PRINS NORODOM SIHANOEK Walvisvaart begon 350 jaar geleden -koorddanser op zwiepende kabel DE RODE MIEREN (VII) Zaterdag 5 september 1964 Pagina 2 Drieëneenhalve eeuw geleden ontsloot Ne derlandse ondernemingsgeest in het barre Noorden een nieuw gebied voor de menselijke activiteit. Het mag dan zijn. dat het aanvan kelijk een misvatting is geweest, die er ons toe dreef de ontoegankelijke wateren van de Noor delijke IJszee te verkennen. Onze onverschrok ken zeelui zochten op valse verwachtingen in de hoop op een gemakkelijke doorvaart, de mytische straat van Anian zich moeizaam een weg naar China en het rijke ,,land van Cathay", waar de Portugezen hun kostbare koopwaar haalden. Die noordelijke doorvaart naar de onmetelijke rijkdommen van Indië ont dekten onze zeelui niet, maar wel de visrijkdom van de wateren rond Groenlands ijsomzoomde De Engelsen en de Basken wa ren de Nederlanders bij de visvangst in het hoge Noor den voorgegaan. Vooral die Eiscayers, van huis uit ervaren zeelui, waren over de noordelijke zeeën uitgezwermd en hadden zich meesters getoond in het vangen van de reusachtige walvissen. Met harpoenen en lansen gingen zij de dieren te lijf; het eiste grote moed en een enorme bedrevenheid om die sterke monsters te overmeeste ren, die in staat waren met één slag van hun geweldige staart een sloep met zeelui uiteen te slaan. De Engelsen en later de Hollanders namen Baskische harpoeniers in dienst, eerst om de weg te vinden naar de visrijke wateren, maar daarnevens ook om de kneepjes van het vak te leren. Onze Noordse Compagnie, opgericht in januari 1614, had een Engelse voorganger, de Moscovische Compagnie, die al in de eerste jaren van de zeven tiende eeuw vermetele tochten naar de IJszee maakte en daarbij Jan Mayenland en Bereneiland ontdek te of hex*ontdekte. Want in de loop der eeuwen hadden al heel wat pioniers een weg gezocht in dit on herbergzame gebied en sinds de dagen van de Noorse zeeman Oc- ther, omstreeks het jaar 890, had o.a. Jan Mayenland herhaaldelijk een andere naam gekregen, daar het eiland bij elke herontdekking werd herdoopt. Omstreeks 1603 ontdekten de Engelsen ook het Be- reneiland en reeds in die eerste jaren was het niet alleen de vis vangst, die de belangstelling had, maar ook de mijnbouw. In de kale rotspartijen van het Bereneiland vonden de Britten belangrijke erts lagen, die zonder veel moeite kon den worden ontgonnen. Ieder Jaar ondernam de Moscovische Com pagnie tochten naar het Beren- eiland en meestal brachten de schepen wat looderts mee naar huis en een enkele maal ook steen kool. Hoofdzaak was echter in die eerste Jaren de vangst van walrus sen. Dat waren logge beesten, op geen gevaar bedacht, die men met lansen en lange messen te lijf ging en die behalve om hun spek, ge jaagd werden om hun slagtanden en later om hun huid. Er is een tijd geweest, dat het been der slag tanden in Europa hoger werd aan geslagen dan het ivoor van oli fantstanden en ook de Hollanders hebben zich vol ijver op de wal- russenjacht geworpen. Hollanders lieten zich niet afschrikken In 1607 bezocht Hudson de eilan den, die wij sedert de dagen van Heemskerck en Barendsz. Spitsbergen plegen te noemen. Vermoedelijk in de veronderstel ling, dat de eilanden samenhingen met het grote, nog nauwelijks ver kende gebied ten westen van IJs land, noemde hij de eilandengroep Greenland. Zijn rapport over de rijke mogelijkheden van het be zochte gebied zette er de Engelsen toe aan er hun schepen heen te zenden en deze tochten leverden hun geen windeieren op. In 1611 togen do Engelsen uit voor de vahgst van walvissen en in 1612 kwamen zij trots in Engeland terug met 180 tonnen traan, het resultaat van de vangst van zeven tien walvissen. De traan, toen voor al gebruikt als lampenolie, dus voor de verlichting, was een waar devol produkt en de Hollanders de den wat ze konden om in die noor delijke rijkdommen te delen. Amsterdam, Schiedam, Hoorn en Enkhuizen waren de eerste Hol landse steden, die zich voor de wal visvaart interesseerden. Zy rustten enkele schepen uit, maar deze on dervonden moeilijkheden van de kant der Engelsen, die probeerden kust, wel de walvissen en de walrussen van de zeeën tussen IJsland en Spitsbergen en lang zamerhand begon de lust om die gemakkelijk bereikbare buit te verwerven de overhand te krijgen op het verlangen naar de Indische rijk dommen. Er loopt een duidelijke historische draad tussen de thans 350 jaren geleden opge richte ,,Noordsche Compagnie" met haar korte meer veelbewogen historie en de mijnbouw, die thans de eilandengroep van Spitsbergen zo be langrijk maakt. De Delftenaar Jan Cornelisz. Rijp en de bekende Willem Barendsz, hadden in een poging de doorvaart te vinden, in 1596, het eerste de zeeën rondom Spitsbergen zorgvuldig verkend. Gezicht op Jan Mayenland, op de acht;"grond de beruchte Berenberg.Sen af en toe nog grommende vulkaan. 36 flinke kerels bemand, onder lei ding van Willem van Muyden. Stuurman was een Engelsman met de naam Allan Sail owes en een ogenblik leek het, dat de Engelsen deze „verrader" Interloper of lorrendrayer, zoals de term in die tyd luidde zouden gevangen ne men toen ze het Amsterdamse schip bij het Bereneiland troffen. Maar ze zagen tenslotte van dit De Hollanders volgden tot bij Spitsbergen, maar kregen geen kans aan wal te gaan. Vrijwel zon der buit vielen zij tenslotte weer de thuishaven binnen. Een Zaan- damse boot die bij Bereneiland was gebleven, had tenminste nog wat walrussen gevangen. Maar die koppige Hollanders namen de nederlaag niet. En in 1613 voer Willem van Muyden wederom met twee sche pen richting Spitsbergen. Ook Zaandam, Hoorn en Enkhuizen voeren uit met in totaal vier sche pen. Het kwam bij Spitsbergen tot een internationaal treffen: de zes Nederlandse boten ontmoetten er zeven Engelse vaartuigen en nog een stel Biskayers, die zich echter „op de vlakte" schenen te hebben de buitenlandse concurrentie te weren. In 1612 voeren de Hollan ders, die zich niet lieten afschrik ken, echter opnieuw uit. Een schip van 140 last werd uitgerust en met gehouden. De Moscovische Com pagnie verdedigde haar vermeende rechten krachtdadig: slechts een der Hollandse schepen kwam er zonder schade af. De reders thuis staken aanstonds de koppen bij elkaar. Zij zagen in, dat alleen een nauwe samenwer king kans op voordeel bood en op 27 januari 1614 richtten zij zich dan ook tot de Staten-Generaal met het verzoek om een: „Consent ende Octroy omme voor den tydt van thien eerst komende jaeren alleene te mo gen handelen van Nova Sembla tot Fretum Davidis (Groenlands Westkust), daer onder begrepen Spitsbergen, Beereneylandt, Groenlandt ende de andere Eylanden, die onder de voors- zeide limiten souden mogen ge vonden worden". Ze hadden de steun van de Sta ten nodig, zo betoogden zij, omdat „de Engelschen hun souckent te beletten de voorszeide vaerte, poo- gende hun seluen mette waepenen Eijgenaers te maecken van de voorszide Landen". De reders hebben de verlangde steun gekregen: De Noordse Com pagnie had het alleenrecht te vis sen in de wateren van de Noorde lijke IJszee van Nova Zembla tot de Oostkust van Groenland, meer in het bijzonder op de kusten van Spitsbergen, Bereneiland én Jan Mayenland en met het beding, dat de open zee voor iedereen vrij moest zijn en dat iedere reder in de verenigde provinciën desgewenst tot de compagnie moest kunnen toetreden. Tot 1620 werden de wal visvaarders door oorlogsschepen geconvooieerdnadien werden zij geacht zichzelf te kunnen red den en zond men nog slechts In cidenteel een oorlogsschip mee. De Noordse Compagnie was een federatie met een vrij mo dem systeem van contingen- tering en prijsbinding. Amsterdam, hoewel het grootste aandeel heb bend, had bij de besluitvorming niet het laatste woord. Na Amster dam was Delft de voornaamste deelgenoot. Belangrijke Amster damse reders waren Lambert van Tweenhuysen als stuwende kracht, Symon van der Does, de zoon van de Amsterdamse schout, Ysbrandt Dobbesz en Leonard Rans. Bewindvoerder over de hele ex peditie werd echter de Delftenaar Antonie Monier, „contrerolleur van de Artillerije", die aanstonds in 1614 het commando over de Ne derlandse schepen op zich nam. Vooraanstaande Delftse figuren waren nog Dirck Adriaensz. Lever - steyn en Nicassius Kyen, die be noemd werd tot „commijs van de Vivres", d.w.z. tot voedselcommis- saris. De Compagnie bestond uit zelfstandig opererende Kamers, aanvankelijk een Amsterdamse, Delftse. Rotterdamse, Enkhuizense en Hoornse: in 1617 kwamen daar twee Vlissingse Kamers en verder een Middelburgse en Veerse Kamer bij. De voornaamste reder in Mid-, delburg was Pieter Courten. Later kwam er nog een tweede Delftse - Kamer en in 1636 nog een Har- lingse en Stavorense Kamer, waar mee hun aantal kwam op twaalf. Die Kamers waren eigenlijk zelfstandige ondernemingen met eigen bestuur, eigen ka pitaal, eigen schepen en uitrusting, eigen bevelhebbers en eigen „ten ten" aan het strand van Jan Mayenland en het Amsterdamse eiland, waar zich complete Hol landse nederzettingen ontwik kelden. De walvissen werden nl. aan de wal verwerkt in vaste traankokerijen met grote koperen pannen, inhoud een halve ton spek. dat op een vuurtje van drijfhout en traanafval onder voortdurend roeren werd gekookt tot men er de zuivere traan kon afgieten en in vaten kon opslaan. Elk schip had een dubbele bemanning aan boord, een deel voor de vangst en een deel voor de wal. Maar al werkte dan iedere Kamer voor eigen re kening, ze hadden toch ook sterke gemeenschappelijke belangen. Zo o.a. de beveiliging tegen buiten landse concurrentengemeen schappelijke fortjes beschermden tegen de aanvallen van Basken, Engelsen en Duinkerkers. In 1617 kwam men overeen, dat de schade door vreemde natiën aan een der Kamers toegebracht, naar evenre digheid gezamenlijk zou worden gedragen. Schade door zeerampen zou voor de helft door de geasso cieerde Kamers worden bekostigd. De gezamenlijke vangst werd volgens een vast schema verdeeld en een richtprijs werd vastgesteld, waar iedereen zich stipt aan moest houden. De gemeenschappelijke onderneming slaagde volkomen. De Compagnie zond elk jaar ongeveer twintig schepen uit, eerst met dure Basken als harpoeniers, later met alleen maar Nederlanders. Op Spitsbergen ontstond de nederzet ting „Smeerenburg" met bakkers en neringdoenden. De stille eilan den gonsden iedere zomer van de activiteit; duizenden walvissen, walrussen en beren werden buit gemaakt. Totdat na enkele tienfl len jaren de walvissen deze kus» begonnen te mijden; de kust< sery hield op en stilte keerde w«j de stilte van het barre ontoeg^ kelijke Poolgebied GERARD LUTKE MEIJj (Slot vol) Het harpoeneren van walvis volgens een gravure ..Maeghedenplicht" van Ja\ Cats, anno 1618. SERA EOST VULNUS CAUTIO. rtL Cambodja ligt geografisch als een hoeksteen in Zuidoost-Azië. De staart van Laos steunt op zijn noordelijkste grens, in het westen leunt Thailand, en zuidoostelijk en oostelijk kromt de elleboog van Zuid-Vietnam. Hemelsbreed heeft Cambodja een eigen kustlijn van niet meer dan 250 kilometer langs de golf van Siam. Het Koninkrijk beslaat 180.000 vierkante kilome ters, maar tienduizend daarvan bestaat uit meren en terrein dat in het regenseizoen blank staat (het peilverschil van de Mekong- rivier is acht meter). Paranoïde Uit een nationali geschiedenis die het verslag is van afgekaapte en heroverde grensprovincies, heeft Cambodja een bijna paranoide in stelling overgehouden: men is er nog steeds van overtuigd dat Thai land en Zuid-Vietnam (met Ameri kaanse steun) klaar staan om bij het geringste excuus Cambodjaans gebied te annexeren. De 42-jarige prins Norodom Sihanoek, evenals Fidel Castro expert in het hou den van urenlange en voor de vuist weg geïmproviseerde toespraken, laat geen gelegenheid voorbijgaan deze grens fobie levend te houden. Zoals vrijwel alles dat de prins al of niet met opzet formuleert, is de grenspfobie een nationale hou ding geworden. De twintig in de hoof stad verschijnende kranten (door de regering goed in de gaten gehouden en. zoals het officieel heet, „achteraf" gecensureerd) ma ken grote ophef van elk grens incident waarbij Zuidvietnamese troepen Cambodjaans grondgebied betreden bij de achtervolging van Viet-cong-guerilleros. In Phnom Penh, waar alle rege ringsambtenaren het over „mon seigneur" hebben wanneer zij de prins bedoelen, krijgt de buiten landse bezoeker op zoek naar in lichtingen al gauw enkele brochu res toegestoken, waarin een nauw keurig bijgehouden chronologie en beschrijving van de grensovertre- dingen zijn opgenomen. Zelfs in Pa rijs wordt men in de wachtkamer van de Cambodjaanse ambassade getrakteerd op murenvol foto's van verminkte lijken volgens de keu rig gestencilde onderschriften slachtoffers van Vietnamese vestigt de prins de soeveré van Cambodja. Het past in Sihanoeks theoril Waarom Men vraagt zich af waarom er zoveel belang wordt gehecht aan incidenten die militair van geen of weinig betekenis zijn, terwijl geen bezwaar wordt gemaakt te gen het gebruik van Cambodjaans grondgebied door vanuit Hanoi ge dirigeerde guerrillastrijders die de Vietcong-troepen in Zuid-Vietnam bevoorraden. Politieke Prins Norodom Sihanoek beoog lat zijn verbale kannonades eer* uit sterking van het gevoel hei nale eenheid geen ovei ge luxe in een land van vijl joen inwoners, onder wie 3 "0l Vietnamezen en evenveel om nezen. 0j Door te blijven hameren op s ten niet reële grensschendingei £QI de „neutraal" Zuidoost- hoe (waar Zuid-Vietnam fel tegl wai kant is, terwijl Peking en I er alleen maar bij gebaat nen zijn). Cambodja is al jarenlanl gj y het koorddansen op de o) noo> zwiepende kabel lussen Wa| ton, Parjjs, Moskou en I Prins Norodom Sihanoek is e| jcwaE hendig koorddanser. Hy wei het er minder toe doet waa' je van de kabel valt, zolang nje^. maar goed terecht komt, geVQ< Verwoesting aangericht gebouw van de AmenAzoiar voorlichtingsdienst, na ee\ begin testdemonstratie van eeil^st® nigte Cambodjarten Amerikaanse „imperialistjkomt (Van onze speciale verslaggever) PHNOM PENH Een van de beroepsgewoonten van jour nalisten op het circuit Thailand-Laos-Vietnam is het tellen van militaire vliegtuigen. Aan het aantal leest men, als op een baro meter, de politieke luchtdruk af. In Cambodja staat de barometer bijna op nul: op het provinciaal aandoende vliegveld van Phnom Penh zijn zo goed als geen jagers of bommenwerpers te zien. Deze indruk wordt later bevestigd in de stad: de jeeps en uni formen die hun stempel zetten op Vientiane en Saigon, ontbre ken. Maar er zijn andere, even veelzeggende details. Om het romantisch-blauwe zwem badje in de met bougainvillea vol hangende achtertuin va nhotél Le Royal staan zitjes met twee soor ten parasols. De ene is licht blauw en adverteert Air France. De ander is rood en prijst de Ces- koslovenske Aerlinie aan. In het zwembad zelf dobbert een Rus sisch gezin, detwee tabaksbruine kinderen plonzen joelend achter een levensgrote blauwe bal aan, ook Air France reclame. Van on der het rieten afdakje by het tegen 't zwembad aanliggende restaurant komt. het gesyncopeerde accent van twee jonge Britten. Men blijft luisteren naar wat men in Azië heeft leren verwachten maar het brede Amerikaans hoort men niet. Cambodja doet het sinds november 196S zonder Amerikaan se hulp voordien ruim negentig miljoen gulden per jaar) en tegen 15 jamuxri waren er van de $50 Neutraliteit De Francalse aan de kassa van de zwembadbar wijst op de leeg staande bungalows achter het ho tel. „Daar zaten de Amerikanen in. Nu is het hier niets mee. Ook Cambodja gaat eraan, net zoals Laas en Zuid-Vietnam". Wij her inneren haar aan het bezoek van het Cambodjaanse staats hoofd, prins Norodom Sihanoek, aan de president De Gaulle en de daar volgens de berichten uit voortgekomen nieuwe verstandhou ding tussen beide landen. „Ah", zegt ze met een arm over de toonbank maaiend, „het is hier voor de Fransen ook afgelopen. Iedereen is z'n koffers aan het pakken. Neutraliteit, was is nou neutraliteit? Neutraliteit in Cam- Twee cyclos rijden in Phnom Penh tegen een achtergrond van een bioscoop met reclame voor een oorlogsfilm. bodja is gewoon wachten op het onvermijdelijke. We hebben het in Laos gezien, we zien het straks in Zuid-Vietnam, en dan is Cambodja aan de beurt". Ook in andere kringen in Phnom Penh is men defaitistisch. De Amerikaanse diplomaat zegt het einde van zijn hulpverlenings programma wat bitter rationalise rend: „Heil, de betrekkingen tus sen twee landen worden nooit be paald door „ik-hou-van-jou" ver klaringen, maar door overeenstem mende politieke gedragslijnen Vroeg of laat komt Sihanoek tot dc ontdekking dat wij meer met el kaar gemeen hebben dat wy el kaar verschillen". De volgende dag rijdt men pei fietstaxi door de blakerende staf en ziet het vernielde gebouw var de Amerikaanse voorlichtingsdiens' waar op 11 maart een menigte Cambodjanen schrijfmachines, meu bilair en een bibliotheek van 10.000 delen naar buiten smeet. Op de muren zijn in gele en rode verf kreten als „weg met het Ameri kaanse imperialisme" nog te lezen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1964 | | pagina 10