ORNWALL'S KUST:
dor en kaal, maar vol
van ruige romantiek
F
Kaap Land's
Hi
C'
DE SCHIPPER
van de Black Prince",
die uit zee verrees en
met de wind verdween
Orgie van water, wind en rotsen
v door
Anthony van Kampen
Tekeningen: Reint de Jonge
OP DEZE PAGINA publiceren wij het eerste
van ern serie artikelen t an onze medewerker
ANTHONY VAN KAMPENdie vergezeld
van de tekenaar REINT DE JONGE voor een vier-
tveekse reportagereis naar EngelandSchotland en
de Hebriden is vertrokken.
Anthony van Kampen is daar niet op zoek naar
het moderne Albionnaar het Engeland van de
tvoonflats en de industrieën, of de toeristencentra
van Schotland. Doel van zijn reis is het minder be
kende eiland aan de overzijde van de Noor-lzee.
het land met zijn wilde, turbulente historie, rijn
romantische plaatsen, de spookverhalen van de
'Schotse kastelen en ten slotte die wonderlijke
groep eilanden in de oceaan, de Hebriden genaamd.
In deze serie zal Anthony van Kampen vertellen
van het eiland „Tussen schemeruur en middernacht
Reint de Jonge verzorgt de illustraties.
HOOFDREDACTIE
LYMOUTH Looe Polperro Fowey Truro Penzan
ce Sennen Land's End. Acht namen van acht plaatsen, gelegen aan
de ruige, wilde kust van Cornwall, daar waar Engeland eindigt, of, zo men wil,
waar het begint. Met dat probleem heeft blijkbaar ook de eigenaar van een der her-
hergen bij Land's End geworsteld. Hij noemde z'n zaak tenminste „The Last First
l'Inn", de laatste en eerste herberg.
I. In al die acht plaatsen, plus in de vele niet genoemde, lijken twee dingen volmaakt
[overbodig: een klok en een kalender. De tijd schijnt hier geen factor van betekenis te
'zijn. Zo ergens in Engeland, dan heeft hier de tijd stilgestaan.
ET moet er hier vijfhonderd fen
driehonderd en honderd jaar
geleden precies zo uitgezien
hebben als vandaag. Dezelfde soort
huizen, dezelfde herbergen, dezelfde
harde, dunne, snijdende wind. En de
zelfde mensen. Ik denk dat ik daar,
ergens aan de kust van Cornwall, wel
zou willen eindigen, als ik eenmaal
beu van alles ben. Van het werk en
van de mensen. Omdat de zee daar
overal onder handbereik is; omdat
land en zee daar een volmaakte een
heid vormen; omdat daar elk uur van
de dag de meeuwen krijsen; en om
dat je voor 5 shilling veel kreeft kunt
eten in bijna elk kroegj? tussen Ply
mouth en Land's End.
Cornwall is doordrenkt van roman
tiek en bevolkt door een romantisch
soort mensen. Het is een land van
sterke, en zéér sterke, verhalen, die
vlot veTteld worden tussen de tijd
dat de bar geopend wordt (zo tegen
5 uur in de middag) en het sluitings
uur, dat van het aantal (én de kwa
liteit) der verhalen afhangt. Ik kreeg
er niet de indruk dat men bijzonder
warm loopt voor gasten. Wél voor
hen, die de gave bezitten een verhaal
te vertellen dat de moeite waard is.
En voor hen die kunnen luisteren.
Ik wist dat de kust van Cornwall
sinds de dageraad der scheepvaart 'n
piraten-kust is geweest. En behalve
een piratenkust óok een smokkelaars-
kust. „Jamaica Inn" is een bekend
boek, maar er waren in de loop der
eeuwen daar honderden Jamaica Inn's
en elk ervan had zijn eigen rauwe,
wilde, turbulente geschiedenis. Reis
langs de kust van Cornwall in de
winter, als iedereen daar thuis is en
de tijd heeft, en hoo.r ze aan.
Wrecking"
IK heb er een aantal aangehoord,
en bijna allen hadden ze 't over
het thema, dat hét thema bij uit
stek in dit land schijnt te zijn: schip
breuken In Holland noemde men
hen, die met schipbreuken te maken
hadden jutters, en hun bedrijf noem
de men jutten. Hier heten ze „wreck
ing". Ik weet niet of u wat aan en
in dat woord proeft. Naar mijn ge
voel zit er iets wreeds, hards en on
menselijks in. Het is een onbarmhar
tig woord, een woord zonder genade
nen, basis van misschien de beroemd
ste reddingboot ter wereld. Sennen,
wat huizen, een paar herbergen die
zó in een piratenfilm zouden passen
en een kerkje van meer dan duizend
jaren oud. Sennen, vierentwintig uur
oer dag door de wind getormenteerd.
Een zeer vreemd plaatsje aan de zelf
kant der bewoonde wereld, balance
rend in het grensgebied tussen zee
en land. Je hoort hier in de verte al
de woeste branding van Land's End.
De tekenaar en ik vormden die
avond in „The Last and First Inn"
de eerste bezoekers De bar-man keek
ons met iets verwijtends in zijn
blik aan, en ik kreeg het vage ge
voel dat we ergens schuldig aan moes
ten zijn. Ik kon me alleen niet voor
stellen waaraan.
Omdat we door en door koud wa
ren, kozen we de klassieke, voor alle
tijden bestemde medicijn daartegen:
een dubbele whisky. Beleefdheidshal
ve boden we de bar-man hetzelfde
aan. Dat brak terstond het ijs en
sinds dat moment waren wij vrien
den. En dat bleven we de hele avond,
die een lange avond werd.
Na een kwartier ging de deur open,
en achter elkaar kwamen eerst drie,
en vervolgens nog drie gasten bin
nen. Het waren kleine, gedrongen
gestalten. Mannen met donkere haren
en donkere ogen. Ze bleven rondom
de bar hangen en bestelden bier.
De bar-man verdweep om een on
bekend gebleven reden en zijn plaats
werd ingenomen door een jonge
vrouw. Ze was slank en hoog-blond
Ze moet jonger zijn
geweest dan haar
uiterlijk deed ver
moeden. De mannen
noemden haa- Peggy.
Er werd ciaar een
stevig glas gedron
ken. Men deed dat,
zei men, omdat het
zo koud was. Kou
was gevaarlijk voor
een mens. Men moest
er iets tegen doen.
De beste remedie
was whisky. We heb
ben het niet ontkend.
Het gesprek ging
over het weer en de
visserij, over de po
litiek en de een of
andere zeer belang
rijke voetbalwed
strijd. Tussen het
schenken door las
Peggv in een oud
nummer van „The
Illustrated Londen
Newc" Ze dronk ein
and lime, en scheen
zich hoegenaamd niet
voor de gesDrekken
te interesseren Ze
Sfhonk alleen maar
in.
Ik verstond de man
nen slecht, en dat
was geen wonder:
ze spraken niet the
King's English. Er
wa9 flink wat Gaelic
bij.
Ik hoorde allerlei gesprekken tege
lijk: over „wreckers" en monsterach
tig grote kreeften die vlakbij gevan
gen bleken te worden, over goede en
slechte merken whisky, over een jon
gen uit Sennen die getrouwd was met
een meisje uit Truro, en over de win
ter die maar geen einde nam.
Het werd Iaat en Peggy kreeg er
„The last First Inn"
en mededogen. Een slecht woord. En
dat slechte woord heeft dan óók al
les te maken met de zogenaamde ro
mantiek van dit zee-volk aan de rot-
senkust van Engelands achterdeur.
Aan deze kust bad nauwelijks iets
meer dan een eeuw geleden een do
minee nog van de kansel: „We pray,
O Lord, not that wrecks should hap
pen, but that, if they do happen, they
should happen on our rocks for the
benefit of the poor inhabitants." Met
andere woorden: „O Heer laat geen
schepen vergaan, maar als ze vergaan
dan op ónze rotsen ter wille van de
arme bevolking". Ik weet niet wat dit
voor een soort dominee is geweest,
maar zijn sclfijnheiligheid kan men
niet anders dan mateloos noemen.
Hoewel, hij meende het op tyn ma
nier oprecht. Hopen wij dat 't hem
in het Hiernamaals is vergeven.
„Wrecking" is niet hetzelfde als
strandjutten. Dat laatste heeft 'n
onschuldige klank. Dat heeft
„wrecking" niét. „Wrecking" grenst
dicht, zo niet geheel, aan misdaad.
Het heeft alles te maken met roof,
diefstal en moord. Nee, nu niet
meer. Maar vroeger wel. En dat
vroeger is werkelijk niet zo héél
lang geleden.
Verwaaid land
ORNWALL: uit elkaar ge
scheurde wolken over 'n bruin-
grijs land Een verwaaid, ver
loren land. Land van bijgeloof en le
genden. Allicht. In zó'n land, met
zulke kale vlakten, zulke demonisch
vervormde rotsen en klippen, met
zó'n wind en zulk navrant meeuwen
gekrijs, moet men wel tot bijgeloof
vervallen. Het land wemelt van „pis-
kies", zoiets als miniatuur-aardman
netjes, die men te vriend moet hou
den omdat ze van groot nut kunnen
zijn. Ze doen geen kwaad deze „no
zems" uit het feeënrijk. Feeën..
A
dor, verlaten: Kaap Land 's End
blijkbaar genoeg van. De „Illustrated
London News" lag dichtgeslagen voor
haar en ze k ee k ons weg Maar nie
mand ging, en dat ontsloeg ook ons
dus van de plicht het voorbeeld te
geven. Toen vroeg de man naast me
of ik wel eens had gehoord van de
zeeman die een houten been had, en
in dat been een muziekdoos had la
ten inbouwen. Na z'n derde glas whis
ky liet hij het instrument doorgaans
spelen.
Ik vroeg 'm wat er dan werd ge
speeld. „Ave Maiia", zei de man.
Toen ging er zich een ander mee be
moeien, die beweerde dat hij loog,
omdat het „God save the Queen"
was. Daar gingen ze toen samen lang
over door.
Wrede David
PLOTSELING neuriede 'n oud,
grijs mannetje een Cornlsch
liedje. Ik heb hem ge
vraagd wat hU zong. en hU vertel
de me dat dit liedje in heel wat
kroegen in Cornwall werd gezon
gen. Het was bet versje van
„Cruel" David Coppinger, Wrede
David Coppinger. een reus van een
man. die uit zee opdook en ten slot
te weer in de wind verdween. Een
oud, bekend verhaal aan Corn
wall's kust.
Hier is het, in grote lijnen, zoals
het me die avond in de „Laatste en
Eerste" herberg werd verteld onder
meer dan één glas goede. oude. goud
kleurige whisky.
Op een nacht in 1792 verging een
driemaster aan de kust van Cornwall,
ter hoogte van Morwenstow De
„wreckers" stonden klaar Het lot
was de bemanning die nacht echter
genadig: ze verdronk eer ze de klip
pen kon bereiken. Op een man na.
tlBUve wachter aan gevreesde kust
ja die zijn er ook De „moors," de
heidevelden, zijn er vol van als het
maanlicht over Cornwall schijnt. Om
twaalf uur 's nachts dansen ze om de
dorpspomp U kunt ze zelf zien U ge
looft hef niet? Kom u overtuigen!
De zee is in de avond en de
nacht vol felle lichtpunten. Dat zyn
de vuurtorens, die Cornwall's een
maal door iedere zeeman ver
vloekte kust bewaken. Wachters
van 'n klippen front, dat één groot
schepenkerkhof vormde en. als
men die kust niet verre houdt,
ook nu nog vormt.
Een kust als een duivelse,
sinistere magneet. Misschien de
meest gevreesde kust van heel Eu
ropa.
Iedere avond heb ik naar die flit
sende of vaste lichten staan kijken.
Daar stonden ze. de torens, sommige
op de resten van de kust, andere mij
len ver in zee. Eenzame pilaren in
een baaierd van schuim en grond-
zeeën. Men moet niet aan de mannen
denken die deze wachters bezetten.
Hoe wórdt men eigenlijk vuurtoren
wachter? Moet men daarvoor levens
moe zijn? Of domweg s'apelgek?
Waarom gaan mensen daar zitten,
bovenop de top van een vuurtoren
aan de altijd door de Atlantic be
sprongen k' t? Men zou het een
psychiater willen vragen Of de man
zelf. Maar hij is onbereikbaar in z'n
meest volmaakte, gruwelijke isole
ment. Onbereikbaar verschanst in z'n
toren van graniet. Een soort magiër,
die zijn mijlenlange lichtflitsen .langs
de kimmen laat slaan, en zelfs het
wonderbaarlijk centrum van een
om de lampen wentelend prisma
vormt. Een moderne vlammenwerper,
wiens vuur de weg wijst aan de sche
pen, die voorbijgaan in de nacht.
The Last First Inn
SENNEN, laatste halte vóór Land's
End. Minder dan een dorp. Zo
maar een verzameling huizen, die
samen de laatste, allerlaatste bewoon
de plaats van Engeland vormen. Sen-
AAF LAND'S END!
Hoe moei men hem beschrijven, die Kaap, oat
ontzaglijke, grandioze brok grauwe werkelijk
heid? Hce moet men dit in woorden weer
geven, aanduiden, suggereren, Albion's me*st
westelijke granieten uitloper, die laatste smalle uit!oi>er
van het golvend, boomloos Cornwall, die loodrechte
muur die als een enorme golfbreker de aanstormende
Atlantische branding tegenhoudt''
Kaap Land's End de ene stapeling donkergrijs graniet
op de andere, de ene berg naast de andere. Zoiets als een
blokkendoos van reuzen, die verdwenen zijn en nun
blokken vergaten mee te nemen.
Kaap Land's End: zoiets als een immense tankval F,en
barricade van steen, voor alle tijden daar neergezet in
een hel van water.
Ik zag Land's End in de snel vallende avond-scheme
ring. Een kille, bleke zon was achter de wolken
verdwenen. Dicht voor de Kaap stond de vuurtoren van
Land's End: Long John. Een smalle pilaar, gebouwd op
door wilde, witte brekers overspoelde klippen Het was
een aangrijpend schouwspel, en het stormde niet eens,
die avond Er stond alleen maar een harde wind Meer
niet Maar het was genoeg
Ik heb daar een uur gelopen, gestaan en gezeten en
aldoor wist ik dat ik me op een uitermate vreemde,
curieuze plaats bevond Waarom? Dat kan men met
zeggen Óveral aan deze kust zijn klippen, grotten,
kapen en door de zee besprongen tankvallen Maai er
i s iets met de Kaap, die de naam Land's End kreeg
Iets dat alles te maken heeft met strijd en noodlot, met
doem en onvoorstelbaar zeegeweld. Misschien dat een
dichter in één zin, één strofe, Land's End verbeelden kon.
Met proza gaat dat niet. Ik heb het geprobeerd, van
avond, maar zonder resultaat Sommige dingen laten zich
nu eenmaal niet beschrijven. Land's End behoort daar
toe.
Vluchten meeuwen zwierden van klip naar klip, van
top naar »op Leek het alleen maar, of hadden hun
stemmen w e r k e 1 ij k een andere, unheimischer klank
dan overal elders aan de kust van dit vreemde, -oms
behekst aandoende schiereiland dat Cornwall heet Ze
hadden iets uitgesproken lugubers, die meeuwen-stem
men. Stemmen uit een wereld, die niets meer uitstaande
heeft met de onze, die der mensen.
En aldoor was daar de harde wind. scherp als een
scheermes, diep beneden me dreunend als een gigan'i.-ch
orgel De wind, die de Atlantische brekers tegen .de
rotsen van de Kaap opdreef en uiteen deed barsten
lede.e golf werd een schuimgordijn. en elk goidijn
liep uit tot een, dunne, witte arm. die aan een h e k c n-
a r m deed denken.
Een orgie van water en wind, van schuim en meeuwen
gekrijs. Een grootse, wilde wereld Ik kan me moeilijk
een wereld voorstellen, waarin een mens zich kleiner,
armzaliger, miezeriger voelt, dan hier. op de uiterste
rand van deze Kaap
Waaraan dacht ik In die ogenblikken? Ik neem aan
de lugubere overeenkomst tussen die uitspattende brekers
en heksen-armen. Armen van skeletten Zo wit, zo dun
en zo doorschijnend Ik geloof dat ik aan het verloren,
mysterieuze volk. dat eenmaal deze kusten bewoonde,
eeuwen en eeuwen geleden dacht Het volk der Pieten
En aan alle andere volken, die hetzelfde tumult, hetzelrde
geweld van de Kaap gezien en ondergaan moeten heb
ben En die even geïmponeerd, even verdoofd door dit
tumult geweest zullen zijn, als ik het deze avond v/as.
of het nu Romeinen waren of Noormannen
Soms liep een deel van het graniet beneden aan de
Kaap even. een deel van een minuut, dioog Er on«'orid
dan een moment zoiets als een strand Dit strand zoo het
na-strand geweest kunnen zijn, waarover ons in de oude
Skandinavische litteratuur wordt verteld. Het na-strar.d
waarop gestorven /ikings aanspoelden als op een bij
zonder ruig soort Hiernamaals
Na een uur was ik verdoofd door het geweld van de
Kaap en tot op m'n merg verkleumd. De wind leek
dwars door me heen te kerven en ik vroeg me af ol ik
nog ooit weer warm zou kunnen worden. Toen maakte
ik me, eindelijk vrij van de ban van de Kaap en strom
pelde weg.
Langs het smalle rotspad liep ik terug, maar alduor,
zolang ik liep, trok de Kaap aan me Hij was als een
magneet En steeds, tot ik boven was, en de weg naar
Sennen insloeg, was daar het sinistere gesis van de
witte heksen-armen Als ik omkeek (en Ik keek vaak
om) zag ik die armen sidderend boven de klippen ver
rijzen.
Hij kwam aan land, maar de
„wreckers" wilden hem, zoals het
hoorde, weer in zee terugdrijven. Op
dat moment kwam iemand tussenbei
den. Het was Dinah Hamlyn. 17 jaar
dochter van een boer uit de omge
ving. Ze dreef haai paard tussen de
drenkeling en de „wreckers", en be
lette aldus dat hij in handen van
zijn beulen kwam.
Die man bleek een reus te zijn. Een
half-verdronken, totaal versufte gi
gant. Ze bracht hem naar de boerde
rij. waar haar vader en moeder
woonden Hij bleek een Deen te zijn.
Zijn naam: David Coppinger.
Een stille, versufte man, die lang
zaam weer op z'n verhaal kwam Na
tuurlijk werden Dinah Hamlyn en
David Coppinger verliefd op elkaar.
Natuurlijk was er zes maanden later
bruiloft. Kort daarop stierf de vader,
en toen duurde het niet lang meer,
of Coppinger, de reus, toonde zijn
ware aard. Hij verwaarloosde de boer
derij, geraakte aan de drank, en zocht
het gezelschap van de „wreckers"
van het dorp Aan Dinah en haar
moeder liet hij zich niet veel meer
gelegen liggen Vrouwen van het al
lerlichtst allooi verschenen op de
boerderij, en binnen de kortst moge
lijke tijd was het geldelijk bezit van
de Hamlyn's er doorheen gejaagd.
De zwarte prins
EN DAN stort Coppinger zich in
zijn grote avontuur Hij wordt,
dank zij z'n physieke over
macht. leider van een bende smokke
laars en „wreckers". Hij koopt een
schoener, noemt haar ..Black Prince",
en voorziet die van een bemanning
die hij selecteert uit aan hem horige
moordenaars, rovers en smokkelaars.
Hij verkoopt de boerderij en bouwt
boven op de rotsen, op de uiterste
grens van land en zee, een soort fort.
Hij noemt die vesting, dat adelaars
nest: „Coppinger's Cove". Driehon
derd voet lager bevindt zich een grot
waarin de geroofde goederen worden
opgeslagen Zijn schatkamer. Met
zweep en handspaak regeert de eige-.
naar van de „Black Prince" zijn troep
woestelingen Slechts dooi ijzeren
discipline kan hij zich handhaven.
Wie zich tegen hem verzet verliest 't
leven Hij krijgt een bijnaam: ..King
of North Cornwall"
Tot 1805 regeert hij ongestraft,
maai dan bereiken Londen klachten
over hem. Londen zendt twee gewa
pende schoeners om hem te over
meesteren en zowel de „Black Prin
ce" als het fort te vernietigen Op
een dag zit Coppinger aan tafel Bij
hem zijn Dinah en haar moeder. Er
valt een kanonschot en David Cop
pinger weet wat er gaat gebeuren.
Hij grijpt een paar pistolen en rent
het pad langs de rotsen af, in de
richting van de baai waai de „Black
Prince", zoals altijd, zeilklaar ligt Eeo
sloep brengt hem erheen.
Boven op de klippen volgen Dinah
en haar moeder zijn vlucht Tot af
scheid schiet hij tweemaal zijn pisto
len leeg Dan verdwijnt de „Black
Prince" achter de rotsen van de kust
van Cornwall De zee had de man,
die aan het roer staat gebracht De
wind nam hem weer mee terug.
Een aantal kisten, gevuld met de
geroofde schatten, bleef achter Toen
men ze opende, bleek geen ervan nog
Inhoud te hebben Zé waren leeg Da
vid Coppinger had zijn vlucht blijk
baar lang van te voren voorbereid.
En dit is zijn verhaal Vandaag
zingt men het nog aan de kust van
Cornwall, en het eindigt met de
woorden
He was brought to us by the
salt water
He was carried away by
the wind
Men moet zo'n verbaal horen ver
tellen In Sennen. op enkele bonder-
den meters van Kaap Land's End.
Met de wind van de Kaap over de
••Last A First Ins" gierend.
Ecu uw Ulo t*o I» 00 die Kjsa
1 maart 1860 Vrijdag 1 november 1963 Vijfde Blad no. 31100