CONJUNCTUUR MAAKT VERLAGING VAN
BELASTINGEN VOORLOPIG ONGEWENST
Ook voor 1964
90.000 huizen
linister Witteveen (Financiën) constateert:
.Begroting 1904 mist tie nodige speelruimte99
Er kan geen nieuwe
staatstaak meer Mj
Uitermate scherpe controle op
verloop van overheidsuitgave
O. K.EN WSPANT
DE KROON .RUIM
DRIE MILJARD
Sociale zekerheid is
ons ivel wat waard
Tekorten door leningen gedekt
II aarom stijgen uitgaven
Meer gesubsidieerde
In "64 meer
1 ambtenaren I
Kijkgeld nu
echt voor tv
«erieht 1 maart 1860
Dintdag 17 september 1963
Vierde blad no. 31062
k?
>at
D»
rijksuitqaven voor 1964 worden beqroot
miljard 856 miljoen gulden. Daartegen*
(worden de rijksmiddelen op 1 11.476 mil-
Dai geraamd. Het begrotingstekort bedraagt
live 1 1380 miljoen. Omdat het zich laat
dat de uitgaven als gevolg van enkele
henomen maatregelen nog zullen stijgen,
wordt een uiteindelijk begrotingstekort ver
wacht van 1. 1628 miljoen.
Dit schrijft de minister van Financiën, prof.
dr. H. J. Witteveen, in de miljoenennota, die
hij vanmiddag aan de Staten-Generaal heeft
aangeboden. Hij laat daarbij weten, dat de ont
werpbegroting voor 1964 voor het overgrote
deel is opgesteld door het vorige kabinet.
ïejT
bevheleken met He begroting van 1961 wordt een stijging ran de over-
ufaitgaven met f. 1+05 miljoen verwacht. Deze stijging is f. 15', mil-
hioger dan toelaatbaar wordt geacht, indien men als norm stelt, dat
ïUebrhridxuitgaven niet sneller mogen toenemen dan de groei van het
aal inkomen. Minister Witteveen schrijft deze stijging van f. IV/
.pi i» hoofdzaak toe aan de extra maatregelen ad f. 100 miljoen, die
eiimte landbouw zullen worden getroffen en die vooral betrekking
?SJ hebben op het melkprijsbeleid en de uitbreiding van de cultuur-
%che werken. Hoewel hij erkent, dat dit moeilijk is. wil de minister
\^ntfHërschrijding van de norm in de komende jaren (1965 tot en met
ujztoshalen. Hij verwacht voort», dat een deel van de overschrijding te
n kjon worden gedaan door een geringer nadelig saldo van het Land-
kacl
begrotingstekort houdt verband met
de verhouding tussen de totale bespa
ringen en investeringen in onze
economie. De overheid kan in zekere
zin een beroep doen op de kapitaal
markt naarmate de besparingen de
investeringen overtreffen. Kernpunt
is hierbij de vraag, welke omvang de
overheidsbesparingen dienen te heb
ben. opdat het meest wenselijke
evenwicht tussen besparingen en in
vesteringen zoveel mogelijk wordt be
naderd. Deze vraag is temeer actueel,
nu de overheid de hoogste voorrang
wil geven aan de woningbouw, het
geen de vraag- en aanbodverhoudin
gen op de kapitaalmarkt beïnvloedt
De bouw van meer woningen «die
leidt tot toeneming van de investe
ringen» betekent immers een be
hoefte aan meer besparingen In
hoeverre mag en kan de overheid
dan voor haar eigen investeringen
nog een beroep doen op de particu
liere besparingen?
8Waamde begrotingstekort, voor
lteert in een kastekort voor
•id ten bedrage van f 1550
miljoen. Dit betekent een
vergeleken btf de huidige
van het kastekort voor 1963
jging is in het bijzonder toe
iven aan het hogere bedrag,
.r financiering van de wo-
woningen nodig is. Dit be-
veer een kwart miljoen
hiervoor vermoedelijk in
wenden uitgegeven. Daar-
nog moeten worden voor
de dekking van het tekort
gemeentefonds. In totaal zal
.ncieringsbehoefte van het
halve komen op ongeveer 1.7
iloub
Lelt
ne ti
(iBOtl
Witteveen denkt zich de
_ng van de begroting aldus
\2~~-fr verwachting zal op de voor-
3 opfrekeningen in 1964 voor het
,|ond "50 miljoen beschikbaar
de a zodat 'n tekort aan dekkings-
rzocln resteert van een kleine een
■bruij. Hiervoor moet op de open
clne\lmarkt worden geleend. De
vertrouwt erop. dat dit mo-
jal zijn. In de huidige conjunc-
,eboiGtuatie beschouwt hij dit ook
ie sj e's- waaraan tenminste dient
3oerjp*n voldaan.
«4Voortzetting
oud!
sn bie miljoenennota wordt duide-
etaii prof. Witteveen het begTO-
R%id van zijn voorganger, prof.
Zijlstra. dankbaar voortzet.
CU liet vooral uit zijn opvatting
toelaatbare stijging van de
leln Idsuitgaven en over de finan-
van van het begrotingstekort,
ir Zujjet gerote betreft, ook het
aoa van huidige kabinet is
Iricht, de uitgaven zo mogelijk
achterblijven bij. doch in elk
3 30 iet. sneller te laten stijgen
van structurele groei van het na-
22 inkomen. Deze groei is door
5ning|jtraal Planbureau geraamd op
at dl er jaar. Gezien de progressie-
in de belastingtarieven neemt
,fnla stingopbrengst bij een derge-
"J* oei toe met 5 1/3 pet. Dit be-
in geld omgezet, een toene-
»n f 600 miljoen per jaar.
uit de regeringsverklaring
artenjtaister-president Marijnen is
rijdag 1, wil het kabinet hoge voor-
>m di ven aan het uitschakelen van
Klein pressiefactor. Dit komt de
it te staan op 150 miljoen per
•rzam mrnaast zal de schatkist tot
Rij jg f loo miljoen id.i. f 25
wnt P®1* Jaan derven als gevolg
en b i invoering van de algemene
gherziening. die momenteel
Lokl Tweede Kamer aanhangig is.
kerk] elkaar genomen resteert dus
laatbare uitgavenstijging van
ïeek. iljoen per jaar.
•lndt gemeld meldt de begroting
geleken bij die van 1963 een
W10Ï «tijging van f 1405 miljoen,
blbll toetsing van dit bedrag aan
(Piet i van f 425 miljoen moet
22 (l een aantal uitgaven buiten
Loge twnng worden gelaten. De niet
are b doende uitgaven zijn onder
temb bruto aflossing op de geves-
■iur 6 binnenlandse staatsschuld
lle v IJoen», won ingwetvoorschot-
w'edl miljoen», uitkeringen inge-
"1™ 6t Nederlands-Duitse finan-
rdrag «88 miljoen» en de ge-
bu r»n algemene salaris- en pen-
2660 atregelen voor het overheids-
zot <521 miljoen». Als deze be-
).W. c worden afgetrokken van de
hebb niljoen, resteert een stijging
Geel 59 miljoen. Dit is f 134 mil-
blad [gr ^an toelaatbare I 425
n 13 Minister Witteveen zet uit-
oeken ^n dergelijke stijging kan
hting len ook zander noemens-
^'et( i uitbreiding van de staats-
2684 iwop wordt elders in dit blad
Het n.
Gevr.
SS nancieruig
box.
•st (0 en aanzien van de financle-
rflat m het begrotingstekort sluit
in ni 'lteveen nauw aan bij de op
dam n van zÜn voorganger, hoewel
zen van diens theorie reeds
A' n bereikt. Prof. Zijlstra zette
ïnlsrn
efst iLi n
gel- ra"e-
vSr' geleden uiteen, dat de mo-
andeirtd om de kapitaalmarkt aan
blad i ten niet behoeft tc worden
Aan tot het bedrag, dat. even
imers als het saldo van de buiten-
vod dienst op de begroting «de
g zijl ng van de activa van het
blad b omvang van het wenselijk®
Deze. ontwikkelingen alsmede de
revaluatie en de scherpere concur
rentie. veroorzaakt door de relatief
grotere produktie-rapaciteit van het
bedrijfsleven, hebben geleid tot een
relatieve daling van de winstmarges.
Daardoor is het werknemersaandeel
in het nationaal inkomen aanmerke
lijk gestegen. Minister Witteveen zet
vervolgens uiteen, dat. bij het stij
gen van het werknemersaandeel, de
nirt-looninkomers niet of nauwelijks
hebben gedeeld in de toeneming van
het nationaal inkomen. Dit heeft
geleid tot een achterblijven van de
belastingontvangsten en tot grotere
tekorten. Dit achterblijven van de
ontvangsten kan voor de jaren 1962
en 1963 samen op ca. 5 a 600 miljoen
worden gesteld.
Daartegenover staat, dat de over
heid haar personeel moest laten de
len in de algemene loonstijging Hier
mee was in dezelfde twee jaren een
bedrag van enkele honderden mil
joenen gemoeid. Zou zich nu in de
toekomst de inkomensverhouding op
het nieuwe peil handhaven, dan zou
zich een blijvende achteruitgang van
de begrotingspositie hebben voltrok
ken. Deze ontwikkeling manifesteert
zich in de zoeven genoemde lagere
overheidsbesparingen
Speelruimte
Minister Witteveen trekt uit dit
alles de gevolgtrekking, dat op de
rijksbegroting thans geen speelruimte
meer aanwezig is. Met andere woor
den: het dooi- leningen te financie
ren tekort zou niet verder mogen op
lopen Dit komt ook hierin tot uiting,
dat het beroep dat voor de financie- I
ring van het tekort op de kapitaal-
markt moet worden gedaan, aan
zienlijk groter is geworden. Dat een
zo omvangrijke financiering via de
kapitaalmarkt nog mogelijk moet
worden geacht, schrijft de bewinds
man toe aan de opmerkelijke omstan
digheid, dat de inkomensverschui
ving van de laatste jaren de ontwik
keling van de particuliere besparin
gen nauwelijks nadelig heeft beïn
vloed. In het bijzonder de besparin-
Besparingen
Prof. Witteveen tekent daarbij
aan. dat, de overheidsinvesteringen
de laatste jaren steeds zijn toege
nomen. ook relatief. Of dit tempo
door zal moeten gaan. is de vraag.
Een ombuigen tot een dalend percen
tage zal voorlopig echter zeker niet
bereikbaar zijn. Daartegenover
staat. dat. de overheidsbesparingen.
waarvan in feite niet alleen de in
vesteringen. maar ook de gewenste
netto-kapitaalexport en de eventuele
deviezenaanwas moeten worden ge
financierd. in verhouding tot het na
tionaal inkomen na 1961 sterk zijn
afgenomen, nl. van 6.2 pet van het
nationaal inkomen in 1961 tot 4,2
in 1963.
Een belangrijke oorzaak daarvan
I* gelegen In het feit. dat de belas
tingopbrengst geruime tjjd is achter
gebleven bjj de stijging van 5 1/3 pet.
waarop het begrotingsbeeld was ge
baseerd. De progressiefactor van 11/3
is de laatste jaren niet gerealiseerd
en wel als gevolg van de opgetreden
verschuiving in de inkomensverde
ling. Een progressiefactor van deze
grootte geldt namelijk slechts bij een
gelijkmatige groei van de verschil
lende bestanddelen van het nationaal
Inkomen.
Een dergelijke gelijkmatige groei
heeft zich echter de afgelopen jaren
Aan nieuwe staatstaken kan
slechts worden begonnen, als
bestaande taken worden be
perkt. zo schrijft minister Wit
teveen in zijn miljoenennota.
De bewindsman zet uiteen, dat
de groei van de uitgaven van
het Rijk nauw samenhangt
met de ontwikkeling van de
volkshuishouding. Hij voegt
eraan toe, dat heel gemakke
lijk stijging kon optreden ook al
wordt geen enkele nieuwe
staatstaak ter hand genomen.
Er zijn in de eerste plaats uit
gavenstijgingen als gevolg van
de groei van de bevolking. Dit
is bijvoorbeeld het geval bij
het op peil houden van het
aantal politieagenten en on
derwijzers. Daarnaast is er de
stijging van de salarissen van
het overheidspersoneel. die
parallel behoort te lopen met
salarisstijgingen in de particu
lieren sector.
Uitgaven voor bestaande voor
zieningen nemen niet alleen
toe als gevolg van de bevol
kingsgroei nf loonmaatregelen
In de particuliere sfeer. De
toenemende welvaart schept
bovendien behoefte aan betere
overheidsvoorzieningen: de
ontwikkeling van het verkeer
vraagt meer en betere wegen:
de behoefte aan telefoons
neemt relatief sterker toe dan
de bevolking. Hetzelfde geldt
voor het onderwijs.
Tal van sociale en daarmee ver
gelijkbare voorzieningen wor
den min of meer evenredig
met de stijging van het alge
mene welvaartspeil verbeterd,
zoals die ten behoeve van de
kinderbescherming, de psycho
patenzorg. minder-validen en
dergelijke. Ook kon worden
gewezen op de groei van de
defensie-uitgaven. Tegenover
de aanschaffing van de duur
dere moderne wapens staat
geen uitbreiding van de defen-
sietaak.
Deze uitgavenstijging voor be
staande voorzieningen zal be
slag leggen op het overgrote
deel van de begrotingsruimte,
schrijft minister Witteveen.
Naar het zich laat aanzien zou
daarom voor nieuwe taken
slechts in voldoende mate
ruimte kunnen worden gescha
pen door bewuste beperking
van bestaande taken. De vol
tooiing van hetgeen is begon
nen en de uitbreiding van de
bestaande overheidsvoorzienin
gen zullen een grote nationale
inspanning eisen. De verwer
kelijking hiervan zal echter
ook een overeenkomstige vol
doening verschaffen.
Ten aanzien van voorzieningen
in de collectieve sfeer worden,
zo vervolgt prof. Witteveen,
door sommige groepen tekor
ten geconstateerd. Deze doen
zich echter eveneens voor in
de particuliere sector. De on
vervulde behoeften van de ge-
r.inshuishoudingen met betrek
king tot kleding, huisraad,
transportmiddelen, ontspan
ning en dergelijke worden door
de betrokkenen ook als tekor
ten gevoeld. Naar het oordeel
van minister Witteveen be
hoort de toeneming van het
nationale inkomen evenzeer
te strekken tot inhaal van deze
tekorten als tot opheffing van
die In de overheidssfeer.
gen via spaarinstellingen tonen bij
voortduring een gunstig beeld.
Afwezigheid van speelruimte, zo
besluit de minister zijn beschouwing,
betekent, dat strikt de hand zal
moeten worden gehouden aan de
grens, die voor de komende kablnets-
prrsirKir aan uitgavenstijging en be
lastingverlaging tezamen is gesteld.
Alleen door krachtig vast te houden
aan deze gedragslijn kunnen de
overheidsfinanciën gezond blijven.
Alleen op deze voorwaarde kan een
doeltreffende sociaal-economische po
litiek worden gevoerd.
Elders in de miljoenennota gaat
prof. Witteveen in op de voornaam
ste taken, die het kabinet zich heeft
gesteld en waarover in de regerings
verklaring reeds mededelingen zijn
gedaan. Hoogste voorrang krijgt de
oplossing van de woningnood, waar
over binnenkort een afzonderlijke
nota zal verschijnen. Daarop volgen:
wegwerken van de progressiefactor
in de belastingtarieven (jaarlijks
150 miljoen», uitbreiding van de
steun aan de landbouw «100 miljoen»
en uitbreiding van de hulp aan de
ontwikkelingslanden Voor dit laat
ste is f 221 miljoen uitgetrokken,
tegen f 189.3 miljoen in 1963. De ga
ranties voor leningen aan consortia
stijgen van 50 tot 75 miljoen.
Conjunctuur
Mede omdat de gespannen hoog
conjunctuur nog wel zal aanhouden
wordt uitvoerig ingegaan op de in
vloed van de begroting voor 1964 op
het verloop van de conjunctuur. Het
is van belang, zo schrijft prof. Witte
veen, dat de overheidsfinanciën een
remmende invloed uitoefenen op de
vraag- daarmee op de spanning op
de arbeidsmarkt. Het zou daarom
conjunctureel ongewenst, zijn, de
voorgenomen verzachting van de
progressiefactor reeds in 1964 te doen
1 ingaan. De opschorting van de ver-
vroegde afschrijving voor de bouw
biedt eveneens een tegenwicht tegen
de impuls van de uitgavenstijging.
I De minister komt tot de conclusie,
I dat de toeneming van de conjunc-
I tuurbeïnvloedende overheidsuitgaven
I in 1964 globaal 3 pet zal bedragen
Deze blijft achter bij de toeneming
van het reële nationale inkomen. De
impulsen, die van de begroting uit
gaan. zijn dus geringer dan de andere
werkzame impulsen De begroting
past derhalve in de conjuncturele
situatie, die voor 1964 is voorzien.
MINISTER WITTEVEEN
eerste begroting, tekort ruim
anderhalf miljard.
Op de rijksbegroting neemt de begroting van O. K. en W. de voornaamste
plaats in. Op de gewone dienst Is een bedrag van f 2.920,5 miljoen uitgetrok
ken en op de buitengewone dienst f 143.6 min. Tezamen f3.064,1 min.
".v.. J""— «riUWICTI.
niet voorgedaan. De sterk gespannen 9 f
conjunctuur is daartoe de voor- -
naamste aanleiding geweest. De grote
vraag naar onze produkten leidde
onder meer tot grote spanningen op
de arbeidsmarkt. Hierdoor ontstond
een opwaartse druk op de lonen en.
na loonsverhogingen, een opwaartse
druk op de prijzen. Loonsverhogin-
gen leidden tot een sterke stijging
van de arbeidskosten: prijsverhogin
gen bleven veelal achterwege als ge
volg van het prijsbeleid van de rege
ring.
Het woningbouwprogramma
1964 omvat weer 90.000 wonin
gen. maar geeft een ander beeld
te zien voor de verdeling tussen
gesubsidieerde en ongesubsi
dieerde woningen dan het plan
voor 1963. Het aantal woningen,
dat in 1964 onder de subsidie
regeling valt zal 70.000 bedra
gen (65.000 in 1963). waarvan
45.000 woningwetwoningen.
Voorts zullen 25.000 wonin
gen in aanmerking komen voor
de premie- en bijdrageregeling.
De overige 20.000 woningen
zullen zonder steun van de over
heid worden gebouwd.
In 1964 zal c.a. f 13 miljoen worden
besteed aan Krotopruiming en sa
nering van stadskern.
Voor de financiering van de wo
ningwet bouw met voorschotten is
voor 1964 f 925 min. in de begroting
opgenomen tegen f 650 min. vermoe
delijke uitkomsten 1963
1) bijdragen in de exploitatiekos
ten van de woningwetwoningen f 142
min.;
2» premie- en btjdragenregelingen
gesubsidieerde woningbouw «parti
culiere» f73.0 min.;
3» kosten van woningverbetering
en -splitsing f 4.5 min.
milllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll|
In de Rijksbegroting voor 1964
«ordt de sterkte van het burger
lijk overheidspersoneel geraamd op
127.730 personen. In de begroting
voor 1963 was een sterkte geraamd
van 124.393, in die voor 1962 van
121.990. Het werkelijk aantal ambte
naren is achtergebleven bij de
ramingen. Op 31 januari 1963 had de
overheid 118.998 personen in dienst
en op 30 juni 1963 120.012. De depar
tementen met het grootste aantal
ambtenaren waren op 30 juni van dit
jaar Defensie (30 924). Financien
De voornaamste posten, die op de (21.858). Onderwijs. Kunsten
gewone dienst in 1964 voor huursub- Wetenschappen (15.991) en Justitie
sidie6 zijn uitgetrokken zijn: (14.074),
Voor lager onderwijs Is 11511.6
min. uitgetrokken of f 105.8 min.
meer dan in 1963. De belangrijkifte
uitgaven voor het l.o. hebben be
trekking op:
De uitgaven van ruim f 132 min.
voor salarissen van ruim 12 700
kleuterleidsters en de overige kos
ten voor het kleuteronderwijs aan
circa 436.000 kinderen.
De salariskosten van de 54.000
leerkrachten bij het gewoon en
uitgebreid lager onderwijs «met
1 800.000 leerlingen» die f671 min.
belopen.
De uitgaven van ruim f 66 min.
voor de salarissen van de ruim
4500 leerkrachten bij het buiten
gewoon lager onderwijs «aantal
leerlingen 63.000». Voorts is bijna
f 5 min. nodig voor bijzondere uit
gaven in het belang van het on
derwijs aan kinderen van ouders,
die een trekkend bestaan leiden.
De uitkering aan gemeenten van
f315 min. voor de vergoeding voor
schoolgebouwen en de materiële
kosten van het lager onderwijs.
De subsidies van ruim f 8 min.
voor de vormingsinstituten voor
leerplichtvrije Jeugd.
Middelbaar
Ook ten aanzien van het voorbe
reidend hoger en middelbaar onder
wijs aan ca. 213.000 leerlingen, is ln
de begroting 1964 rekening gehouden
met een stijging van de uitgaven met
f38.3 min. tot f 3093 min Dit bedrag
is in hoofdzaak bestemd: voor de
rijksscholen voor middelbaar onder
wijs f 27 min., voor de gemeentelijke
scholen voor voorbereidend hoger en
middelbaar onderwijs f70 min., voor
de bijzondere scholen voor voorberei
dend hoger- en middelbaar onderwijs
f 196 min. voor de handelsavond-'
scholen f 6 min. en voor de avond
lycea f3 min.
Nijverheids
Voor het nijverheidsonderwijs zet
d« stijging vaji de uitgaven zich voort
met f 40 min. tot i 489.3 min. Dit be
drag is onder meer verdeeld over het
lager en het middelbaar nijverheids
onderwijs voor jongens (resp. ruim
f240 min en bijna f47 min het
scheepvaart- en luchtvaartnijver-
heidsonderwijs f 14,5 min» en het
nijverheidsonderwijs voor meisjes
«ruim f 161 min
Aan deze vormen van onderwas ne
men in het geheel ruim 500.000 leer
lingen deel. Verder is f 14,5 min be
stemd voor de leerlingenstelsels.
Hoger
De kosten van het wetenschappe
lijk onderwys zijn in de begroting
1964 op f 588.6 min gesteld, tegenover
De uitgaven voor de radio
zijn geraamd op f 89,9 miljoen.
Hiervoor ia St,S min. beschik
baar uit de luistergelden.
Het aantal televisietoestellen
zal vermoedelijk verder toene
men, zodat de opbrengst van
de kijkgelden in 196', aanzien-
luk hoger zal liggen. Aangezien
dit jaar de laatste aflossing ad.
f If min. van door het Rijk voor
geschoten gelden plaats heeft,
is voor 196!f vrijwel het gehele
bedrag aan kijkgelden ad f57.5
min. voor de verzorging van de
televisie-uitzendingen beschik
baar.
f 484,4 min. ln 1963. Als gevolg van
de geboortegolf en de gestegen be
langstelling voor het wetenschappe
lijk onderwas moet in de komende
tien jaren 'n uitzonderlijk grote toe
neming van het aantal studenten
worden verwacht. Aan de technische
Rijkshogeschool in Enschede zullen
in 1964 de eerste honderdtallen stu
denten worden toegelaten en de Vrije
Universiteit in Amsterdam zal in
1964 een gedeelte van het nieuwe
Academische Ziekenhuis in gebruik
nemen.
HOE DE STA» 1GUDEN 0NTWJGI
833
HOE DE SIAAI1C0LDEN UITGEEFT
De uitgaven voor sociale zekerheid (inclusief uitgaven voor pensioenen en
wachtgelden) zijn in de begroting 1964 gesteld op f619.6 miljoen, hetgeen
f28.3 min meer is dan de vermoedelijke uitkomsten voor 1963 bedragen.
Bij de raming is rekening gehou
den met een stijgmg van het aan
deel van het Rijk in do premies in
gevolge de werkloosheidswet met bij
na f 10 min. Voorts is rekening ge
houden met de verhoging van de
uitkeringen krachtens verschillende
sociale uitkeringsregelingen. Ook de
gevolgen van de wet pensioenmaat
regelen 1963 «waarvan het nadelig
effect op de rijksfinanciën op jaar
basis op f 124 min. wordt beraamd)
zijn in de raming verwerkt.
Uit het overschot van het bedrag
van f 100 min., dat op de begroting
1963 onder ..algemeen" werd uitge
trokken voor uitgaven, die verband
houden met de overdracht van wes
telijk Nieuw—Guinea is f7.5 min. be
stemd voor de uitgaven in 1964 voor
wachtgelden en pensioenen aan uit
westelijk Nieuw—Guinea terugge
keerd personeel.