«Rijexamen een ZOEKLICHT pricccn van rijschoolhouders '|>tt kandidaten hopen zich op 11' „ER IS NU GEEN TOUW 3 I AAN VAST TE KNOPEN ONTMOETING Geen peil WACHTTIJDEN VOOR HET EXAMEN ZIJN TE LANG Ruim tweederde zakt Suggestie DE KOSTBARE ERFENIS Niet alleen in ons land Zaterdag 8 augustus 1964 Pagina 1 5? pki Cijfers over het percentage geslaagden onder de kandidaten, die voor de tweede, derde, vierde of zoveelste keer opgaan, staan ons niet ter beschikking, maar die 31 procent is duidelijk ge noeg. Immers, meer dan tweederde van de kandidaten, die voor het rijexamen opgingen, was -volgens de examinatoren nog niet capabel om op het verkeer te worden losgelaten. Een zeer groot deel dus. Een té groot deel. Zo'n cijfer werpt vragen op. Zijn de eisen te zwaar? Is de opleiding niet gedegen genoeg? Of schort er iets aan de wijze, waarop de examens worden af genomen? j Niemand zal willen beweren, dat de eisen te zwaar zijn. Dat kan een voudig niet. De toenemende inten siteit van het verkeer en de veilig heid op de weg vereisen, dat al- I leen chauffeurs toegang tot het ver- keerscircus krijgen, die op betrouw- bare wijze daaraan kunnen deelne men. Dat zij daarbij worden geëxa- mineerd op de grote weg ligt voor de hand. Daar toch is het verkeer I het drukst en het gevaarlijkst. Is de opleiding dan niet gedegen Niet in alle gevallen. Van vele kanten is er bij de regering op aan gedrongen om maatregelen te ne men, waardoor kan worden voorko men, dat iedereen, die over een auto en een rijbewijs beschikt, zich iran opwerpen als rij-instructeur. Maar dat neemt niet weg, dat er talrijke te goeder naam en faam I bekend staande rijscholen zijn, 1 waarvan de bekwaamheid van de instructeurs boven alle twijfel is verheven. In de laatste jaren wer den meer dan 10.000 Vamor-diplo- ma's uitgereikt. Maar zelfs de bekwaamste instruc teur kan van zijn bekwaamste leerling nog niet zeggen, dat hij het rijbewijs in één keer zal halen. „Wij kunnen er geen peil op trek ken. Er is nu eenmaal geen touw aan vast te knopen", zeggen de rij schoolhouders. „De eisen, die de examinatoren stellen, zijn niet reëel", hoorde wij van een wat verbitterde rij schoolhouder. „Zij zijn niet aange past aan de werkelijkheid in het verkeer. Bovendien is het verschil tussen de ene en de andere exami nator vaak veel te groot. Een ieder heeft zijn eigen kijk op het verkeer en zijn problemen. ,.Je had er nog gemakkelijk langs gekund", zegt de een. Iets, dat wij van een leerling nooit mogen verlangen. Maar een andere examinator accepteert zoiets nu net weer niet. Daar komt nog by, dat de kandidaten vrijwel steeds hypernerveus in de auto stappen, wanneer zy ryexamen moeten doen. Dat wordt dan soms door gebrek aan tact by de examinator nog verergerd. Juist het optreden jegens de kandidaat maakt zoveel uit. Ik geloof, dat een psychologische test voor elke examinator onontbeerlyk is. En dan zijn er nog zoveel andere factoren, die het rijexamen in zyn huidige vonn tot een gokje maken. Iemand, die om half negen in een grote drukte moet ryden maakt heel wat meer kans op onoverzich- teiyke situaties in het verkeer dan iemand, die een uurtje later mag starten, wanneer alle kantoren zyn begonnen. En toch wordt het vreemde puntensysteem volgens welk thans wordt geëxamineerd even onverbiddeiyk voor nummer één als voor nummer twee toege- Een andere diep gewortelde grief ls de lange wachttijd tussen de aan vraag en de datum van het examen. Vijf tot acht weken is thans heel normaal. Velen zyn daardoor in de afgelopen maanden gedupeerd. Zij konden voor de vakanties hun rijbe wijs niet meer krijgen. Nu is op dit moment de wachttijd extra lang ge worden, doordat het examen pas is verzwaard en verlengd. Bovendien zit het C.B.R. nog met de naweeën van de hausse die er omstreeks 15 mei ontstond. Maar ook de normale wachttijd van vier weken is eigen lijk te lang. Het gevolg daarvan is, dat leer lingen de instructeurs reeds na vijf of nog minder lessen vragen om het examen.maar aan te vragen. „In die wachttyd", zeggen ze dan, „kunnen we nog voldoende oefenen en dan zyn we nog op tyd klaar". Dat is heel goed mogeiyk, maar er kunnen zich allerlei omstandigheden voor doen, waardoor zy niet voldoende lessen krijgen. „Nou ja, we zakken de eerste keer toch", kunnen de rijschoolhouders ook vaak horen. Die komen dan in een moeilyk parket. Want het CBR dringt er in alllerlei circulaires steeds op aan niet eerder aan te vragen dan wanneer de kandidaat „een gerede kans tot slagen heeft". Er wordt dan bij gezegd, dat men niet is gebrand op die „probeer - maar-eens-examens", welke volgens het CBR in negentig procent van de gevallen toch in een fiasco ein digen. De ryschoolhouder is daar evenmin op gebrand. Er is geen mooiere reclame denkbaar dan een kandidaat, die de eerste keer slaagt. Maar aan de andere kant staat daar die kandidaat, die echt geen zin heeft om als hy voldoende rij- vaardig is nog zo'n vyf weken te wachten voor hy examen mag doen. Wanneer de ryschoolhouders zou den wachten met het aanvragen tot de kandidaat klaar is, dan is deze allang vertrokken naar een an dere rijschool, die zich minder houdt aan de dringende verzoeken van het CBR. nsj Dergelyke opmerkingen zou men vi met talrijke andere kunnen aanvul len. Iedere ryschoolhouder kan kt vele verhalen vertellen over 't zak- ;k( ken van kandidaten, die zy al met een rybewys in de zak zagen rond- 32 ryden. Hun grieven tegen de wijze aD waarop thans wordt geëxamineerd, 8) hopen zich op. By voorbeeld tegen ir de entourage. In café's en restau rants, waar lang niet altyd een apart lokaaltje ter beschikking is v' voor de kandidaten, wanneer zy «j zich aan het schrifteiyke gedeelte van het examen onderwerpen. In i het geroezemoes van biljarters en 0 andere cafébezoekers moeten zy zich dan op de verkeersquiz werpen. „Drie- hokjes- gokje" wordt dit ui schrifteiyke examen wel eens gek- scherend genoemd. Inderdaad zyn irf de vragen zodanig gesteld, dat al- leen scherpsiypers gemakkelyk langs de talloze verborgen klippen 1 en klipjes kunnen komen. Achter ij! elke vraag staan drie antwoorden, i die in de meeste gevallen angstwek- 1". kend veel op elkaar ïyken. Volgens het C.BR. is slechts één van die i drie antwoorden goed, maar 't ver- schil is soms zo miniem, dat het buiten de realiteit staat. Daar komt dan nog eens het euvel van de dubbele aanvragen by. Volgens het CBR zyn er jaariyks 40.000 kandidaten, die één of twee weken na de eerste aanvraag nog maals formulieren inzenden, zy ris keren het geld voor hun tweede aanvraag. Als het CBR deze dub bele aanvraag bemerkt, krygt de kandidaat na zijn eerste rijproef geen uitslag. Na zyn tweede examen gaan beide rapporten naar het ma jestueuze glazen hoofdkwartier in Rijswyk en aan de hand van die beide uitslagen wordt dan uitge- desondanks welig. Het CBR heeft uitgerekend dat 13 examina toren een volledige dagtaak hebben om die dubbele aanvragen te be handelen. Het denkt er zelfs over om een computer aan te schaffen om dit euvel te ïyf te gaan. Maar tochmen kan het de kandida ten nauweiyks kwaiyk nemen. Er kunnen allerlei factoren zyn, die het rybewys voor hen zeer bege renswaardig maken. Wanneer zy zich dan voldoende ryvaardig voe len, hebben zy geen zin zolang te wachten. e „De ervaringen met het rijexamen nieuwe stijl zijn goed te noemen". traa: Dat zei mr. C. Pijl Hogeweg, die voor de heer H. W. M. Westerlaken waar- bgg neemt als directeur van het Centraal Bureau voor de afgifte van Rijvaardigheids- bewijzen, kortweg C.B.R. genoemd. Rij Een wat wonderlijke conclusie, wanneer men verder verneemt, dat in de eerste 0L0 weken in de grote steden het percentage der voor het eerste maal geslaagden t, terugliep van 36 naar 31 Wat kan men doen om die wacht- tyden in te korten? Bijvoorbeeld tot twee, hooguit drie weken? Een ryschoolhouder zei ons: „Ik heb zomer- en winterprijzen inge voerd om de piek van het voorjaar af te zwakken. Waarom sluit het CBR zich hier niet bij aan met zijn propaganda? En dan natuurlijk meer examinatoren aantrekken?" Het is een suggestie. Maar niet meer. Want de rijschoolhouders zyn in het CBR niet verder gepene treerd dan in de commissie over leg. Zij hebben geen vertegenwoor diger in het bestuur van de stich ting. En daarmede zyn we by de volgende grief beland. „Langzamerhand zyn we geheel Ingeschakeld in het CBR-apparaat. We zjjn als het ware voorposten geworden. Wjj verschaffen alle in lichtingen. Wij voeren de volledige administratie by de examenaan- vraag, waarby wjj in de vorm van zegels gezamenlijk een renteloos voorschot van zeker meer dan een miljoen verschaffen. WU moeten het examengeld innen, waarby het CBR geen risico loopt. Wy wel. En daarbij hebben wij gezamenlijk al miljoenen van Westerlakens veel omstreden boekje „Eisen voor rij vaardigheid" verkocht, waarop het CBR zijn schriftelijke vragen ba seert. Maar ondanks dat alles mo gen wij niet meepraten", aldus een rijschoolhouder. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiii OP DE BOEKENMARKT Geen wonder, dat al die grieven zich hebben geuit in veel kritiek, zowel in woord als geschrift. „Het CBR is gewoon te groot geworden", zegt men. Toen in 1926 het rij examen werd ingevoerd, vroegen ANWB. KNAC, KNMV en BBN om dit te mogen afnemen. Dat werd toegestaan. Zo ontstond het CBR. Aanvankelyk een erebaantje. Maar met de groei van het gemotoriseer de verkeer moest ook het CBR groeien. Vijf jaar geleden werd het een stichting, waarby ook de drie grote vakcentrales en de vervoers organisaties zitting kregen in het bestuur. Door de stichtingsvorm is het on- mogeiyk geworden te zien, wat er in deze enorme kolos omgaat. Een eenvoudig rekensommetje leert echter, dat het kapitale bedragen moeten zijn. Per jaar komen er zo'n 700.000 eerste aanvragen (f 14.50 voor het CBR) binnen. Hoewel een flink aantal afvalt, komen er gezien het lager per centage geslaagden toch al tyd nog honderdduizenden voor een tweede, derde of zoveelste maal terug. De kandidaten bren gen via de rijschoolhouder dus zeker zo'n 15 miljoen gulden voor het CBR by een. Wanneer men dan echter bedenkt dat aan elk examen honderden guldens les geld ten grondslag liggen, dan is het duidelyk dat met deze rij - rage vele tientallen, zo niet hon derden miljoenen guldens zyn dat de rijschoolhouders ook, wat dat betreft niet afhankelijk zijn van de examinatoren. Bovendien zou hierdoor de noodzakelijke decen tralisatie kunnen worden verkre gen Of dit dc ideale oplossing is, blijft nog een open vraag. Moeten de veranderingen wel zo rigoureus zijn? Maar het is een gedachte, die in ieder geval ook het over wegen waard is. De klachten over het huidige systeem zijn niet vanzelf ontstaan. Er moet iets schorten aan de wijze, waarop thans examen wordt afgenomen. En dat verdienen de kandidaten niet, die hon derden guldens hebben moeten neertellen voor rijlessen voor zij rijp voor het examen waren. Zij verdienen meer dan een gok. En dat is het nu. De rijexamen-ellende is geen ixclusief Nederlandse zaak. Dat blijkt wel uit deze foto, waarop Leonard Melling uit de Britse plaats Wythens- ihawe terneergeslagen naast :ijn auto zit. Een fraaie wa ren, maar hy mag hem al- een onder toezicht berijden. De heer Melling was in de lorlog chauffeur. Daarna is tiet steeds beter gegaan en tiy verdient nu zo'n 40.000 julden per jaar. Hy kan zich 3e auto veroorloven. Maar meer dan honderd rijlessen hebben hem nog niet in het bezit van het zo begeerde ry bewys kunnen brengen. Ry ls kortgeleden voor de acht ste maal gezakt Hy mag alleen ryden met een instructeur in zyn auto, waarop de inmiddels zo ge hate L prykt. De heer Mel ling heeft nu een instructeur, een gepensioneerde chauffeur bij de politie, in vaste dienst. Tezamen maakten zy al meer dan duizend instructie-uren. Al met al heeft de heer Mel ling al meer dan vijfduizend gulden hieraan uitgegeven. Te zeggen dat wy ln deze twee wellen, genaamd „De Prinses het Eiland" en „Toetie", een andere Maria Dermout ontmoeten, is te kras uitgedrukt. Een schrijf ster van het formaat als het hare verandert niet werkeiyk. Ook niet zy haar blik fixeert op een andere zyde van het menseiyk bestaan. Maria Dermouts zachte, indrukwekkende stemgeluid, haar verfynde aftasten van de ziel in zyn verborgen roersels, haar stijl, even krachtig als zachtmoe dig, deze zyn in de twee verhalen dezelfde gebleven. Misschien kan men nog het bes te zeggen dat de manier van het onderwerp te entameren het enige is, dat veranderd is. Totnogtoe had Maria Dermouts werk de besloten heid van één sfeer. Een sfeer, die zich uitstrekte over alles wat zy aangreep. Natuuriyk was dat de sfeer van het oude Indië, dat wel. Maar het was een persooniyke sfeer, een eigen gezien licht- en schaduwspel, een warmte van tem perament, temperatuur en glans, reëel en bovenreëel tegeiykertyd. Haar verhalen spinnen de lezer in, in een deel van haar tropische land, dat hijzelf nooit zou kunnen waarnemen, omdat hy er eenvou dig die speciale tastzin niet voor heeft, maar dat hy via het verhaal van de schrijfster niet alleen aan vaardt als een realiteit, doch ook als de meer-dan-realiteit, die zy alleen kenbaar kan maken. Sterker nog, men aanvaardt niet alleen, men wordt by na één met de schrijfster en haar zintuigen en men is er van overtuigd dat dit, dit wat zy gezien en gevoeld heeft, de ware essentie was van Indië. „De Prinses van het Eiland" en „Toetie" zyn zoals ik al zei, anders van conceptie dan haar vorige werk. De schrijfster heeft haar liefde voor en haar heimwee naar Indië overgedragen op mensen, die geheel anders zyn dan haar vorige sujetten. Het zyn mensen in so ciaal verband by wie dat verband sterk en niet te verbreken is. Maar dat sociale verband in het oude Indië was een ander dan het Ne derlandse en wanneer mensen uit Indië naar Nederland kwamen, dan botsten zy tegen vooroordeel en taboe en omgekeerd. Dat is het geval met de meisjes Nontje en Roosje. Zy stammen uit een vreemde combinatie ouders; een Portugese abdis en een Engelse zee-officier. De zoon m dat ongeiyke paar loopt op zyn vyf tiende jaar weg uit het ouder- lyke huis. In zyn volwassen leven gaat het hem goed. De een laat huweiyk van deze man, zal de vader worden van de twee meisjes, die na de dood van hun ouders van hun paradyselyke eiland worden overgebracht naar Delft. Daar wonen nu de groot ouders. Magnifiek is het verborgen bot sen beschreven van de twee sferen. Eerst by het zich vestigen 1 Voor zo'n ontzagwekkende in breng mogen de klanten (in casu de kandidaten via de rijschoolhou ders) toch wel het uiterste aan service verlangen. In ieder geval rechtvaardigt het een gedegen on derzoek naar de grieven, die alom leven. Er gaan feeds stemmen op, die pleiten voor een totaal andere aanpak van het rijexamen. Geef dat in handen van de Rijkspolitie, zeggen zij. Die heeft dagelijks met de praktijk van 't verkeer te ma ken. Er zullen ongetwijfeld genoeg politiemannen te vinden zijn, die na hun pensionering graag exa mens zullen afnemen. Dan kan meteen worden voorkomen, dat de kandidaten in lokalen-met-vergun ning warden ontvangen. De admi nistratie zou dan in handen kun nen komen van de Verkeersinspec- tie, die b.v. ook over apparatuur beschikt om wagens te testenzo- Wy hebben tegenwoordig veel interessante ont moetingen. Dat zal wel by onze tijd horen. Zo vertelt dan iemand, dat hy in het hotel juist die man ontmoette, die de laatste tyd zo vaak in de pers was geweest. Interessant. Er zyn ook allerlei andere ont_ moetingen. Ontmoetingen, die veel minder interessant zijn. Probeer in de vakantie de men sen maai' eens te ontlopen! In mijn vakantie trof ik het ook minder best. Er was een kok, <3öe me uitvoerig over goulash ver telde; een onderwijzer, die graag over wat men noemt de- jeugd-van-tegenwoordig praatte en er was ook nog een kapper, die het weer kon voorspellen. Hun namen zyn al vergeten. Die ontmoetingen interesseren je niet zo. Eén ding was merkwaardig; dat moet ik nog vertellen. Mijin vrouw en ik liepen op het marktplein van een schitterende stad in Italië. We hadden alleen maar oog voor 'de pracht uit ver vervlogen eeuwen. De drukte was zo groot, dat het moeite kostte om door de mensen-stroom voorwaarts te komen. Opeens roept achter ons iemand myn naam. Dan sta je wel even vreemd te kyfcen! Het bleek de stem te zyn van een beste ken nis. Hy zei nog: hoe kim je me zo straal voorby lopen! Ik zat er later over na te den ken. Misschien heb ik wel meer bekenden niet gezien. Dat ge beurt me ook gewoon in Leiden. In de Breestraat of op de Hoge Woerd. Vreemd dat wy dingen of mensen soms niet zien. Ik her inner me, dat ik eens een kleine tentoonstelling heb bezocht. Er was maar één zaal met schilde ryen. Later vroeg iemand me, hoe ik dat schilderij met de op komende zon had gevonden. Ik kon me niets meer van het WOORD VAiN BEZINNING schilderij herinnerenik had het niet gezien. Als ik hier aan denk, worden me allerlei ontmoetingen in het evangelie duidelyk. Een paar jonge mannen zyn aan het vissen. De ochtend gloort. Er komt iemand naar hen toe. Naief als een mens kan zyn denken ze dat het een „spook" is. Hy stelt hen een ge wone vraag. Hy vraagt om een vis. want hy heeft honger. Dan pas herkennen zy hem: Jezus, die dood' was. Ontmoeting. Met myn eigen ogen had ik het kunnen zien! Niet de tuinman, maar de an der. Geen spook, maar de mees dat ze God wel eens zouden wil len ontmoeten? Ik meen, dat ieder mens het gevoel kent van niet meer alleen verder te kun nen. Maar God ontmoet je niet. Je zegt, dat Hij zo ver is. Of je zegt, dat Hy er misschien wel helemaal niet is. Ach, als alles goed gaat, waarom dan ook zo'n ontmoeting? We staken het zoe ken snel. Onze aandacht wordt toch al naar zoveel kanten weg getrokken. Daarom zult u het ook wel vreemde gedachte vinden, Of een andere ontmoeting. Een vrouw, Maria Magdalena, het graf, waar de zelf- leeg. Wat een ervaring moet dat geweest zyn; om letterlijk doodsbang te worden. Gelukkig komt er juist iemand aan. Dat moet de tuinman zyn. Ze kykt hem aan en blyft overtuigd, dat hij de tuinman is. Hy spreekt tegen haar en zegt één woord. Hy zegt haar naam: .Maria". Dat ze dat niet eerder gezien heeft! Daar staat niet de tuin man, maar Jezus. Maar natuur iyk herkende zy niet; zoiets ver. wacht je immers niet. Ontmoeting. Hoe kon je me zo straal voorby lopen! Ontmoeting. Heb je dat schil- derij tian niet gezien? iemand ook straal voorby lopen. Ergens klinkt je naam, of er wordt gevraagd om een vis, om dat er honger is. Maar op straat ls zoveel rumoer en in ons leven nóg meer. Ontmoeting. Als ik aan al die ontmoetingen denk, ontdek ik, hoe ver open ogen kunnen zien. Ik ontdek, dat open ogen Gód zien. En gesloten ogen kunnen kenneriyk nog opengaan. Dove oren zouden kunnen gaan horen. Daarom blyf je even staan, want er wordt geroepen. Hoe kun Je me zo straal voorby lo pen. We lopen Hem al zolang straal voorby, dat je zou kunnen gaan vergeten, dat er toch op een ontmoeting gewacht wordt. PASTOOR J. BERGERS. Oud-Katholieke Parochie Leiden. tweede maal als de kleine we zen komen. Een botsen niet alleen van klimaat, maar ook van men taliteit. Zeker, wy hebben in de Nederlandse literatuur meermalen het oost-westconflict ontmoet. Ge woonlijk was dat van één kant uit beschreven, waarmee ik niet zeg gen wü dat het een zwart-witbeeld zou zyn. By Couperus byvoorbeeld zou men dat toch met geen moge lijkheid kunnen beweren. Maar by Maria Dermout speelt een ander element een rol dan alleen dat van het botsen. Dat is er zeer duidelyk, maar zy heeft, zonder het zelf te weten en dit laatste zeg ik met de grootste nadruk zich ge plaatst op een niveau boven de so ciale en de rassenkwestie. Zy werkt van haar bovenrealiteit uit. Daar om is het dat haar werk iets ge heel anders oproept dan een ras senprobleem en wel het beeld van de uiteindelyke menselyke een zaamheid, in dit geval inderdaad voortkomend uit verschil van huid kleur. Zelden is het eeuwige altyd misbruikte citaat van Kipling „Oh, east is east and west is west and never the twain shall meet" zo in zyn ware betekenis gedemon streerd. Want de mens is zwak en eenzaam en het zal zelden gebeu ren dat „two strong men stand face to face, though they come from the ends of the earth'". En dat is de enige voorwaarde tot sa mengaan volgens de „Ballad of East and West". De tweede novelle „Toetie" is niet voltooid, doch in zyn frag menten boeiend en mooi. Persoon - lyk mis ik oplossingen van conflic ten en nuanceringen: b.v. waarom Toetie en haar bruine dochtertjes toch niet meegaan naar Nederland met Charles, de vader en met de drie zoons. Wy horen zyn stand punt, maar niet het hare en dat is heel jammer, want ik denk dat Maria Dermout hier met haar sub tiele mensenkennis iets heel inte ressants en waarschynlyk ontroe rends had willen geven. Maar la ten wy vooral biy zyn met wat wy nog gekregen hebben en alleen treuren, omdat deze schrijfster nooit meer schrijven zal CLARA EGGINK WANNEER IS CR KAMS OP BLIKSEM? Als er uit al Ie richting. zwarte wolken ri komen drijven over elkaar gaan

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1964 | | pagina 7