Een mensenleven voor een berg vol goud DJAKARTA: WERELDSTAD IN KINDERSCHOENEN INDONESIË VAN DICHTBIJ (in> Vrijdag 2 oktober 1964 Pagina 2 (Van een medewerker) KORBACH Dit gaat over goud. En over de berg. het dorp en de man. De berg waar veel goud in zit. Het dorp dat naar goud is genoemd en de man die zijn hele leven naar dat goud heeft ge zocht. in die berg en onder dat dorp. Zijn naam: Carl Theodor Rauschenbusch. Hij heeft twee schachten gedolven, tientallen me ters diep. Hij groef kuilen, hakte gangen in hard gesteente en maakte oude galerijen weer vrij, twee kilometer in totaal. En hij heeft goud gevonden, in diezelfde berg. die merkwaardigi Eisenberg wordt genoemd, de ijzeren berg. goud houdende gang, terwijl er nog meer zo zijn. Men heeft het niet gedurfd. Men kan zich ook afvragen, of Rau schenbusch de mensen niet heeft THEODOR RAUSCHENBUSCH Midden in Duitsland ligt hij, ten westen van Kassei, een hoge heu vel met veel bos, een uitkijktoren en een dorpje op de westelijke hel ling, dat Goldhausen heet. Officieel liggen berg en dorp in de Westduit- se deelstaat Hessen, maar de men sen kijken erg zuur als dat woord wordt gesproken. „Wij zijn Waldec- kers", geven ze dan te enknen, „en we horen eigenlijk bij Westfalen". Een doorgrondelijk stukje chauvi nisme. Even ondoorgrondelijk wor den de bewoners als het goud ter sprake komt. Burgemeester Zenke, een boom van een kerel, wil er lie ver helemaal niets van horen. TRAGIEK In deze terughoudendheid, heb ben we later gemerkt, ligt een stuk je van de tragiek, die een zeer be langrijk kenmerk van Rauschen busch leven is geworden. Ondanks de ongeveer acht ton goud in de berg, op grond van zijn onderzoe kingen getaxeerd en officieel be krachtigd, ondanks de waarde er van, ruw geschat 40 miljoen mark (36 miljoen gulden), ondanks het feit dat er vast en zeker veel en veel méér zit, is Rauschenbusch een roepende in de woestijn ge bleven. Zijn hele leven, al zijn werkkracht heeft hij, zoon van een arts, aan het goud opgeofferd, niet bezeten van louter honger naar het edele metaal maar wel van de overtuiging dat er genoeg goud zou zitten. Om het eruit te krijgen, was hij uiteraard aangewezen op de hulp van anderen. Vrijwel zijn hele ver mogen men spreekt van 800.000 mark heeft hij in de berg gesto ken. maar de weinigen die positief reageerden, waren lieden die zo ge makkelijk en ze vlug mogelijk wilden verdienen. Terwijl ieder die maar iets van mijnbouw weet, kan voor rekenen dat veel kapitaal investe ren een eerste vereiste is om mijn bouw op gang te brengen en dat het jaren kan duren alvorens de eerste ton steenkolen naar boven komt. de eerste wagon ijzererts kan worden verzonden, en, zoals hier, de eerste paar grammen goud kunnen worden gesmolten. Veel kapitaal, enkele miljoenen wellicht, maar lang niet die 40 miljoen, die al liggen te wachten in slechts één kunnen overtuigen„Het is bit ter. zegt zijn oudste dochter. „Vader is nu 76. Hij is ziek en kan niet meer in zijn schacht." Zijn schacht: midden in Goldhau sen. op de berg ongeveer in het midden van zijn concessie. 140 vierkante kilometers groot, voor de winning van nuttige ertsen, koper, mangaan ..en goud. BOEIEND Carl Theodor Rauschenbusch vertelt ervan, urenlang, en hij schijnt zijn ziekte te vergeten. Het is ondanks alles een boei end verhaal, een mengeling van spannende goeddelverservaringen van grote teleurstellingen en veel verdriet, van knap wetenschap pelijk speurderswerk en immense voldoening. Maar de desillusie overheerst: „Mijn hele leven", roept hij verbitterd na de eerste kennismaking uit, „heb ik gepro beerd de mensen ervan te over tuigen dat er goud in de Eisen berg zit, voldoende om lonend te worden gewonnen. Alle bewijzen ervan heb ik hier". „Al mijn geld heb ik erin ge stoken. Ik heb goud gevonden, al heb ik er eerst ook aan getwijfeld. Hier zijn de cijfers, daar is het erts. die gangen heb ik opengemaakt. Maar ze wilden of met de eer strij ken (de geleerden), of het zelf doen en mij er buiten laten (de profiteurs) en dat nadat ik al mijn geld eraan heb opgeofferd. Ik ben nü bijna aan het eind van mijn krachten, maar het beetje dat ik nog heb, gebruik ik misschien om al mijn goud uit de Eisenberg te smelten en er een grote munt van te laten slaan met het op schrift: „Tegen domheid vechten goden zelfs vergeefs!" Carl Rauschenbusch heeft ons ai het goud laten zien, dat hij uit de Eisenberg heeft gehaald: stof goud, afgescheiden uit goudhou- dende klei, zo te zien een licht bruin poeder; stukken kiezelkalk mee duidelijk zichtbaar kristallijn goud en ook met doffe plekken ..mosterdgoud", zo genoemd omdat het sprekend op Franse mosterd lijkt. Ook stukken steen, waarbij je op het eerste gezicht niet aan goud zou denken, maar die onder de microscoop letterlijk met het edele metaal geïmpregneerd blij ken te zijn. Goud en nog eens goud uit de berg, die dus beter Goudberg zou kunnen heten en die Rauschenbusch bijna een halve eeuw in de ban heeft gehouden. MYTHE En bij hetgeen Rauschenbusch vertelt, moeten we onwillekeurig denken aan de mythe ra het gul den vlies, van de gouden rams- vacht. In de eerste wereldoorlog vroegen ze hem (Rauschenbusch. toen ertsmljnbezitter in het Sieger - land en een bekwaam deskundige), eens te willen kijken of de Eisen berg koper- en mangaanertsen zou kunnen bevatten. Rauschenbusch ging kijken. Al onderzoekende hoorde hij volksverhalen, die hem aanvankelijk te fantastisch voor kwamen om waar te zijn Over de vondst van een reusach tige klomp goud in de berg en, nog fantastischer, over de weiden, die na de overstroming van een ri viertje als met goud overdekt le ken. „Ik had wel eens iets gele zen over goudwinning in de mid deleeuwen en ik wist ook, dat het water en het rivierzand van de Eder en enkele beekjes goudhou dend waren. Maar al te belangrijk leek het me niet". Rauschenbusch werd toch gefas cineerd door de gedachte aan goudwinning op de Eisenberg. „Eerst", vertelt hfl, „ben ik maar eens rustig gaan verzamelen, alles bijeenbrengen wat in de loop der eeuwen over het goud van de Eisenberg is geschreven". Vijf Jaar lang verzamelde hij. Intussen vond h(J koper en mangaan in de Eisenberg, maar het goud bleef eerst waar het was. In de oude documenten las Rauschenbusch dingen, die hem veel te denken gaven. Daar was bijvoorbeeld een verschil van mening tussen de gra ven van Waldeck en Hessen om het vierde deel van de opbrengst op de goudwinning in de Eisenberg. „Stel", zegt Rauschenbusch, „dat in die tijd slechts een paar kilo per jaar werd gewonnen, dan was dat de moeite van zo'n ruzie niet waard. De opbrengst moet dus toen al aanzienlijk zijn geweest". Heel de Middeleeuwen door wordt gesproken van goudwinning bij het stadje Korbach het is steeds de Eisenberg die wordt ge noemd. AL IN 1250 In 1250 wordt het goudvoorko men al vermeld in een bisschop pelijke mijnbouwkroniek. In 1308 wordt een verordening voor de goudwasserijen op de Eisenberg uitgevaardigd, in 1480 een mijn- bouwverordening voor de goudgra vers. Zo gaat het door. Er zijn veel hiaten, maar het is niet moeilijk de lijn te volgen: we vermelden alleen nog 1499 als een zeer ge denkwaardig jaar, omdat toen een mijnwerker in zijn muts de in het toenmalige kasteel op de top van de Eisenberg residerende jonker van Dorfeld een klomp goud bracht, ongeveer een pond zwaar, waarde 50 goudguldens dat is tegenwoordig (aan goudwaarde) ongeveer 3000 gulden. Die „ouden" wisten het wel! Daarnaast werd het door verwering uit en van de berg gespoelde alluviale goud uit het hellingpuin rivier- en bekzand gewassen. Deze goudwasserijen le verdia eveneens aanzienlijke op brengsten. Na zijn eerste vondst van duide lijk zichtbaar goud in 1923 heeft Rauschenbusch onvermoeid doorgewerkt, verzamelend, metend, gravend en hakkend. Zijn „lieve lingsschacht", waar hij het eerste zichtbare goud vond, stortte in, tien seconden nadat zij was verla ten De kelders onder zijn huis zijn één groot laboratorium. Daar werd het goud van verschil lende lagen geanalyseerd, met ge halten van 30, 150, 350 en zelfs van 925.% gram per 1000 kg ge steente. Daar werd ook het goud gesmolten. Alles werd langs weten schappelijke weg ontsluierd, behal ve één groot geheim: dat van de „moedergang", de eigenlijke grote goudader, die ongetwijfeld door de „ouden" met veel succes is ontgon nen, getuige de munten die er van zijn .geslagen, de ederdukaten van landgraaf PhUips II in 1480. La ter, in de 18de eeuw, werden weer J. zware gouden munten geslagen: Hij wil nog graag die moeder - Rauschenbusch heeft er enkele gang helpen vinden. Hij weet de van. weg ernaar toe. Vandaar dat hij (LEIPSCH DAGBLAD een vinger in de pap wil houden qn niet wil worden afgedankt. En hij hoopt vurig, dat het niet nodig zal zijn die grote gouden munt te slaan Met andere woorden dat alle moeite niet vergeefs zal ziin geweest. Zijn vrouw (81) en dochters hopen het even vurig. WOLKEN Intussen hebben zich donkere wolken boven de Eisenberg samen gepakt. De mijninspectie in Wies- baden heeft de heer Rauschen busch laten weten, dat het de hoogste tijd wordt alle schachten en gangen definitief te dempen of de mijnbouw te hervatten. Men wil huizen bouwen in Goldhausen en de burgemeester is ongeduldig en boos. Ongeduldig, omdat hij die huizen er graag gauw wil zien, en boos op de heer Rauschen busch omdat deze heeft gewaar schuwd tegen mijnschade. Onder een gedeelte van het uitbreidings plan liggen namelijk oude mijn gangen. Deze kunnen instorten en huizen doen verzakken: de gevol gen daarvan wenst de concessiona ris Rauschenbusch uiteraard niet te dragen. En nu kunnen er geen huizen komenMen ziet het, de zaak ligt erg moeilijk. Maar van één ding is Rauschen busch rotsvast overtuigd„Zolang er goud is in die berg, houdt het de mensen bezig. Na mü komen weer anderen, die het proberen". wegen spelen hierbij een rol, ook het defect raken van auto's op de weg. Kwaadsprekers hebben be weerd dat Djakarta rijk is aan auto's uit de dertiger en twintiger jaren. In werkelijkheid is het wa genpark nauwelijks minder mo dern dan dat in vele Europese ste den. Maar de eisen op de slechte wegen buiten de stad zijn veel gro ter en de verzorging Is door gebrek aan voldoende reparatiebedrijven veel slechter. Behalve door de natuurlijke han digheid van de Indonesiër velen zijn geboren monteurs wordt het immense wagenpark aan de gang gehouden door de absurd lage ben zineprijs van vier roepia per liter. De minister die het hart in zijn lijf heeft de benzineprijs te verho gen door een benzinebelasting, kan rekenen op de collectieve haat van honderdduizenden. Misdaad (Van een speciale verslaggever) Nóg een kwart eeuw en de Djarkartanen zijn net zo chau vinistisch als de Amsterdam mers, de Parijzenaars en de Newyorkers. Hun stad, drieën eenhalf miljoen inwoners in 1964 moet een van de indrukwek kendste wereldsteden worden van het zuidelijk halfrond: het zinnebeeld van de revolutie, het uitroepteken van het nieuwe Indonesië. De tekentafels bui gen door van de plannen. Achmed Soekarno, president voor het leven van 103.000.000 Indone siërs, volgt het recept van Napo leon III, honderd jaar geleden keizer der Fransen. Hy zendt zijn plannenmakers en stedebouwers naar alle wereldsteden om ideeën op te doen. Ingenieur Soekarno beoordeelt de plannen zelf. De staf wikt, maar hy beschikt met het rode potlood in de hand. De vader van de revolutie drukt zijn eigen stempel op het symbool van de re volutie. Lever geen kritiek op de beelden, de monumenten, de ge bouwen het Is kritiek op Soe karno zelf. Grote ringwegen omgorden het centrum van de wereldstad in wor ding. Het grote Boeng Kamo sport complex met een voetbalstadion voor 110.000 kijkers is de spor tieve magneet van Zuidoost-Azië. Hotel Indonesia, met zoevende lif ten, veertien etages en eigen zwem bad, dompelt de bezoeker onder ln een Hllton-sfeer met exotische toets. Alle gebouwen op het Merdeka- plein het oude Koningsplein gaan plat om ruimte te maken voor vierdubbele diagonaal wegen die samenkomen bij de grote Vrij heidszuil, dat ln zUn voetstuk het Vrij heidsmuseum van Indonesië zal herbergen. Langs de nieuwe Het Boeng Karno sport stadion is een van de blik vangers van het nieuwe Dja karta. autostrada's bouwen buitenlandse mogendheden hun ambassade-ge bouwen. Op de kruispunten zorgen fonteinen en vijvers voor een eeuwigdurend, altijd wisselend wa terballet. Er is heel wat af te dingen op dit dynamische beeld. Wie voorbij het nieuwe kijkt, herkent de kam pongs van vroeger. Het oude cen trum is nog het oude centrum, de straatverkopers met hun draagba re negotie overheersen nog steeds het straatbeeld links en rechts van de rijweg. De bedja's, broodwin ning van de paria's, zijn er nog steeds zelfs veel meer dan vroe ger. De bussen zijn veel te vol, voor de stations moet men dagenlang bi vakkeren om een treinplaats te krijgen. De startbanen van Kema- joran Airport zijn te kort. Maar de stad ademt een merkwaardige dynamiek. Het verkeer giert over de nieuwe wegen en wringt zich door de oude stad. 's Nachts plent het floodlight op de monumenten, op de propaganda-borden, maar ook op de bouwvakkers, die door zwoegen. Tanige militair De man die dit mierennest ln overgang moet besturen, die uit het oude het nieuwe moet smeden, is dr. Soemamo, arts, generaal, goe ver neur van Djakarta Raja, Een tanige militair die met brede ge baren de licht- en schaduwplekken op de kaart van zijn stad aanwijst, „Alle nieuwe gebouwen hebben we zelf gebouwd. Ze geven onze men sen de zekerheid dat ze het zelf kunnen. Vroeger mochten ze toe kijken. Maar nu maken we een nieuwe stad met kampong". „Waarom begint u niet met woonwijken"? „De woonbehoeften zijn laag. Door de nieuwe grote gebouwen groeit langzamerhand het verlan gen om zelf beter te wonen. Zon der de grote gebouwen als voor beeld zou dat niet gebeuren." De mensen raken trots op hun nieu we stad. Als ik in de kampong kom ik kom er vaak zeggen ze tegen ml): Ik ben nooit in het buitenland geweest, maar als ik deze gebouwen zie weet ik zeker dat het hier beter is En de misdaad in deze wereldstad met groeistuipen? „Valt mee", zegt dr. Soemamo. Veel minder dan bij voorbeeld in Singapore. Toch krijgt iedere nieuweling in Djakarta de raad op zijn hoede te zijn voor zakkenrollers en nooit zijn arm met polshorloge uit een autoportier te laten bengelen. De horlogedie- ven staan klaar met vlugge vin gers en scherpe messen om de hor logebandjes door te snijden. Pro beer geen weerstand te bieden tenzij de politie in de buurt is want hetzelfde mes dringt snel en geruisloos tussen de ribben van de bestolene. De politie treedt overigens snel en hard op tegen dit soort mis daden. De pistolen zitten los in de holsters van de hoofdstedelij ke Hermandad. Djakarta heeft officieel een tekort aan politie, maar het aantal gewapenden in uniform is indrukwekkend. Voor al in de omgeving van de grote winkelstraat Passar Baroe, waar men permanent bevreesd is voor relletjes tegen de welvarende winkeliers. Soms treedt de politie ook wel eens op tegen jeugdige Djakarta- nen die in strijd met de voor schriften zeer korte rokken, lange Beatle-kapsels of torenhoge diba- kapsels dragen. Onlangs namen twee politiedienaren twee al te wuft geklede jongedames onder de sterke arm. Op het bureau bleek een van hen een generaalsdochter te zijn. De deur van het bureau ging direct weer open want zo zlin ze in Djakarta ook wel weer. Ondanks alle kleine misdaad ln de hoofdstad heeft dr. Soemamo wel gelijk. Djakarta kent niet het wrakhout van een moderne wereld stad nog niet. Men is nog steeds gebonden aan het sociale milieu van de vele kampongs in de stad zo lang als het duurt. De laagste sociale groep is die van de bedja- rijders en zelfs zjj hebben een broodwinning. De wereldstad in wording is nog steeds in hoofdzaak een verzameling kleine dorpen. Maar als de industrialisatie zich over dit alles zal uitspreiden en de ontworteling begint, zal generaal Soemarno heel wat meer zorgen krijgen. Elke boulevard heeft zijn achterbuurten, elke wereldstad zijn onderwereld. Wereldstad Djakarta staat nog in de kinderschoenen, de boulevards zijn nog klein maar ze groeien snel. Naast het nieuwe blijft veel van het oude. De draagbare handel is er nog steeds. Verkeer Behalve de bevolkingsboekhou ding dr. Soemamo vecht voor een IBM-computer en voor uit breiding voor zijn deskundige, maar te kleine staf is het ver keer de grootste zorg van Djakar ta's gouverneur. De bedja's, fiets taxi's voortbewogen door één man- nekracht, vindt hy zoals ieder lei dende Indonesiër uit de tyd. Dja karta telt 30.000 officiële bedja's en 40.000 klandestiene. De sane ring kan pas worden aangepakt, als het openbaar vervoer op poten staat. Elke overheidsdienst heeft zyn eigen busdienst. Dr Soemamo voert een langdurig gevecht om al deze eigen busdlenstjes in de open bare stadsdienst te incorporeren. Er zyn te weinig taxi's. De ope- lettes (kleine busjes op het chas sis van een personenauto) voorzien nog steeds in een grote behoefte. Deze merkwaardige voertuigjes rij den een min of meer vaste route en stoppen onderweg op verzoek. Het tekort aan vervoer gaat merkwaardigerwyze gepaard met een overbelasting van het wegen net. Lang voor en na de spitsuren zit het verkeer dikwyis muurvast. Niet alleen de flessehalzen in de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1964 | | pagina 20