Boeiende tentoonstelling in
Brussels museum PLANTIN
De trotse burgemeester
in KAMER en TUIN
ZOEKLICHT
PREMIER LIVRE DES
Muziekdrukken van
de zestiende eeuw
JS
4.90
VEEL KOSTELIJKS IN DE VITRINES
N-
CONTRATENOR
I-TT r, i ,r
uv
Maurits
Dekker
de laars op de nek
Zaterdag 27 april 1963
Pagina 2
pen een Missale Traiectense heeft
uitgegeven.
Glansperiode
1540 breekt de glansperiode
van de Nederlandse muziek
druk aan en drie grote figu
ren treden dan naar voren: de
grondlegger Susato te Antwerpen,
na hem Phalesius, de meest pro-
duktleve, die eerst te Leuven heeft
gewerkt en later ook te Antwerpen
CHANSONS CINCCgET SIX T^fRTIES
XouutlkmtntcampoftzW mijiseit M»ftc<pu,commMts
tan aux injbumcntz comae J U K^oix,
tnOrtnchn. Msfrtpt
cr
rauüT»
n CyrpofchaUr ut fcOw omclbi!:. ;i
.tl
,,3uftra aüuf.t.LrU oine.litc.iiu.
iev «irtfomiw&omfoc.
m c®" 1 ii frftiui c. tcrno mi in tra
riorr.folcpitnuinoincmo.facripc
f f frf j-Viftftóc mago;ct OttittoDirüuO
JïmiinertfUUBco.
n mjjilia pafrt)r tarnin,
A rot I
mcotamtioDttoallrlttü. J:
Si lmprime a loium par Pierc Phatefe.pour luy 5c
MartmRotaire.I.an M. D. LUI.
Auec grace 5c Picuilcgf.
t n Die pilcttrf) rhoomaoa
rtotünoeifbuo*mfflhoomriu
"V rüofrf .ïfofrpfiirlr.Mmtiir.
\.AUtï ti T pf^f- Ust?
'v a mtfld ffl «Ufln£a.
C Qfi itorf tanintr qctta.lqr.
Inctrdfla&c
V^l
mif fitó.
Jfl WtlB Wc OfflIUt'
i-'mj itöue su'buo poft iiafctia a
n fn
f
loöa (n crrtifto Sc».
S3
T
i.ji.
Chansons i cincq et six par ties. Leuven. P. Phalesius en M. Rotaire. 1553.
(Van onze correspondent te Brussel)
IN Antwerpen houden de conservators van de musea graag
kleine tentoonstellingen en zij bezitten er blijkbaar het ge
heim van deze aardig en boeiend in te richten. Van de zomer had
men zo in het Brouwershuis enkele schilderijen en etsen van
J Henri de Braekeleer samengebracht op de plaats, waar zij waren
geschilderd en thans heeft men in het prentenkabinet van het
4 Plantin-museum muziekdrukken van de 16e eeuw. waarvan een
t deel is gedrukt in het huis zelf. verenigd. Het is een expositie van
nog geen honderd nummers, waarbij ook enige schilderijen en
muziekinstrumenten.
PL
miflacö.
jFndöufnruömorttn'ö Cicfo?
em.trki^fiaonMniruc öt'ant.
^wOifdmus siimtoj.
C rtjukfcamfnpato
-Jtip 2 'tij* ta r> ^pfdiudinqHoof.iuif oc öq/
.J? miua til \jnuuaMuömcnio.ipfiuo.i
3u frfho beate mane ntrgia rt m
ftömetno.ipüitc n fu fabbano bic/ .yWTTTTjHT I fry-
buc.^mfctiamifLuiariuttd.ofli. i^Jïoiifa InepnlZo 6fi.
^/uin fcGte mü lecuonü.
f -T tt mlffi» cü aüeUtfa.
In tttrt 6» ftto.
*S\-
ïot£a in rarifis ces.
/jdt tc raitti ril.
O i
Bij de laatste is een mooi, klein
virginaal, gedateerd 1611 en toege-
ichreven aan Andreas Ruckers de
Oude (ca 1550—1625), de stamva
der van een befaamd geslacht van
Antwerpse klavecimbelbouwers. Er
is ook een 17de eeuw3e theorbe of
bas-luit, er zijn schilderden, waar
op men de oude muziekinstrumen
ten vindt afgebeeld. Een bijzonder
merkwaardig doek is zeker „De
Luitspelers" van Theodoor Rom-
bouts, een Vlaamse schilder, die
slechts 40 jaar is geworden. HU is
een tUdgenoot geweest van Frans
Hals.
Men vindt in het coloriet en de
schilderwijze van „De luitspelers"
veel overeenkomsten met die van
de Haarlemse meester. Natuurlijk
zyn er ook prenten met muzikale
voorstellingen, waarvan de meeste
heel duidelijke afbeeldingen van
16de eeuwse muziekinstrumenten
bevatten, maar het lecuwedeel van
de tentoonstelling wordt gevormd
door de gedrukte muziekboeken.
Oude drukken
De eerste drukkers hebben
geworsteld met de moeilUk-
heid. hoe de noten tussen en
op de balken op hun juiste plaats
Verhard voor de kleintjes
moesten worden gedrukt. Het was
hun duidelyk dat zU op een of
andere wUze met reeds in de 10de
eeuw door Guido van Arezzo inge
voerde systeem van die balken in
ieder geval moesten volgen. De
oudste drukkers volgden verschil
lende procédé's: afzonderlUk druk
ken van balken en noten, drukken
van de balken en met de pen inte
kenen van de noten, het graveren
van zowel noten als balken in één
houten blok of het maken van af-
zonderlUke typen voor alle noten
(met het nadeel dat de druk aan-
vankehjk bUna nooit sloot). Het
laatste systeem wordt de enkeldruk
genoemd. Er werd veel tUd gewon
nen omdat er slechts één keer ge
drukt behoefde te worden en het
procédé was economisch, omdat het
zetsel steeds weer kon worden af
gebroken en de noten opnieuw ge
bruikt.
Missale Coloniense, gedrukt
door Hermann Bungart te Keu
len in 1498. De muziekbalken
en noten zijn als handschrift in
gevuld in de gedrukte tekst.
Van de oudste manier van mu
ziekdrukken zijn mooie voorbeelden
aanwezig o.a. een exemplaar van
het Collectorium, Super Magnificat
van Joh. Gerson, te Keulen rond
1478 door Nic. Gdtz gedrukt. Dat
wil zeggen: de tekst is gedrukt en
de muziek is met de hand ertussen
geschreven. Van het werk van Ul-
rich Han, de eerste die rond 1475 te
Rome èn notenbalken èn noten in
twee openvolgende keren drukte,
is geen werk aanwezig, wel van de
ongeveer een halve eeuw later le
vende Christophorus Ruremun-
densis, die o.a. in 1527 te Antwer-
en tenslotte Christoffel Plantin. Hij
heeft in zyn Officina Plantiniana
aan het nageslacht een unieke col
lectie typografisch muziekmateriaal
nagelaten. Het is volkomen authen
tiek en het bleef steeds in het bezit
van zijn erven tot het tenslotte
eigendom van de stad Antwerpen
is geworden als onderdeel van het
prachtige museum Plantln-More-
tus.
Tlelman Susato wordt voor het
eerst in 1529 in Antwerpen ver
meld. Hij oefende er het beroep
van instrumentmaker en copiist
van muziek uit. In 1530 werd hij
opgenomen onder de stadsspeellie
den en tien jaar later associeerde
hij zich met Hendrik Terbruggen
en Willem van Vissenaken om een
muziekdrukker ij op te richten. Eni
ge Jaren daarna kwam die alleen
op zijn naam te staan. Bijna twee
decennia heeft hij eigen composi
ties en werk van tijdgenoten gepu
bliceerd. ZUn bundels kenden groot
succes. Het „Llvre des chansons a
quatre parties", waarvan het eer
ste deel in 1543 verscheen, kon
reeds 12 jaar later een 14de deel
vermelden. Zijn „Liber Primus 8a-
crarum Cantionum" van 1546 open
de een reeks van elf delen. Zijn
belangrijkste concurrent is Pieter
Phalesius, die in Leuven begon met
drukken en wiens zoon zich later
met een Antwerpse collega asso
cieerde. Tot diep in de 17de eeuw
heeft de firma bestaan. Naast vo
cale muziek drukte de firma Pha
lesius als eerst in de Nederlanden
ook instrumentale muziek. Ter ex
positie vindt men als voorbeeld
daarvan o.a. de „Hortus Musarum"
van 1552.
Daarin werden de z.g. Fran
se luittabulaturen gebruikt. De
vingerzetting op de luit werd aan
geduid door letters, geplaatst op 5
of 6 evenwijdige horizontale lijnen.
Maar er zijn ook het Duytsch Mu-
sykboeck" uit 1572 en werken van
Orlandus Lassus o.a. „La fleur des
chansons" uit 1596 evenals een uit
gave van Emmanuel Adriaensen's
„Pratum Musicum Longe Amoenis-
simo", een luitboek dat van belang
is voor de kennis van het profane
repertoire uit die dagen.
Verzorgde uitgaven
Het ligt voor de hand dat aan de
muziek drukken van Christof
fel riantin in zijn eigen huls
veel aandacht wordt besteed. Toch
ligt zUn betekenis minder in het
aantal muziekdrukken dat hU op de
markt heeft gebracht dan wel in de
verzorgde uitgaven. Van oudsher, zo
zegt de catalogus, was de drukke
rij gespecialiseerd in liturgische
uitgaven: brevieren, missalen, an-
tiphonaria e.d. Profane muziek
uitgaven zjjn er maar weinig be
kend.
Een van de mooiste stukken, de
„Octo missae quique, sex et septem
vocum" van Georgius de la Héle,
kapelmeester van de kathedraal
van Doornik, werd slechts bij toeval
zo prachtig uitgevoerd. Het papier
van royaal formaat, de houtsneden
en initialen en de muzieknoten wa
ren namelijk oorspronkelijk be
stemd voor een door Filips de
Tweede besteld Antiphonarium. Het
Is nooit verschenen omdat de be
loofde subsidie achterwege bleef.
Plantin heeft toen papier en druk-
materiaal voor andere opdrachten
gebruikt en zo kreeg De la Héle's
werk zo'n koninklijke uitgave.
Van Plantin's stempelsnijders
stammen de prachtige houtblokken
en al het andere zetmateriaal voor
muziek, dat thans nog in de ver
zameling van het museum is. En
wonderlijke kringloop: zo'n kastje
met zetmateriaal roept by de be-
Iedere dag ging burgemeester
Bollebuyck van Dubbeldamme
voor de spiegel staan en steeds als
hij zichzelf zag, dacht hy:
„Ik vind, dat ik er toch maar
echt als een burgemeester uitzie. Ik
heb toch maar een deftige snor".
Of: „De mensen van Dubbeldamme
zullen wel trots op me zyn".
Eigeniyk vond Bollebuyck het
maar Jammer, dat hy niet de hele
dag naar zichzelf in de spiegel kon
kyken.
Nu zou het allemaal nog niet zo
erg geweest zyn, als er maar niet
bij kwam, dat de burgemeester veel
te streng was voor de mensen, die
in het gemeentehuis moesten wer
ken.
Als er een kantoormeisje even
haar haren kamde en de bur
gemeester zag het. dan riep hy
hard: „Juffrouw, doe niet zo vrese-
lyk verwaand en doe dat kammetje
weg".
Natuuriyk konden de mensen
niet erg van zo'n burgemeester
houden en iedereen vond hem
eigeniyk naar. dik en trots.
Toen de burgemeester Jarig zou
worden, vroegen de mensen in Dub
beldamme wat meneer de burge
meester voor een cadeau wilde heb
ben, want dat was zo de gewoonte.
Daar moest Bollebuyck een paar
dagen over denken. Eigeniyk wist
hy het meteen wel. maar hy durf
de er niet goed om te vragen, om
dat hy wel een beetje bang was
uitgelachen te worden.
Maar na drie dagen liet hy toch
weten, dat hy het erg leuk zou
vinden om een standbeeld van zich
zelf te krygen. Dat standbeeld
moest dan vlak voor het gemeen
tehuis komen te staan.
De mensen keken wel een beetje
raar. maar ze lieten niets merken.
Er werd een goede beeldhouwer ge
zocht en die moest in het gemeen
tehuis komen om de burgemeester
precies na te maken.
De man had geen gemakkeiyk
werk. want Bollebuyk had steeds
iets aan te merken. De ene keer
vroeg hy of de beeldhouwer zijn
mooie neus wel precies had nage
maakt. Een andere keer vond hy
dat de snor niet goed genoeg was
uitgevallen.
Maar elndeiyk was dan toch het
beeld gereed, preclee op de verjeer-
dag van de burgemeester. De beeld
houwer was zo biy dat ie weg kon
gaan en hy had zo'n haast om in
de trein te komen, dat hij byna
vergeten had om zyn loon te vra
gen. Daar stond nu het beeld voor
bet gemeentehuls. Het was heel
groot geworden en het stond hoog
op een betonnen voetstuk, want de
burgemeester moest het goed kun
nen zien als hy uit het raam keek.
Al de mensen van Dubbeldamme
kwamen kyken en de burgemeester
was reuze vereerd, toen hy steeds
maar hoorde zeggen, dat het beeld
spreken op hem leek.
Voortaan keek Bollebuyck steeds
naar buiten en de eerste dagen was
hy erg bang, dat er 's nachts die
ven zouden komen om het stand
beeld weg te halen.
Toen het standbeeld zo een paar
maanden in Dubbeldamme gestaan
had. kwam er eens een vreemdeling
in het stadje. Het was iemand, die
in iedere stad naar de standbeel
den van beroemde mannen ging
kyken.
Zo kwam hy ook terecht by het
standbeeld van de burgemeester.
Hy ging er heel dicht by staan
en begon ineens te lachen.
Ja. niet zomaar te lachen, nee
hard te lachen. Hy stond te bulde
ren van het lachen! De burge
meester kwam nieuwsgierig voor
het, raam kyken en hoorde toen nog
Juist, dat de vreemdeling aan de
veldwachter vroeg:
„Hé agent, wie stelt dit stand
beeld voor? Wat een gek. dik ke
reltje en wat een dom, bol gezicht
heeft die man!"
De burgemeester was woedend en
kon wel hullen van kwaadheid.
Steeds als hy voortaan naar zyn
standbeeld keek. moest hy aan de
woorden van de vreemdeling den-
kCNa een tydje vond Bollebuyck
het standbeeld helemaal niet mooi
meer.
Hy begreep dat de vreemdeling
geiyk had gehad, dat standbeeld
was leiyk en omdat het standbeeld
precies op hém leek. moest hyzelf
ook wel leiyk zyn! Van die dag af
begon de burgemeester te verande
ren. HU keek haast nooit meer in
de spiegel en helemaal nooit meer
naar het standbeeld.
De burgemeester werd ook veel
vriendeiyker voor de andere men
sen, want hy had geleerd, dat hy
toch nooit zo goed en zo knap ge
weest was als hy zelf wel gedacht
had.
De burgers van Dubbeldamme
begrepen al spoedig, dat hun bur
gemeester veranderd was en ieder
een vond dat fyn.
Toen de burgemeester weer Jarig
zou worden, hoefde hy niet lang na
te denken over een wens:
..Haal alsjeblieft zo gauw moge-
ïyk dat standbeeld weg en verstop
het ergens waar niemand het kan
vinden vroeg hy. En dat gebeur
de
De voortuin is het visite
kaartje van het huls en zyn be
woners: dat dient dus keurig in
orde gehouden te worden. In een
niet te klein voortuintje kan
men heel goed een aardig ga
zonnetje hebben. U moet er by
de aanleg van het tuintje reke
ning mee houden dat tweederde
deel uit gras mag bestaan. Om
dat dit over het algemeen toch
maar een beperkte oppervlakte
is. dient men er goed graszaad
voor te gebruiken. Als men
direct groen wil hebben, kan
men graszoden leggen: zestien
per vierkante meter hebt u no
dig. Tegenwoordig worden ze
niet afzonderiyk meer geleverd,
doch meestal op rollen. Die kan
men gemakkeiyk uitleggen, doch
niet zo maar over de grond
heen. Er zal eerst flink gespit en
gemest moeten worden, want
gras heeft veel voedsel nodig.
Oude stalmest is goed bruik
baar. doch verse mest kan men
er beter niet voor gebruiken.
Men kan echter het gras ook
zaaien: op den duur zal het dan
veel mooier worden. Kyk dan
niet op de kosten; het doet er
niet zo veel toe of een kilo gras
zaad zeven of negen gulden
kost. U heeft voor zo'n klein ga
zonnetje niet veel nodig. Per
honderd vierkante meter is
tweeëneenhalve kilo voldoende.
Als een goed mengsel wordt ge
nomen, zal men er Jarenlang
plezier van hebben. Spitten en
mesten en geiyk rollen of trap
pen dient men vóór het zaaien te
doen: de bovengrond moet als
een biljartlaken liggen, anders
krygt u later oneffenheden en
dat is dan niet meer goed te
krygen.
Langs de voordeur kan men
tegen de muur een clematis of
klimroos laten opgroeien. By
een verhoogd terras kan men
wat bloemen als afsluiting plaat
sen. Vooral bloemen, die lang
doorbloeien. zyn daar op hun
plaats. En tenslotte kan een
bordertje aangelegd ~n beplant
worden; de border moet altyd
in de volle zon liggen. Er zyn
vele borderplanten; hoogop
groeiende kunnen op de achter
grond gepoot worden: de half
hoge soorten komen in het mid
den en op de voorgrond kunnen
dan de laagbiyvende of kruipen
de soorten gepoot worden.
O. Kromdyk.
schouwer reminiscenties op aan
werk van b.v. de moderne Ameri
kaanse beeldhouwster Louise Nevel-
son.
Madrigalen van
Cornel is Sclmyt
Vermeldenswaard is nog dat de
opvolgers van Plantin te Lei
den, zUn schoonzoon Fran-
ciscus Raphelenglus en diens zonen
de eerste belangrijke muziekdruk
kers van de noordeiyke Nederlan
den zUn geworden. ZjJ hebben o.a.
de madrigalen van Cornells Schuyt
uitgegeven en werk van Sweelinck.
Tenslotte is er nog een vitrine
met muziekdrukken van drukkers
uit Italië, Frankrijk en Duitsland.
Vooral in Italië hebben figuren als
Petruccia, Gardane en Verovio
schitterende muziekboeken ge
drukt. Men kan het als bezoeker
van een tentoonstelling als de on
derhavige alleen maar betreuren
dat men zich tevreden moet stellen
met kyken naar hetgeen de vitri
nes aan kostelijks bevatten en dat
men niet eens een boek in de hand
mag nemen om het door te blade
ren. Maar zo is het nu eenmaal en
het mag zeker geen reden z|jn, deze
animerende expositie te verzuimen.
Advertentie
Amsterdam In de dlepgrauwe be
zettingsjaren. Plek van waanzin-
nige angst en ellende, maar ook
van ongelooflijke moed. van red
dende humor en naastenliefde.
De echerp noterende pen van
Maurits Dekker grift U de slecht
ste en de beste kanten van de
mens In het hart. Een boek, dat
U niet vergeten kunt. Over een
tijd. die U niet vergeten mag.
Léés hetl
Nu bij Uw
boekhandelaar
EEN
OP DE BOEKENMARKT
Hans von Lehndorf. „De
oorlog van een arts." (Ver
taling van Ost-Preussisches
Tagebuch) De Fontein,
Utrecht, z.j.
Dit is het dagboek van een Oost-
pruissische dokter, Hans graaf von
Lehndorf genaamd. Het zyn de
aantekeningen, die hy gemaakt
heeft van het ogenblik af dat de
Russen in 1944, via Polen, Oost-
Dultsland binnentrokken. Men weet
langzamerhand wel wat een oor
log voor een landstreek betekent:
kapotgeschoten steden en dorpen,
vernielde oogst, stervende gewon
den by honderdtallen, opgejaagde
en rondzwervende bevolking, ge
vangenen, strafkampen, verkrachte
vrouwen, honger, haat, verraad, be-
smetteiyke ziekten. De zwerftocht
van Lehndorf door fhet verpletter
de en verwilderde land. zich ver
schuilend by dag, zich voortslepend
by nacht, nadat hy zyn laatste
ziekenbarakken (als men de smeri
ge holen nog zo noemen wil» hem
ontnomen zyn. is op zich zelf de
moeite van het volgen zeker waard,
al was het alleen maar om voor de
zoveelste maal tot zich te laten
doordringen wat deze krankzinnige
wereld zich op de hals haalt, tel
kens weer.
Echter, hoe indrukwekkend dit
relaas ook is, het is toch niet het
voornaamste van dit dagboek. Wat
dit werk van alle andere, die één of
meer zyden van een oorlog belich
ten. onderscheidt, is de mentaliteit,
de houding van de auteur. Lehn
dorf doet nooit een poging tot mool-
schryven. Het hele boek is niet an
ders dan de uiting van een be
schaafd mens, dat zich byzonder
goed en helder weet uit te druk
ken. Nog wonderiyker is echter het
feit dat dit boek in zyn felle realis
me toch de getuigenis is van een
christen ln de ware zin des woords.
Hans Lehndorf behoort tot die
hoogst zeldzame gelovigen, die hun
geloof iedere minuut en onder alle
omstandigheden in hun leven beiy-
den. Het is uit dat geloof, dat hy
de kracht put zyn welhaast onmo
gelijke medische taak in de afzich-
teiyke chaos te verrichten. Dit ge
loof heeft evenwel niets bigots; het
is een zeer manneiyk geloof. Het is
een zielsovertulging, die deze man
rustig en vooral dapper telkens
loopt hy gevaar gedood te worden
o.a. zyn weg laat gaan. Het is
deze Lehndorf. die een met ..Heil
Hitier" ondertekend bevel van de
vestingcommandant beantwoordt
met ongeveer de woorden: „Gene
raal met „Heil Hitier" haalt u
geen hond meer achter de kachel
vandaan. „Kyrie Eleison" UJkt
my een betere strydkreet".
Rest nog te vermelden dat de
schryver zyn honorarium van
100.000 ex. gestort heeft in het
fonds „Suhnezeichen", waarvan de
gelden gebruikt worden voor weder-
opbouwdoeleinden in Engeland,
Frankryk, Nederland, Noorwegen,
Griekenland en Israël.
De vertaling is zeer goed ge
slaagd.
Bert van Aerschot. „Kinde
ren van Atlas". J. M. Meu-
lenhoff, Amsterdam 1962.
Wie zich nog het motto herinnert
waaronder Bert van Aerschot zyn
eerste roman ..Bittere Wyn" (Bru-
na 1954» heeft laten verschynen,
naar Tsjechow luidende: „Het is
noodzakelyk dat de samenleving tot
zelfkennis komt en over zichzelf in
ontzetting raakt", zal bemerken,
dat dit motto ook voor deze nieuwe
roman zou kunnen gelden, al heeft
de schryver een ander gekozen. Het
zelfonderzoek, de schrik by de zelf'
herkenning, het vinden van de
mens onder zyn uiteriyke verschy'
ning, zyn het thema van deze rO'
man. De hoofdfiguur Arnold van
Peirs zoekt niet alleen het eigen
wezen, maar ook dat van zyn ge
storven en door hem bewonderde
vader, die dokter geweest ls. Omdat
de stadgenoten deze vader miskend
hebben, zo meent hij, wil hy trach
ten hem te rehabiliteren door een
biografie samen te stellen aan de
hand van brieven en uitspraken
van zyn zieke moeder. Deze moeder
is een beroemde toneelspeelster ge>
weest en is eveneens over de tong
gegaan. Gewikkeld in rancune
tegenover zyn stadgenoten, vol er
gernis ten opzichte van zyn moeder
en zyn zuster Roza, die een in zyn
ogen vernederend huweiyk heeft
Ï:esloten, is ook hy bereid te oorde
en naar de uiteriyke schyn.
Doch in één dag de dag waar
in de roman speelt komt hy zó
veel te weten, dat hy ontdekt, dat
de tragiek van het gezin, waaruit
hy voortkomt, geheel anders is dan
hy vermoed had. Deze ontdekking
vermenseiykt Arnold in zoverre, dat
hy tot de existentialistische slotsom
moet komen zyn overwegingen
gedurende de treinreis tegen het
einde van het boek dat de meni
de dryfkracht van zyn daden niet
kan overzien. „Kinderen van Atlas'
heeft Van Aerschot deze veelzeg
gende en uitstekend geschreven ro
man genoemd, want zo zegt hy:
„Allen waren zy kinderen van At
las. gedoemd ondanks kleinheid en
zwakte de aarde te schragen, om
dat zy het summum en daardoor
het bewustzyn van de wereld wa*
ren".
CLARA EGGINK