!f LEIDSCH DAGBLAD DINSDAG 20 OKTOBER 1964 Dagelijks vervolgverhaal HET LEVEN KLAAS VAN DER GEEST weerde hij, zou hij haar, zo oud is ld! was, nog heel wat kunnen leen. Terwijl hij dat zei bleef h« gewoon de mensen aan te kijken, als hij hun iets vroeg of iets zei. Iedereen had dat trouwens lang vol gehouden, De meesten sloegen al Heel gauw de ogen neer of wendden hun blik af. En de anderen hadden in de grote ogen van haar zagen. et weest over de kleur van haar ogen. een katje. De Oele Ie hij jaren geleden had Ier op him ogen h wat dacht je nu te t Hoe is het of ze ^ïem^dat'moest vertelleri JJÜ haar b^ diernaam noemde. steld om nog te geloven In be- En zijn blik werd hard, mee- loos. Zijn stem was ook hard dellijk kon Zijn 'toen hü ZCLiesje dit „O ja?" vroeg hU i Hij kon het niet laten te zeggen: wafJgoe?8zV^MdkomenMZ? kon hTveSlraen!WDitVrwegndeWhij er „Geen dokter-tje meer, hè!" DINSDAG Hogewoerd 175Dlenstvergaderlng van Jehovah'a getuigen. 7.25 uur njn. Lakenhal: K. en O.-cursus moderne beeldhouwkunst. 8 uur n.m. Ons Centrum (Hooigracht 84): Alg. Qrunnegerlaand" sSriSM «asi'i x %sss*m0- trSSS^Tï^SS 66'M VH- Bi ver- teS^m VS=tol>BV8n^nmChrto' 34-81. Dongadil kwam strijdlustig naast Panda staan. ..Die domme reus was brutaal tegen u," zei hij, op de rechter ijzend. .Zal ik hem een wets fuppen?" ..Nee. niet doen", antwoordde Panda haastig. „Rustig nou. Je „Stilte!" bulderde de rechter. Hij wendde zich fronsend tot Dongadil en vervolgde: „Wie ben jij. brutale dreumes?" „Antwoord de rechter. Dongadilfluisterde Panda. „Dat dat moet!" Het ventje haalde de schouders op. „Goed dan", zei hij. „als u het zo wii En. zich tot de rechter wendend, ant ,JJc ben Dongadil." „Een Dongadil?" herhaalde de magistraat. „Nooit van ge hoord. Hoe heet je?" „Dongadil natuurlijk", antwoordde het ventje. „Alle Donga- dils, die uit Dongadil komen, heten Dongadil!" De rechter haalde een paar maal diep adem. Luister eens. vriendje", zei hij met gedwongen kalmte. „Als jij je niet weet te gedragen, ga je de cel in. En nu hoe oud ben je?" De wonderlijke avonturen van BRAMMETJE FOK 42. Eerst bij het krieken van de dag merkten Brammetje Fok en zijn metgezellen, dat zij door het kaperschip van IJzeren Hen- drik werden achtervolgd. „Voorrrvuit varrren!" riep Tutu opgewondenmaar het goed schip Kokanje kon tegen de snelheid van het grote kaperschip niet op. „Boem daar dreunde het kanon van het schip met de zwarte vlag en het water spatte op de boeg van de Kokanje. „We moeten stoppen", zei scheeps kat Karo. „En de juwelen van Opar ter Brammetje Fok. Scherp stuurde hij zijn i gesloten", stamelde Karo. Hij leek gelijk te krijgen, maar %Bn-o7 T.T."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1964 | | pagina 15