AFSCHEID VAN VROEGE!
Humbert de Superville: Haags
graficus in Rome herontdekt
EEN EIGENAARDIG MENS S
Veel van zijn iverk
komt uit Leiden
INDONESIË VAN DICHTBIJ (V en slot)
Zaterdag 17 oktober 1964
Pagina 2
(Van onze correspondent te Rome)
VOOR de meeste Nederlanders bestaat de vaderlandse schil
derschool alleen in „De gouden eeuw".
Rembrandt, Frans Hals, Vermeer, Pieter de Hoogh, Ruysdaal,
Hobbema en nog enkele andere grote namen. De fijnproevers
gaan zo ver, dat zij daar ook Cornelis Troost bijvoegen, maar dan
als „een nakomertje".
En dan maar wachten tot „De Haagse School" komt, of mis
schien zelfs tot men aan Van Gogh toe is. Alsof in de bijna twee
eeuwen, die daar tussen lagen, Nederland geen enkele schilder
van betekenis zou hebben voortgebracht!
Caspar van Wittel
en Antonie Pitloo
Wie kent de naam van Gas
par van Wittel? En toch, onder de
naam „Gaspare degli occhiali" of
Gaspare van Vitelli is hü de man
geweest, die met zijn uitbeelding
van Romeinse en ook Venetiaanse
monumenten de wereldberoemde
Canaletto (Antonio Canal) moge
lijk maakte en ook diens neef Ber
nardo Bellotto, eveneens Canaletto
genaamd, die steden als Dresden,
Warschau, Wenen, Sint Petersburg
in hun 18de-eeuwse gedaante voor
ons heeft vastgelegd.
Van. Wittel is één der heel gro
ten in onze Nederlandse schilder
kunst, maar hij werkte in
Italië en niet in Nederland. Een
eeuw later vinden wij Antonie Pit
loo door Koning Lodewijk Napoleon
die een Nederlandse „Prix de Ro-,
me" instelde, naar Rome uitgezon
den en zich later in Napels vestig
de.
In Nederland heeft vrijwel nie
mand ooit die naam gehoord en
toch is Pitloo het hoofd geworden
van een uiterst vermaarde school,
de „school van Posilippo" verreweg
de belangrijkste schildersschool, die
Napels ooit gehad heeft: Pitloo en
zijn navolgers, onder wie beroemd
heden als Giacinto Gigante, Mo-
relli en Palizzi waren in de 19de
eeuw landschapsschilders van grote
faam en in Napels is de naam Pit
loo nog altijd zeer gevierd.
Monografie van
C. M. de Haas
Nu komt vrij plotseling een an
dere kunstenaar van betekenis naar
voren, wiens wieg in Nederland
stond en die in Italië zijn belang
rijkste werk heeft gemaakt. Zeker:
er ls in 1941 aan de grafische kun
stenaar David Pierre Humbert de
Superville een monografie gewijd
door C. M. de Haas, een boekje dat
in Leiden is verschenen. Maar het
werk van een kunstenaar moet
men zien, om zijn betekenis te be
grijpen. Het is thans te zien in
het Prentenkabinet van de Uffizie
in Florence, dat niet één tekening
van Humbert de Superville bezit.
Alles wat er tentoongesteld is komt
of uit Venetië, het meeste, of uit
Leiden. Maar de keuze van Floren
ce is om een andere reden volop
verklaarbaar.
Humbert de Superville, op 18
augustus 1770 in Den Haag gebo
ren, was een wonderkind. Elf jaren
oud was hij al lid van het Güde
der schilders in zijn geboortestad
en in 1788 wint hij de gouden me
daille van dat gilde.
Onmiddellijk daarop vertrekt hij
naar Rome. Eigenlijk was dat een
vreemde keuze, want De Superville
was een vurig aanhanger van de
Franse revolutie en waarschijnlijk
was er in West-Europa geen meer
conservatieve stad tevinden dan
juist Rome.
Hij vindt er een vriend in Hen
drik Voogd, een verdienstelijk
landschapschilder, die zijn gehele
leven in Rome gebleven is. Maar
hij heeft ook veel vrienden in de
Franse Academie, van wie de
toenmalige directeur Menageot,
een braaf royalist, in een brief van
25 augustus 1790 zegt, dat er onder
de leerlingen heel wat on voorzie h-
tigen zjjn „om geen sterker woord
te gebruiken", die geen maat we
ten te houden in hun gesprekken
en optreden, de geest van vrijheid
en gelijkheid voorstaan en daar
mee heel wat verdriet bezorgen aan
verstandige en rustige lieden. Het
waren juist die „onvoorzichtigen"
waartoe De Superville zich aange
trokken voelde. Enkele maanden
nadat Lodewijk XIV was afgezet,
kreeg de „Academie" te Rome een
nieuwe directeur, Hugo de Bassville
Op 1 jan. 1793 wordt de buste
van Lodewijk de XIV, die de grote
aula sierde, vervangen door een
buste van „Brutus de tyrannendo-
der en de „Academie" wordt door
en door republikeins. Maar op 13
januari bestormt het plebs van Ro
me het fraaie gebouw onder de kre
ten: „Leve de paus, leve Maria, de
dood aan de Fransen" en De Bass
ville wordt vermoord.
Alle jonge kunstenaars vluchten
ijlings uit de stad.
Te benauwd
Ook onze Ha
genaar vindt het in Rome wat al
te benauwd en hjj gaat met een
Jonge Engelsman William Ottley
een reis maken door Umbrië. Die
Ottley, heel wat meer bekend dan
onze landgenoot, is bij hem verge
leken een onbeduidende dilettant.
Ottley was naar Rome gekomen om
studie te maken van Michelangelo
en vooral van diens navolgers, de
manieristen.
Tezamen trekken de jongelui
naar Orvieto, naar Ottley zei, om
er, het werk te bestuderen van Sig-
norelli, wiens fresco's stellig Mi
chelangelo hebben beinvloed.
Maar nu gebeurt er iet.' heel
vreemds. De Superville begint mid
deleeuwse reliëfs en frescoschilde
ringen na te tekenen. En hij gaat
daarmee door, jaren lang, in Um
brië en Toscane. Wij zijn in de
tijd van de neo-klassieken en De
Superville was een groot bewonde
raar van David. Dit verklaart dat
soms zijn „primitieven" de indruk
maken van in het Grieks te zijn
vertaaldmaar met dat al is
hij de eerste geweest, die de
schoonheid aanvoelde van die vroe
ge meesters. Hij kopieerde niet Ra
fael, of Michelangelo, of antiek.
Romeinse sculptuur. Neen, in de
neoklasieke tijd kopieerde hij
Giotto en veel andere „primitie
ven", die toen onder de verzamel
naam „Giotto" vielen en waarvoor
men hoogstens een wat medelij
dend schouderophalen over had.
In de politiek
Een groot deel van zijn schetsen
kwam en bleef in de handen van
Ottley, die in de kunstgeschiedenis
van Seroux d'Agincourt (1828)
wordt genoemd als de man, die
een speciale studie aan die vroege
schilders heeft gewijd. De Super
ville zelf kon niet nalaten zich met
politiek te bemoeien. Hjj speelde
een rol bjj de „Romeinse republiek"
van 1798, maakte fraaie tekenin
gen van de grote feesten der repu
blikeinen, die op het Sint Pieters
plein om de vrijheidsboom dansten,
maar toen de Koning van Napels
in 1799 Rome bezette en het ge
zag van de Paus herstelde, werd
hij gevangen genomen en kwam
in de forten van Civitavecchia te
recht.
wondering voor Giotto, of
daarvoor doorging, zo ver, dat
zijn werk tekende als „Giottl^
(„de kleine Giotto") maar in
oorspronkelijke tekeningen is
een voorloper van bewegingen,
pas tientallen jaren later zoi
doorbreken. In een werk als
„Allegorische figuur" van 1799
wie het niet weet, een schets
Burne-Jones of Aubre Beards!
kunnen vermoeden, dus een
van de „liberty"
HUMBERT DE SUPERVILLE
geschilderd, door Johan Melchior Kemper
Zijn gehele rijke verzameling
tekeningen naar de primitieven
ging verloren. Gelukkig kwamen
die tekeningen in handen van een
Milanese schilder, die ze bij zijn
dood naliet aan het museum van
Venetië, waar ze enkele jaren ge
leden tussen een enorme stapel
anonieme grafische werken wer
den ontdekt door Giovanni Previ-
talL
Dank zij samenwerking van het
Nederlands Historisch Instituut in
Rome, het Kunsthistorische Insti
tuut in Florence, het Museum van
Venetië en het Prentenkabinet in
Leiden, heeft men nu in de Uffizi
deze uiterst belangrijke tentoon
stelling kunnen inrichten. Hum-
bert de Superville blijkt niet alleen
de man te zijn, die het eerst de
betekenis der Italiaanse „primitie
ven" inzag (hij ging in zijn be-
Zijn tijd vooruil
De Superville is daar e
dere werken zjjn tijd ee
vooruit. De pre-Raffaelieten, Goj
en zoals gezegd de Liberty,
het werd alles door deze eigenit
dige graficus reeds aangekondlj
Maar vrijwel alleen in zijn
liaanse jaren. Wanneer hij in
de gevangenis verlaat, met een
schetsboek vol portretten van
medegevangenen en vooral
gliuffi, de Libertijnse ex-mom
uit Dubrovnik, die aan het hot
stond der „Romeinse republic
keert hij terug naar Nederland
wordt daar een „romanticus"
alleen door zijn technische v«
digheid zijn tijdgenoten overin
^Van een speciale
verslaggever)
Als het gaat schemeren in
Djakarta, flitst het neon op het
dak van Hotel Indonesia aan.
Op de bovenste (veertiende)
etage, in de Nirwana Supper
Club, draait de floormanager
de microfoons aan, waardoor
de hele avond lang ruinoerige
Filippino's hun Amerikaanse
songs uitgieten over het kleine
uitgaanswereldje van Djakarta.
Voor een maandsalaris per
avond vinden hier mensen met
een onduidelijke bron van in
komsten het zwoele nachtclub
amusement dat verder in Dja
karta nergens te vinden is.
De playboys, de kleine film
sterretjes, de grote patsers, bui
tenlandse zakenlieden en een
enkele diplomaat hokken samen
in het halve duister om de ta
feltjes met de gekoelde dranken.
Alleen al het zitten op de kleine
stoeltjes kost meer roepia's dan
Twee [oto's van het oude Batavia:
links de hoofdstraat in de benedenstad met het antieke
trammetje en rechts de Chinese buurt.
menige Indonesiër met weken
lang hard werken bij elkaar kan
schrapen.
Beneden op straat, aan de voet
van deze burcht van Westers com
fort, zitten de straatverkopers bij
hun walmende oliepitjes. De saté
verkopers ,de limonade-mannetjes,
de handelaar in sigaretten en de
man met de lotenboekjes zij
lelden hun kalme leven in het licht
en in de schaduw van de monu
mentale nieuwbouw die Djakarta
de eerste merktekens geeft van een
moderne wereldstad. De oudste
straatverkopers spreken nog een
paar woorden Nederlands. In hen
vindt men nog iets terug van het
Batavia van onze voorouders.
Hun „dag meneerrr" brengt de Ne
derlander onvermijdelijk op de
vraag wat er in deze stad en in
dit enorme eilandenrijk is blijven
hangen aan Nederlandse resten.
pathie is de emotionele binding van
een kleine uitstervende groep die
naast het echte eigen vaderland
nog ee nvaag veraf gelegen moe
derland heeft. Over een jaar of
tien, vijftien hoogstens, zal mèt
deze groep ook de binding met Ne
derland verdwenen zijn. Dan zal
de relatie helemaal zijn zoals zij
nu wordt ervaren door het kleine
groepje Nederlandse zakenlieden in
Indonesië dat te maken heeft met
de jonge Indonesische managers,
voor wie Nederlands Oost-Indië
alleen maar schoolboeken-!
Stempel
Band
Want van deze resten zullen we
liet moeten hebben in onze nieuwe
verhouding met Indonesië. Ze kun
nen belemmerend werken, maar ook
bevorderend, al naar gelang van
hun aard. Zullen zij kunnen leiden
tot een speciale verhouding tussen
de beide landen? Er is de laatste
weken heel wat gesproken over het
bestaan van een speciale band tus
sen Nederland en Indonesië. Daar
van is eerlijk gezegd niet zoveel te
ontdekken.
De enige band die
de KLM-vlucht tweemaal per week
naar Amsterdam de navelstreng
met het moederland voor de pa ai-
honderd hard werkende Nederlan
ders die dag in dag uit voortzwoe-
gen terwille van het bedrijf, de
baas en heel indirect van de we
derzijdse betrekkingen tussen beide
landen. Zij zijn de mensen die de
speciale verhouding waar moeten
maken, maar hun ervaringen zijn
tot op heden niet veelbelovend. Het
is moeilijk zaken doen, ondanks alle
mooie woorden.
In schril contrast met hun oor
deel staat de sympathie voor Ne
derland van de regerende Indone
sische bovenlaag. Maar hun sym-
Welk stempel hebben drie eeu
wen Nederlandse aanwezigheid nu
achtergelaten? Het resultaat van
een kort vluchtig onderzoek is niet
indrukwekkend. Er is wat Neder
lands blijven hangen in het Ba
hasa Indonesia. Op elke krante
pagina komt men wel vijftig woor
den tegen die puur Nederlands zijn,
zoals ongkos (voor onkosten-, kans,
pabrik (voor fabriek), staf, veem,
losmen (voor logement), pers, front
bank. De dakpannen om de kam
pong-huisjes zijn puur Nederlands
en de rechtspraak is nog net zo
als in de Nederlandse tijd. In de
boekwinkel vindt men onverwachts
helemaal achterin en onder het stof
een grote Van Dale en een kin
derboekje in het Nederlands (uitge
geven door de Uitgeverij voor lite
ratuur in vreemde talen in Mos
kou). De verkeersborden lijken op
die bi) ons.
Wie een paar dagen in Djakarta
rondhangt (ontbijten in Hotel In
donesia, dineren bij Djawa, vech
ten om een taxi en kijken naar
de geveltjes en ophaalbruggen in
de oude benedenstad, het Batavia
van J. P. Coen) komt onvermij
delijk bij Louis terecht.
Louis Is een enorme Surinamer
die een onduidelijk etablissement
drijft, genaamd Louis Place. Hjj
presenteert zijn bedr'jf als de laat
ste puur Nederlandse Horeca-in
stelling, compleet met biefstuk en
grammofoonplaten met zeemans
drama's in driekwartsmaat. De pla-
tenschat heeft Louis persoon
lijke vriend van Max Woistl
overgehouden uit de anti-N
landse acties, toen bezit
derlandse plaatjes een soort
misdrijf was en velen hun
schijven aan de handige en
verstoorbare Surinamer ter
stelden.
Louis met zijn plaatjes, de
den in de krant, de dakpanne
borden langs de weg dat zij:
zo ongeveer de rudimenten va:
Nederlandse imperialisme,
niet veel groots verricht.
Misverstanden
Zelfs het Nederlands dat uw
nog met de bovenlaag kan spi
blijkt een taal vol misversta
te zijn. Letterlijk verstaat me
kaar zeer goed, maar iets
mige Indonesiërs zo de moni
mige indonesiërs zo de mon
hebben, ontdekt men pas M
mistasten. Men ziet ons, Ned!
ders, als doelbewuste, chau
tische Europeanen in een
verenigd Europa. Men heeft
het minste begrip vooi
ling in de welvaartstaat. Ds
tenlandse politiek van
land in een groot bondgenoot
blijkt een vrijwel onverkoJ
zaak. Over cultuur, democrai
zovele andere zaken waarove
ons rondom de Noordzee druif
ken, kan men slechts met
en stoten praten.
De gemeenschappelijk gesp
taal is eigenlijk een bedriegt
dium. Zij brengt, behalve del
menselijke hartelijkheid, niet
en werkt verwarring in
Eigen weg
Over het jarenlange confM
sen beide landen kan men of
der reserve spreken alles ii
keljjk vergeven en vergeten,
tijdens de conflictperiode W
intens met elkaar bezig. Nui
zie geëindigd Is en, zoals S«
drio zei, de moeilijkheden t
moeder en kind achter de mi
beseft men dat moeder en kis
hun eigen weg opgaan en
slechts kunnen vinden in
meenschappeljjke herinnerini
vroeger. Een beetje weemoed'
zal de sterkste gemeenschap?
band zijn. Over een paar jaf
niemand meer: „dag meneert?