't Jagertje" eeuwenoude Haagse ZOEKLICHT DE GOD VAN EEN ANDER _U herbergnu exclusieve club istorie gaat terug tot Jate Wl Middeleeuwen (LEIDSCH DAGBLAD EEN OP DE BOEKENMARKT WOORD VAN BEZINNING rdag 24 augustus 1963 Pagina 1 (Bijzondere medewerking) Ie Jagerstraat is een smalle Haagse straat nabij het paleis ige Voorhout en de Dennenweg. Naar de Jagerstraat richten jonze schreden. Het doel van onze tocht was namelijk de KL't Jagertje", gelegen in de Jagerstraat. ■vij waren met meer dan gewone nieuwsgierigheid op pad ^aan. Waarom? Omdat wij vele verhalen over ,,'t Jagertje" ■ten gehoord. Een club met een zeer aparte sfeer, had ftnd gezegd. Veel leden (vernamen wij van een ander) be- tot de Nederlandse topfiguren. Wie er precies in de bal- ge-commissie zit weet niemand, had een vriend met neiging geheimzinnigheid gezegd. )r hoven profijt' DEN wy voor de deur van ,,'t uagertje" stonden, lazen wij fop een koperen plaat tegen de dat leden van het Corps natique „op vertoon van hun matiek paspoort" toegang heb- Ook zij zijn dus welkom en veelvuldig in die Haagse „Neen", weerde hij lachend af, „een museum is het hier beslist niet, maar wel heb ik mijn best gedaan om hier mooie antieke din gen byeen te brengen. Ik houd zelf veel van antieke dingen, weet U.." Wij gingen zitten. Voortreffe lijke, gemakkelijke stoelen. En al gauw waren wij in een druk ge sprek met onze gastheer gewikkeld. ..Lieden van den soorte" NDERDAAD, ,,'t Jagertje" is ex- T clusief. Wil dit zijn en moet het -L ook zyn. Waarom? Het ant woord ligt besloten in de oorsprong van de club. Na de oorlog bleek er in toonaangevende Haagse kringen behoefte te bestaan aan een eigen centrum, aan een „trefpunt", waar men ongestoord, gezellig en onge dwongen bij elkaar kon zyn en buitenlandse vrienden kon intro leden „onze gasten", placht mevrouw Hollander te zeggen zich in ,,'t Jagertje" prettig en thuis gevoelen. Mevrouw Hollander wijdt zich thans geheel aan de prachtige boerderij in Zuid-Hol land, waar zij en „Jacques" sedert enige jaren wonen. Maar de „geest van Henrietta" waart nog steeds rond in ,,'t Jagertje"! En dan is er natuurlijk „Jan", de „opperschenker" van ,,'t Jager tje". „Jan is zei een diplomaat, met wie wij spraken „le roi des verseurs", de „koning der schen kers". In feite is hij meer nog dan „le roi des verseurs". Hij is een helper in de nood. Hij kent de bij zondere wensen van alle gasten en vervult ze vaak nog vóór ze zelfs maar uitgesproken zyn. „Jan" is een uitnemend sportvisser en menig lid van ,,'t Jagertje" heeft in de loop der jaren reeds mogen putten uit de schatten aan hengelsport ervaring, die de „koning der schen kers" heeft weten te vergaren. notariële akte uit het Jaaf 1659. Toen, ruim drie eeuwen geleden dus, was „t Jagertien" reeds een gerenommeerde herberg, een oude en bloeiende zaak. Ruim een eeuw later leegde de vermaarde visvrouw Kaat Mossel in die herberg menig pittig glas. En vóór 1659 beschouw de menig Jagersman, die op jacht ging in de bossen achter de dui nenrij, die herberg als een voor treffelijk gelegen pleisterplaats. De tijden veranderden en met hen veranderde het karakter van ,,'t Jagertje". Kaat Mossel, die zich in de volksherberg van weleer echt op haar gemak gevoelde, zou zich in ,,'t Jagertje", zoals dit na de laatste oorlog geworden is, niet thuis hebben gevoeld. Wij mochten een kwartiertje bladeren in het gastenboek van de club. Een prins van den bloede, ambassadeurs, generaals en andere aanzienlijken hebben in dat boek om strijd en soms op kernachtige wijze de sfeer en de verzorging in ,,'t Jagertje" geprezen. De in Den Haag geaccrediteerde diplomaten zijn in het genot van tal van voor rechten. Welnu, velen hunner vernamen wij in diplomatieke kring beschouwen het recht van toe gang tot „t Jagertje" als een der meest 'gewaardeerde privileges. „Eer boven profijt" Waardering 'e rechtse deur met de beide lantaarns geeft toegang tot de die door vele diplomaten wordt bezocht Een der fraaie wanden van ,,'t Jagertje". De beide familie- portretten (17e eeuw) zijn van de Heer van Valckenburg en zijn gade. duceren. Deze wens was en is nog steeds het fundament van ,,'t Jagertje", zoals hij ook bepalend was en is voor het exclusieve karak ter van de club. De naam? In vroeger eeuwen be- i vond zich ter plaatse van de club een herberg, die eveneens ,,'t Jager tien" (heel oude spelling!) heette. Die herberg was beslist niet exclu sief, maar de naam heeft in Den Haag een historische klank en is bovendien aardig. Daarom bleef hij ook na de oorlog in ere behouden en voert men hem nog. De leden? Een moeilijke vraag, want ,,'t Jagertje" is een privé- club, die niet aan de weg timmert. Toch vragen wij: En de leden? Ah-jaofficieren, bankiers, hoge ambtenaren, professoren, artsen, industriëlen, advocaten, litterato renkortom, tal van bekende figuren op velerlei gebied zijn lid van de club. Denkt U echter niet, dat een klinkende naam, een groot vermogen, een vooraanstaande positie, ja, zelfs een goede intro ductie alleen voldoende zijn om het lidmaatschap te verwerven. De selectie is namelijk zeer streng. De goede, de Juiste toon weegt heel zwaar. Immers, bij alle onderlinge verschillen, die er natuurlijk zyn, wil men toch de „harmonische ge meenschap" der leden intact hou den. Daarom moet elk lid behoren tot de groep, die de oud-vaderland se dichter P. C. Hooft eens bestem pelde als de „lieden van den soorte".. Hechte zuilen N de heer Hollander „Jacques" J voor de meeste oudere leden vond men de man, die men nodig had om de club te starten, te beheren en er voor te zorgen, dat alles geruisloos en op rolletjes blyft lopen. Hij is niet slechts een men senkenner, maar tevens een kunst kenner en een kunstminnaar. Aan hem is het te danken, dat „'t Jager tje" ook wat de inrichting betreft zeer exclusief is. Er staan prachtige antieke meubelen. Oude schilderijen en zelfzame curiosa sieren de wan den. Vandaar onze eerste indruk: Een klein museum? Hoewel de heer Hollander het woord „mu seum" afwees, aarzelen wy niet om te schrijven, dat menig zich in de club bevindend stuk een eervolle plaats in een museum zou krijgen. Doch wat hier van zij, zeker is het dat de heer Hollander van ,,'t Jagertje" een stijlvol trefpunt maakte. Veel steun ondervond „Jacques" in de eerste jaren na de oprichting van de club van mevrouw Hollan der. „Henrlette" i zo noemden de oudere leden haar heeft als ge boren Frangaise de gave om gracieus en met esprit als gast vrouw op te treden. Aan haar is het mede te danken, dat de club- DE historie van ,,'t Jagertje" verliest zich in de nevel der late Mddeleeuwen. Voorzover thans bekend dook de naam voor het eerst op in de archieven in een Deze antieke schouw is een der vele pronkstukken, die in een museum geen slecht figuur- zouden slaan. „Eer boven profijt" en dit devies is steeds een richtlijn geweest voor het besturen van de club. Wij keken nog eens rond. Eeuwen zagen van de wanden op ons neer. Het is als hebben zij hun cultuur en schoonheid ingebracht in het oude huis in de Jagerstraat.. Wederom trof ons\le oud-vader- landse sfeer in de club. Voornaam, degelijk en gezellig. Misschien zeiden wij tegen onze gastheer zou het woord stil ook bijzonder op zijn plaats zijn in hpt devies, dus „Eer en styl boven profyt". „Mis schien wel", antwoordde hij, „maar een devies kan men nu eenmaal niet van vandaag op morgen wijzigen." Wij gaven ons gewonnen en namen toen afscheid. Wij hadden in het hartje van Den Haag een exclusieve club èn een juweeltje van een museum ontdekt. WIE in Den Haag zijn oor te luisteren legt, ervaart spoe dig, dat velen het lidmaat schap van de club in de Jagerstraat begeren. Zo hadden wij om een voorbeeld te geven gehoord van een miljonair, van wie men zei, dat hy als lid geweigerd was. „Is dat waar?", vroegen wy aan de heer Hollander. Hij antwoordde, dat hy natuurlijk niet uit de school mocht klappen, maar (vervolgde hij) de wapenspreuk van ,,'t Jagertje" luidt Annie Salomons. „Nóg meer herinneringen uit de oude tyd." Bakker/Daa- men. 's-Gravenhage 1962. De derde bundel herinneringen Annie Salomons moet een ijze ren geheugen hebben of dagboeken. Als dit zo is, dan zou ik naar die laatste wol nieuwsgierig zijn, tussen twee haakjes. Deze bundel verschilt evenwel in zoverre van de twee vorige, dat deze een verzameling is van omgewerkte ra diolezingen. Zodoende zijn dit voor een gedeelte geen eigenlijke herin neringen van de schrijfster zelf, maar meer kleine essays, waar ook de herinneringen van anderen aan te pas gekomen zijn. Daardoor mist dit gedeelte wel iets van die geest drift en die persoonlijke visie, die de vorige verzamelingen zo uiter mate aantrekkelijk maakten. Dit zijn competente samenvattingen van de levensloop van verschillen de literatoren, van Slauerhoff, Cos- ter, Van Genderen Stort en nog vele anderen.. Ook een paar niet- letterkundigen zijn de bundel terecht binnengewandeld, met name Berlage en mr. G. F. J. de Jongh en zelfs Dickens en Geer- truida Bosboom-Toussaint zijn uit de vorige eeuw herrezen. Als ik het eerlijk mag zeggen: ik vind het een beetje jammer, dat Annie Salomons dit boekje op deze manier heeft uitgegeven. Goed, ik kan mij haar motivering: velen hebben haar verzocht haar radio lezingen gebundeld te laten ver schijnen best begrijpen, maar helemaal gelukkig ben ik er niet mee. Daar komt bij dat Annie Sa- lomons nu ook meer de nadruk De vader der gelovigen (Abra ham) is een pionier, een trek ker; nergens mag hij zich vast zetten. Dat komt door het Woord, de Stem, de Belofte. De vader trekt verder en laat het graf van zijn vrouw (Sara) ach ter zich. Hij mag bij het graf niet blijven zitten en evenmin van de toekomst wat hopen: zijn God heeft het Rijk op het oog. Naar de vervulling van dat Ryk reikt het leven van onze vader. telkens opbreken en verder trek ken. Eliëzer voert in Mesopotamië zijn opdracht nauwgezet uit; hij roept de God van zijn meester aan om een teken, dat hij de met de God van een ander, met de God van vader of moeder, van uw vrouw of man, van een ander. Zo bijvoorbeeld heeft God door Abraham heen Eliëzer be reikt. Het blijft altijd een vraag in hoeverre de ander God door laat Abraham was vrij. En de Stem riep hem om op te breken en verder te trekken. Deze vrijheid en deze Stem heeft Eliëzer leren kennen en vertrouwen. De belofte luidt dat de ko mende geslachten gezegend zul len zyn met en in Abrahams ge slacht. Daarom mag zijn zoon Izaak geen vrijgezel blijven. Ge nesis 24 verhaalt dat Abraham zyn dienaar Eliëzer heiden uit Kanaan, uitzendt om een vrouw voor Izaak te zoeken. Een vrouw niet uit het heidense Kanaan. Maar een vrouw, die Abraham en Sara zal hebben nè, te doen: goede vrouw mag kiezen, een die uit zichzelf aan de dieren denkt. Abraham wist wel, wie hij had afgevaardigd „Heer, Gy God van mijn meester", zo bidt Eliëzer tot de God van een ander. Want deze God is zeer actief en naby. Een sterkere God dan Eliëzer, de heiden, had. De Stem laat zich óók in den vreemde horen. Zo zijn wij allen begonnen: wy bidden altyd tot de God van een ander, tot de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, de Zoon Abrahams. Hy liet God helemaal door. Zouden anderen uw God tot hun God willen hebben? Het is maar een vraag in hoeverre u in de omgang God doorlaat? H. J. A. Haan Evang. Luth. predikant te Leiden. legt op een eigen oordeel over het werk van letterkundigen. Natuur- lyk, dat kan niet anders in deze vorm. Myn bezwaar is dat haar oordeel, op deze wijze gestrooid tussen levensbeschry vingen, niet voldoende fundering kan krijgen. Zo is er b.v. het artikel over Dirk Coster. Daarin merkt zy terecht op dat „een streng geselecteerde ver zameling", een keuze uit het werk, meer op zyn plaats geweest zou zyn dan het enige tyd geleden ver schenen complete oeuvre, althans vier delen daarvan, waarin alles opgenomen is. Of die selectie zelfs op dit ogenblik waarde gehad zou hebben? De meest typerende op merking heeft Annie Salomons haars ondanks neergeschreven en wel met de aanhaling uit het ge sprek van wyien Coster met zyn vrouw, waarin hy zegt dat zy, zyn vrouw, zyn nagelaten werk moet verzorgen. „Dat heeft de vrouw van Verwey ook gedaan". Coster en Verwey enige zelfoverschatting is hier duideiyk. Het is ook Jammer dat het de schryfster ontgaan is, dat het geci teerde gedicht van Adama van Scheltema, genaamd „Cupidootje", meer dan erg veel ïykt op „Kin- derlyk" van Vondel. Het zelfde geldt voor regels zoals „Wie is het die de zwarte voren/In golvend goud veranderen doet", dat een mens met enig geheugen direct laat denken aan de ry van engelen uit Lucifer: „Wie is het die zo hoog gezeten,/zo diep in 't gronde loze licht". In het artikel over M. J. Brusse heb ik my wat verbaasd over de passage op blz. 64, over het kind als onderwerp van kunst. In Ne derland mogen wy dan pas laat tot dit onderwerp gekomen zyn; in het buitenland was dat toch an ders. Men denke eens aan de gezus ters Brontë. Tot slot moet ik pro test aantekenen tegen de vreemde kreet betreffende de tachtigers: „Het lichaam en de lichameiyke behoeften waren voor hen het be langrijke; de geest kwam pas in de tweede plaats". Mag men dat zo zeggen? Ik meen ten stelligste van niet. „Louis Couperus als brief- schryver". Maatstaf nr. Juni/Juli 1963. Bakker/ Daamen. 's-Gravenhage. Dit is een aardig en onthullend geschrift. Als ik het goed begrepen heb. is dit nummer van het maand blad „Maatstaf" bedoeld als een vergeiyking tussen de status van de schryver Couperus en die van de hedendaagse auteur met als con clusie, dat er in Nederland op het gebied van de publieke belangstel ling voor letterkunde, weinig of niets veranderd is. De actualiteit van de middengroep van de brie ven van Couperus aan zyn uit gever Veen is onmiskenbaar, al ligt die netjes ingebed tussen de groepen „Over hemzelf aan ande ren" en „Aan en over anderen". Het merendeel zyn aardige en har- telyke of berustende of teleurge stelde kattebellen. Evenwel zal het de ingewyde opvallen, dat vele van deze brieven mutatis mutandis heden ten dage geschreven zouden kunnen zyn, zoals b.v. de veront waardigde over de betweterige cor rector. De bundel wordt gesloten door de tekst van de voordracht, die Pierre H. Dubois tydens de Couperusher denking heeft uitgesproken. CLARA EGGLNK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1963 | | pagina 7