VAARWEL„ORANJE!"
ZOEKLICHT
EEN HAND
Einde van passagiersvaart op Amsterdam
Verdiensten komen
uit het grootluik
ZEVEN TROTSE
INDIEVAARDERS
TWEE EEUWEN HUWELIJK
=E
aterdag 5 september 1964
Pagina 1
Dag „Oranje"! In deze sfeer stapten wij hier aan
boord van het vlaggeschip van Amsterdam om het
laatste traject van zijn rond-de-wereld-trip mee te
varen.
Dag „Oranje"! Het werd tevens de laatste etappe
van de laatste reis onder Nederlandse vlag. Dinsdag
voer het schip nog eenmaal het Noordzeekanaal op. De
bemanning monsterde af. De volgende stap was het
wijzigen van de naam Oranje' in ,Angelino Lauro' en
het hijsen van de Italiaanse vlag.
Dag „Oranje"! Nooit was een afscheid van een
schip zo triest als thans. Het was namelijk een drie
dubbel afscheid: de „Oranje" is verkocht aan een Ita
liaanse rederij, de Amsterdamse haven verliest zijn
vlaggeschip en het meest triest er wordt een defi
nitieve streep gezet onder de passagiersvaart op Am
sterdam, die eens zo'n gouden tijd heeft gekend.
De „Oranje", Amsterdams laatste passagiersschipwas in 1939 met 22 mijl per uur het
nelste motorpassagiersschip ter wereld. Het heeft dit record tot op de dag van vandaag we-
1 te behoudenal liep de snelheidsmeter terug tot 21]/2 mijl. Het maakte een heen-en-
ter reis naar Indonesië in 63 dagen tegenover 84 dagen bij andere mailschepen.
Toen Nederland zondagavond rond de tv-toestellen zat ge-
\aard en zich amuseerde met Alles draait om moeder" ver
belden ergens op de Noordzee directieleden van de Maatschap-
Nederland en een aantal van hun relaties zich in de Equator-
op het lounge-dek en hief kapitein W. F. J. Mörzer Bruyns
■t glas op de toekomst van zijn schip, waarop hijzelf geen in-
^Vd meer kan uitoefenen. Een toekomst, die hopelijk voorspoe-
defer zal zijn dan die, waarmee de „Johan van Oldebarnevelt"
rerfe jaar geleden de „Nederland" verliet. Onder de naam La-
nia" is deze oud-Indiëvaarder verleden jaar vergaan in de buurt
li de Azoren.
en een bemanning
leeds kort na de oprichting van
N in 1870 werd duidelijk, dat
verdienste uit het grootluik
jt komen". Met andere woor-
k" passagiersvaart alleen is geen
lucratieve zaak. Er kwamen
htschepen in de vaart, die een
belangrijke rol in de exploita-
gingen spelen. Het groeiende
ing van het vrachtvervoer heeft
jzijn hoogtepunt bereikt: de
flerland" is afgezien van de
comfortabele passagiersac-
op de meeste harer
ihtschepen geen passagiers-
r^jrij meer. En op die toekomst
U vrachtrederijstevig verankerd
een hechte samenwerking met
Koninklijke Rotterdamsche
fd (beide maatschappijen heb-
de helft van hun vloot onder-
jacht in de NV Nedlloyd lij-
werd eveneens het glas ge-
Voorbeeld
Stoomvaart Maatschappij
flerland" is overigens in mei
I opgericht met het uitsluiten-
om passagiers te vervoeren.
aarlrmee werden de plannen ver-
jjfnlijkt van Jan Boissevain, die
5f de opening van het Suezka-
l (1869) grote mogelijkheden
in een stoomvaartverbinding
Amsterdam en Batavia.
;n publiek reageerden aan-
telijk zeer lauw op de plannen
koopman Boissevain. Het was
js Hendrik, de broer van Ko-
Willem III, die met het in-
)nen van een aanzienlijk be-
t het voorbeeld gaf.
t start van de Mij. „Neder-
jj" verliep niet vlot. In de eer-
jaren volgde tegenslag op
inslag: brand aan boord, stran-
gebroken schroefas, verloren
is bef. Bij het 25-jarig bestaan
£r kon worden vastgesteld, dat
bedrijf oen stevige basis had
fegen.
maildienst op Nederlands
Jë (passagiers en post) was
nog de belangrijkste pijler
^jjde SMN. De frequentie was
-jVs opgevoerd tot een 10-daag-
pienst. In 1892 had een in-
scheepvaartlijn tussen Nederland
en Indië mogelijk maakte.
In 1895 bestond de SMN-vloot
uit niet minder dan 16 mailsche
pen en geen enkel vrachtschip.
Gelukkig
De „Oranje" heeft altijd geluk
kig gevaren, jawel, ook al is er
van de toekomstdromen van de
Mij. „Nederland" weinig terecht-
Een kwart eeuw later war
mailschepen (zij het van v
tere afmeting), maar er wi
middels 43 vrachtschepen.
Nakomertje
IM'kc
De grote malaise van 1929, die
de wereldscheepvaart ernstig
schokte, heeft ook de SMN niet
onberoerd gelaten. Het passagiers
vervoer tussen Europa en Indië
liep tot bijna de helft terug, de
diensten werden ingekrompen en
vele schepen werden opgelegd.
Zonder crisis zou er om de twee
a drie jaren een passagiersschip
zijn gebouwd ter vernieuwing van
de vloot.
In 1934, toen er sinds 1927 geen
nieuwbouw had plaatsgehad, klop
te de „Nederland" bij de regering
aan. De directie meende, dat er
zonder overheidssteun geen nieuw
passagiersschip op stapel kon wor
den gezet, te meer daar de lucht
vaart als een concurrerende macht-
begon op te treden. De regering
legde het verzoek naast zich neer.
Toch werd enkele jaren later de
„Oranje" geboren. In 1937 werd
de Nederlandsche Scheepsbouw
Maatschappij opdracht gegeven tot
de bouw van een drieschroefs mo
torschip van 200 meter lengte, een
tonnage van 20.000 brt. een passa-
Een Indiëvaarder uit 1903:
de eerste „Oranje", een stoer
schip van 4436 brt. en een
lengte van 121 meter. Het
schip kon 120 passagiers ver-
grootste verbouwing had plaats in
1958, toen hoofddek, loungedek en
bovendek naar achteren werden
verlengd en de vroeger middenver
anda in een airconditioned bio
scoopzaal werd veranderd. Ook is
toen een tweede zwembad gebouwd.
De „Oranje" was weer gereed om
de taak op te nemen, waarvoor het
schip in 1939 werd bestemd.
Rond ivereld
450
De tewaterlating in 1939 verliep
niet vlot. Van vele zijden werd ook
kritiek geuit vanwege de bolle buik,
die het schokken op zee tot een
vloeiende beweging moest maken.
Maar toch verscheen de komst van
de „Oranje" in alle kranten van
de wereld, een predicaat dat het tot
de dag van vandaag heeft gehou
den.
Maar nauwelijks was de
„Oranje" weer in de vaart op de
vertrouwde route tussen Am
sterdam en Tandjong Priok of de
politieke verwikkelingen in Indo
nesië maakten het duidelijk, dat
de bakens moesten worden verzet.
Het eindpunt werd nu Australië,
waarbij zolang mogelijk Priok en
Belawan werden aangelopen om
repatriërende Nederlanders op te
pikken.
In 1960 begint de SMN met
rond-de-wereld-reizen en korte
cruises. De bezettingsgraad was be
vredigend. maar er kwamen steeds
meer factoren, die de exploitatie
bedreigden: het steeds grotere aan
deel. dat de luchtvaart door ta
riefsverlaging in het emigranten
verkeer heeft gekregen, de revalua
tie van de gulden, de stijgende lo
nen en de steeds hogere andere
uitgaven. Van grote invloed op de
beslissing de „Oranje" te verkopen
is ook de concurrentie van de
Britse en vooral de Griekse en
Italiaanse rederijen geweest.
De Italiaanse reder Lauro is nu
eigenaar geworden van de
„Oranje" en de „Willem Ruys", die
straks resp. „Angelina Lauro" en
„Achille Lauro" komen te heten.
De schepen zullen drastisch wor
den verbouwd en zullen daarna op
vrijwel dezelfde rond-de-wereld-
diensten worden ingezet als voor
heen. Alleen zal door het opvoeren
van het aantal passagiers service
en comfort worden verlaagd. De
passagiers zullen trouwens voorna
melijk Italiaanse emigranten zijn,
die bereid zijn met minder service
genoegen te nemen.
Bruiloft
giersaccommodatie van 1000 per-
gekomen. Het schip begon vrijwel
onmiddellijk aan een bewogen
loopbaan. De eerste Indiëreis in
1939 werd met het oog op de oor
log tussen Duitsland en Engeland
via Kaap de Goede Hoop gemaakt.
Als eindhaven moest Lissabon wor
den gekozen, vanwaar kleinere
schepen een pendeldienst naar
Amsterdam onderhielden. Eind
1939 moest het trotse schip echter
in Soerabaja worden opgelegd.
Twee jaar later kwam het op
nieuw in de vaart, nu als hospi
taalschip in welke hoedanigheid
het door de Nederlandse regering
aan Australië en Nieuw-Zeeland
werd overgedragen. Het interieur,
nog gloednieuw, werd uitgebroken
en m een ziekenhuis veranderd.
Tijdens de oorlog zijn 32.461 zie
ken en gewonden met de „Oranje"
vervoerd. Het schip legde in dienst
van de geallieerden een afstand af,
die gelijk is aan 18-maal de om
trek van de aarde. Ook na de oor
log heeft de „Oranje" nog als hos
pitaalschip gevaren. Het maakte
een aantal reizen tussen Indone
sië en Europa om zieke en zwakke
repatrianten naar hun vaderland
te brengen.
Tenslotte kwam de tijd, dat het
weer In de oude staat van passa
giersschip moest worden terugge
bracht. Het werd tevens een moder
nisering, want de indeling van'
1939 was alweer verouderd. De
Dag „Oranje"!
Toen de Nederlandse vlag werd
gestreken en de Italiaanse omhoog
ging, nam het schip tal van her
inneringen mee. Daar zijn natuur
lijk de avonturen uit de oorlog, die
het gelukkig zonder kleerscheuren
is doorgekomen. Maar een hoogte
punt was ook de cruise op het
Noordzeekanaal op mei 1962 ter
gelegenheid van de zilveren brui
loft van het koninklijk paar.
Tal van Nederlanders zullen
prettige herinneringen aan het
schip bewaren. Enkelen misschien
ook wel onprettige herinneringen,
want het karaktervolle schip heeft
zijn hebbelijkheden, die wel eens
hachelijke ogenblikken hebben ver
oorzaakt.
De laatste kapitein van de
Oranjewas W. F. J. Mör
zer Bruyns. Ook zijn vader en
grootvader hebben als gezag
voerder op passagiersschepen
van de Stoomvaart Maat
schappij Nederlandgevaren.
Kapitein Mörzer Bruyns is een
kenner van zeevogels en wal-
Die bolle buik, die het schokken
in een vloeiende beweging moest
omzetten, geeft namelijk bij be
paalde golftypen schommelingen,
die niet mis zijn. Medio december
1959 werd de „Oranje" in de
Australische bocht getroffen door
een hoog oplopende golf. Het schip
maakte zoveel slagzij, dat tal van
passagiers gewond raakten en er
grote schade werd aangericht aan
meubilair en kommaliewant. Bij
na een jaar later veroorzaakte een
diepe depressie nabij de Bermuda
eilanden een paar forse schomme
lingen.
Nog een maal liep de „Oranje"
de Amsterdamse haven binnen. Nu
volgt een definitief afscheid. Maar
in zijn nieuwe loopbaan zal het
schip, evenals trouwens de „Wil
lem Ruys" van tijd tot tijd Neder
land blijven aandoen, zij het dan
Rotterdam, dat zich nog altijd op
een passagiersvaart kan beroemen.
Zeven grote passagiersschepen van de Stoomvaart Maat
schappij „Nederland" hebben sinds 1930 ondanks crisis en oor
log aan de glorie van de Amsterdams passagiersvaart bijgedra
gen. Zij waren:
s.s. „J.P. Coen", 11.140 ton, 412 passagiers,
s.s. „Johan de Witt", 10.474 ton, 353 passagiers,
m.s. „P.C. Hooft", 14.728 ton, 580 passagiers,
m.s. „Chr. Huygens", 16.286 ton, 572 passagiers,
m.s. „Johan van Oldenbarnevelt", 19.428 ton, 701 passagiers,
m.s. „Marnix van St. Aldegonde", 19.355 ton, 699 passagiers
m.s. „Oranje", 20.016 ton, 687 passagiers.
De „J.P. Coen" is op 14 mei 1940 tussen de pieren van IJmui-
den tot zinken gebracht. De „Johan de Witt" werd in 1948 ver
kocht en is gesloopt. De „P.C. Hooft", ging in november 1932 ten
onder tijdens een spectaculaire brand in de Amsterdamse haven.
De „Chr. Huygens" liep in augustus 1945 nabij Vlissingen op een
mijn en zonk en ook de „Marnix van St. Aldegonde" ging als ge
volg van de oorlog verloren (gebombardeerd in november 1943).
De „Johan van Oldebarnevelt" werd in 1963 aan een Griekse
rederij verkocht en verging als gevolg van een scheepsbrand in
de Atlantische Oceaan. De „Oranje" tenslotte is verkocht aan de
Italiaanse reder Lauro.
EEN
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiii
OP DE BOEKENMARKT
Hans Koningsberger. Een
Amerikaanse Liefde. (Ver
taling) Nijgh en Van Dit-
mar 's-Gravenhage.
Met de naam Hans Koningsber
ger voor ogen zou men denken met
een oorspronkelijk Nederlandse
roman te doen te hebben. Wie ech
ter even verder kijkt ziet op de
tweede linkerpagina dat dit boek
een vertaling is, zelfs ondanks de
zo Nederlands aandoende opdracht
aan Lies van Collem. Hoe dan ook,
vertaald of oorspronkelijk, het
boek heeft wel iets interessants.
Want het huwelijk heeft blijkbaar
een onuitputtelijk aantal facetten
en zal wel beschreven worden zo
lang er getrouwd wordt.
Wat zou het toch aangenaam
zijn wanneer uitgevers zich wat
meer bezorgt maakten over hun
flapteksten. Aan deze aanbevelin
gen tot lezen ontbreekt m.i. nog
wel het een en ander. Zo wordt
b.v. aan deze roman precies ont
nomen wat er het boeiende van
uitmaakt, door de beknopte samen
vatting van de inhoud op de ach
terkant. Ik weet dit omdat ik de
gewoonte heb bovengemelde aan
bevelingen achteraf en gewoonlijk
helemaal niet te lezen. Zo heb ik
gelukkig de historie van Ann en
Philip ongestoord kunnen volgen,
m.a.w. ik wist niet van te voren
hoe dat af zou lopen.
Wat mij het meeste gefrappeerd
Wanneer wij elk gezegde of
spreekwoord zouden moeten ge
loven, dan zouden ogen de
spiegel van de ziel zijn. We
zouden 'iemand goed moeten
aankijken en dat zou voldoende
zijn om te weten wie of wat hij
is. Ik betwijfel dat. Met ogen
kom je vaak bedrogen uit: ogen
kunnen liegen.
Anders is het met een hand.
Kijkt u weieens naar handen?
En is het u daarbij ook opge
vallen hoeveel soorten handen
er zijn? Wie hierop let staat
verbaasd.
Een hand, die je goed hebt
gezien vergeet je niet gauw. Dat
kan een hand zijn, waarmee je
veel te maken hebt gehad. Zo
kan de hand van je vader je
altijd bij blijven. Zelf zie ik dan
een grote hand voor me, ge
groefd dOor het vele en lange
werken. ALs klein kind kon je
slechts één vinger van die hand
omvatten. Maar het was de
sterke hand van vader. Dat was
de hand, die „alles" kon. Soms
lag die hand op je hoofd en je
wist wat dat betekende. Die
hand kon ook .hardhandig' dui
delijk maken, dat het fout was.
wat je gediaan had,
Of wie zou de hand van zijn
moeder kunnen vergeten? Die
hand sneed op één manier het
brood, nooit anders. Die was
altijd zorgend bezig. Die hand
was kleiner, zachter, maar niet
zacht.
Daar is de potige hand van
de handwerksman. De slanke
hand van de kunstenaar. De
elegante hand van de onder
wijzer.
Een hand kan op veel manie
ren gegeven worden. De stevige,
vaste handdruk blijkt bijna al
tijd te behoren bij iemand met
een sterk karakter. De slappe,
weke handdruk meestal bij
iemand, die minder krachtig is.
Een hand zegt veel.
Of je denkt nog even aan de
WOORD
VAN
BEZINNING
Een hand. Telkens word ik
getroffen, als ik Mahalia Jack
son het negerlied hoor zingen,
waarin zij met overtuiging en
overgave belijdt, dat God de
hele wereld in zijn hand houdt.
De zon, de maan, de wereld, de
mensen, de kleine baby. U zult
dat lied wel kennen.
hand van God. Hoe die hand
uitziet weet ik niet, maar die
hand blijft me boeien. Want
achter die hand moet ik God
zien. En die hand zegt iets over
God. Die hand schiep en schept.
Die hand is met ine bezig.
Een hand kunnen wij lange
tijd vermijden. Ook die ene
hand. Maar dan opeens merk Je
dat die hand er is. In die ge
weldige regenbui slipte de auto.
Bijna had ik een aanrijding;
het scheelde niet veel. De hand?
Je staat bij een ziekbed, er is
verbetering. De hand? Een hand
grijpt naai- de versnelling. Een
doktershand was bezig. Maar
achter die hand zie ik de ande
re: de hand van God.
Misschien komt dat, omdat wij
in zo'n kille wereld wonen. Je
ziet een geweldige flat staan:
in de kleine hokjes wonen de
mensen; in ieder hokje geeft de
zelfde radio de zelfde muziek
en de zelfde televisie geeft het
zelfde program.
Een man is al zo lang ge
trouwd. Hij heeft beste kinde
ren en een lieve vrouw. Opeens
hoor je hem zeggen, dat hij al
denken aan de ene hand. Die
hand, die wij trachten overbo
dig te maken. Vroeger wist men
zich nog van die hand afhan
kelijk. Men wist, dat men niet
alleen was: je werd vastgehou
den door die hand. Wij kunnen
het echter zelf wel. Wij willen
onafhankelijk zijn en we kun
nen bijna alles
Ik blijf luisteren naar een
oude boodschap, nu gezongen
door een zwarte zangeres. Dan
ga je nadenken over die hand,
die je vreemd is.
Dan denk ik: het moet een
vader-hand zijn. Maar eigen
handen zijn nog steeds zo klein,
dat ik misschien alleen maar
een vinger kan aanraken. Maar
een vader-hand is sterk. Die
hand kan mij dus leiden door
de drukte van de stad en door
de dankte van mijn leven. Die
hand zal het me wel laten voe
len, als het weer „mis" is. Maar
die hand kan ik ook voelen op
mijn hoofd en het zal als een
zegen zijn.
we een hand. Denk u dan ook
eens aan die andere hand. De
hand, die u zojuist drukte is
Pastoor J. BERGERS,
Oud-Katholieke Parochie
Leiden.
heeft in dit boek ia de zuiver
idyllische opzet. Een jongeling
komt uit Californië en gaat naar
New York teneinde daar kennis te
maken met wat men „het volle
leven" pleegt te noemen. Maar
aangezien hij tot de ontdekking
komt die zovelen voor hem al ge
daan hebben, nl dat dat z.g. volle
leven van de wereldstad op de een
of andere manier hem ontsnapt en
New York, althans voor hem
leger en kouder blijkt dan een
Nederlands provinciestadje op zon
dag, brengt zijn verlatenheid hem
er toe hals over kop verliefd te
worden op het meisje Ann Deze
liefde is ondanks deze ondergrond
zeer echt. Dat is ook bij Ann het
geval. Zij breekt met de man met
wie zjj op het punt staat te gaan
trouwen, om Philip. Het paar be
treedt het huwelijkspad en beleeft
het intense geluk der verliefde ge
huwden. Dit is de volmaakte
idylle. De hele wereld valt weg
Twee mensen zien zichzelf meer
dan levensgroot onder de invloed
van hun gevoelens voor elkaar Er
komt een moment waarop zij hun
isolement nog willen vergroten. In
de krant leest Ann een advertentie:
„Huis op heuvel, geen buren, 125.
per maand". Helaas gaat dit huis
hun neus voorbij. Van dit ogenblik
a* en dat is knap gezien van de
auteur komt er een miniem
wolkje aan de echtelijke hemel.
Beter gezegd, het wolkje wordt
even zichtbaar. Nu is het merk
waardige van dit verhaal dat in
het eerste gedeelte deze twee Jon-
gemensen in hun idyllisch isole
ment zo vast zitten, dat de lezer
zich af gaat vragen of dit nu het
hele boek zo door moet gaan en
begint te overwegen dat hij er nu
wel achter is. En juist op dat
kritieke ogenblik, komt de lichte
storing. Een dergelijke paralleliteit
komt zelden voor in een roman
Of men ziet de bui reeds in de*
verte aankomen nog voor dat de
auteur zover is, of de bui wordt
de befaamde donderslag bJi.h. En
precies om deze merkwaardigheid
vind ik het zo jammer dat die
flaptekst de gang van zaken ver
raadt. De vertaling is welgescha
pen.
Go Verburg. Kleine Oase. De
Arbeiderspers. Amsterdam.
Welwel, kijk eens aan. Een vol
komen negentiende eeuwse roman
maar dan geen goede met
een even negentiende eeuwse om
slag. Het behandelde probleem
evenwel is van alle tijden, zoals wij
op een andere manier verwerkt in
de hierboven besproken roman
kunnen lezen. Een jong echtpaar
dat geen kind krijgt. De oorzaak is
in dit geval van fysieke aard en
heeft nadrukkelijk met de man
nelijke helft van het echtpaar te
maken. Maar Ans, die negentiende
eeuwse engel, houdt dit feit voor
Casper verborgen en laat al diens
onredelijkheid op haar arme
schouders neerkomen. Geen woord
verwijt, 244 blz. lang. Nu is het een
gelukkig iets dat deze Carper Kok
archeoloog is, zodat het paar zijn
onlusten kan gaan verzetten. Naar
de omslag aanduidt trekken Ans
en Casper, gedekt met museum
stukken van tropenhelmen, de
woestijn in. Enig Arabisch en veel
Allah versieren van '.at ogenblik
af de conversatie. Aan het slot
blijkt de woestijnlucht voortreffe
lijk gewerkt e hebben op de man
nelijke fertiliteit, zodat dit paar
blijkbaar te vroeg gejammerd
heeft. Snikkende in zijn „berear-
men" bekent Ans: „Cas, we krijgen
tochwij samen
Nou vrflag ik u
CLARA EGGINK