ZOEKLICHT
„Auer
Dull"
bestaal
duizend
jaar
EEN DOORBRAAK
Geloof en erfenis
(München)
EEN
OP DE BOEKENMARKT
WOORD
VAN
BEZINNING
WAAR ISRAEL ZIJN DODEN HERDENKT a
(Van onze correspondent in Jeruzalem)
Londen heeft zijn Cenotaph. Parijs en Washington hun Graf
van de Onbekende Soldaat. Amsterdam zijn Nationale Monu
ment, Israëlzijn Bos van de Martelaren.
Niet in steen gedenkt de Joodse Staat zijn doden, maar in
takken en loof. Dertien jaar geleden werden na een indrukwek
kende plechtigheid de eerste jonge boompjes geplant voor het
levende gedenkteken ter ere van de zes miljoen joden, mannen,
vrouwen en kinderen, die door Hitlers hand hun leven eindigden.
Nu zijn ver over de zeshonderd hectaren beplant van de drie
duizend, die samen dit Woud der Heiligen zoals de He
breeuwse naam luidt zullen vormen.
Een groep leden van de Ned. Vereniging van Ex-Politieke
Gevangenen die onlangs in Israël was. legde een krans in het
Nederlands gedeelte van het woud.
Nergens ter wereld worden oor
logsdoden zo „natuurlijk" geëerd.
Het Bos der Martelaren is een uniek
monument, dat op de duizenden die
het telkenjaren bezoeken, een diepe
Indruk maakt. Het wordt verzorgd
en beheerd door het Joods Natio
naal Fonds, dat zRn hoofdbureau
in Jeruzalem heeft en sinds de
stichting van de staat Israël 65
miljoen bomen in Israels droge
bodem heeft geplant, waarvan ruim
twee miljoen In het gebied rondom
Jeruzalem.
„Bos der Martelaren" ls voorlopig
een wat misleidende naam, want de
boompjes zijn nog te jong om samen
het beeld op te roepen van wat men
elders ter wereld onder een bos
verstaat. De naam loopt eigenlijk
op de toekomst vooruit, zoals zoveel
ln Israël. Maar over enkele decnnia
zullen toch inderdaad al die den
nen, cypr essen, eucalyptussen,
kastanjes, Johannesbroodbomen.
acacia's en olijven uitgegroeid zijn
tot een bos van compact groen,
dat een element van leven en ont
wikkeling zal brengen in de al af
nemende grauwheid van de rots
achtige heuvels van Judea.
DRIEHOEK
Het Bos der Martelaren is ont
sproten aan het brein van Joseph
Weitz, de vader van het bebossings-
werk in Israël. Het ligt in de Jeru-
zalemse corridor, de smalle strook
die de Israëlische hoofdstad ver
bindt met de rest van het land. Het
beslaat, ruw gesproken, een drie
hoek. waarvan de top even ten
noorden van de hoofdweg van
Jeruzalem naar de kustvlakte ligt
en de basis langs de spoorlijn Tel-
Aviv en Haifa naar de hoofdstad.
Hier en daa.r liggen nederzettingen,,
groepen witte huisjes met rode
pannendaken. wier akkers eens
aan het bos zullen grenzen. Niet
overal zal het even gauw het ge
val zijn. Het hangt af van de
soort bomen, die hun buren zijn.
Dennen ontwikkelen zich betrek
kelijk vlug. Na een jaar of veertig
zijn zij volwassen. Maar olijfbo
men b.v., deze schilderachtige,
knoestige gestalten, die men over
dit district bestaan vier boomkwe
kerijen, waar de stekjes in tiendui
zenden blikken bussen met veel
zorg worden grootgebracht om later
hun plaats in te nemen in de
negenduizendtweehonderd hectaren
in de omgeving van Jeruzalem, die
voor bebossing zijn bestemd.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
Jaap Koopmans. „Blote vingers". J. M. Meulenhoff Amsterdam.
De nieuwe roman van Jaap Koopmans ls een verrassend werk. Oneindig
veel beter dan „Doodslaan op donderdag", zowel wat betreft de compositie
als wat betreft de stijl. Zijn taal is essentieël geworden in die zin, dat de
passages, waaruit de roman is opgebouwd, stuk voor stuk zyn geschreven
met de blote vingers op de pols van een wereld. Men zou deze roman
kunnen zien als een reeks novellen, die evenwel organisch met elkaar ver
bonden zyn via de hoofdfiguur Jacob met vertakkingen, die hecht genoeg
vast zitten om de roman zonder franje tot een gaaf geheel te houden.
Zo is er b.v. de passage van Jacobs
bezoek aan zijn Engelse correspon
dentievriendin, die haast niet los te
maken is van zijn reminicensies
als journalist, ofschoon de beide
gebeurtenissen na elkaar in de tyd
liggen. Het verhaal ligt inderdaad
„los in de tijd" zoals de flaptekst
zegt, want voordat men Jacob in
levenden lijve ontmoet, beleeft men
zyn begrafenis in het eerste hoofd
stuk. Wat men leest zijn gedeelte
lijk Jacobs herinneringen in het
ziekenhuis, gedeeltelijk ervaringen
van zijn omgeving, hoewel dit nooit
precies gezegd wordt. Want in ieder
van de scènes „gebruikte Jacob
zijn pupillen nog, zijn rug zat on
beschadigd tegen het pluche, zijn
mond vroeg naïviteiten" blz. 51).
Hij ligt nog niet blind en lam na
het auto ongeluk in het ziekenhuis.
Zo is het mogelijk Jacob in de
militaire dienst aan te treffen in
het hoofdstuk „Een gangbare op
vatting". Daar is het, dat hij Anton
Ostecena ontmoet, die de indirecte
oorzaak van zijn dood zal zijn.
In Antons ouderlijk huis zal hij
later diens zuster Leonoor leren
kennen en de regisseur Kees de
Goede. Om nog even op die dienst
tijd terug te komen; ik geloof dat
ik zelden in een Nederlandse roman
zo'n fantastisch geslaagde scène ge
lezen heb als die waarin Jacob
met zijn peloton de paradepas moet
oefenen, (blz 6266). Dit is schrij
ven. Een in wezen zo simpel geval
zo neerzetten, dat alle zijden tege
lijk te voorschijn komen; de absur
diteit, de spot en de tragiek en
verder alles wat achter het militai
risme zit.
Er zyn trouwens meer hoogte
punten in het boek. Daar is het
beeld van het ouderlijk huis met de
bromfietsen (blz 88), een mooi
fragment van navrante tederheid.
Ook de historie van Jacobs korte
verloving met het meisje Martha
(blz 9498) is bijzonder raak en
bondig. Jaap Koopmans doet in
deze roman nergens een poging om
„origineel" te zijn, iets dat op het
ogenblik zozeer aan de orde is. Wel
munt zijn boek uit door oorspronke
lijkheid van visie. En toch overkomt
zijn sujetten niet veel anders dan
wat de gemiddelde mens overko
men kan. Al zijn Anton en Leo
noor toneelspelers en is De Goede
een regisseur, zij zijn in de eerste
plaats mensen in aanraking met
Jacob en daarnaast individuen
apart met de eigenaardigheden van
hun beroep slechts als ondergrond.
Koopmans maakt zijn mensen vol
ledig en hij kan dat doen, omdat
hij de grens van het literair be
dachte overschreden heeft.
Zijn Jacobfiguur is in zijn ogen
schijnlijke eenvoud enigmatisch. Hij
wordt voorgesteld als een onopval
lende jonge man. Bij het eindexa
men heeft zijn directeur tegen hem
gezegd: ..Jij bent een goede leer
ling geweest. Maar behalve ik ls
er niemand op school, die dat weet".
Deze veelbetekenende woorden ty
peren Jacob. Jacob ls de man met
het volmaakte masker. Hij valt
nergens op. Hij leeft in zijn ge-
dachtenwereld. Hij is intelligent en
introvert. Hij heeft de merkwaar
digheid in wezen in geen enkel
maatschappelijk cliché te passen
en hij vindt dus ook nergens aan
sluiting. Dat aanvaardt hij even
wel en hij toont geen opstandig
heid. Zijn ervaringen zijn de ver
anderingen, die hij aanbrengt
in mensen en toestanden. Men ver
staat hem dan ook alleen als hy
artikelen schrijft. Zijn liefde voor
Leonoor is de liefde op een af
stand. Als hij eenmaal een nacht
met haar doorbrengt, is dat zijn
verlies en zelfs zijn dood.
Wat mij niet helemaal duidelijk
is, is waarom de auteur deze. ove
rigens zo voortreffelijk uit negativi-
teiten te voorschijn getoverde fi
guur, als „niet levensvatbaar" be
stempelt. Mogelijk slaat dit op zijn
schijngestalte.
Ik hoop met het bovenstaande dui
delijk gemaakt te hebben dat wR
met „Blote Vingers" een werk on
der ogen krijgen van een jonge,
moderne auteur, die zich van de
modeschryverij heeft losgemaakt.
Hij heeft zich bevrijd van de ik-ob-
sessie, waarschijnlijk omdat hijzelf
de beperktheid daarvan heeft ge
voeld. Het gevolg is, dat hij een
moderne roman met armslag he/ft
geschreven van uitzonderlijke kwa
liteit.
CLARA EGGINK
Otto Frank plant een stekje ir
gedeelte
het naar zijn dochter genoemde
an het bos.
heel Israël verspreid vindt, haas
ten zich niet. Ze groeien lang
zaam, maar worden oud. In Israël
wijst men U stammen van meer
dan duizend jaar. Dat is, zoals de
heer Chaim Blass, hoofd van het
bebossingsdistrict Jeruzalem, mij
verzekerde, geen „uitvinding" om
toeristen te trekken, maar- een
botanische werkelijkheid.
Dat men juist de Jeruzalemse
corridor voor de stichting van het
Bos der Martelaren heeft gekozen,
is geen toeval. De bodem immers is
merendeels rotsachtig. Een land
bouwgebied is deze streek niet en
zal zij waarschijnlijk ook wel nooit
worden, al hebben hier bepaalde
kibboetsiem en andere nederzettin
gen opmerkelijke agrarische presta
ties geleverd. Bomen gedijen er
echter goed, als ze althans, vooral
in de eerste jaren, met zorg worden
behandeld. Die „opvoeding" berust,
zoals gezegd, bi) het Joods Natio
naal Fonds, dat in 1901. op het
vijfde zionistencongres, werd ge
sticht en dat sindsdien een grote
ervaring op bosbouwkundig gebied
heeft verworven. In heei Israël
heeft het een drieduizend man
personeel, waarvan ruim achthon
derd in het district Jeruzalem. In
PERCELEN
Een groot deel van deze stekjes
vindt zijn uiteindelijke bestemming
in het Bos der Martelaren. Wan
neer zij daarheen verhuizen, hangt
niet zozeer af van het Joods Natio
naal Fonds als wel van de joden
over heel de wereld. Dit levend ge
denkteken wordt namelijk opge
richt door de bijdragen van indivi
duele personen, instellingen, orga
nisaties. gemeenschappen en zelfs
families, die dit project niet alleen
financieren, maar ook eigenhandig
boompjes kunnen planten. Het ge
hele bos is namelijk verdeeld tn
percelen, elk gewijd aan de nage
dachtenis van tijdens de oorlog
omgekomen Joden uit een bepaald
land.
Een in rustieke omlijsting gevat
bord van marmer duidt de landen
aan. Nederland, België, Frankrijk,
Hongarije, Griekenland, Joego-Sla-
vië, Italië, Oostenrijk, Duitsland,
Denemarken, Polen, de Sowjet-
Unie, Tsjeoho-Slowakije, Lithauen.
Roemenië. Letland, Estland en
Noorwegen hebben er hun eigen
grond. Een perceel eert speciaal de
nagedachtenis van de getto-strij
ders. een ander is de levende tombe
van het „onbekende joodse kind".
NIS
De broederschapsorganisaties B'nai
B'rith .die op sociaal, pedago
gisch en filantropisch gebied goed
werk doet, heeft hier een eigen
indrukwekkende gedenkhal in de
vorm van een kunstmatige grot,
waar een nis in de bergwand,
door bronzen deuren afgesloten
en door kaarsen verlicht, lange
lijsten bevat met de namen van
hen. voor wie de bevrjjding nim
mer daagde. Het ligt in de bedoe
ling, dat in de loop van de jaren
alle „landen" een dergelRk mau
soleum krijgen.
Sommige percelen zijn onderver
deeld in stukken, die de herinnering
levend houden aan bepaalde plaat
selijke joodse gemeenschappen-
Voor de verjaardagen van de uit
roeiing komen de overlevende hier
bijeen om hun doden te gedenken
met een vaak diep schokkende
plechtigheid, die met een gezamen
lijke boomplanting wordt besloten.
Ook de toeristen en andere bezoe
kers, joodse zowel als niet-joodse,
kunnen aan hun gevoelens uiting
geven door stekjes te planten en
heel het jaar door wordt daarvan
een druk gebruik gemaakt, zodat
het bos gestadig groeit. Ongeveer
tweeëneenhalf miljoen boompjes
staan verspreid over de berghellin
gen. Er is plaats voor zes miljoen.
Landelijke wegen over een geza
menlijke afstand van 41 kilometer
doorkruisen het reservaat. In de
regentijd maakt de weke bodem
het automobilisten vaak moeilijk,
maar terecht heeft men een plan
om de belangrijkste wegen van een
asfaltlaag te voorzien, opgegeven.
Het zou aan het natuurlijke karak
ter van dit levensmausoleum af
breuk hebben gedaan.
SYMBOOL
Er wordt hier veel gehuild. Voor
menigeen zegt een verzameling van
bomen, al zijn ze ook nog nietig,
méér dan een stenen zerk. Uit alle
windstreken komen mensen, die
door Hitiers massaslachting werden
beroerd, hierheen om zich in ge
dachten te verenigen met de slacht
offers: joden en niet-joden, die
tijdens de oorlog in een vrij land
leefden, die in concentratiekampen
waren opgesloten maar er het
leven afbrachten, die marteling en
gefolter doorstonden, die deelna
men aan het verzet tegen de
onderdrukker, mensen wier fami
lieleden werden vergast of doodge
schoten door executie-pelotons,
nabestaanden die niet weten, waar
de laatste rustplaats van hun dier
baren te zoeken.
Hun gedachten gaan uit naar de
dagen waarin zij allen tezamen
waren. En hun handen scheppen
een levend grafteken. ZR planten
een teer. groen stekje in de harde,
barre rotsgrond. Het is een symbo
lische handeling. Hier wordt een
gelofte afgelegd: nooit zal zo iets
meer gebeuren. Het is een triomf
voor Israël, dit woud in aanleg. Een
triomf voor de onverzettelijkheid
van een volk. dat niet sterft, dat
wel geslagen kon worden maar zich
niet gewonnen gaf. en dat ook
tydens het zwaarste duister van de
lange nacht, die zyn levensgang
vergezelde, bleef hopen en ver
trouwen.
Ergens in dit bos, tussen de gryze
hellingen van de heuvels, zag ik
een bijbelcitaat, uit het negende
hoofdstuk van het boek Amos, dat
dit verlangen om hier, juist hier,
te planten, verklaart: „En ik zal de
gevangenschap van mijn volk
Israël wenden en zij zullen de ver.
woêste steden herbouwen en wijn
gaarden planten en hun wijn drin
ken. En zU tullen hoven maken en
hun vrucht eten. En ik zal hen in
hun land planten en zR zullen niet
meer worden uitgerukt in hun land,
dat ik hun gegeven heb, zegt de
Heer, uw God". Velen van hen, die
hierheen komen, zullen misschien
dit woord nooit eerder hebben ge
lezen. Maar in hun hart stond het
gegrift sinds de dagen der bevrij
ding.
Ook wie zelden of nooit in
de bybel leest, weet wel
dat in dat boek telkens
over geloof gesproken wordt.
Wat velen, die zelden of nooit
in de bybel lezen, niet weten is,
dat daar ook veel over ergernis
geschreven wordit. Voor de men
sen, die de bybelboeken geschre
ven hebben is het blykbaar zo
dat geloof en ergernis; geloof en
dingen, die dit geloof schryven
te weerspreken, blykbaar bij el
kaar horen. Als het anders was,
dan zou het geloof geen geloof
meer zyn, maar een ervaring,
die door niets wordt aangevoch
ten of weersproken.
Het hele boek Job gaat over
dit probleem. Deze man geloofde
in God, hy geloofde dat God
wys is en rechtvaardig. Maar
hoe hy dat geloof moest rijmen
met het verschrikkelyke lijden,
dat hem overkwam, dat wist hij
niet. De ergernis kwam toen hij
die twee niet aan elkander pas
sen kon. Zo sterk kwam de er
gernis naar boven in zyn ziel,
dat hy schreeuwde: vervloekt zij
de dag waarop ik ben geboren!
Geloof en ergernis horen bij
elkaar. Bijna kan men zeggen,
dat waar ergernis is, ook het
geloof is. Want waarom zou een
mens zich ergeren als hy meent
niets te moeten .geloven". Met
de bybel in de hand moet men
!n elk geval zeggen: waar geloof
is daar is ook de ergernis van
het geloof.
Het geloof heeft zeer vele „er
gernissen". Ze zyn niet specifiek
voor het christelyk geloof. Ze
duiken overal op waar mensen
zich de een of andere voorstel
ling hebben gemaakt van de
goddelyke Macht, die achter en
boven alle dingen staat. En nu
ontdekken zy, dat 's werelds
beloop in het groot of in het
klein daarmee in stryd schynt
te komen. De Islamiet, de Boed
dhist. de zon-aanbidderzy
zullen allen vroeg of laat op te-
genstrRdigheden stoten tussen
hun „geloof" en de werkelRk-
heid, die zy met hun handen
tasten en met hun ogen zien. Er
hokt iets, dat is de ergernis.
Ook de bybel spreekt wel van
ergernissen, die in wezen van
deze niet verschillen. Maar de
cht-bUbelse betekenis van het
woord ergernis is dat toch niet.
In het Nieuwe Testament is het
woord „geloof" christelyk gela
den. Ook het woord „ergernis"
heeft daar zyn specifiek christe-
ïyke inslag. Geloof is daar: ge
loof in Jezus Christus. Ergernis
is daar: ergernis aan Jezus
Christus.
Het is de ergernis aan de
boodschap, dat wij in Jezus van
Nazareth op een heel byzondere
manier met God te maken heb
ben, dat een Israëliet, die ge-
kruizigd werd de Heer zou zyn,
Eén aan Wien een mens zich in
leven en sterven mag toever
trouwen omdat Hij voor allen
gestorven is en opgewekt. Dat,
en nog veel meer, zijn voor
iedere gelovige bij tyd en wRle
evenzo vele ergernissen.
Maar geloof zou geen geloof
zyn zonder deze ergernissen,
althans geen christelijk geloof.
Kierkegaard heeft eens het zeer
diepzinnige woord geschreven
„van de mogelijkheid van de
ergernis slaat men of af naar
de ergernis öf naar het geloof;
maar men komt nooit anders
tot het geloof dan van de moge-
lykheid van de ergernis uit".
Het loont de moeite over deze
diepzinnige woorden eens rustig
en nederig na te denken.
P. J. MACKAAY,
herv. predikant te Oegstgeet...
Een van de merkwaardigste mark
ten ter wereld viert dit jaar haar
duizendjarig bestaan: de Auer
Duit" in de Beierse hoofdstad
München. Deze „Duit" is vermaard
door het zeer gevarieerde aanbod:
men kan er zowel een vingerhoed
in Empirestyl als een nog in zeer
goed staat verkerende pronkkaros
uit de Biedermeiertijd kopen. Van
ee andere bekende Europese markt,
de marché aux puces oftewel de
vlooienmarkt in Parijs verschilt de
„Duit" in twee opzichten. In de eer
ste plaats wordt zij slechts drie
maal per jaar gehouden, telkens
gedurende een week. Een ander
verschil bestaat hierin, dat de
..Duit" tevens een volksfeest is met
biertenten, worst- en koekverko-
pers, schiettenten en carrousels.
De geschiedenis van de „Duit"
begon al in 955 met de slag op het
Lechfeld. Onder de dapperen,
die daar aan Beierse zyde tegen de
Hongaren vochten, bevond zich ook
een jonge man van adel. Jacob Kalt-
hauser. Voor de bloedige slag begon
had hij een gelofte afgelegd, dat hy
namelijk by zyn stamslot Hoch-
mutting voor de poorten van Mün
chen een kerk ter ere van Jacobus
zou bouwen als hij ongedeerd uit
de stryd zou terugkeren. Tegelyk
met de inwijding van de kerk werd
toen in 1964 de eerste beurs gehou
den, die later tot „Jacobi-Dult"
werd en door haar voortdurend
toenemende betekenis twee eeuwen
later naar München verhuisde.
In 1392 kreeg deze beurs de naam
„Duit", toen aan het bezoek een
door de paus verleende aflaat (La
tijn „indultum") verbonden was.
Het nauwe contact met het reli
gieuze leven, een mengsel van kerk
feest en kermis, weerspiegelt zich
ook in de uit overlevering afkom
stige en in zwang gebleven namen
„Jakobi-Dult" en „Georgi-Dult".
Aangezien de derde van de tradi
tionele markten op het kerkplein in
de „Au" wordt gehouden ontstond
de naam „Auer Duit*. Nu is het een
uitstalling van curiositeiten en ge
legenheidskoopjes. een „beurs voor
elke beurs". Men kan er nu van al
les kopen: gedeukte pannen en
echte schilderyen. gedragen kle
ding en bibliofiele kostbaarheden
afgedankt huisraad en waardevolle
antiquiteiten. Nog een paar „koop
jes": een kindertelmachine en de
trompet van de „trompetter van
Sackingen"
Zaterdag 9 mei 1964 Pagina 1
Bos der Martelaren