Herfstwandeling in nevel Uit liet laboratorium van een problemist KIJKJES IN DE NATUUR De stier zwichtte voor z'n zonen door Sjouke van der Zee Onze damrubriek m m m m 'f//.y wT Zaterdag 23 novemter 1963 Pagina 4 De herfst reikt de scheldende zomer de hand. Het is wel een kille hand ten afscheid, want zwaar hangt de mist over welden en greppels, ove.r de akker. die. on dersteboven gewoeld door het ge weld van de tractor, met alles, wat maar aan de zomer herinnerde, fi naal heeft afgerekend. Aan de weg- «yip En nu begint voor mü dat aardige zoekspelletje, waarmee ik me zó graag bezighoud, totdat ik eindelijk weet. wat ik weten wil. een spelletje dat me soms veel tijd kast en op een dag als deze steevast koude voeten oplevert. Eén herkennings punt bij de wegritsende kleine din gen heb ik al genoteerd en dat is de witte bultenvlag in hun staart. Maar dat is nog maar een onder deel. Kom luitjes, hou es op met dat verstoppertje spelen, wie en wat zijn jullie? Heet Je kneu of keep of prrr! daar gaat het hele stel hup. hup. hup! met korte rukjes, over de akker en duikt weg in de grijze atmosfeer. Maar één ding. een jonkie van deze zomer klaarblijkelijk, wil me toch nog even helpen. ..Maar dan moet je opschieten met je kijker, meneer, want ik zit al op sprong hij blijft werkelijk even zitten op zijn tak. grote vraagogen in het gele kopje, de roodbruine dekveertjes op de vleugels nog een beetje, nee! niet slordig want het is een prachtig diertje, maar het ziet er echt jeug dig uit. deze geelgors! want die is het. Het was dus een troepje zaad- etende geelgorzen. die zo eendrach tig voor me op de vlucht gingen. Geelgorzen, vinkachtige vogels met dezelfde dikke snavel van de vink, van de mus en al die zaadliefheb bers. Waar onder de dennen en eiken wat struikgewas is, vind ik mijn eerste paddestoelen van vandaag. We beleven dit jaar een bijzon dere zwammenherfst door het vele vocht, waarmee de natuur werd ge zegend en door de gunstige tempe ratuur van de afgelopen maanden. Nu prijkt het oude rottende hout met zijn jaarlijkse klanten, allemaal afnemers van de afvalstoffen, waar aan het herfstbos zo rijk is. Want het bos mag dan een doodse stilte bewaren, gewerkt wordt daar ln die grondlaag van rottende bladeren en takken meer dan u zoudt willen geloven. Maar deze arbeid, dit lang zaam afbreken van al die organi sche stoffen gebeurt in stilte het gebeurt ook op zeer lange termijn, vrijwel het hele jaar door. Tussen de zwammen op de bo dem kunnen we lezen, wat voor vluchtig bezoek er nog kort geleden is geweest. Een dikke glimmende hoed van een boleet vertoont twee witte gleufjes naast elkaar, het on misbaar bewijs, dat een eekhoorntje er zijn tandjes in heeft gezet. De donkere aarde ligt opengewoeld. heeft een ree hier staan krabbelen op zoek naar eikels? De typische uitwerpselen van het reewild, netjes op een hoopje gedeponeerd, laten haast geen twijfel over. Ook de ko nijntjes zijn actief geweest, op vele plaatsen zie ik hun ijverig begonnen maar niet afgemaakte holletjes, het resultaat van hun rappe graaf pootjes. Nee .mijn oogst op deze scheme rige dag is niet bar groot. De herfst groet de zomer, heel beschaafd met de laatste kleuren van rode koe koeksbloem en warempel nog van een blauwe lupine, maar het is een afscheid onherroepelijk. Dat toont de verdroogde beren klauw, die zijn bruine schermen nu vol zaden draagt. Dat klinkt ook uit de rauwe schreeuw van de Vlaamse gaai, die prachtvogel uit het herfst- bos. De nevel is niet opgetrokken, alle beloften van het weerbericht ten spijt. Dus begin ik aan mijn terug tocht. langs de akkers, langs het voedselveldje van mijn inmiddels allang weer teruggekeerde geelgor zen. Losgebroken Dan. op de valreep, krijg ik nog een belevenisje, een aardig tafereel, dat mijn wandeling toch nog kleur geeft. Er is een stier losgebroken, nou ja, losgebroken! Hij wandelt in al zijn kolasaaiheid ongegeneerd dwars door een knollenakker. En dat mag niet,hè. Dat vindt de boer. ztin boer. niet goed. dus treedt deze zijn levend eigendom tegemoet als een nee, bepaald niet als een torero, wat ik. stilstaande toeschou wer. heimelijk had gehoopt. Op een knollenland met een zwaaiende lap. voor mijn part een lege aardappelzak, als het maar zwaait vlak voor het brede voor hoofd van de geweldenaar! En dan die voorgeschreven danspassen, op klompen, nou ja. maar toch iets echt Spaans. Och arme! De stier blaast een witte damp uit zijn neus gaten over de knollen, die hij stier lijk keurt en maait dan even met zUn machtig hoofd in de richting van de boer. Weg boer! De man wijkt met een wijde boog. wenkt een paar van verre toesnel lende helpers, zwaait met zijn ar men en zowaar, het dier retireet. Maar na een korte verende galop, bedenkt hij zich. keert en gaat de weg terug, die hij zich in zijn mas sieve hoofd heeft gezet. In gedachten sta ik hem op te Jutten „toe dan bul! laat Je niet koeien eren, loop dwars door knollen heen. neem de volgend en dan langs de boerderij zo i de straatweg op. want er is mand die je durft tegenhom Even lijkt het of mijn stille pat.hie hem zal beïnvloeden;' geeft een prachtige loei, woelt zijn gehoornd hoofd een paar i len de lucht in. maar dan komi kalvers van daar straks de bederven. In volle galop, de st ten als vlaggen, komen ze aai daverd en dan volgt een aardig fereeltje. Roemloos en Ik vermoed, dat het zonen deze stier zijn en dat ze hun bandige vader nu bezweren, me. rel op te houden. Het hele stel, i incluis, staat met de snoeten ti elkaar te wrijven. Jammer, de rida zakt in elkaar, het wordt i roemloos einde. Het aantal to dors is intussen gegroeid, en i een keffend hondje bij gekomé» Een poosje nog blijf ik kijkeg 1 stier heeft zijn vergissing inge l« er is niets meer te beleven. De if vel wordt nog wat dikker. I koud. Mijn herfstwandeling is 1 einde. berm beeft de zomer nog beschei den stand gehouden. I)aar staan ze nog in bloei, het laatste gele ha- vikskruid en de witte dovenetel met sterke vierkante stengel. Ze zullen het heus nog wel een tijdje uithou den, deze oude garde, die zich niet zo gemakkelijk overgeeft, al zal ze toch moeten 6terven. WANT het vonnis is nu een maal geveld, kijk, de moe raswederik, maanden gele den nog in volle glorie van zijn fel gele bloei, is al uitgedoofd en van het duizenblad, ook al een van de taaiste volhouders, staan de zwart- geworden schermen al in het zaad. En wat bleef er over van de wei. die prachtige geurende zomerwei met rode zuring, gele boterbloem en de tere aaadballonnetjes der dui zenden paardebloemen? Een leven loos groen en een paar kroezig be haarde kalvers, die mij, vreemde eenzame wandelaar op dit kille ochtenduur, onbeweeglijk aansta ren, hun grijze naakte neuzen glim mend en de onderkaak traag bewe gend als een kauwgommende jon gen in een schoolbank. Het bos Hgt nu bezaaid met af gevallen blad, geel en bruin van de beuken. Als straks de zon de nevels vaneen wil scheuren, zal het hier betoverend mooi zijn. Het is er stil. zo onwezenlijk stil, dat de lichte druppeling van de mist op takken en bladeren is te horen. Een fijn bepareld spinneweb hangt roerloos gespannen tussen de takkenwirwar van een braamstruik, die zich ook al van de zomer heeft afgewend, getuige het diepste rood. dat in het groen van zijn bladeren is gemengd. Buizerd Van dierenleven kan lk nog maar weinig bespeuren. Wel klaagt in de verte een buizerd, maar ontdekken kan ik hem niet. Toch móét er le ven zijn. want lk hoor het om mij heen. heel fijn vogelgeluid, dat nu eens van de omgeploegde akker lijkt te komen, dan weer uit een stukje aanplant van lage dennetjes, waar tussen allerlei onkruid zijn laatste bloei hardnekkig volhoudt. Ik zie er kamille en akkerkool. bloeiend en in zaad geschoten en nog meer. dat al bijna onherken baar Is geworden. En ja. daar op de grond Is het le ven op deze schijndode neveldag. Daar schieten prrr! donkerbruine vogeltjes met bliksemende zwenkin gen bij de minste beweging, die ik maak. omhoog en flitsen de donke re beschutting van een groepje co niferen binnen. Ze moeten dus haast voor mijn voeten hebben gezeten, azend op de onkruidzaden, volkomen onzicht baar door hun kleuren temidden van het rommelige grondpatroon van dorre zaden, takjes en gelige sprietjes. III. D. Vuurboom r Hoe een probleem ontstaat is ook aan oningew^den enigszins bekend. Wie geen problemen componeert, Weet toch wel dat een schijnbaar onbelangrijk motief, de combinatie- machine ineens in werking kan brengen. Enige tijd geleden zag de compo nist Derk Vuurboom in het twee maandelijks verschijnende blad „Dambrete', dat in Riga (Estland) wordt uitgegeven, een eindspel van I. Kobsjew. Het duurde niet lang of Vuurbooms machine" kwam op gang, en spoedig ontstond het pro bleem onder No. II, waarvan de oplossing is: 4439, 31 x42, 2923, 42—38, 50x 10, 25x21, 33—28. «15 —20), 23—18, (20—24» 18—12 «24 —29), en nu komt Kobsjef tevoor schijn met 127 (2731 A, B. C> 26x37 <29—34> 7—2 «34—39) 2—30 (39—44) 30—39, 37—32, wint. Op A (27—32) 28x37 <29—33) 7—2 (33—39) 2—35 <39—43) 35—49 (43_48) 49—44 of andere zet. Op B (29—33) 28x39 (27—32) 7—1 (32—37) 1—23, wint. Op O (29—34), 28—22x, 7—1, wint. Het moment, waarop men zich zou vergissen ligt bij x, want op direct 7—1 zou verrassend remise volgen door te spelen 2731! Men ziet hoe men tot het laatste toe „scherp" moet blijven. In diagram III ziet men hoe de componist de stand verder terugwerkte en er „spel" aan toevoegt met het offer 18—12, de zet 31—26. met gedwon gen sluiting door 1117, waarna 37—31 wordt gespeeld en het enige schijnbaar goede antwoord 13—19 is. Nu is de positie in diagram I weer ontstaan met de reeds aange geven winst. Volgende maal zullen wij laten zien hoe de componist dit gehele spel weet te verantwoorden en niete aan het toeval over laat. In het nogal schaarse genre van problemen met naspel, heeft ook stand IV een eervolle plaats. De oplossing komt neer op een eenvoudig eindspel stukje. I. I. Kobsjew 1 2 3 4 8 II. D. Vuurboom 2 3 3 77 yi/A7 - Zwart: 4. 21. 24. 35 Wit18. 23 25 27 29 31. 37. 40. 44. 50 Wit speelt en wint. Met naspel IV. J. Mertens. Zwart: 4. 8. 9. 14, 16. 17. 19. 20. 21. 24. 35. Wit: 23. 25. 26. 27. 29. 31, 32. 33, 40. 44. 50. Wit speelt en wint. Met naspel Zwart: 11 15. 24. 30. 34. 35 Wit 22. 23. 25. 32. 33, 38, 43. 45. Wit speelt en wint. Met naspel m ym 53 i 1 51 pp ym m /yyyyy gym m oM/ SS m gym /.yy.Z :..,-y 'Mb 'm fyyyy a Zwart: 27 en 29. Witt 13, 26, 28. Wit speelt en wint. .t&M&i: JS OEI EN kijken U aan. JV Zo zou dit plaatje kunnen heten. Nóg zijn de meeste niet naar stal gebracht. Ze staan daar. in wind en regen, even rustig als op ee zomerse dag, ze krijgen wonderlijk genoeg géén reuma 0 verkeren ook in dit opzicht in vergelijking tot de mens in ee uitzonderingspositiekoeien zijn blijkbaar zó sterk, dat alle venijnige aanvallen met een goedmoedig „boek" weten a te slaan If EN ziet ze op de grazige weiden in de Rijnstreek, in mijfcj en nevel, maar ook wanneer een stralende herfstzot* doorbreekt en een gat slaat in de regenstromen, die veelvu\\ dig met bakken uit de hemel komen. Een koe stoort zich nergens aan. Zij staat strak en beivegingloos staart zinloos in de vertt is er zich niet bewust van, dat ze tóch een deooratief „elt ment" vormt i7i het wisselend spel der andere elementen lucht, aarde en water, waaruit zo'n schilderachtige foto al V deze kon worden opgebouwd. D AN, als de regen is opgehouden, gaat ze rustig voort me haar eindeloos durende maaltijd: kauwen, herkauwen kauwen in ononderbroken regelmaat, tot ze naar de stal gre dreven toordt om af te staan, wat ze die dag aan kostelijk melk, waarvan de prijs steeds duurder wordt, verzamel heeft. Als van een zware last bevrijd, komt ze de wei weer 01 Even later, in het schemeruur, voert zij met haar kornuitt het avondlijke, dartele „krijgertjes"-spel uit. Het is verba j zingwekkend te zien, hoe zware logheid zich bij haar op sir wijzigt in sierlijke ballet-beweeglijkheid. Iets, wat ik nooit van zo'n zwaar, suf koebeest had vet |J wacht. Maar wél een bewijs, dat er méér in haar schuilt dan ik od gedacht had! t Straks staat ze veilig opgeborgen in de warme stal en is ht li met die grapjes voorgoed gedaan. Enbegint de „winterslaap"! FANTASIO

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1963 | | pagina 12