professor uit Uit de memoires van Jelly Roll kliksSakweg Studenten jouwen i SUE LYON WINT DE VIJGEBLAD - TROFEE Hoogconjunctuur en landloperij J Zaterdag 13 april 1963 J Een van Klikspaans studententypen t de hoveling Johannes Kneppelhout zal niet hebben gedacht, dat er in Leiden (bij de studentenflats aan de Haagweg) nog eens een Klikspaanweg zou komen ..Pietje Schol. Pietje Schol, dronke soes. oliebol!'' Dit schone vers klinkt op een avond in een van Leidens straten en professor Schol, die achter de blinden zit te luisteren, is allerminst gesticht door deze poëtische uiting, als we tenminste ..Klikspaan' mogen geloven. Achter dit pseudoniem verbergt zich de student Johan nes Kneppelhout. die zich in 1839 voornam een reeks typeringen van zijn medestudenten in Leiden te schrijven. Zijn boekje, dat dan ook ..Studenten-typen" heet. is als pocket opnieuw ver schenen bij de uitgeverij VA. Kramers in Den Haag. In West-Duitsland, het. land van het Wirtschaftswunder en de 10000 miljonairs lopen ook nog zo'n 300.000 zwervers rond. Een derde van hen is nog geen 25. Deze jonge zwervers hebben voor een belangrijk deel de „vrijheid" gekozen, omdat de omstandighe den in de gezinnen, waarin zy werden grootgebracht, bijzonder slecht waren. D.t alles werd in Essen onthuld door een woordvoerder van *de „Federale studiekring voor hulp aan zwervers". Op de bijeenkomst van deze kring, die werd bijge woond door 300 vertegenwoordi gers van liefdadigheidsorganisa- ties en overheidsdiensten, werd ook het woord gevoerd door een „woordvoerder van de zwervers". Hij waarschuwde voor.de „geest van de bureaucratie en de papiermo len", die in deze organisaties zo vaak overheerst en pleitte voor hulpverlening, gebaseerd op echt menselijke gevoelens. Men moest ook meer rekening houden met het individualisme van de zwer vers en hun geen vaste woon plaats opdringen, want „geweld was de voedingsbodem voor haat". Het bovenstaande vers is uit „De Hoveling", een onprettig type student, dat Klikspaan als volgt beschrijft: „Het zijn Argussen met ogen tot op 't puntje van hun staart en oren tot tussen de tenen. Zij zijn juist het omgekeerde van studentikoos, uitermate conser vatief, vanwege het vrijzinnige beginsel: Houdt wat je hebt! en Veranderen is geen verbete ren! schermen met ondraag lijke machtspreuken en laten zich op een allerpedantste toon, zonderling veel voorstaan op hun bloedverwantschap of vriendschappelijke omgang met de hooggeleerden. En ze kunnen het niet laten. Eerst hebben zU hun vader gelikt, nu likken zij de professoren En dat niet. als vader, met als professoren, niet als mensen die men liefheeft en hoogacht, maar als die van wel ke iet» te halen, bij welke iets te verbeuren valt, die plagen en door de vingers zien. die begunstigen en schaden kunnen Indringers, inkrui- pers zijn die onderdanige kapstok ken; stille wachts, roodk'ragen in het. geniep, dilettantspionnen, be- sluipers, verraders van hun mede burgers uit louter genoegen, innige laagheid van karakter, adderach- tigheid van ziel. Het zijn de oren van de muren. Deze behendigheid om zich een weg te banen, zouden sommige hoge heren misschien met de naam van „esprit d'intrigue" willen bestempelen. Ik bewonder de toegeeflijke uitdrukking, doch er is intrigue en intrigue, en zo lang zij een ander niet belaagt, bestookt, belastert en benadeelt, heb ik er niets tegen". De gunsteling De student-Leidenaar. die alle vrijheden van het studenten leven mist. is een ander type. dat Klikspaan beschrijft. Hier wandelt hij. druk groetend, met een studiegenoot in de Breestraat. Op de achtergrond de oude Sociëteit Minerva. Klikspaan beschrijft dan de hove ling Koormberg, die in zijn wijde collegebroek en met vilten muilen aan zit te studeren als de meid hem een briefje komt brengen. Amice. Ik had mij gevleid het manuscript dat uw goedwilligheid op zich had genomen voor mij over te schrij ven, heden terug te zien. Verblijve Uw Dienaar, P. M. Schol. „De kompelementen van Perfes- ter Schol. Daar moet beschei op" „Zeg dat ik binnen 'n half uurtje zelf bij de professor zal komen", antwoordt Koormberg Het opgedragen werk is nog niet al en Koormberg haast zich 't verzuim te herstellen, want „verschijnen voor de hoogleraar en te moeten be kennen dat het kopieerwerk niet af was! Professor zou het aan onwil kunnen toeschrijven en het was met de gunsteling gedaan". Koorm berg maakt het manuscript af en loopt door de besneeuwde straten naar het huis van de hoogleraar. „Maar een laffe, inhalige vleier zou zich nog duizendmaal meer ge troosten". Academievorstje „Professor zit intussen bij een warm kolenvuurtje in een lange leuningstoel en een zacht gewat teerde kamerjapon. Een keteltje met punch dampt naast hem in een theestoof. Professor staat als een eerste liefhebber van de vier ele menten-drank bij de Leidse jeugd bekend. Hij is, zowel moreel als fy siek, een klein man, die, voor fleem taal in 't geheel niet doof, gaarne academievorstje speelt en enige trawanten als hofstoet achter zich geschaard ziet. Zodra Koormberg in het studeer vertrek is binnengelaten, ziet de hoogleraar om. „Ik verheug mjj u te zien, en u brengt het manuscript mee?" „Welzeker, professor! Vergeef my intussen dat ik u noodzaakte d* knecht te zenden en een briefje te schrijven, want het stuk lag klaar, maar ik wilde het u in persoon ko men ter hand stellen". Professor ziet het handschrift door. „Is het niet wat klein geschre ven?" „Dunkt u dat? Zal ik het dan nog eens overschrijven?" „Dank je! Neen, daarvoor is er geen tijd meer". „Een heerlijk stuk, Professor! Daar moet u wel veel werk aan ge had hebben Ik heb het met zo'n genoegen gekopieerd!" „Ei, ei! Maar loop je nu a 1 weg, wil je niet nog een ogenblikje zit ten?" De hoveling Koormberg op de schouders van professor Schol om te ontdekken, wie de hooggeleerde aan het beledigen is. „Als ik mag, professor? Het zal mij altijd een grote eer zijn en een dierbaar voorrecht, in de intimiteit van een man als professor toegela ten te worden. Het is eigenlijk mijn gewone studeertijd wel, doch hoe zeer ik ook mijn studie op een uit gebreide schaal heb ingesteld, zal ik echter nimmer een gelegenheid laten voorbijgaan om op welke wijze ook bewijzen van mij de pro fessoren welwillend hart te geven". W ierookwalm „Wie van u schaamt zich zulk een armhartige vleitaal niet? Zou het gevoel van ieder braaf student zich niet verzetten tegen zulk een lompe en aangematigde lof omtrent een geleerde, wiens verdiensten ver bo ven de goedkeuring van een jong mens verheven moesten wezen? Er kwamen evenwel nog meer van der gelijke complimentjes. Koormberg liet meer merken, dat de lettervruchten van professor al leen door hem gekend en zonder onderscheid gewaardeerd werden. Hij stelde ze zelfs zo onvoorwaar delijk hoog, dat een minder be krompen ziel dan die van Schol het voor onbeschaamde persiflage om het Hollandse woord liever niet te gebruiken zou gehouden hebben. Maar Koormberg wist wat voor vlees hij in de kuip had. Ieder ander geleerde van het vak werd mee dogenloos gehavend ten behoeve van professor, het stelsel, dat niet dat van professor was, verguisd, hy, wiens beginselen niet die van Schol waren, uitgekleed. Dat alles op zoetsappige toon. En dan was het: „Hoe vaart me vrouw en hoe varen de kindertjes en hoe vaart de poes en Azor en de kanarievogel van Lisetje?" Zelfs naar de minst huishoude lijke bijzonderheid wordt gevraagd. Van een groot man is immers alles belangrijk! Professor wordt verder zeer beklaagd dat hy door dit gure weer zo dagelijks naar de Academie moet en likkebroer Koormberg vraagt met interesse of hij laatst bij de publieke promotie van Ver hees niet verkouden is geworden. Maar professor is ook zo nauwgezet in 't vervullen van zijn plicht. „Hoe bevalt u mijn nieuwe col lege?" vraagt Schol „Heerlijk, professor!" „Maar is het wel duidelijk genoeg? Begrijpt u alles?" „Dat geloof ik. professor! Wy zijn er u ook allen recht dankbaar voor. Als alle professoren zó college gaven!" Als er studenten bij waren ge weest zou Koormberg immers hel der zijn uitgelachen. Schol laat zich niettemin welgevallig door zijn troe telkind sollen en smelt van wellust in de duffe wierookwalm. „Is professors koperen stoof nog wel warm?" En Koormberg neemt voorzichtig kooltjes uit de haard en voedt de voetenvvarmer kruipend gedienstig. Het wordt walgelijk. Nu haast de fleemkous zich zijn makkers op 't tapyt te brengen". Koormberg weet allerlei slechts over zijn medestudenten te vertel len. „Gelooft evenwel niet dat het haatdragendheid is of naijver, die hem op zulk een wrede wijs kwaad doet spreken van zijn medestuden ten; 't. is alleen maar uit behoefte, uit gewoonte, omdat hü het niet laten kan, omdat laagheid en slechtheid moeder en dochter zyn en het berokkenen van eens anders nadeel zijn voordeel kan bevorde ren. Het spoor van zijn kar loopt over het lichaam van zijn broeders. Hij is de academische Judas, en wat een vooruitzicht! de pro- motiedag zal zijn bedorven hart niet omkeren". Kwajongens En dan. terwijl Koormberg nog steeds blijft plakken, vindt het be treurenswaardige toneeltje plaats, waarvan wij al melding maakten „Welk een leven óp straat Charlton Heston en Jane Fonda hebben de Harvard Lampoons onderscheiding als de slechtste filmacteur en film- actrice van het jaar gekregen. De jaarlijkse „onderscheidingen", toegekend door de studenten van Cambridge (Massachusetts», plegen gepaard te gaan met vernietigende vermeldingen. Natalie Wood kreeg voor 't twee de jaar in successie de „Roscoe Award", dit jaar voor „haar onge twijfeld vreselijk spel in „Gypsy", welke film zij eigenhandig ruïneer de". De vijgeblad-trofee van cellofaan ging naar Sua Lvon, die de titelrol in de film „Lolita" vervulde, voor „haar valse bescheidenheid door voortdurend te verklaren dat zij in het dagelijks leven geen Lolita is". De Tin Pan, die jaarlijks wordt toegekend aan de „naarste film song" van het jaar, ging ditmaal naar „Lolita, ya-ya"; en de regis seur van „Lolita", Otto Preminger, won de Hon. W.W. Corrlean Memo rial Palm voor de slechtate regie van het jaar. Charlton Heston werd tot „slecht ste acteur" uitgeroepen voor zijn spel in „Diamond Head" en 'The pigeon that took Rome. Jane Fonda kreeg de titel van „slechtste actrice" voor haar optre den in 'The Chapman report", wel ke film bovenaan de lijst van de tien slechtste films van het jaar werd geplaatst. De „minst belovende Jonge ac trice van het jaar" was. volgens de studenten, Ann Margret die daar mee de Uncrossed Heart onder scheiding werd toegekend. Na "The Chapman report" komen als de slechtste films van het jaar de volgende produkten op de lijst voor: If a man answers". "Adven tures of a young man", "Diamond Head", "The wonderful world of the brothers Grimm". "White slave ship", "Mutiny on the Bounty". 'Taras Boelba". "Barabas" en "The Mongols, or the Tartars or the Huns". Luister eens! Daar komen de Fran- sen aan! Vier of vijf stemmen krij sen door elkaar allerlei heterogene liederen. De bas wil sopraan zingen en de tenor zoekt in de bas af te dalen. Het is een krakeel, een op roer. een vismarkt, een bordeel van klanken, 'tls om bang van te wor den". Twee studenten zingen FYans, „terwijl een derde dronken sujet de beide vorigen ten overvloede al brommende begeleidt: Mijn lieve Krulle-Mie Ik heb in jou behagen, Ik heb in jou zenie, Daarom wil ik jou vragen Of jij, of jy, Eens dansen wilt met mij. En zich verenigend met het koor, merkt hij te laat dat hij onder zijn gelol enige maten achter geraakt is. De troep nadert. O jé. ik herken het lied al in de verte. Pietje Schol, Pietje Schol, Dronke soes soes, oliebol! en daaronder is het (gesproken) zoals tussen sommige aria's staat: „Hoe smaakt de punch, Piet?" „Lieve Piet!" „Ben je al zat, hè?" En nog erger zaken, minder voor herhaling vatbaar en waarop pro fessor geen lust voelt de temps en temps te antwoorden. Men is stil blijven staan voor het huis. Het laat zich aanzien dat het een standje zal geven. Koormberg maakt een gebaar van afgrijzen. Schol blijft onbeweeglijk en scherp toeluisteren, en houdt zijn handen, bevende van inwendige gramschap en schaamte, krampachtig om de armen van zijn leuningstoel gesla gen. Hij vliegt op en met een vlese lijke stem„Zo word ik beloond voor alles wat ik voor de Academie heb gedaan! Ik zal het hun betaald zet ten. In myn tijd zou zoiets niet ge beurd zijn. Toen had men nog ont zag voor grijze haren. Kwajongens!" Professors woede grenst aan ver twijfeling." Maanéclips Jelly Roll Morton. Rags and Blues (Riverside Jazz Archives RLP 140 l.p Game Kid's blues Honky tonk blues If I ivas whiskey and you ivas a duck Low down blues Winin' Boy (2x) Alabama sound Tiger rag Randall's rag Maple leaf rag (2x) Crazy chords rag Sammy Davis' ragtime style Mamie's blues See see rider. Een van de belangrijkste figuren uit de wereld van de oude jazz is de In 1911 overleden Ferdinand 'Jelly Roll' Morton, een Creools pianist van Franse afkomst, die in de twee de helft van de jaren twintig geld als water verdiende in Amerika's grote steden. In Chicago. San Fran cisco, NeW York en Los Angeles, overal was hij welkom en hü werd zelfs naar tegenwoordige begrippen, uitstekend betaald. Maar Jelly Roll Morton een integer musicus, doch als mens een, zoals André Francis het uitdrukte, wonderliike schavuit gaf het geld even gemakkelijk uit als hij het verdiende. En zo kon het gebeuren, dat hij geen enkele financiële re serve bezat, toen de crisis van 1929 de rijen jazzmusici uitdunde. Even- Kis vele andere vakbroeders kwam Jelly Roll doze tegenslag niet meer te boven. Hij trok zich terug in Washington en werd vergeten Tot in 1938 de etno-musicoloog Alan Lomax hem opzocht en Mor ton op grammofoonplaten een rijke serie herinneringen uit zijn leven liet vastleggen ten behoeve van de staatsarchieven van de Congres- bibliotheek. Jaren later werden deze muzikale mémoires op de markt ge bracht in de vorm van twaalf lang speelplaten. De aanschaf van een dozijn l.p.'s is echter een dure grap, die het gros van de discofielen zich echt niet kan veroorloven. Voor de minder kapitaalkrachti gen nu heeft Riverside een uittrek sel uit deze mémoires gemaakt. Dat zijn altijd nog drie langspeelplaten geworden, waarvan „Rags and Blues" de laatste Ls (de twee voor gaande z()n: Jelly Roll Morton „Playing his own compositions" en „Plays and Sings"). De opnamen zijn niet, best (zwevingen en vervormingen», maar de muziek is verrukkelijk In de negen jaar dat Jelly Roll de wereld mets van zich had la ten horen, bleek zijn pianostijl nog niets aan frisheid en sier lijkheid te hebben ingeboet, ter wijl hij als zanger zelfs bedui dend was vooruitgegaan. „Rags and Blues" omvat negen blues (de meeste tevens gezongen) en zes rags. In enkele nummers imi teert hij langvergeten musici als Game Kid, Randall en de old timer Sammy Davis, voor wie hij grote bewondering had. „Rags and Blues" is zowel uit historisch als muzikaal oogpunt een belangrijk document voor de jazzliefhebber. Ramsey Lewis Trio. Music from the Soil (Funckler MGAR 9211 l.p.). Around the world in 80 days Since I fill for you Hello, cello I'll wait for you love Volga boatman Blues for the night owl Smoke gets in your eyes Autum in New York Gonna set your soul on fire. Onbekend maakt onbemind. Dit geldt in Nederland zeker voor het Ramsey Trio, waarvan hier al eer der een l p. en een e.p. zün uitge bracht die. bij ons weten, niet zo best zün verkocht. Wat een boer niet kent dat eet hij niet en wat een Nederlandse jazzfan niet hemelhoog wordt aangeprezen uit het buitenland, dat koopt hy niet. Jammer voor Lewis, jammer voor de jazzfan. Zonder een nieuwlichter te zyn is Ramsey Lewis in de pianojazz een aparte, hoogst originele figuur. Sa men met twee andere musici-van klasse. bassist Eldee Young en drum mer Red Holt, vormt hy een trio dat werkelijk een Trio is en die hoofdletter staat er niet per onge luk Het samenspel is subliem en (schijnbaar) even simpel als inge nieus, „Music from the Soil" is een plaat met pure jazz. Hoogtepunten: „I'll wait for your love" ..Blues for the night owl" en .Hello, cello" met een aantrekkelijke pizzicato solo op de cello van Young. Bunk Johnson. Bunk Johnson's Band 1945 (Storyville SEP 401 e.p.). All the whores like the way I ride You always hurt the one you love Golden leaf strut 827 blues. Zesenzestig jaar was trompettist Bunk Johnson, toen hy in mei 1945 samen met een andere veteraan, de klarinettist George Lewis, deze 're vival'-opnamen maakte. Enkele ja ren tevoren had men de allang ver geten en verarmde Johnson ergens in Louisiana opgediept. Hij had geen tanden meer om méé en geen instrument meer om óp te spelen, maar hy kreeg een kunstgebit èn een trompet. De muziek verraadt de leeftyd van de makers: zy klinkt vat be verig en soms nogal kinderlij.t. maar niettemin sympathiek en al:yd nog veel „echter" dan de zogtfiaamde dixieland die de jonge generatie gladjes en met gemak opdist. Bunk is er namelijk wel in gedaagd de oude jazz van vóór 1920 te doen herleven, hy doet het onhandig, maar lofwaardig, Behalve Johnson en Lewis horen we trombonist Jim Robinson, ban jolier Lawrence Marrero, bassist Alcide Pavageau en drummer Baby Dodds, Thelonious Monk. Brilliant Corners (Riverside EP 119 e.p. Een overigens alweer bejaard plaatje voor de Monk-adepten. Opgenomen in december 1956 tij dens een session in New York met altist Ernie Henry, tenorist Sonny Rollins, bassist Oscar Pettiford, drummer Max Roach en Thelonious zelf achter de piano. Eén ding maakt deze e.p. ons wel duidelijk: er is in ruim zes Jaar veel veran derd. Speelt Rollins in ..Brilliant Corners" alleen maar anders dan tegenwoordig. Monk speelt zelfs minder goed. Een beetje irritant zijn naar ons gevoel ook de voort durende tempo-veranderingen. Een nadeel waar Monk c.s. niets aan konden doen, Ls. dat middenin het muziekstuk het plaatje moet worden omgedraaid. The Gerry Mulligan Quartet (Verve EPVV 5226 e.p.). Love in New Orleans Piano train. Ook al zo'n plaatje, waarvoor de opnamen vijf, zes Jaar geleden moe ten zijn gemaakt. Maar hier niets irritants, niets „onregelmatigs". In tegendeel: uitgewogen, vriendelyke muziek van het kwartet waarin na baritonsaxofonist Mulligan de trom bonist Bob Brookmeyer de belanc- rykste man was. In „Piano train" bespeelt Brookmeyer voor de afwis seling de piano, maar als trombo nist. zoals in ,',Love in New Or leans". is hy ons toch liever. De bassist is Bill Crow en de drummer Gus Johnson. Jo-Ann Campbell is een jong. aankomend Amerikaans zang- sterretje. dat met een pittig liedje de aandacht van de lichte- muziekwereld op haar aardige stem en niet minder aardige ver schijning heeft gevestigd. Titel van het liedje: "I'm the girl from Wolverton Mountain Maar het lijden van professor Schol is nog niet ten einde, want een van de studenten richt luid keels het woord tot hem en bezigt daarbij zulke onwelvoeglijke en kwetsende taal, dat „de buren allen uit de ramen lagen, teneinde zich in deze potsierlijke gratis-voorstel ling te verlustigen". De redenaar <„nou ben ik bezo pen" en „ik weet best wat ik zeg en als je er morgen wat van heb ben wil. dan kom je maar bij me"), gaat nog een tijdje door, hoewel zyn vrienden proberen hem mee te sle pen. „Krik krak! krik krak! rinkelt het opeens. Het waren de grote rui ten van spiegelglas, die onder een bui van harde sneeuwballen bezwe ken. Schol viel neer in zün arm stoel. Zün arme glazen! Welk een hoon! Welk een figuur maakte hy voor Koormberg, voor de buren, voor zyn vrouw en kinderen!" Als de professor eindelyk weer kan spreken wil hy weten wie hem zo schandelijk heeft toegesproken en daartoe klimt Koormberg op zyn schouders om door een gat in de blinden te kijken. Hy durft de naam van de betrokken student niet te noemen, uit angst voor wraak en dus wil de professor zelf kyken. Maar ,,'t Is maanéclips, jongens! De blinden zien! Verraad" klinkt het opeens en de professor heeft het nakyken. Koormberg knypt er tussen uit „zodra het gevaar geheel geweken blijkt". Klikspaan is ook niet tevreden over de Leidse politie: „Roodkragen, diendermenners, roemvolle zoal niet dappere man nen, waar waren jullie terwyi het huis van professor Schol met sneeuwballen werd gebombardeerd en de straat weergalmde van mis baar, vloeken en schimptaal? „In de kroeg, Klikspaan! In de kroeg aan het Utrechtse Veer". 't Is waar, de schuit had een uur geleden een oproerige beweging naar Utrecht gemaakt. En daarom zou het niet geheel ongepast zyn by deze gelegenheid, nu men toch op bezuinigingen bedacht schynt. de Leidse politie als overtollig en onnuttig af te schaffen". Stille waters U hebt u afgevraagd, waarom professor Schol zo vriendelijk is tegen de hoveling Koormberg Klikspaan onthult: „Koormberg heeft geld en Schol een huwbare dochter. Vat Je 't?" Het loopt overigens niet best af met de strooplikkende Jongeling. Hy heeft by de professor zün afschuw uitgesproken over het gebruik van sterke drank en over „dat slechte huis" in zyn straat, maar op zekere avond als de professor het slechte huis passeert, wordt Koormberg er uit gesmeten. „Zyn gelaat droop van bloed, zün geest was bedwelmd vanwege het vocht, dat hy voorgaf zozeer te ver afschuwen, en toen Scholletje, ver schrikt zyn lieveling herkennende, stil bleef staan, merkte deze dat Koormberg half naakt lag. Hy ysde als hy één half bitter zag inschenken op de Sociëteit, maar vatte twee hele bommen als hU alleen was op zyn kamer. Hy werd opgevreten door allerhande schulden, en toen men hem zyn „consilium abeundi" kwam aankon digen. vond men de deur op het nachtslot. Toen Koormberg klein was heette hy altyd: zulk een hele lieve, zoete jongen! Stille waters hebben diepe gron den. Men peinze hier eens ernstig over

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1963 | | pagina 11