betaald in landbouw- produkten. Om aan wat geld te komen, wordt het hen toegestaan daarvan wat op de markt te ver kopen, terwijl zij ook een aandeel krijgen van de opbrengst van pro- duktenverkoop aan de staat. De staat probeert van haar kant de coöperatie te contracteren voor een gegarandeerde hoeveelheid. Directeur Sobaroe formuleert het omzichtig: „De staat stimuleert de produktie door hogere prijzen te bieden voor hen die een contract aangaan en door vergemakkelijke kredietverlening." En zij die het risico niet willen lopen by een produktie-tekort uit eigen voorraden te moeten putten om het aan te vullen? „Die profi teren niet van de hogere prijzen en van de kredieten", zegt Sobaroe. Driekwart van het interview praat de directeur van het staats planning-comité echter over de ontwikkeling van de Roemeense in dustrie. „Roemenië wil niet achter blijven by de rest van de wereld", zegt hR. „WR willen de beste ma chines en de nieuwste produktie- methodes. Wij zyn niet onbuig zaam, wij zijn gezworen vijanden van het conservatisme". In het gesprek laat Sobaroe één vraag onbeantwoord: werken de boeren die grond afstonden, nu in dezelfde coöperatie die hun land opslokte? De vraag voegt zich by het beeld van de oude vrachtwa gens, volgestouwd met mannen en vrouwen, die men zoveel langs de wegen in het land ziet. Arbeit macht frei? EEN IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIillllllllllllllllil OP DE BOEKENMARKT Nathalie Sarraure. „Tro- pismen". (Vertaling) De Bezige BR. Amsterdam. Nathalie Sarraute behoort even als Michel Butor, Alain Robbe- Grillet Samuel Becket en nog en kele andere minder bekende Fran se auteurs tot de groep van de „Nouveau Roman". Dit ls merk waardig, omdat Nathalie Sarraute geboren is in 1902 en omdat dit „Tropismen", haar eerste publika- tie, verschenen is in 1939. Elf jaar dus voor het optreden van de groep, dat in het begin van de ja ren vijftig gesitueerd, wordt. ZR is Russische van geboorte en daarom waarschynlyk wil men bepaalde kanten van haar werk met Gogol vergelijken; iets dat mR persoon - lRk niet juist lijkt. Gezien die da tum van haar eerste werk, waar aan zij reeds in 1932 begonnen was, valt er niet aan te twRfelen of deze schrijfster heeft het recht op een plaats alleen. ZR geeft toch reeds in dat eerste werk blRk van een zeer bRzondere originaliteit wat betreft de prozaconceptie. ZR verschilt bovendien niet alleen van haar tRdgenoten zoals Faulkner, Sartre of Camus, maar ook van de groep, waartoe zR op het ogen blik gerekend wordt. Wat het on derscheid met deze laatste betreft, haar werk is echter, natuurlRker en daarom dieper treffend dan dat van Butor b.v. ZR is dan ook een voorgangster. Wanneer men zich afvraagt wat Nathalie Sarraute wil, dan is dat in de eerste plaats afstand nemen van de psychologische analyse. Ik zeg expres niet afstand doen, want ook haar doel is mensen te schep pen uit een diepte, zoals dat van iedere moderne romancier. ZR gaat echter uit van een nog veel vluch tiger en nog veel evasiever gebied dan de psychologische schrR- vers doen. Het is niet mRn gewoonte om flapteksten te citeren, maar aan gezien de flaptekst van deze ver taling gevormd wordt door een stuk uit het voorwoord van de es saybundel van deze schrRfster, met name „l'Ere du Soupcon" van 1956, meen ik niet beter te kunnen doen dan haar eigen woorden aan te ha len: ZR zegt het volgende: „De teksten (van Tropismen. C.E.) wa ren spontane impressies van zeer levendige indrukken en de vorm ervan was even spontaan en na tuur IR k als de impressies waaruit ze voortkwamen. Al schrRvende heb ik gemekrt, dat die impressies werden opgewekt door zekere roer selen, zekere innerlRke bewegin gen, waarop mRn aandacht sinds lange tRd, in feite sinds mRn kin- dertRd, gefixeerd was. Het zRn de ondefinieerbare roerselen, die zeer snel verglRden naar de uiterste grenzen van ons bewustzRn; ze staan aan de oorsprong van onze gebaren, onze woorden, van gevoe lens, die wR tot uitdrukking bren gen, die wR menen te ondergaan en die gedefinieerd kunnen wor den. Het schijnt mR toe, en nu nog huldig ik die opvatting, dat zR de geheime bron vormen van ons bestaan. Aangezien geen woorden zelfs niet de woorden van de innerlRke monoloog die roer selen tot uitdrukking kunnen bren gen, omdat ze zich met een uiter ste snelheid ontwikkelen en weer verdwynen, zonder dat wR ons er een helder begrip van kunnen vor men, terwRl ze vaak intense, maar korte sensaties in ons opwekken, konden ze slechts op de lezer over gedragen worden door middel van equivalente beelden, die hem ana loge sensaties doen ondergaan. Ook moesten die roerselen ontbonden worden en zich in het bewustzRn van de lezer laten ontwikkelen op de wRze van de vertraagde film. Op die manier komen de ware dra ma's aan het licht, die zich ver schuilen achter de meest banale gesprekken, achter de meest alle daagse gebaren". Tot zover de schrRfster zelf over datgene, dat zR wil bereiken. MR nu bepalend tot de korte im pressies waaruit de bundel „Tro pismen" bestaat, moet ik zeggen dat de resultaten, die zR op deze wRze bereikt, verbRsterend zRn. Met haar speuren naar die bRna onmerkbare bewegingen en ver schuivingen weet zR menselRke wezens te creëren, die in hun ano- miniteit verder dan de aandui ding „hR" of „zR" gaat zR niet in dit boek op een intens doordrin gende manier tegenwoordig zRn. Het zRn geen personages, nog geen personages, het zRn wezens, die verborgen zitten in en onder de in dividualiteit en die ons allen ge meenzaam zRn. En uit deze noti ties van uiterst vluchtige momen ten stRgt het drama van de men selRke conditie met onbegrRpelijke heftigheid op. Er is geen intrige en nauwelRks handeling in b.v. een schets als nr. 27. Een echtpaar gaat op een feestdag in het bos buiten de stad zitten. ZR hebben hun eni ge kind meegenomen. Eén bladzR- de. Maar hier zitten alle tiendui- zende doffe mensen met hun dof fe kind, om van te rillen zo dui- delRk. Het is stellig waar dat Na thalie Sarraute medewerking vergt van haar lezer. MoeilRk maakt zR het hem echter niet en wanneer hR die medewerking geven wil, zal hy zeggen: „Ik heb die wezens wel eens eerder gezien of althans vermoed. Maar zo nog nooit". En daar gaat het tenslotte om. CLARA EGGINK Met mRn vrouw en een kat. Zes lei per maand huur. Dat is niet veel, maar de rest Weer het vage handgebaar. ZRn houding is die van een in het nauwgedrevene. Wanneer anderen zich aan een aangrenzend tafeltje zetten, gaat zRn gesprekstoon over in gefluister. Tenslote neemt men afscheid, maar hR loopt mee naar buiten, pratend. Aan deze ontmoeting denkt men, rondlopend in Boekarest, op zoek naar maatstaven om een levens standaard te beoordelen. Men denkt aan de vrouwen op blote voeten langs de wegen, aan vrou wen die met hun handen grote keien op een vrachtwagen laden (en straks er weer af), aan weg- arbeiders die met planken het zo juist gelegde plaveisel effenen en het wegdek teren met een grote kwast aan een stok. Waaraan moet men de waarge nomen feiten afmeten? Aan sta tistische gegevens van voor de oor log? Moet men ze vergelRken met wat het Westen, profiterend van de Marshall-hulp, sinds de oorlog bereikte? Aan wat Roemenië sinds het begin van de Comecon, het equivalent voor de „satellietlanden" van de Euromarkt, presteerde? Expositie VlakbR de Plata Scinteii, waar een meer dan levensgroot beeld van Lenin voor de pompeuze gebouwen van het (overigens onrendabele) Het stadsbeeld van Boeka rest wordt gekaraktiseerd door grote boulevards (zoals de op de foto afgebeelde belangrijke Boulevard Magheru), ruime pleinen en weinig verkeer. II BOEKAREST Een vluch tige blik op de plattegrond van de Roemeense hoofdstad levert meer dan tien brede boule vards op en een even groot aantal pleinen, elk ruim ge noeg om plaats te bieden aan een sportstadion van forse af metingen. Alleen op en om Boulevard Magheru heeft de automobilist rekening te hou den met mee en tegenliggers. Op de pleinen staan agenten, nietig als mieren in een zand bak, een verkeer te regelen dat er bijna niet is. Geen wonder: in het cen- trumloze Boekarest (1.200.000 inwoners) zijn naar officieuze schatting niet meer dan 5000 auto's in particulier bezit. Een Fiat 500 kost er 34.000 lei zeventien maanden salaris voor een Roemeen in een van de hoogste inkomsten-categorieën. Wat zRn de andere cyfers? Vol gens een welingelichte bron ver dient een minister 3000 lei, een ge schoolde arbeider 1200, een onge schoolde 800. In de loop van het gesprek komt nog een curieus feit aan de orde: ook priesters van de Grieks-Orthodoxe Kerk worden door de staat gesalarieerd (1200 lei). By alle salarissen wordt een belasting berekend van ruim 20 procent voor sociale voorzieningen en medische verzorging. Een (staats) winkel binnenlopend noteert men de volgende prRzen: een kilogram suiker 9 lei, een pakje Lucky Strike 18 lei, een ny- Ion nachthemd 110 lei, een halve kilogram geblikte doperwten 3 lei, een kilogram Emmenthaler kaas 28 lei, potje jam 13 lei, een paar t nylon kousen 33 lei, een vleesmo- t len 45 tot 70 lei. Stekels Op het eerste gezicht IR kt de verhouding tussen inkomen en prijzen proportioneel. Maar men heeft andere ervaringen, die als stekels de herinnering activeren. Men denkt aan de avond in een vaal café in Fagaras, waar een oude Duitssprekende Roemeen on gevraagd aan het houten ta feltje komt zitten. ZRn monoloog is niet te stuiten, terwRl zRn knoestige handen onrustig over het tafelblad schuiven. HR is gepen sioneerd, vertelt hR, 440 lei per maand. AltRd koopman geweest totdat er de klad in kwam. De klad? HR maakt het vage gebaar dat men heeft leren associëren met meningen die niet met die van de regering stroken. HR zet zRn alpinopet af en haalt een glimmend-leren porte monnee uit zRn zak. Met bevende vingers neemt hR er een gouden ring uit. Hoeveel zou die in Duits land opbrengen? Echt goud, ver zekert hR, een familiestuk. Men blijft het antwoord schuldig. Het maakt weinig uit: zijn monoloog gonst, half binnensmonds, door. Een broche komt uit de porte- onnee. HR is van plan de siera den in Duitsland te verkopen. Dan komt er een luchtpostbrief uit Hei delberg uit zRn binnenzak. HR laat het afzendersadres zien. „Dat is mRn moeder", verduide lijkte hR, „die is weer teruggegaan naar Duitsland. Ik ben hier ge boren en woon met mRn vrouw in kleine kamer met een keuken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1964 | | pagina 7