„GESPROKEN WEEKBLAD" voor blinden boekt succes ilr iiiWii ÜE'iiS" ZOEKLICHT Per ilag gaan soms duizend bandjes in Grave de deur uit i *ar AANGENOMEN WORDEN Volle maan als lift n r tt i-f 3? 'Jr»5n?£ EEN OP DE BOEKENMARKT WOORD VAN BEZINNING Zaterdag 21 maart 1964 Pagina 1 draaid. werd de behoefte gevoeld de grote vraagstukken van de huidige tijd door erkende vaklieden te laten behandelen. Hiervoor werd opge richt het maandblad „De Toetst". In samenwerking met het Prot. Nederlandse Bijbelgenootschap in Amsterdam begon men op 1 febru ari 1962 met een 14-daagse uitgave genaamd „Onze bijbeltekst voor iedere dag". Hierin komen naar on derwerp gesorteerd, perikopen uit het oude zowel als het nieuwe tes tament voor. Een vierde terrein wordt sinds 20 oktober van het vorig jaar bestre ken door „de Spoel", dit met haar maandelijkse verschijning de abon nee op populaire wijze confronteert met de huidige stand van weten schap en techniek. GESPROKEN BOEK NAAST DEZE VORM van ont spanning, bevindt zich in de Brabantse gemeente nog een instelling die zich met de blinden zorg bezig houdt. Een vestiging van de nationale blindenbibliotheek „Le sage ten broek" met nog afde lingen in Den Haag, Amsterdam en Ermelo maakte in 1956 met „ge sproken boeken" een snelle start. °°k hier ee" goede technische autillage. een bibliotheek niet meer dan 1600 banden waarvan vele kopieen zijn gemaakt en maar liefst 21 vaste medewerkers. Iedere !J i. J ril fav i "Tr? jurt* ll'llllllltlllllllllllllllllllllllllllililiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniifiii,,,,,,,,,! TT\ IT IS DE BANDgesproken weekblad voer Nederland 95^^ en België, ditmaal met medewerking van zo begint elke week voor honderden blinde Nederlanders het tijd- schrift-op-de-band, dat in het Brabantse plaatsje Grave wordt verzorgdVoordat de Vereniging het gesproken weekblad de Band", zoals de o[[iciele naam van de uitgever luidtop 2 februari 1958 begon hadden de ongeveer 5.000 blinden boven de 20 jaar die Nederland toen naar schatting telde, de bedthikking over tal rijke brailleboeken van de blinden-bibliotheken in ons land. Daarnaast was er dan de radio, die voor de blinde bijna de enige mogelijkheid betekent om zich van het wereldgebeuren op de hoogte te stellen. Daarbij komt nog dat nauwelijks 30 procent van onze blinden het braille beheerst, dat v/il zeggen vlot leest. De overige 70 procent moet dit schrift op dikwijls pas oudere leeftijd worden bijgebracht, een moeilijke opgave die weinig kans van slagen heeft. Voor deze 70 procent was de idee van eeen gesproken weekblad dus een uitkomst. Van het begin in '58 af heeft „de band" zich dan ook tot doel gesteld datgene te brengen wat de blinde ondanks de radio of braille-tydschriftcn moest ontbe ren. Men wilde daarom geen nieuws geven, maar wel de achtergronden ervan, publikaties over landen en volken, die nodig zijn om zich een eigen oordeel te vormen over de situatie op een bepaald ogenblik. KLANKBEELD /N DEZE OPZET is men ge slaagd, dat bewijst het steeds groeiende aantal abonnees wel. Er moest echter eerst een zee van moeilijkheden worden overwonnen. Er ivas een kopieer machine nodig, een studio (tje), muziek, bandrecorders, ban den wie moest al die kosten betalen? Het leek onmogelijk maar het lukte. Door acties, collectes, zwoe gen en zweten kreeg men het beno digde geld voor een groot deel bij een. Van vele zijden werd enthou siast gereageerd op de idee van een gesproken blad en slechts enkele telefoontjes waren voldoende om gratis kopierecht te verkrijgen van tientallen kranten en tijdschriften. Iedere week knipt men sindsdien uit vele bladen daarvoor in aan merking komende artikelen; men overlegt, men herschrijft en veran dert totdat de tekst helemaal „rond" is. Enkele redacteuren zor gen voor eigen commentaar. Om een idee te krijgen van de vorm waarin het „weekblad" wordt gegoten, kan men het beste aan een klankbeeld denken. Bij elke veran dering van onderwerp behoort een „illustratie", een muziekje verband houdende met het besprokene. Ook allerlei geluiden (kinderen, schepen, auto's, dieren en wat niet al) krij gen wanneer het zo uitkomt een plaatsje op de band. DISCOTHEEK De DISCOTHEEK is dan ook indrukwekkend: ruim 180 banden! Het groeiende aantal abonnees bracht echter ook de noodzaak van appara- tuuruitbreiding met zich mee, die aanvankelijk slechts één eenvoudige bandrecorder en een ampex-set omvatte. Nu heeft men de beschikking over een „regelkamer" met drie opname machines, een pick-up en een regelpaneel met allerlei techni- Aanstaande zondag, „Palm zondag", „Palmpasen", vindt in vele kerken een feestelijke plechtigheid plaats. Kleinere of grotere groepen jon gere en oudere mensen doen „openbare belijdenis van het geloof", worden „bevestigd" tot belijdend lidmaat van de Kerk, worden „aangenomen". Waarom doen die mensen dat? Wat is de zin van deze plechtigheid? Zoals bij, zovele kerkelijke plechtigheden, die in de loop der eeuwen tot traditie zijn ge worden, is ook bij deze gelegen heid de kans op misverstanden groot. Eén van die misverstan den was (alleen maar „was"? is het echt helemaal verleden tijd?) de gedachte, dat deze kerkelijke „aanneming" 'n soort volwassen-wordings-ritueel zou zijn. Als je achttien, negentien jaar bent. wordt het „tijd om je te laten aannemen". Door die aanneming wordt het kind tot volwassenede gemeenschap (kerkelijke gemeenschap en dorpsgemeenschap, dat kwam toch vrijwel op hetzelfde neer!) accepteert het meisje als vrouw, de jongen als man; vanaf je be vestiging tel je mee als volwas sene. Met je openbare geloofs belijdenis wachten tot je bijvoor beeld 30 of 50 jaar bent, is .eigenlijk gek"; het is net of je je volwassenwording uitstelt. In 6treken en milieus, waar deze jpvattingen gemeengoed zijn, wordt over de kerkelijke aanne ming gedacht en gesproken op een manier, die sterk soms tot in details, herinnert aan wat ethnologen ons vertellen over initiatie-riten, manbaarheids plechtigheden en dergelijke vol- wassenwordingsgebruiken bij natuurvolkeren In bepaalde gebieden van ons land was het gewoonte, dat jon gens bij hun kerkelijke bevesti ging hun eerste „echte" man nen-kostuum kregen en droe gen. Pas predikant in m'n eerste gemeente en nog goed „groen" in het kerkelijk-burgerlijk ge- woonte-„recht", werd ik zo om streeks februari opgebeld door de chef van het filiaal van een groot kledingmagazijn in de na burige stad: „Dominee, hebt u nog lidmaten?" Ik was stomver baasd en heb zoiets geantwoord als „Ja. ongeveer tweehonderd; maar waarvoor moet u dat we ten?" Er volgde een wel komiek gesprek vol geleidelijk opgehel- Een „voorlezeres" verdiept in de tekst sche snufjes en mogelijkheden, een studio en zes kopieer-ma- chines. De zevende is reeds besteld. Dat de technische resultaten daar ook naar zijn, blykt wel uit de vele be stellingen van de zijde van het be drijfsleven voor klankbeelden, mu ziekprogramma's. reclamebandjes enz., met de opbrengst waarvan men een deel van de grote kosten dekt. En het ls niet bij één weekblad gebleven. Toen het gesproken weekblad enkele jaren had ge- Heere Heeresma. „De Vis" Contact. Amsterdam 1963. „De Vis" als titel voor vers of proza en dus ook min of meer als symboliek, schijnt aantrekkelijk te zijn. Zelf heb ik die titel een jaar of tien geleden gebruikt voor een verhaal. (Maatstaf. Later Meulen- hoff. Amsterdam». Daarna ik ga chronologisch te werk is ver schenen het mooie, lange gedicht van Ed. Hoornik, dat „De Vis" heet. En nu ten derde male treffen wij deze titel by Heere Heeresma voor zijn allegorische novelle. Ik ben er van overtuigd dat dit toeval is, maar dat doet aan de merk waardigheid van deze overeenkom stige titelkeuze niet af. Ik heb dan ook zitten denken of er soms enig verband te vinden is tussen de drie literaire werken die die titel dra gen. Maar het verband is m.i. even gering als het verband tussen het werk van deze drie schrijvers in het geheel bekeken. Toch moet er een onbewuste ondergrond zfjn, want anders komt men niet op derde misverstanden, waaruit bleek: hij wilde van mij namen en adressen van de jongens, die op Palmzondag tot belijdende lidmaten zouden worden beves tigd, om die te kunnen benade ren over de aanschaf van „het" pak. Eén van de sterkste her inneringen aan dat gekke tele foongesprek is voor mij wel: de oprechte en grote verbazing van die filiaalchef over het feit, dat ik verbaasd was en niet direct begreep wat hij bedoelde; dat was toch immers de gewoonste zaak van de wereld? Voor m'n gevoel is die hele gedachtensfeer rondom de ker kelijke bevestiging snel verdwe nen of aan het verdwijnen. Dat is een goede zaak. waarbij de kerk wordt geholpen door de mode: onze kleding is tegen woordig al lang vóór de „ge- bruikelijke aannemingsleeftijd" volwassen. Het is een goede zaak, dat ook die „gebruikelijke aannemingsleeftijd" tegenwoor dig tussen aanhalingstekens moet: er staat geen bepaalde leeftijd voor om openbare ge loofsbelijdenis te doen. Natuur lijk moeten de kerken een be paalde minimumleeftijd stellen: bevestigd worden tot belijdend lidmaat van de Kerk kan geen zaak zijn van kinderen, die „nog niet weten wat ze doen". Maar het is niet meer dan een mini mumleeftijd en er kan en moet over gedacht en gediscussiëerd worden of dat minimum (acht tien jaar in verschillende ker ken) inderdaad gelukkig gesteld is. Openbare geloofsbelijdenis is terdege een teken van kerkelijke „mondigheid", maar persé geen christelijk manbaarheidsritueel Het kon wel eens wezen, dat 't percentage „aannemelingen", die de „gebruikelijke leeftijd" al (lang) voorbij zijn, steeds verder zal toenemen! Jongeren en ouderen denken nu veel meer in categorieën als „Het zegt nog niets of je acht tien bent; je moet goed weten wat je gaat doen, je moet er klaar voor zijn", of „Ik wacht er liever nog een paar jaar mee, ik ben er nog niet aan toe", of „Onze kinderen worden wat groter, beginnen allerlei vragen te stellen mijn vrouw en ik voelen dat we niet voldoende geestelijke koers en godsdienstig houvast in ons gezin hebben, en nou willen wij graag eens met u over belijdenis-doen praten". Dat in dergelijke categorieën over de openbare geloofsbelijde nis wordt gedacht, is vrijwel pu re winst. Vrijwel; er dreigt een nieuw misverstand, dat deze geestelijke winst kan bedreigen en inperken. „Je moet er klaar voor zijn", „Je moet er aan toe wezen"dat kan leiden tot een al maar wachten op het moment, dat al je vragen een antwoord zullen hebben gekre gen, dat een bos vraagtekens met een paar uitroeptekens zal zyn veranderd in een .solide", honderd-karaats-geloof. Dat moment komt voor een niet-op- pervlakkig mens natuurlijk nooit; in Christus geloven is óók: durven leven met een hele collectie vraagtekens, in de ze kerheid dat bij Hem de ant woorden en (wat meer is) Gods woord en ons behoud zijn. Al maar wachten met belijdenis- doen kén betekenen, dat we onszelf in de goede strijd van het geloof („ik geloof. Heer, kom mijn ongeloof te hulp!") de steun van ons kleine „ja" op Gods grote „Ja" tot ons. de steun vooral van de regelmatige avondmaalsviering ontzeggen Dan hebben we geestelijk het paard échter de wagen gespan nen. Geloofsbelijdenis-afleggen is géén verklaring dat we geeste lijk „klaar" zijn, maar een belij den: „Heer, ik ben geestelijk niet en nooit klaar en juist daarom vertrouw ik mijn leven aan U toe want U zult het voor en met mij klaar maken. Heer, ik ben er nooit aan toe om mij te laten aannemen tot een 100% kerklid met een 100% geloof; maar juist daarom wil ik belij dend lidmaat van uw gemeente zijn, omdat U mij al lang aan genomen had". herv. predikant te Oegstgeest. J. IRIK, dezelfde gedachte. Bij Hoornik is de betekenis overigens duidelijk. Zijn vis is de ichtus. handtekening van Christus. By Heeresma is de zaak gecompliceerder, ofschoon men by het wonder van de in de lucht verschijnende vis toch in de zelfde richting gaat zoeken, on danks des schrijvers mededeling voor in zyn boek: „Iedere over eenkomst met reeds bestaande symbolen berust louter op toeval". Op zichzelf een aardige vondst, maar het citaat uit Nescio als mot to wijst toch weer in de oude rich ting. M.i. is „De Vis" het beste dat Heeresma totnutoe geschreven heeft, omdat hij de realiteit hier helemaal heeft losgelaten in dien zin, dat er in dit verhaal niets voorvalt, dat niet helemaal past in het kader van de fantastische stad van woonkazernes en brandlad ders (herinnering aan het decor van West Side-story?) Boven de stad verschynt een immense won- dervis in de lucht die, na boven de Scala Martin een unieke be schrijving van het poppenspel bo ven in de toren getoefd te heb ben en zich van tijd tot tijd te hebben verplaatst. „jammerlijk verdronk" toen de regens losbarst ten na de eindeloze zonneschijn. Men zou uitvoerig kunnen gaan debatteren over de betekenis van al de uizonderlyke zaken, die men in deze stad aantreft. Zo is er b.v. het hospitaal der Menselijke Waardig heid. waar veel aan bod komt. maar bepaald niet de menselijke waardigheid. En inderdaad is dit in ziekenhuizen over het algemeen een vergeten artikel. Zo is er veel in dit navrante verhaal, dat men op de hedendaagse wereld terug kan brengen: de door de industrie verpeste lucht, de volgepropte hui zen, de ongebreidelde kinderen, de dienaren van de Vis met hun col- lectekist, de kranten „vol dreigen de geheimtaal". Eigenlijk is „De Vis" een somber verhaal, waar het noodlot niet vreemd aan is, maar het licht helemaal op door de zachtmoedige warmte en de har telijke oorspronkelijkheid, die Hee resma er zo gul in weet te leggen. Jan Cremer. „Ik, Jan Cremer". De Bezige Bij- Amsterdam 1964. Jan Cremer is verlost, hoera. Op 342 blz. weinig gevarieerde ge- slachtomanie heeft hij alles uit gebulderd over zyn jonge leven in Nederland, in het vreemdelingen legioen, in de onderwereld, in Pa rijs natuurlijk, op Ibiza natuur- lyk. Het is waarachtig geen klei nigheid wat er allemaal met hem gebeurd is, want Jan Cremer is een van de hedendaagse overhooplig- gers. Mensen, die nu eens het naadje van de kous willen weten over milieus, waar zij fatsoenshalve nooit komen, zullen wel smullen van dit boek. Het druipt van bloed en sperma. Na deze kopie van.„De Kreefts keerkring" is het wachten op de loutering van „De Steenbokskeer kring". Maar imitatie-Henry Mil ler is en blyft het. En daar deze al in 1934 aan het woord was. kan men hier niet spreken van een ont lading op weg naar een oorspron kelijke levensvorm. Enno Eveling. „Alberto en ik". De Bezige Bij. 1964. Als het vorige, maar veel minder hevig en veel verwarder. Ik kom niet achter het verschil tussen Al berto en „ik", maar ik weet ook niet hoe „een mythische realiteit, die tussen de gewone realiteit kan doorschuiven en die culmineert in mythische ontmoetingen met Al berto" er uit moet zien. Dat is mij te mythisch. CLARA EGGINK dag komen er volgens een vast schema, enkele studenten voorle zen. Deze „voorlezers" lezen boek na boek, romans, studie- en ont spanningslectuur, geschiedenis, enz. voor met een respectabele zelfop offering. Men is vaak uren bezig geheel pro deo! Gelukkig kan men aan de (grote) vraag ruimschoots vol doen: per dag gaan er soms wel 1000 banden de deur uit. Het aantal geabonneerden groeit nog steeds. Waren er bij de aanvang in 1956 slechts 15 luisteraars, op 31 december van het vorig jaar telde men er reeds 1171, roaarbij gerekend ziekenhuizen e.d., jvaar dus meerdere patiënten plezier wordt gedaan met een „boek". Door de steun van de overheid kan aan de steeds groeiende behoefte door blinden en slecht zienden aan gesproken boeken in toenemende mate worden voldaan. TEKORT Helaas doemen er aan de einder voor deze twee instel lingen sombere wolken op. De door de blinden gebruikte bandre- Een deel van de indrukwekke Een deel van de indrukwekkende bibliotheek. corders zijn voor het grootste deel niet door henzelf gekocht Verschil lende liefdadigheidsverenigingen hebben deze verstrekt of in bruik leen gegeven. De levensduur is niet onbeperkt en daarom moeten de laatste tijd steeds meer trouwe luisteraars van het eerste uur teleurgesteld wor den: er is geen geld om de versle ten bandrecorder door een nieuwe te vervangen. Men doet wat men kan doch er zijn zoveel blinden, die nog nooit bljj gemaakt konden worden Gelukkig kunnen wij tot slot ook en gunstig geluid laten ho ren: de bandjes worden door P.T.T. als braille dat per kg slechts 1 cent kost ver voerd. Dat betekent dus voor iedere band een besparing van f 0.44. Naar het zich laat aanzien zal een reusachtige lift dè grote attractie en tevens het herkenningsteken van de tuinbouwtentoon stelling zijn, die in 1965 in Essen zal worden gehouden. In een onlangs uitgeschreven ideeën-wedstrijd voor het ontwerp van een representatief symbool verwierf dat van de Aktiengesellschaft für lndustrieplanung" in Essen de eerste prijs. De kans is groot Jat dit voorstel zal worden verwezenlijkt. De lift zal bestaan uit drie met edelstaal beklede pilaren van verschillende hoogte, waar tussen een glazen uitzichtskogel tot 60 meter omhoogglijdt. De kogel heeft een diameter van 13 meterwordt 's nachts helder verlicht en zal als een volle maan over het terrein van de tentoon stelling schijnen

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1964 | | pagina 9