Russische dramaturgie in ,De klokken van Kremlin' TIBERIAS: HET NAPELS VAN HET NABIJE OOSTEN EEN ZOEKLICHT OP DE BOEKENMARKT „GELUKKIGE" BOODSCHAP VAN LENIN Die klok staat nog I op het jaar 1900 De koning der vlooien heeft er zijn hof allang niet meer Zaterdag 18 juli 1964 Pagina 2 Vooral in de winter een zeei behaaglijk toeristencentrum (Van onze correspondent in Jeruzalem) „De koning der vlooien heeft zijn hof in Tiberias", schreef anno 985 de Arabische geograaf El-Mukadassi. En bij dit twijfel achtig compliment liet hij het niet. In zijn populair-wetenschap- pelijk geschrift maakte hij ook verder de inwoners van deze Ga- lilese stad tot mikpunt van zijn spot, die weinig aan hen heel liet. „Twee maanden van het jaar", beweerde hij, „verzadigen zij zich met de vrucht van de jujube-struik, die in het wild groeit en niets kost. Twee maandèn vechten zij tegen legers van vliegen, twee maanden lang lopen zij bijna naakt rond vanwege de hitte, twee maanden lang schijnen zij fluit te spelen, want dan zuigen zij sui kerriet, twee maanden lang waden zij door de modder en twee maanden dansen zij in hun bed vanwege de legioenen vlooien, die hen ongenadig teisteren". ten zijns gelijke niet heeft Bene den glinstert het blauwe water van het meer van Galilea, aan de ene kant geflankeerd door schilderach tige huizengroeperingen, aan de an dere kant door de in Syrië gelegen bruin-grijze bergen van Golan met in de verte de majestueuze Her- mon, die in de winter met sneeuw is bedekt. Als u wilt kimt u tien minuten later uw hart ophalen aan de onvolprezen vis, die het meer oplevert en die vers en aan lokkelijk wordt geserveerd in een rij min of meer elegante, maar nogal prijzige eetgelegenheden aan het golvende water. U bevindt zich ruim tweehonderd meter onder de Gezicht op een deel van Tibe rias; links de bergen van Golan in Syrië. De vijand aan de overkant Denkt u nu vooral niet, dat al leen deze patiënten de stad haar karakter geven. Hun aantal is ei genlijk maar gering in verhouding tot dat van de toeristen, die de tientallen hotels en pensions bevol ken en aanleiding hebben gegeven tot het ontstaan van een paar nachtclubs met en zonder strip tease. Het religieus-mystieke deel van de toeristen toont belangstel ling voor de graven van bekende Talmoedgeleerden, godsdienstfiloso fen en exegeten, onder wie de be faamde Maimonides, die in 1204 zeespiegel Rijkdom aan natuurschoon Sleten de inwoners van Tiberias vroeger werkelijk hun dagen zoals deze Arabische spotvogel verhaalt? Ik weet het niet, maar ik kan u met de hand op het hart verzeke ren, dat de bewoners van het mo derne Tiberias, Israëls winterkuur- oord bij uitnemendheid, hun dieet niet beperken tot wilde vruchten en evenmin in adamkostuum rond lopen, suikerriet zuigen, door de blubber waden of hun nachten doorbrengen met het bestrijden van ongedierte. Ze hebben werke lijk wel wat anders te doen. Want het moderne Tiberias is een cen trum van toerisme. Die status heeft het niet cadeau gekregen. Er moest hard voor worden gewerkt. De oud ste inwoners weten u te vertellen, dat Tiberias in hun jeugd niet veel meer was dan een armzalig nest. Dat was het misschien wat El-Mu- kadassi bedoelde, al zal plaatselijke patriottisme hem wel niet vreemd zijn geweest, want hij was een Je- ruzalemmer. Maar Israël verandert snel en Tiberias is nu een comfor tabele stad met een natuurschoon, dat aan Italië moet denken. Globaal gesproken is Tiberias tweeduizend jaar oud. Het dankt zijn ontstaan aan Herodes Antipas, die een nieuwe stad stichtte op de overblijfselen van 't vroegere Rak- kat en haar noemde naar de Ro meinse keizer Tiberius. Dat vertel len de geschiedenisboeken. Maar de joodse wijzen, die al gauw hun stempel drukten op het nieuwe be volkingscentrum, leidden de naam van hun woonplaats Teverjah in het Hebreeuws af van „Ta- boer", dat „navel" betekent. Tibe rias was vroeger namelijk een mid delpunt van joods godsdienstig le ven in het land der vaderen. Na de verovering van Jeruzalem, in het jaar 70, ontstonden hier belangrij ke academies van joodse religieuze wetenschap, die beroemde gods dienstfilosofen en codificators op leverden. Hier ook werd de Msjnah voltooid en tweehonderd jaar later omstreeks 400 de Jeruzalemse talmoed. Ook ander Arabische over heersing bleef de stad een belang rijk centrum, totdat, in de twaalf de eeuw, de kruisvaarders de Mo hammedanen trachtten te verdrij ven en Tiberias met de grond gelijk werd gemaakt. Toen, zo omstreeks 1560, de Turken Palestina verover den, schonk sultan Soeleiman Tibe rias en naaste omgeving aan een aanzienlijke jood, don Josef Nas- si, en daarmee begon de wederop bouw. In de achttiende eeuw was hier speik Dahar el-Omer heer en meester, die de joden echter geen hinderpalen in de weg legde. Toen in 1837 de stad voor de tweede maal werd verwoest, ditmaal door •n aardbeving, waren zij het, die de grondslag legden voor het nieuwe Tiberias. De opkomst van het zio nisme bracht een toevloed van pio niers en de staat Israel was nauwe lijks gesticht of joodse immigran ten van heinde en ver vestigden zich hier en droegen het hunne bij tot een snelle ontwikkeling, die voor Israël zo typerend is. Tiberias in het Napels van het Midden-Oosten. Wie uit de rich ting van Nazareth de stald nadert, raakt onder de bekoring van een panorama, dat in het Midden-Oos- kunt u hier i ten. In de zomer zal dat genoegen in de regel van korte duur zijn, want dan draait de temperatuur om de negetig graden. Maar in de winter komen hele drommen van Israelis en buitenlan ders naar Tiberias om er zich be haaglijk te koesteren in de warme, maar niet verzengende zon, te ge nieten van de rijkdom aan natuur schoon, waarmee heel Galilea ge zegend is, excursies te maken te land en te water en lijf en leden te baden in het water van de geneeskrachtige bronnen, die deze stal al eeuwen geleden een inter nationale beroemdheid hebben be zorgd. Koning Salomo en de demonen Die bronnen bevinden zich even buiten Tiberias aan de grote weg naar de fleurige nederzettingen in het Jordaandal. Hun aanwezigheid heeft dat gedeelte van het mens dom, dat aan reumatiek, jicht of bepaalde zenuwstoomlssen hjdit, aan niemand minder te danken dan koning Salomo. Zo althans wil het de legende. Ze vertelt, dat een groep zieken in hun wanhoop zich tot de wijste aller koningen wendde Louis Paul Boon. „Het Nieuwe Onkruid." N.V. De Arbeiderspers. Amster dam. Is de kijk, die een oudere heeft op jonge mensen juist; beter: kan die juist zijn? Dit is het eerste, ik geef toe. buitenliteraire probleem, dat de lezer tegemoet treedt, die „Het Nieuwe Onkruid" van Louis Paul Boon onder handen heeft. Dat is geen wonder. Louis Paul Boon toch heeft zijn werk, zijn ro* mans, novellen, dagboeken, altijd een tendens meegegeven. Dat hij zich bijna altijd van die tendens los heeft weten te schrijven, zodat zijn werk die authentieke toon en vorm heeft gekregen, die het ware kunstwerk kenmerken, is duidelijk. Boon is in de eerste plaats auteur en onmiddellijk daarnaast een strijder. Uit deze gelukkige combi natie is zijn stroom van aangrij pend werk gevloeid: „De Kapelle- kensbaan", „Zomer te Termuren", „De Bende van Jan de Lichte", „Kleine Eva uit de Kromme Bijl straat", „Niets gaat ten Onder", en niet te vergeten zijn dagboekachti ge „Boontjes Reservaat". In al zijn werken bestrijdt Boon met het wilde vuur, dat onuitblusbaar in hem was, de huichelarij, het on recht in de maatschappij, de ver drukking van de kleinen, de tyran- nie van de groten. Dat hij een roepende in de woestijn was in deze tijd staat wel vast. Waarom zou men luisteren naar een stem, die op het onrecht wijst in een perio de, waarin iedereen de mond vol heeft over welvaart? Mogelijk is dit ook een reden waarom Boon in dit nieuwe boek een andere toon aanslaat. En merkwaardig is dat deze nieuwe toon de toon is van de hulpeloos heid. In „Het Nieuwe Onkruid" wordt de ikfiguur geconfronteerd met de hedendaagse tieners. In hoeverre deze „ik" Boon zelf is, doet niet veel terzake, geloof ik. In een klein voorwoord zegt de schrij ver dat hij „in het ik-personage een heleboel kon afreageren" en dat zal dus waar zijn. Doch ook dit is niet van zoveel belang. Eigenlijk verbaast men zich over de teneur van dit voorwoord bij een zo onbevreesd auteur als Boon. Het belangrijke van dit boek is m.i. gelegen in de houding van de „ik" ten opzichte van de jeugd. Deze ik, Beukenootje noemt een (Van onze correspondent te Parijs) IN het Theater der Naties waar het internationale monster- festival nog onvermoeid doordraait, heeft het Moskouse Kunsttheater waarvan de stichter Stanislawski juist een eeuw ge leden geboren werd, de rode Sow jet-kleuren ten tweede male op mogen houden. Tsjecho's „Kersentuin" hadden de Moskovieten in Parijs vijf jaar geleden ook al eens vertoond, en in die tijd was de voorstelling, zo mogelijk, nóg enkele nuances geraffineerder en virtuozer geworden. Al kon men zich dan ook gelijktijdig af vragen of met deze perfectie van belichting, regie en spel waardoor elke individuele spontaniteit nog verder in de hoek werden ge drukt, de toneelspeelkunst geen vrij steriele bezigheid dreigde te worden. van zijn jonge vriendinnen hem, heeft zelf een zoon, die zich reeds op vrijersvoeten beweegt. Uit dit feit kan men zijn leeftijd ongeveer schatten. Hij is gelukkig getrouwd met een uitermate verstandige vrouw en hij heeft nog steeds een voorliefde voor mooie Jongemeisjes. Welke man heeft dat niet, zal zeggen. Doch deze aantrek kracht voor de jonge deze hoofdpersoon gecompliceerd. Hij is bepaald geen „tricheur". Hij neemt niet een van de gangbare houdingen aan teneinde meisjes in zijn bed te vangen. Naast de altijd aanwezige erotische ondergrond wordt hij bewogen door het hart. Hij koestert in de eerste plaats ge negenheid en belangstelling. Daar naast werkt het element van het terugverlangen naar de eigen jeugd, het gevoel van verlies voor altijd. Beukenootje zou waarschijn lijk niets liever willen dan zelf nog Jong zijn in deze tijd. Hij zou zelf tot het nieuwe onkruid willen be horen. Hü benijdt hen hun losheid, hun eigengereidheid, hun vrije le ven. Maar tegelijkertijd ziet hij de onlust in hen, het zich geen raad weten met de vrijheid, het zich en hun tijd verdoen met drank, narco tica en de juke-box. Maar Beuke nootje is geen boetprediker. Hij heeft zichzelf veel te goed door om te komen aanzetten met de waar schuwend opgeheven vinger. Hij zou toch zelf maar al te graag meedoen? Echt meedoen, aanvaard door de jeugd. Maar dat gaat niet. Deze jonge mensen zijn niet eens meer opstandig tegen de ouderen. Zij hebben eens en vooral een grens getrokken tussen zichzelf en de vorige generatie en zij zijn er volkomen van overtuigd, dat die grens niet overtreden kan worden. Wederzijds niet. Men praat er niet de andere kant. Hij willen helpen, maar er is geen hulp nodig. Hij zou willen liefheb ben, maar niemand heeft behoef te aan zijn „romantische" liefde. Hij zou willen strijden en bescher men, maar deze Jonge mensen vertrouwen op de eigen vuist. Op de vraag, die ik aan het begin van dit artikel gesteld heb, geeft dit boek geen antwoord. Toch werpt het een zeer helder licht op de middelbare leeftijd. CLARA EGGINK Geen stervertoon Eenzelfde hadden de huidige lei ders van het Kunsttheater ook be toond met Stanlslawski's regieont- werp voor de toneelbewerking van Gogol's beroemde „Dode zielen". Maar die vertoning had Parijs ten minste nog nooit eerder gezien, en bovendien bood de nadrukkelijk- karikaturale opzet die Stanislawski aan deze vlijmende sociale persifla ge had gegeven minder kansen aan academische verstarring. Ook hier was intussen de regie met de preci sie van een Zwitsers uurwerk gere geld en schenen alle inzetten, cli maxen, stemwelvingen, uitvallen, gestes, glimlachen, oogopslagen en andere spelnuances van de meer dan honderd leden van de bezet ting voor eens en voor altijd vast- hun garandeerde effecten te sorteren. Dat de Russen nog altijd geboren toneelspelers zijn staat als een paal boven water. Stervertoon en „schmiere" zijn hun bovendien vreemd, en een ac teur die de ene avond als hoofd rolspeler een voorstelling draagt, zal men bij de volgende vertoning met gelijke overgave zijn talent en meesterschap aan een onaanzien lijk figurant zien besteden. Braaf naturalisme Het gevoel van onbehagen waar mee de bewondering voor deze technische prestaties werd ver mengd, vanwege een zeker auto- Van datzelfde automatisme, de hermetische ondoordringbaarheid van vernieuwingselementen die de ze stijl typeert, had hier het aan- Scène uit Gogols' „Dode zielen" schijn gegeven aan 'n stuk, dat qua geest en structuur tot de uitingen het benauwendste en «braafste en burgerlijkste naturalisme viel te re kenen. Pogodine voert hier Lenin zelf ten tonele die, en dat was dan ook wel de enige attractie van de vertoning, door Boris Smirnow, met adembenemende gelijkenis op de planken werd geplant om te demonstreren, hoe de legendarische vader der revolutie in het dagelijkse leven toch ook een man was van vlees en bloed, die bovendien het warmkloppende hart op de rechte plaats placht te dragen. Naderend geluk Boris Smirnow als Lenin in Pogodine's „Klokken van het Kremlin", voor alle Russen verkondigen en zelfs in een stadspark moet hij een liefdespaar dat verstrengeld op een bankje zit, nog even storen om t voor te houden dat het proletariaat weldra zal zegevieren. Overigens bleek ook Amor in het Rusland dier dagen de zin der historie te verstaan, en zo wordt even later door een romance tussen een fiere rebel en matroos en de dochter van een ingenieur die het corrupte Tza- renbewind is toegedaan, gelukkig een komplotje verijdeld dat de klas sevijand juist had uitgebroed. Het stuk bevat meer van die speelse trekjes die natuurlijk altijd in de positieve richting leiden, en zo weet in de koorts van de burger oorlog wanneer Moskou in twee kampen is verdeeld, een muzikaal begaafde knecht van de klokke nist het carillon van het Kremlin te bereiken, om de „Internationale" juichend over de roerige stad uit te beieren! Prentenboek Waarschijnlijk ontbreekt 't ons aan de onschuld die nodig is om aan zo'n geënsceneerd prentenboek een kinderlijk-onbevangen genoe gen te kunnen beleven. Het Rus sische publiek brengt die kinderlijk heid welke voorwaarde voor die verrukkingen is, klaarblijkelijk ge makkelijk op, want de klokken van het Kremlin worden sedert twintig jaar nog steeds met onver- minder succes in de Moskouse theaters geluid. Niettemin hebben wy weer wel de naïviteit te geloven dat een gebeurtenis als die Rus sische revolutie en een figuur als Lenin door toedoen van een werke lijke dramaturg die dus niet door de dogma's van het burgerlijke na turalisme, alias socialistische realis me werd verblind, een produkt had kunnen opleveren dat als uiting van kunst ook buiten de Sowjet- grenzen emotionele weerklank zou hebben verwekt. en hem smeekte hen te genezen. De koning stemde toe. Hij riep een legertje demonen op en beval hen tot in de diepste regionen der aarde af te dalen en het toen nog koude water van de bronnen van Tiberias op kookhitte te brengen. En zo geschiedde. Maar koning Sa lomo kende zijn duivelse pappen heimers maar al te goed en nam zijn voorzorgen. Voordat zij in de aarde afdaalden ontnam hij hun het gehoor, want hij wist, dat zij met 't stoken van het vuur zouden ophouden, zodra zij bericht van zijn dood hadden gekregen. Koning Salamo werd *n kleine duizend jaar geleden tot zijn vaderen verzameld, maar de zwoegende demonen heb ben daar nog altijd geen weet van en wijden zich nog steeds ijverig aan de taak, die hun werd opge legd, tot intense voldoening van de kuurgasten en van de directie van het moderne gebouwencomplex, compleet met restaurant en „sou venir shop", waar een staf van dokters, verplegers en verpleegsters de strijd tegen hun kwalen voert. stierf. Rabbi Jochanan bem-Zakkai, een groot wetsgeleerde uit de tijd van Jeruzalems verwoesting door die Romeinen, Rabbi Eliëzer de Gro te, een prominente godsdienstleraar uit de tweede eeuw, rabbi Akiva, die omstreeks het jaar 150 gefol terd door de Romeinen, het leven liet en rabbi Meïr Baal Ha-nes, die in de Agadische geschriften als wonderdoener (in het Hebreeuws baai-nes) wordt beschreven. Rabbi Meïrs verdiensten als man van on gewone godsvrucht werken, naar het heet, nog altijd door en zo kunt u in het gebouw met zijn twee koepels, dat het graf van de vrome omsluit, het hele jaar door men sen aantreffen, die extatisch bid den om vervulling van hun wensen. Onderwijl suizen de witte station wagens van de Verenigde Naties langs de oevers van het meer. Want het landschap van Galilea mag dan al van vrede en broederschap spreken, de Syriërs aan de overzijde kunnen het niet verkroppen, dat het visrijke water i m behoort wijle het leven. En van hun bun- Kibboets Ginossar i het meer van Tiberias kers op de berghellingen uit tu ren zij door hun kijkers naar de kleurige touringcars met toeristen voor wie de aanwezigheid van „de vijand" net zo goed een attractie betekent als de genezende warme bronnen van Tiberias of het graf van de heiUge wonderrabbi .wiens verdiensten ook na zijn dood al diegenen heten te helpen, die hem in hun bekommernis aanroepen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1964 | | pagina 8