Nederland behoort nu tof de kennissenkring: meer niet Kom er ACHÏ-er Geleerde ontleedt zijn eigen geheugen IN DE MOESTUIN Indonesië 1963: de geliefde die ons niet meer nodig heeft j ~m Kom er ACHT-i Excessen van het menselijke brein (J II) Zaterdag 18 mei 1963 Pagina 2 u 'few ZS«!V mm - kitü*iU ti» 'fötSUU5|«K SS (Van onze reisredacteur, W. L. Brugsma) DJAKARTA Onder de palmen op de Djalan Merdeka branden de waronglichtjes in de lauwe nacht. Kleine Javanen roosteren er sateh. In het zwoele donker staan de lieve oude hui zen met pilaren op hun voorgalerijen, nevelig wit als de schimmen uit het verleden. Wij staan er alleen langs de weg met de hitte in onze broekspijpen en zien om ons heen de geliefde die ons niet meer nodig heeft: Indonesië. In 1949 is zij na bittere jaren van ons gescheiden: toch als goe de vrienden zoals dat heet. Acht jaar later is de ruzie om het be twiste kind uitgelopen in plagerijen dreigementen en tenslotte weer in geweld. Nu heeft zij haar Irian Bar at terug en voor het eerst zeggen we elkaar weer goedendag, praten weer tegen elkaar en glimlachen zelfs, al gaat het een beetje schuw. Eén ding steekt toch. Als wij langs onze oude plekjes lopen, de toko's, de eethuisjes, in de Tjikini-wijk of in de beneden stad, zien wij haar nieuwe min naars: Russen. Amerikanen, Polen, Fransen. Japanners, die haar omstuwen en geschenken geven. Dat steekt, omdat zij zelfs in haar haat in ons ver diept was. Nu is dat anders, wij mogen weer tot haar kennissenkring behoren, maar nodig heeft zij ons niet meer, behalve dan voor nieuwe onderdelen voor haar oude huisraad. Dit is eigenlijk het ergste: wat zij nodig heeft, kunnen wij haar niet meer geven. Want zij heeft te veel nodig. Vermoedelijk moeten kleine mannen niet van grote vrou wen houden. En als zij overbodig worden, moeten zij vooral niet op dringerig gaan doen, want dan wor den zij snel ridicuul. Zo besluiten wij de geliefde de geliefde te laten en te gaan slapen. En vooral eerst de herinneringen en gevoelens die in Indonesië 1963 geen gangbare munt meer zijn. in de prullenbak te vegen. Daar gaan zij dan: voorop Jan Pieterszoon Coen hand In hand met Multatuli, Daendels met Sneevliet, TJarda en Schermerhorn. onze vader bij de KPM en Du Perron, de Deli-plan- ter met de gebroken knokkels en onze moeder die bij de gamelan huiverde, de politiële vader Drees en de Drentse soldaat die op een trekbom liep. En na de personen de dingen: de dividenden van de factorij en de brieven van Sjahrir, de Indische Hotel Indonesiageen boze dromen in doorweekte lakens Club en de Vereniging Nederland Indonesië, het liedje „En Toengkoe Oemar die moet hangen hiep hiep hoera" en de muiterij op „De Zeven Provinciën", de eigendom men en de schuld, het heimwee en de spyt, het voor en het tegen. Goedenacht, gy personen, gebeur tenissen en gevoelens, slaapt zacht, want het zal voor eeuwig wezen. AMERIKAANS Men slaapt heel zacht in Hotel Indonesia anno 1963: geen klamboe en geen mandikamer, geen boze dromen in doorgezwete lakens, niet meer het ene uurtje koelte bij de vroege ochtend-thee op het platje. |nnnL 1 n Innnn P nnnnn nnnn n nnnnn 96B Wat gebeuren moest, gebeurt. Er is iemand van een blad dat de In donesiërs, met Soekarno voorop, vijftien jaar voor rotte vis heeft gescholden. Het blad heeft nu in eens een „open oog en hart voor land en volk van Indonesië" in be drijf gesteld. Zijn correspondent is een kenner, want hij was voorlich tingsofficier bij de Nederlandse strijdkrachten. Hij gewaagt steeds van het verleden; „hij rijdt op „eeuwenoude banden" van minister naar minister. Maar nu stoot er zo'n eeuwenoude band lek. H\j zegt tegen minister Abdoel- gani: „Excellentie vergeet u vooral niet hoe enorm veel belangstelling er in Nederland voor Indonesië be staat. Denkt u maar eens aan al die Nederlandse militairen die hier waren". Wij verstijven. De minister hoeft daar niet aan te denken. Een con flict met die militairen heeft hem drie vingers van een hand gekost Maar wat men de Indonesiërs ook verwijten kan. nooit dat zij onbe leefder zijn dan Nederlanders. De minister citeert daarna onverstoord nog enkele verzen uit het liedboek ..Kun je nog zingen, zing dan mee" ZELFSPOT Minister Roeslan Abdoelgani leidt ons de beginselen van Indonesië's „geleide democratie-begrippen" in, voor de zeer parlementair aange- legden onder ons een zeker lacher tje, want naar onze begrippen is SOEKARNO een gouden brug ver endok-tri-nasi. Want „eM is ei en „tri" ia gedroogde m „nasi" is „rijst". Het Indonesische volk bestap vriendelijke mensen, zegt <fe| nister. Als zij de regeringsauto'ii en naar het conferentieoord m Poentjak zien snellen, zegget „Laat maar. jullie overwerk® nog en het helpt niets, laat. maar zelf oeroessen". Oeroes^ de merkwaardige combinatie regelen, scharrelen en zaakje» knappen, die het Indonesisch»! in staat, stelt door te leven ln economie die volgens alle econ» allang dood en begraven is. En wie zegt er dat de kritiek Indonesië dood is? Roeslan Abft gani verhaalt, dat president 5 karno heeft gezegd dat de vr|j| voor Indonesië de gouden bni| waarover het naar een hetere komst zal gaan. En dan zegt. in de dessa: „Waarom die bruj goud gemaakt en niet van bH Onze leiders zijn nu aldoor k kleine stukjes van die brug g breken". die niet zo democratisch. Hoewel altijd weer democratischer dan wat voor 1940 bestond, en vooruitgang dient geprezen te worden. Wie ove rigens het sterke zelfbewustzijn van het nieuwe Indonesië wil ervaren, luistere naar de zelfspot van de minister die belast is met de in doctrinatie van het Indonesische volk. „Als ik in mijn dessa kom", vertelt de minister, „dan zeggen de mensen: Patje, geef ons maar lie- 1. lijn huis achtergrond vt doorgetrokken 2. vinger man in stoel 3. zakje van man die stoel tik 4. vogel meer 5. man rechts ander zakje la bert 6. mouw man in stoel 7. kachelpijp langer 8. papiertje meer op de grond voorliefde voor data Kunt U de acht afwijkingen in de beide bovenstaande tekeningen vinden? De juiste oplossing vindt U elders in dit Bijvoegsel. KLM terug op Kemajoran. Wel dit: een snelle strakke lift naar de achtste verdieping, perfect hotelpersoneel in uniform met het Engels voor op de tong en in de kamer de gezegende koelte van airconditioning. Het grote raam omlijst een snapshot van het nieuwe Djakarta: een zesbaansweg, een paar moderne gebouwen, een grote vijver met een monument: twee dunne zuilen met angstig hoog in de lucht een man en een vrouw die de hand uitstrekken naar het geluk waarvan dit hoogmoderne stukje stad een voorproefje moet geven. Wat modern Ls, staat fel verlicht, de donkere stukken duiden op de aanwezigheid van kampongs. Om dat men in Indonesië 1963 zonder bezwaar links mag wezen, denkt men aan Brecht: „Und man siehet die im Licht stehen, die im Dun- kelr. sieht man nicht". Sluit men het gordijn dan rest slechts de nieuwe wereld. Zulke hotelkamers zijn er in New York en San Francisco. Wordt, men 's nachts wakker, dan wijst de weg naar de badkamer zich vanzelf, 's Ochtends omvat het ontbijt alles dat de Amerikanen vroeger flink maakten en nu alleen maar dik: shirred eggs with chicken livers, baby filet mignon, cinnamon toast, iced oof fee. Men vraagt de bedien de om „aier djeroek". Hij zegt: „Isterrrnlet, wel orange juice". FLATER De lunch doet bijna toch herin neringen wakker worden. Roeslan Abdoelgani, minister van Voorlich ting, presideert over de enige Hol landse maaltijd van de Indonesische keuken: de rijsttafel. De Neder landse pers eet en luistert naar In donesië's onderhoudendste prater. De drie onder ons die van vroeger nog neiging hebben hem „pa Roes lan" te noemen, zwijgen nadrukke lijk over alles wat er vóór 1957 maar gebeurd zou kunnen zijn. Maar de anderen die gewoon „excellentie" zeggen, niet. Zij zijn zo verrukt over het feit dat Mas Roeslan aldoor over Nederland praat en over het Meppelerdiep en de hbs in Soera- baja, dat één de ontzaglijke vergis sing fluistert: „Merk je hoe hij hunkert naar Nederland". j\l e rh tv a a rd ige (Bijzondere medewerking) Hoe gaat een gcheugenkunstenaar te werk? Op welke manier slaagt een man erin tuienduizend of meer namen van zijn mede burgers te onthouden? Hoe weet hij zich de gehele bijbel letter voor letter en woord voor woord in het hoofd te prenten? Hoe is het mogelijk, dat hij honderd verschillende talen en dialecten* leert? Hoe kan hij de ingewikkeldste worteltrekkingen uit het hoofd maken? Hoe speelt hij het klaar een slechts éénmaal ge hoorde muzikale compositie zich nog jaren later noot voor noot te herinneren? Hoe gaat dit alles in zijn werk? Op deze en dergelijke vragen weten de meeste geheugen- en rekenwonderen geen antwoord of slechts een zeer onbevredi gend antwoord te geven. Voor hen is hun wonderbaarlijk her inneringsvermogen geen probleem. Zij hebben nu eenmaal een bijzonder goed geheugen voor bepaalde dingen getallen, namen, gezichten, melodieën of wat ook en daarmee uit. „Je hebt het of je hebt het niet", menen zij. Als een lastige psycho loog hun vraagt, hoe ze nu precies te werk gaan bij hun bizarre geheugenkunst, maken zij zich er met een Jantje van Leiden af en komen aandragen met vage opmerkingen zoals: „Dat is een kwestie van oefening", „Je moet je er sterk op concentreren", of: „O, dat weet ik niet. Het gaat vanzelf". geweest. Dat persoonlijke ervaringen hierbij misschien van invloed wa ren, aldus prof. Hennig, zou men kunnen opmaken uit het feit. dat de 14de hem vroeger sympathiek was. Maar daar zijn vrouw op 14 mei eens ernstig ziek werd en de doodstijding van een broer hem op de 14de september bereikte, kwam daarin verandering. Een datum vormde voor professor Hennig vaak een aanleiding tot heel vreemde herinneringen. Op 23 sept. 1902 bijvoorbeeld was hij bezig aan een verslag, waarin de datum 19 december 1899 voorkwam. Op hetzelfde ogenblik, dat hij oeze laatste datum neerschreef, stond voor zijn geest het beeld van een café met een feestvierend gezel schap. waar hij zelf bij was. Bij na der onderzoek bleek, dat hij inder daad op die dag en in dat café bij een feestje aanwezig was geweest. Nog twee andere voorbeelden. Op 6 september 1904 beantwoordde hij een brief van de 26ste augustus Toen hij deze datum neerschreef, hoorde hij in de geest een lied van de bekende Duitse dichter Theodor Körner. Even later viel het hem in dat Körner de 26ste augustus 1813 was gestorven! Op 15 december 1909 las hij een gedicht, dat op 3 juli was geschreven. Waar had hij die datum meer ontmoet? O ja! In het twaalfde hoofdstuk van het boek van Fritz Reuter „Stromtid", dat hij in vijftien jaar niet meer onder ogen had gehad, stond een minne dicht. dat gedateerd was 3 juli 18421 ALS Hennig 's nachts droomde, dat hy een krant las, wist hy zich 's morgens nog precies te herineren de datum die erop stond. Ook wist hy in zyn dromen, welke datum het die dag of nacht, waarop hy droomde, was. Als hy byvoorbeeld in de zomer droomde, dat het sneeuwde, ontwaakte vrijwel onmiddeliyk zyn kritische zin. „Dat kan niet, want we zyn middenin juli". Hy droomde eens, dat hij in zee een bad wilde nemen, maar zon nuchtere verstand waarschuwde hem onmiddeliyk: „Onzin, dat doe Je niet op de 24ste oktober". Ook geheugenkunstenaars vergissen zich WAT andere geheugenwonde ren niet graag toegeven, gaf professor Hennig grif toe: hy kwam er openlyk voor uit, dat hy zich ook weieens vergiste. Een interessant voorbeeld van zo'n vergissing was het volgende: In februari 1922 woonde Hennig eens een concert by in een kerk, waar hy de portretten zag hangen van drie grote hervormers: Luther, Calvyn en Melanchton. Van Luther wist hy onmiddeliyk dp dag van zyn geboorte en overlijden. Van Melanchton alleen de geboortedag: 16 februari 1479. Toen hij erover ging nadenken, wanneer Calvyn en Melanchton waren gestorven, kwam eerst het jaar 1564 bij hem op. Dat was een merkwaardig jaar uit cul tuurhistorisch oogpunt: dood van de beroemde Italiaanse beeldhouwer Michelangelo, geboorte van de Ita- liaansp wijsgeer en natuurkun dige Galilei en van Engelands be roemdste toneelschrijver Shake speare. Het leek Hennig of 27 mei de sterfdag was van Calvyn, maar 10 juli dook ook in zyn geest op en hy was er zeker van, dat ook die een gewichtige datum was in het leven van Calvyn. Hy kwam echter niet tot verder resultaat, maar thuis bleek hem, toen hij er zijn boeken op nasloeg, dat 27 mei inderdaad de sterfdag was van Calvyn en 10 Juli zyn geboortedag. DAT .het overigens niet alleen data waren, waarvoor profes sor Hennig zo'n byzonder ge heugen aan de dag legde, heeft hy in verschillende van zyn artikelen duideiyk gezegd. Ook getallen in het algemeen prentten zich geo keiyk in zyn herinneringsvenr in. Zo herinnerde hy zich by beeld op ruim veertigjarige Ie* nog precies, dat hy als jongetje tien naar een zilveren bruiloft' gereden met paardetram no. en dat hy by zijn terugkeer van feest had gezeten in tram no. Het jaar daarop zo herin» hy zich was hy van een kir' bal naar huis gereden in tras tuig no. 3845 en kort daarop hy naar de dierentuin met no. en terug met no. 5088! PROFESSOR HENNIG, dit nauwgezet verslag heeft uil bracht over zyn fenoma geheugenprestaties, heeft de beo naars der psychologie er ook over in het ongewisse gelaten, waarde hij zelf hechtte aan bizarre geheugen voor data en tallen. Welk nut heeft het, vroeg hy zich in een van zijn tikelen af, allerlei dingen te houden, die men gemakkelijk in een boek of encyclopedie naslaan, als men ze nodi? h« De enige reden waarom hij hel wel prettig vond tot de geheu» wonderen te behoren, was dat kinderen het zo'n aardig spel) vonden hem te examineren 7.yn kennis van byvoorbeeld dei boorte- en sterfdata van beroei personen. Dat die kinderen sped op de vooravonden van belanp geschiedenisrepetities hun gelw vader zijn fenomenale geheugen' nijdden, vertelden Ilennigs arti len niet, maar het laat zich raden! (Nadruk verboi DIT onvermogen van de meeste geheugenwonderen om enigs zins nauwkeurige mededelin gen over hun eigen werkwyze te doen, is er de oorzaak van. dat de beoefenaars van de psychologie de wetenschap, die zich onder meer bezighoudt met de verrichtingen van het menseiyke geheugen grote dank verschuldigd zyn aan de Duitse hoogleraar in de meteorolo gie Richard Hennig. Want profes sor Hennig, die niet alleen een goed weerkundige, maar ook een heel opmerkelyk geheugenkunste naar was, heeft in de loop van meer dan vyfentwintig jaar door artikelen in psychologische tijd schriften de geleerde wereld gere geld op de hoogte gehouden van de ontwikkeling en de stand van zyn fabelachtig geheugen. Over de wyze waarop hy by zijn geheugenwerk te werk ging. heeft hy mededelingen gedaan, die menige tip hebben op gelicht van de sluier, welke lange jaren lag uitgespreid over het ver- schynsel van het geheugenwonder in het algemeen en van het geheu genwonder met een speciale belang stelling voor data in het byzonder. Een wonderkind PROFESSOR HENNIG, die in 1874 werd geboren, kon op driejarige leeftyd een leef- tyd waarop negen van de tien kin deren nog niet op de klok kunnen kyken de getallen tot honderd lezen, optellen en van elkaar aftrek ken. Een maand later kon hij het zelfde doen met de getallen tot dui zend. Al vroeg bleek, dat het speel goed in een etalage van een speel goedwinkel hem minder interesseer de dan het huisnummer van die winkel: de platen in zyn prenten boek vond hy ook minder interes sant dan het nummer van de blad- zyde. Later, op school, behoefde hy nooit jaartallen te leren: zy bleven vanzelf zitten. Geen wonder, dat hy al vroeg belangstelde in geschiede nis, een belangstelling, die hy zyn leven lang heeft behouden. HOE het kwam. wist hy niet, maar sommige data waren hem svmpathiek, byvoorbeeld de 1st. de 4de, de 13de, de 18de, de 19de, de 27ste. Andere data antipa thiek. byvoorbeeld de 3de, de 11de, de20ste, de 25ste, de 28ste. Weer andere data lieten hem onverschil lig. Hij ergerde zich erover, dat twee van zyn kinderen geboren waren op 28 mei en 25 november (twee on sympathieke data)27 mei en 26 november zouden hem liever zyn De boontjes zal men al wel ge legd hebben en als men het weer een beetje mee heeft, kunnen ze nu al boven de grond komen. Dan is het nuttig ze een lichte overbemesting te gevenmen kan er de bekende korrelmest- soorten wel voor gebruiken. Voor de tweede maal en mis schien hier en daar voor de eer ste maal kunnen nu sperzie- en snybonen gelegd wordenze heb ben een voedzame grondsoort nodig en het is nuttig er een flinke portie oude mest onder te spitten. Ook augurkjes kunnen met succes in eigen tuin ge kweekt worden: de zaadjes kan men nu op een één meter breed bed in de grond stoppen. De putjes moet men vooral niet te diep maken; als de zaadjes net onder de vochtige grond liggen, is dat voldoende. Drie zaadjes kan men erin leggen en de put jes komen op een onderlinge af stand van ongeveer een halve meter. Als later blykt, dat alle plantjes te voorschyn komen, zal men er maar één moeten laten doorgroeien. Radys kan nu nog in de volle Foto Turkenburi grond van de tuin gezaaid wor den: voor dit doel kan men <k bekende ronde, rode en witte ra dys zaaien. Ook radys moet e« voedzame grondsoort hebben; is humusarme grondsoorten is tt niet veel mee te bereiken; is hrt nuttig wat kompost door de bo vengrond te roeren. Zomerworteltjes kunnen du gezaaid worden; als die onvol doende doorgroeien, moeten een lichte overbemesting hebben. Om de drie weken kan men wor. tels zaaien; dan heeft men steeds jonge en zit men nW zonder. Tussen de aardappelen moet men het onkruid vernietigen. Ook al staat er géén onkruid tussen, is het nuttig de grond goed open te houden; het gewa» zal er sneller door groeien. De vroege groenten zijn nu vrijwel allemaal geoogst. Als men toch zoiets als spinazie in de zomer wenst, kan men veel beter snybiet zaaien; dat is ooi een gezonde groente. G. Kromdijt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1963 | | pagina 8