BOOT
~S_CHAIP
mCHJEN
HET LEVEN
J
j .p^heel^andere toon. «J
CERN TIEN JAAR
N.m«s
PANDA EN DE MEESTER-LEERLING
De wonderlijke avonturen van BRAMMETJE FOK
ca^£»] rrffn<,18,ro. si;
;S.;?«zows xrs::
LEIDSCH DAGBLAD DONDERDAG 8 OKTOBER 1964
Dagelijks vervolgverhaal
Oorspronkelijke Nederlandse roman door
KLAAS VAN DER GEEST
fi)
„Hier! Die moet je opbergen of
verbranden, maar niet achter je
laten liggen." Liesje borg ze zelf wel
ergens op. Maar zij had ze dan
nauwkeurig gelezen en dat deed de
directeur niet. Wel begon hij, toen
het een paar maal gebeurd was, zich
af te vragen, waarom zijn vrouw
die oude brieven to voorschijn haalde
en steeds wees las. Er waren er bij
-van mensen, die allang moesten zijn
^overleden en van anderen die waar
schijnlijk al in geen jaren meer aan
de freule dachten. Hij begreep niet
goed, waarom ze er nog belang in
stelde. Hij verdiepte zich er ook niet
in. Als hij ze ergens„soms zelfs op het
tafeltje in de hall, gevonden had en
haar teruggegeven had, vergat hij
ze meteen weer. Tot hij op een
avond bü Gosse Tadema stond, die
op zijn stukje land aan het werk
was. Hij was even bij hem blijven
staan, toen hij toevallig langs kwam.
Hanne, die hem gezieen had, kwam
ook naar buiten. Hoe ze het maakte,
ijvroeg hij. En ze zei:
J „Goed, directeur!" Dat zei ze altijd.
jJHet was haar trouwens wel aan te
fjwen ook. Ze moest bijna veertig zijn,
ïbaar in zijn ogen zag ze er nog
altijd uit als een vrouw van vier of
vijfentwintig. Door haar fiere ver
schijning, haar opgeruimde gezicht,
haar levendige ogen en de gulle lach
plotseling was overieden.^ Dat trof
plan geweest nog verder te gaan,
en als vriend, vond' hij. was hij dat
^rplicht_ Hoewe^als wend^V^.r
Gosse was gestorven, zoals hij ge
leefd had, rustig en zonder enige op
hef. Als de directeur hem een paar
dagen tevoren gevraagd had, hoe
oud hij was, zou hij gezegd hebben:
„Ruim veertig". In werkelijkheid was
hij dat nog niet eens, dus nog be
trekkelijk jong. Nog erg jong, vond
Hanne. Gosse zelf had echter altijd
het gevoel, dat er al een lang leven
achter hem lag. Hij zou de laatste
zijn om te beweren, dat hij daarin
ook maar iets tot stand gebracht
had. Hij had het veeleer langs zich
laten gaan met alle zelfzucht, alle
leed, alle verdriet, dat het meege
bracht had. Maar ook met alles dat
goed was geweest. De directeur had
gelijk. Niemand kon zich zijn vriend
noemen. Toch werd hij algemeen ge
acht en gewaardeerd. Hij had nooit
luid zijn stem verheven tegen het
onrecht maar heette toch een recht
schapen man. Wanneer een van zijn
buren of een pachter, die verderop
woonde, hem nodig had, zou die nooit
tevergeefs 'n beroep op Gosse Tadema
doen; er werd dan ook van hem
gezegd, dat hij altijd klaar stond om
anderen te helpen maar nooit had
hij uit zichzelf zijn hulp aangebo
den. Hij was niet ongevoelig, maar
had ook zelden duidelijk blijk gege
ven van zijn medeleven met ande
ren. Hij was geen man, die rotsvast
geloofde en vertrouwde op de Al
machtige, maar scheen er toch in
nerlijk wel van overtuigd te zijn, dat
Op 29 september 1954, tien jaar
geleden, trad de conventie voor de
oprichting van een Europese Orga
nisatie voor Kernfysisch Onderzoek
1 Werking.
Dit feit zal zaterdag a.s. worden
herdacht. Voor deze herdenking zijn
onder meer uitgenodigd de ministers
van onderwijs, kunsten en weten
schappen van de landen, die bij dit
„Centre Europeen pour la Recherche
Nucleaire" zyn aangesloten.
De voorzitter van Cern, de Neder
landers dr. J. H. Bannier, directeur
van de Nederlandse Organisatie
voor Zuiver-Wetenschappelijk Onder
zoek, zal met de directeur-generaal
professor V. F. Weisskopf die dag de
door Cern uitgenodigde gasten ont
vangen. Daarna worden door twee
leden van het comité voor de we
tenschappelijke leiding dezer orga
nisatie voordrachten gehouden.
ORGELS - PIANO S
ELEKTRONISCHE ORGELS
ïs:»"-
«oK^.'SSffiESStTSSi srel-
2-i81. Panda was nu echt boos op Joris en Dongadil. Hij
keerde hen de rug toe en ging met driftige stappen heen.
„Ik heb er nu genoeg van", dacht hij. „Dat rare gepraat over
„wijze meester" zit me tot hier! Als ze me zo noemen, denk ik
steeds, dat ze me voor de gek houden!"
„Meester!" riep Dongadil hem klagend na. „Waarom bent U
nu opeens boos?"
„Ja waarom?!" viel Joris hem bij met droef geluid.
„O wijze meester, heb meelij met Uw arme, onwetende leerlin-
getjes!"
Panda versnelde zijn pas, want hij voelde zich nogal opgelaten
door dat geroep, midden op straat.
„O o", jammerde Dongadil. „De meester is echt boos! Waarom
dan toch?"
„Meesters zijn vaak onbegrijpelijk" zei Joris. „Maar ditmaal
kan ik zijn gedrag verklaren. Hij heeft dit wel meer. Het komt
plotseling bij hem op: een behoefte aan afzondering. Dan wil hij
niet langer meester zijn, die door domme leerlingen wordt lastig
gevallen. En dan trekt hij zich terug, 0om in eenzaamheid over
diepe dingen des levens na te denken." Kom Dongadil .thans zijn
wij op elkander aangewezen. Twee verlaten leerlingetjes. Laat
ons het verdriet vergeten bij het fuppen van een pits
32. LuisterBram", zei Karo, de scheepskat. „Het is natuur
lijk naar, dat er geen visite voor je komt, maar we gaan je verjaar
dag morgen toch vieren. Als je nu naar dat eiland vaart, zorg ik
dat je morgen een heerlijke verjaardag hebt".
net zo goed aan boord blijven". Maar Karo drong zo
aan, dat Brammetje toegaf en het goede schip Kokanje naar het
onbewoonde eilandje stuurde. Zodra zij aan land waren, zei Karo:
„Karo", zei hij pL htig, „verander in Orak!" En ter je het wist,
stond de dikke bootsman er weer. popelend om aan het werk te
SS: 7 en
.SSSTOiairc