:en klippen-barrière, die de Atlantic als een ram splijt!
Op grens tussen land en
CAPE WRATH
water
[edicht
door
Anthony van Kampen
Ggericht 1 maart 1860
Donderdag 28 november 1963
Vijfde blad no. 31123
staat, omdat het hier overal gevaar- toe waar we moetea zijn, wat we
lijk is, en overal de wind je grijpen moeten zien, en waar we om moeten
kan. Enkele malen voegt James denken.
Budge zich bij ons. Hij schreeuwt ons Als we die middag in zijn woning
TIJDENS mijn verblijf aan de uiterste noordwestkust van. Schot
land, in Sulherland, zag ik enkele malen mensen bezig met het
jagen op vogels op de steile, levensgevaarlijke klippen daar. Een
sport, uitsluitend te beoefenen door bekwame alpinisten. In de „Weekly
Scotsman" kwam kort geleden een gedicht* voor, dat iemand naar de
redactie van dit weekblad had gezonden. Het is een gedicht, dat ge
maakt werd door Hugh Barrie, een jong student aan de universiteit van
Glasgow, kort voor hij tijdens liet vogeljagen op de rotsen te pletter viel.
Het gedicht maakte diepe indruk op me, en ik geef het hier in een
Nederlandse vertaling weer.
v. K.
Wanneer ik dood ben en de vreemde vonk
die leven heet en smeulend in mij lag
teruggevlucht is tiaar de levensstronk
die icit voorbij de eeuwigheden vlamt,
en al wat ik beschouwde als mezelf
tot stof vergaat en koudedode as,
mijn harde spieren, zenuwen en trots,
mijn voelen, denken, vreugden, opgelost -
begraaf mij niet, wat ik u bidden mag,
diep in de harde grond, waarin geen straal
van zon of iets dat leven dierbaar maakt
doordringen kan, maar breng mijn lichaam weg,
haal mijn gebleekte beenderen vandaan
het daags lawaai, de drukte van de stad;
geef mij een hoge rotspartij tot baar
waarom de wind zijn symfonieën suist
en snel witschuimend water nederbruist
langs steile, zwarte doodsravijncn naar
het diepmistroostig dal, waarin de glans
van de bevrijde zon maa, zelden valt
en waar der bergen uitdagende trans
de eeuwen tart, de goden en de mens.
Dan hoor ik door het diepste van de dood
het licht geluid van voortjachtende sneeuw,
het zwepen van de regen en de schreeuw
van herten, en ik voel de scherpe stoot
van windvlagen liet bevend morgenlicht
zal. strijken langs mijn ogenloos gezicht.
Ik zal de avond merken en beseffen van
de zachte vrede in de blauwfluwelen nacht
bezaaid met sterren
"jT\ ERTIO MIJL verwijderd van Kaap Wrath
J E E brengen we in het gezellige hotel van John"
$MS nie Macleod de nacht door. Een nachtdie
vol rumoer van wind is. Aan het ontbijt be-
1ddt men ons voor op een bezoek aan de Kaap. waar-
on het geweld der elementen niet zal ontbreken. Het
j windkracht zeszevenen de hemel is, voor zover
)s$en de heuvels zichtbaar, volkomen verstopt,
Ke rijden zestien- mijl en steken met een motorboot de
und, een baai, over. Morrison, de veerman, gestoken in
il en hoge zeelaarzen, is zó uit een Viking-verhaal ge-
pt. Hij spreekt Engels, Schots en Gaelic door elkaar.
vertelt ons dat hij regelrecht van Kelten afstamt. En
ar trots op is. Hij lijkt me sterk als een beer en waar-
üjnlijk is hij «dat ook.
lij levert ons af in het huis, waar de moeder van een
vuurtorenwachters van Kaap "Wrath woont Ze is
vriendelijk en uitermate gastvrij. Als ze hoort dat
haar zoon op de toren zullen bezoeken, vertelt ze dat
een goede functie bekleedt. Voor het leven.
I !n mèt pensioen. Ze deelt vervolgens mee dat de familie
het eiland Skye afkomstig is, en dat haar zoon met
n vrouw en twee kinderen onder de toren woont.
Die zoon, James Budge, haalt ons een uur latet met zijn
ljndrover op. Een lange man, met een luide stem. Later
rfèrijp ik pas waaróm hij zo hard praat. Hij kan dat niet
pit, omdat hij gewoon is tegen de wind in te spreken
■5 of oij de toren.
ravijnen en Iedere golf. Als Ik naar beneden kijk ln de
heksenketel, zie ik Iets dat me meer aangrijpt dan al bet
andere wat ik deze dag gezien en meegemaakt heb: ik kiik
recht in een bloedrode kolk. een ontzaglijke kuil. gevuld
met rode branding en rood schuim.
En dat is dan het beeld, het visioen, dat ik straks zal
meenemen van Kaap Wrath om nooit meer te vergeten.
Deze kuil vol woedend, ziedend, brullend water
Water, rood als bloed. Het Is een beeld van een immens,
ontstellend natuurverschijnsel.
Ook een on-aards beeld. Een beeld, een tafereel, dat
nooit beschreven zal kunnen worden, nooit getekend,
nooit oververteld. Omdat het noch met woorden, noch
net kleuren, noch met wat dan ook, is weer te geven,
te reproduceren. Een verschijnsel als dit laat zich niet
weergeven.
En ook dit was Schotland, de uiterste grens ervan. En
.oen ik daar zat. me vasthoudend aan de stenen onder me,
me klein en armzalig voelend bij de confrontatie van iet»
dat werkelijk, in ieder opzicht, groots was. wist Ik dat er io
;.Vn land, in zulke omstandigheden, dingen mogelijk moes
ten zijn die overal anders onmogelijk leken. Omdat dit
beeld me oud leek. oud als Kaap Wrath, die zo oud is als
de wereld. Hier kon nu van alles gebeuren, elk sprookje,
iedere sage, iedere legende zou zich hier kunnen afspelen. I
En wat zal zich daar hebben afgespeeld, op deze gruwelijke
rotsen en overschuimde klippen! Hier. waar Vikings landden,;
Als een ram
E AANBLIK ïs onvergete
lijk en groots. Ik zie Iets
onder me, dat alleen maar
net het woord baaierd Is
Beer to geven; één schuimende.
Tekeningen Seint de Jonge
Kan dat anders als men leefl In de
ruige, woeste grootheid van Kaap
Wrath?
Die dag horen we verhalen over
vuurtorens en over de mensen die er
In woonden.
Verhalen over stormen die hier
huishielden, zo erg dat James Budge
ze nooit meer zal vergeten Wat zien
vandaag.'nu wij er zijn. afspeelt "s
volgens hem niets Het is een
bries Niet méér
Deze kust heeft vele torens, en
James Budge laat er geen twijfel
aan bestaan, dat Cape "Wrath-light
house niet het énige belangrijke Is.
HU vertelt over orkanen, die
met onvoorstelbaar geweld over
de kaap en de toren donderden.
Stormen, zo zwaar dat het een
wonder was dat de toren bleef
staan. HU zal altüd blijven staan,
zegt James Budge.
HU staat geworteld in gra
niet cn zal daar in blUven worte
len, hoe zwaar, hoe meedogenloos
het spervuur van de Atlantic ook
mag zU'n.
We gaan die dag Iets begrijpen van
de spanningen, zowel lichamelijke als
psychische, die vuurtorenwachters
op "zulke posten moeten kunnen
weerstaan. Goed, men kan er tegen
bestand zijn, men kan sterk zijn, men
kan de overtuiging hebben dat zo'n
toren nooit door een uitschieter van
zijn voetstuk gerukt zal worden.
Maar het tumult, het trommelvuur,
het Inferno, gaat soms niet alleen
uren voort, maar dagen en nach
ten lang.
Men moet dan zelf van graniet
aijn, lichamelijk en geestelijk, om
die torture te kunnen weerstaan, lijkt
me. Ik vraag het James Budge. Hij
Eén taak
TEGEN de schemering wagen de
tekenaar en lk o.ns op de rand
van de klip. die een magistraal
Uitzicht op de Kaap geeft. Meer dan
honderd meter onder ons brult het
beest boven het beest siddert, trilt
iets als een sombere lijkwade van
stuivend schuim Daaruit torenen
raakte, kale, gladde klippen. Het
bombardement is in volle gang en de
aanrennende golven hebben werkelijk
Iets van een aanstormend leger.
Golf stort zich over golf, en zo, zich
verenigend tot de laatste aanval, stu
wen ze hun monsterachtige .hellingen
van water voor zicb uit
De zon Is dan bijna onder, en de
hemel gaal zich rossig verven. Het
grauw en wit en grijs van het graniet
krijgen een nog onheilspellender aan
blik. En al even onheilspellend zijn
de sombere, zwarte Cormoranten op
de bovenste punten der klippen, on
bereikbaar voor de golven Ze wach
ten. Waarop? Met welk doel? Cormo
ranten en meeuwen, hoe volmaakt
passen ze in de sfeer van het geweld
van Kaap Wrath!
Voor het laatst komt James Budge
bjj ons. Hij gelooft niet aan roman
tische vuurtoren-verhalen. Hij ge
looft niet aan de vreemde dingen,
die zich op de torens aan de Schotse
kust zouden hebben afgespeeld. Hij
wil er ook niets van horen. Hij heeft
maar één plicht, één doel, één taak:
z'n Ucht brandend houden.
Als een rode kuil
ER gaat op het ogenblik een an
der licht branden: de dovende
uitsmeulende zon. Zij is bezig
de gehele hemel in een donker-rode
gloed te zetten, en die gloed bedekt
ineens alle klippen, alle rotsen, alle
.1
ters naar beneden lokten, van de
omloop van hun toren af, en hen
meenamen naar de wuivende, bewe
gende, deinende diepten van hun kil
en schimmig rijk.
Verhalen*..! Ze leken me on-
belangrük. van geen waarde, en
klein. b'U 't neerzien ln die bloed
rode spelonk onder me, gevuld met
rossig schalm en rode brekers. Daar,
waar tedere rots uit duizend won
den bloedde, en iedere meenw een
vreemde, zeer uitheemse vogel was
geworden.
Dan binst het vuur aan de hemel
uit.Het bloed Is weg, en heel de
wereld In de diepte Is weer de
zelfde grauwe, grimmige granieten
wereld van voorbeen.
Te weinig
IK heb genoeg gezien van Schot-
lands laatste kaap en ga terug.
Ik zal dit verhaal, direct daarna,
terug ln het hotel van Johnnie Mac
leod gaan schrijven. En de tekenaar
zal wat hij zag, direct gaan uitwer
ken.
Nu tk aan de laatste regel bezig
ben, weet lk dat dit een armzalige po
ging was om Kaap Wrath weer te ge
ven. Ik vond de woorden niet die ik
nodig had. Ik zocht naar zinnen, die
niet kwamen. Ik poogde vergeefs be
paalde beelden op te roepen. Dit, de
ze beschrijving van Kaap Wrath, Is
een mislukte poging Er zit geen wind
genoeg ln het verhaal En te weinig
schuim. En veel te weinig van de
wilde, rauwe kreten van de meeuwen
van de Kaap. Te weinig van alles!
Ik hoop nog eens de meester te ont
moeten, die het talent bezit Kaaj>
Wrath gestalte te geven in woorden,
In muziek, in lijnen. Ik vrees dat lk
lang daarop zal moeten wachten.
AAR CAPE WRATH, uiterste punt
van Sutherland aan de noordwest
kust van Schotland, tevens het einde
In Groot-Brittannië. De laatste kaap, de
Jatste klip, de laatste rotsen van dit land.
'e weg naar de Kaap is smal en in feite één
ndeloze opeenvolging van kronkels,
Is een koord, een lint over en tussen
ergen lopen. Het land ïs volmaakt eenzaam.
1 een tijdsverloop van anderhalf uur komen
e één huis tegen, één kleine, stenen croft.
fr is geen levende ziel bij te bekennen,
•fiets kan de indruk van verlatenheid, deso-(
atie meer accentueren dan dat ene, bijna 1
ragisch aandoende huis, dat verloren ligti
nier het donkere wolkendek dat over de1
a'de trekt. Hoe meer we de Kaap naderen.'
Ie te ruiger, donkerder, grimmiger wordt
NP*'
dit land. Drie bergen, Ben More Assynt, Ben
Lcod cn Ben Hee, zijn maar half zichtbaar j
De rest, hun met sneeuw en ijs bedekte top
pen, gaau schuil in wervelende nevels. Bijna
geen bomen. Hier en daar wat dwergberken.'
die in de harde, gure wind tegen hun onder
gang staan te strijden. Het water van de
lochs, kleine, smalle meren, is donker en
glanzend. Soms koolzwart. We stappen een
paar maal uit de auto. Overal is dan het
eeluid van water: van smalle, .snelle rivier*
tjes die het donkere, zwaarmoedige land'
doorkruisen, van smalle stroompjes, die ze
hier „hums" noemen en van lanre, waaier*
vormige watervallen die zich langs de hen-,
veis en bergmuren naar beneden storten.'
Dit ïs het land van Kaap Wrath. Daar op de
noordpunt van Brittanje.
ie laatste dertien mijl die ons van
zee, de Atlantic, scheiden volgen
Het gaat heuvel op, heuvel af,
ioras dwars over een onder-water-
ipen stuk land heen. Het heeft
il van een amfibische operatie en
moeten er niet aan denken dat on-
ligen auto deze krachtmeting had
leten doorstaan.
De „woedende"
ET LAND waar we doorheen
rijden is kaal en onvruchtbaar
Er groeit alleen wat droge,
i :iele hei. Hier en daar scharrelen
epjes schapen, met door de wind
g opgebolde vachten. Boven ons
irven vluchten meeuwen. Verder
ts dan de snel naderende rotsen-
t, uiterste grens tussen zee en land,
de grauwe hemel boven ons.
Er Is één ding dat me bUzonder
reft: langs het pad dat we berU-
en staan telefoonpalen. Ze geven
leun aan twee draden. De laatste,
Allerlaatste telefoonverbinding met
oord-Schotland. Opnieuw *n bU-
J a tragisch aandoend accent van de
1 erlatenhcid van dit deel van Su-
We stijgen snel, en ineens,
og onverwacht, is daar dan de
lip, de kaap. Bovenop verrijst de
uren, een ronde, witte pilaar. De
Jf uurtoren van Kaap Wrath. Oók de
latste van Groot-Brittannië.
k vraag James Budge wat eigenlijk
S naam, Kaap Wrath, betekent. Hij
t dat hij het niet precies weet,
ar dat het een oude, Gaelic-naam
et zijn voor „de boosaardige", „de
L«edende". De naam lijkt me tref-
d juist voor deze kaap gekozen.
Ia Je gaan de toren binnen en klim-
naar het bovenste gedeelte.
later sta ik in zoiets, als een
zen doolhof van spiegels en len-
fHalf rood, half wit» Door een
war van prisma's zie ik de
lp. Hij is maar klein. Zó klein,
men zich afvraagt hoe het mo-
1 ijk Is dat zo'n bescheiden licht-
q voldoende is voor de bescher-
an ig van een zo levensgevaarlijke
ip. Want de geschiedenis van Kaap
ath is de geschiedenis van een ein-
anoos aantal schipbreuken. Deze
ip Is zoiets als een noordelijk
an id's End of. zo men wil, een E'i-
Bi ese Kaap Hoorn. Dagen van
lei idstilte zijn daar zeldzaam. Hier
mi rmt het bijna altijd, en als het
1(jj t stormt staat er toch nog een ïn-
m kwekkende hoeveelheid wind. Zo
idaag. Als we de omloop op willen
ibv buiten de toren, is het bijna
t mogelijk de deur van binnen te
aeTnen. Buiten giert de wind en ik
de toren zacht sidderen, vibre-
AIs een enorme, ontzaglijke
incel-snaar, die door een on-
are hand bespeeld wordt. En
kijk ik in de diepte en ik zie de
wielende, wervelende wereld van
groene, blauwe en witte golven,
die tegen Je rotsen te pletter lo
pen.
Het is een hel daar beneden,
een gruwelUk tumult van opge
jaagde brekers cn aanstuivende
branding.
Kaap Wrath! Een brok steen,
dat als een ram de zee splUt.
Een druipend, half bedolven mon
ster. Hier wordt dé Atlantic voorgoed
een halt toegeroepen. Hier breekt de
oceaan aan stukken. Hier, op Kaap
Wrath, «laatste bruggehoofd op het
vasteland, laatste front tussen zee en
land, allerlaatste barrière in een in
ferno van water. Een wereld van niets
dan waaiend schuim, golven en nors
graniet. Met vluchten meeuwen, die
tussen de klippen beneden als aan
onzichtbare trapeze schijnen te han
gen boven een gruwelijke piste. Hun
geroep, gekrijs heeft niets menselijks
meer. Hun stemmen zijn niet van de
ze wereld. Ze behoren aan die andere
wereld, die Kaap Wrath heet.
Kaap Wrath. Ultra Mare! Een ver
zameling granieten klippen, die stand
houden tegen het geweld van de oce
aan, die dag-in. dag-uit zijn bom
bardement voortzet, om die kaap te
breken.
Terug ln de toren, terug bij het
mechaniek dat door een uurwerk
wordt voortbewogen. Heel eenvou
dig, heel simpel eigenlijk. En toch
is het dit mechaniek, dat schepen
in de nacht .voor ondergang behoedt
Een wit en een rood licht Wit....
30 'seconden duisternis..., rood....
30 seconden duisternis.... wit...*
van zonsondergang tot zonsopgang.
Rood en wit. 40 mijl zichtbaar over
dit schepenkerkhof. Er is ook nog een
misthoorn. En tenslotte een radio
baken.
Het Is niet helder vandaag, zodat
noch het eiland Lewis van de He-
briden, noch de Orkney's, die veertig
mijl hier vandaan liggen, zichtbaar
zijn. In de verte bokst een vrachtschip
moeizaam tegen de bewogen zee op
Op veilige atstand van de duivelse
magneet die Kaap Wrath heet
In graniet
WE gaan naar beneden en bren
gen de dag goeddeels door op
de rotsen van de kaap. Boven
afgronden, spelonken, ravijnen Je
moet uitkijken waar je loopt of
het middagmaal gebruiken, schreeuwt
hij nógl In het Gaelic. Omdat daar,
in het huis van de vuurtorenwachter
van Kaap Wrath, door James Budge
en zijn vrouw (én door de kinderen)
uitsluitend ln die taal gesproken
wordt. Onder de laatste vuurtoren
van Schotland spreekt men de taal der
Kelten.
James Budge is trots op zijn toren
en trots op zijn werk. Hij is een een
voudig man, die een eenvoudige taal
spreekt. Maar op een bepaalde manier
gaat cr gezag van hem uit. Hij heeft
een uitgesproken persoonlijkheid.
schijnt m'n vraag niet helemaal te
begrijpen. Hij zegt tenminste:
maar ik bén er toch nog? Ja. hij
is er nog. En vannacht, als wij weg
zijn, en de storm misschien zal los
barsten, zullen zijn rode en witte
seinen de donkere hemel injagen, als
rustgevende, veilige signalen voor in
de verte voortjagende, door de wind
getourmenteerde schepen. Da! is zijn
taak, en hij vindt dat dit een heel
normale taak is. Tenslotte is hij amb
tenaar, meent hij, zoals er zoveel zijn
aan de kust van Schotland
waar Kelten leefden, waar Pieten
misschien met evenveel ontzag voor
het geweld der elementen gestaan
zullen hebben als wij vandaag. i
Daar, op die laatste, barre, gran-,
dioze afscherming van oer-oud
Schotland. Ik had die dag verhalen
gehoord over vuurtorenwachters die
door de eenzaamheid krankzinnig wa
ren geworden. Verhalen over vuur
torenwachters, die elkaar, om welke
duistere reden dan ook, te lijf gingen
en elkaar vermoordden. Verhalen
over geesten en schimmen, die het
werk der wachters verstoorden cn
schepen op de kust lokten Verhalen
over zeemeerminnen, die jonge wach-