professor uit
Uit de memoires van Jelly Roll
kliksSakweg Studenten jouwen
i
SUE LYON WINT DE
VIJGEBLAD - TROFEE
Hoogconjunctuur
en landloperij
J
Zaterdag 13 april 1963
J Een van Klikspaans
studententypen
t de hoveling
Johannes Kneppelhout
zal niet hebben gedacht,
dat er in Leiden (bij de
studentenflats aan de
Haagweg) nog eens een
Klikspaanweg zou komen
..Pietje Schol. Pietje Schol, dronke soes. oliebol!'' Dit schone
vers klinkt op een avond in een van Leidens straten en professor
Schol, die achter de blinden zit te luisteren, is allerminst gesticht
door deze poëtische uiting, als we tenminste ..Klikspaan' mogen
geloven. Achter dit pseudoniem verbergt zich de student Johan
nes Kneppelhout. die zich in 1839 voornam een reeks typeringen
van zijn medestudenten in Leiden te schrijven. Zijn boekje, dat
dan ook ..Studenten-typen" heet. is als pocket opnieuw ver
schenen bij de uitgeverij VA. Kramers in Den Haag.
In West-Duitsland, het. land van
het Wirtschaftswunder en de
10000 miljonairs lopen ook nog
zo'n 300.000 zwervers rond. Een
derde van hen is nog geen 25.
Deze jonge zwervers hebben voor
een belangrijk deel de „vrijheid"
gekozen, omdat de omstandighe
den in de gezinnen, waarin zy
werden grootgebracht, bijzonder
slecht waren.
D.t alles werd in Essen onthuld
door een woordvoerder van *de
„Federale studiekring voor hulp
aan zwervers". Op de bijeenkomst
van deze kring, die werd bijge
woond door 300 vertegenwoordi
gers van liefdadigheidsorganisa-
ties en overheidsdiensten, werd
ook het woord gevoerd door een
„woordvoerder van de zwervers".
Hij waarschuwde voor.de „geest van
de bureaucratie en de papiermo
len", die in deze organisaties zo
vaak overheerst en pleitte voor
hulpverlening, gebaseerd op echt
menselijke gevoelens. Men moest
ook meer rekening houden met
het individualisme van de zwer
vers en hun geen vaste woon
plaats opdringen, want „geweld
was de voedingsbodem voor haat".
Het bovenstaande vers is uit
„De Hoveling", een onprettig
type student, dat Klikspaan als
volgt beschrijft:
„Het zijn Argussen met ogen
tot op 't puntje van hun staart
en oren tot tussen de tenen. Zij
zijn juist het omgekeerde van
studentikoos, uitermate conser
vatief, vanwege het vrijzinnige
beginsel: Houdt wat je hebt! en
Veranderen is geen verbete
ren! schermen met ondraag
lijke machtspreuken en laten
zich op een allerpedantste toon,
zonderling veel voorstaan op
hun bloedverwantschap of
vriendschappelijke omgang met
de hooggeleerden. En ze kunnen
het niet laten.
Eerst hebben zU hun vader gelikt,
nu likken zij de professoren En dat
niet. als vader, met als professoren,
niet als mensen die men liefheeft
en hoogacht, maar als die van wel
ke iet» te halen, bij welke iets te
verbeuren valt, die plagen en door
de vingers zien. die begunstigen en
schaden kunnen Indringers, inkrui-
pers zijn die onderdanige kapstok
ken; stille wachts, roodk'ragen in
het. geniep, dilettantspionnen, be-
sluipers, verraders van hun mede
burgers uit louter genoegen, innige
laagheid van karakter, adderach-
tigheid van ziel. Het zijn de oren
van de muren. Deze behendigheid
om zich een weg te banen, zouden
sommige hoge heren misschien met
de naam van „esprit d'intrigue"
willen bestempelen. Ik bewonder de
toegeeflijke uitdrukking, doch er is
intrigue en intrigue, en zo lang zij
een ander niet belaagt, bestookt,
belastert en benadeelt, heb ik er
niets tegen".
De gunsteling
De student-Leidenaar. die alle vrijheden van het studenten
leven mist. is een ander type. dat Klikspaan beschrijft.
Hier wandelt hij. druk groetend, met een studiegenoot in de
Breestraat. Op de achtergrond de oude Sociëteit Minerva.
Klikspaan beschrijft dan de hove
ling Koormberg, die in zijn wijde
collegebroek en met vilten muilen
aan zit te studeren als de meid hem
een briefje komt brengen.
Amice.
Ik had mij gevleid het manuscript
dat uw goedwilligheid op zich had
genomen voor mij over te schrij
ven, heden terug te zien.
Verblijve
Uw Dienaar,
P. M. Schol.
„De kompelementen van Perfes-
ter Schol. Daar moet beschei op"
„Zeg dat ik binnen 'n half uurtje
zelf bij de professor zal komen",
antwoordt Koormberg
Het opgedragen werk is nog niet al
en Koormberg haast zich 't verzuim
te herstellen, want „verschijnen
voor de hoogleraar en te moeten be
kennen dat het kopieerwerk niet af
was! Professor zou het aan onwil
kunnen toeschrijven en het was
met de gunsteling gedaan". Koorm
berg maakt het manuscript af en
loopt door de besneeuwde straten
naar het huis van de hoogleraar.
„Maar een laffe, inhalige vleier zou
zich nog duizendmaal meer ge
troosten".
Academievorstje
„Professor zit intussen bij een
warm kolenvuurtje in een lange
leuningstoel en een zacht gewat
teerde kamerjapon. Een keteltje
met punch dampt naast hem in een
theestoof. Professor staat als een
eerste liefhebber van de vier ele
menten-drank bij de Leidse jeugd
bekend. Hij is, zowel moreel als fy
siek, een klein man, die, voor fleem
taal in 't geheel niet doof, gaarne
academievorstje speelt en enige
trawanten als hofstoet achter zich
geschaard ziet.
Zodra Koormberg in het studeer
vertrek is binnengelaten, ziet de
hoogleraar om.
„Ik verheug mjj u te zien, en u
brengt het manuscript mee?"
„Welzeker, professor! Vergeef my
intussen dat ik u noodzaakte d*
knecht te zenden en een briefje te
schrijven, want het stuk lag klaar,
maar ik wilde het u in persoon ko
men ter hand stellen".
Professor ziet het handschrift
door.
„Is het niet wat klein geschre
ven?"
„Dunkt u dat? Zal ik het dan
nog eens overschrijven?"
„Dank je! Neen, daarvoor is er
geen tijd meer".
„Een heerlijk stuk, Professor!
Daar moet u wel veel werk aan ge
had hebben Ik heb het met zo'n
genoegen gekopieerd!"
„Ei, ei! Maar loop je nu a 1 weg,
wil je niet nog een ogenblikje zit
ten?"
De hoveling Koormberg op de schouders van professor Schol
om te ontdekken, wie de hooggeleerde aan het beledigen is.
„Als ik mag, professor? Het zal
mij altijd een grote eer zijn en een
dierbaar voorrecht, in de intimiteit
van een man als professor toegela
ten te worden. Het is eigenlijk mijn
gewone studeertijd wel, doch hoe
zeer ik ook mijn studie op een uit
gebreide schaal heb ingesteld, zal
ik echter nimmer een gelegenheid
laten voorbijgaan om op welke
wijze ook bewijzen van mij de pro
fessoren welwillend hart te geven".
W ierookwalm
„Wie van u schaamt zich zulk een
armhartige vleitaal niet? Zou het
gevoel van ieder braaf student zich
niet verzetten tegen zulk een lompe
en aangematigde lof omtrent een
geleerde, wiens verdiensten ver bo
ven de goedkeuring van een jong
mens verheven moesten wezen? Er
kwamen evenwel nog meer van der
gelijke complimentjes.
Koormberg liet meer merken, dat
de lettervruchten van professor al
leen door hem gekend en zonder
onderscheid gewaardeerd werden.
Hij stelde ze zelfs zo onvoorwaar
delijk hoog, dat een minder be
krompen ziel dan die van Schol het
voor onbeschaamde persiflage om
het Hollandse woord liever niet te
gebruiken zou gehouden hebben.
Maar Koormberg wist wat voor
vlees hij in de kuip had. Ieder ander
geleerde van het vak werd mee
dogenloos gehavend ten behoeve
van professor, het stelsel, dat niet
dat van professor was, verguisd, hy,
wiens beginselen niet die van Schol
waren, uitgekleed. Dat alles op
zoetsappige toon.
En dan was het: „Hoe vaart me
vrouw en hoe varen de kindertjes
en hoe vaart de poes en Azor en de
kanarievogel van Lisetje?"
Zelfs naar de minst huishoude
lijke bijzonderheid wordt gevraagd.
Van een groot man is immers alles
belangrijk! Professor wordt verder
zeer beklaagd dat hy door dit gure
weer zo dagelijks naar de Academie
moet en likkebroer Koormberg
vraagt met interesse of hij laatst
bij de publieke promotie van Ver
hees niet verkouden is geworden.
Maar professor is ook zo nauwgezet
in 't vervullen van zijn plicht.
„Hoe bevalt u mijn nieuwe col
lege?" vraagt Schol
„Heerlijk, professor!"
„Maar is het wel duidelijk genoeg?
Begrijpt u alles?"
„Dat geloof ik. professor! Wy zijn
er u ook allen recht dankbaar voor.
Als alle professoren zó college
gaven!"
Als er studenten bij waren ge
weest zou Koormberg immers hel
der zijn uitgelachen. Schol laat zich
niettemin welgevallig door zijn troe
telkind sollen en smelt van wellust
in de duffe wierookwalm.
„Is professors koperen stoof nog
wel warm?"
En Koormberg neemt voorzichtig
kooltjes uit de haard en voedt de
voetenvvarmer kruipend gedienstig.
Het wordt walgelijk. Nu haast de
fleemkous zich zijn makkers op 't
tapyt te brengen".
Koormberg weet allerlei slechts
over zijn medestudenten te vertel
len. „Gelooft evenwel niet dat het
haatdragendheid is of naijver, die
hem op zulk een wrede wijs kwaad
doet spreken van zijn medestuden
ten; 't. is alleen maar uit behoefte,
uit gewoonte, omdat hü het niet
laten kan, omdat laagheid en
slechtheid moeder en dochter zyn
en het berokkenen van eens anders
nadeel zijn voordeel kan bevorde
ren. Het spoor van zijn kar loopt
over het lichaam van zijn broeders.
Hij is de academische Judas, en
wat een vooruitzicht! de pro-
motiedag zal zijn bedorven hart niet
omkeren".
Kwajongens
En dan. terwijl Koormberg nog
steeds blijft plakken, vindt het be
treurenswaardige toneeltje plaats,
waarvan wij al melding maakten
„Welk een leven óp straat
Charlton Heston en Jane
Fonda hebben de Harvard
Lampoons onderscheiding als
de slechtste filmacteur en film-
actrice van het jaar gekregen.
De jaarlijkse „onderscheidingen",
toegekend door de studenten van
Cambridge (Massachusetts», plegen
gepaard te gaan met vernietigende
vermeldingen.
Natalie Wood kreeg voor 't twee
de jaar in successie de „Roscoe
Award", dit jaar voor „haar onge
twijfeld vreselijk spel in „Gypsy",
welke film zij eigenhandig ruïneer
de".
De vijgeblad-trofee van cellofaan
ging naar Sua Lvon, die de titelrol
in de film „Lolita" vervulde, voor
„haar valse bescheidenheid door
voortdurend te verklaren dat zij in
het dagelijks leven geen Lolita is".
De Tin Pan, die jaarlijks wordt
toegekend aan de „naarste film
song" van het jaar, ging ditmaal
naar „Lolita, ya-ya"; en de regis
seur van „Lolita", Otto Preminger,
won de Hon. W.W. Corrlean Memo
rial Palm voor de slechtate regie
van het jaar.
Charlton Heston werd tot „slecht
ste acteur" uitgeroepen voor zijn
spel in „Diamond Head" en 'The
pigeon that took Rome.
Jane Fonda kreeg de titel van
„slechtste actrice" voor haar optre
den in 'The Chapman report", wel
ke film bovenaan de lijst van de
tien slechtste films van het jaar
werd geplaatst.
De „minst belovende Jonge ac
trice van het jaar" was. volgens de
studenten, Ann Margret die daar
mee de Uncrossed Heart onder
scheiding werd toegekend.
Na "The Chapman report" komen
als de slechtste films van het jaar
de volgende produkten op de lijst
voor: If a man answers". "Adven
tures of a young man", "Diamond
Head", "The wonderful world of the
brothers Grimm". "White slave
ship", "Mutiny on the Bounty".
'Taras Boelba". "Barabas" en "The
Mongols, or the Tartars or the
Huns".
Luister eens! Daar komen de Fran-
sen aan! Vier of vijf stemmen krij
sen door elkaar allerlei heterogene
liederen. De bas wil sopraan zingen
en de tenor zoekt in de bas af te
dalen. Het is een krakeel, een op
roer. een vismarkt, een bordeel van
klanken, 'tls om bang van te wor
den".
Twee studenten zingen FYans,
„terwijl een derde dronken sujet de
beide vorigen ten overvloede al
brommende begeleidt:
Mijn lieve Krulle-Mie
Ik heb in jou behagen,
Ik heb in jou zenie,
Daarom wil ik jou vragen
Of jij, of jy,
Eens dansen wilt met mij.
En zich verenigend met het koor,
merkt hij te laat dat hij onder zijn
gelol enige maten achter geraakt is.
De troep nadert. O jé. ik herken
het lied al in de verte.
Pietje Schol, Pietje Schol,
Dronke soes soes, oliebol!
en daaronder is het (gesproken)
zoals tussen sommige aria's staat:
„Hoe smaakt de punch, Piet?"
„Lieve Piet!"
„Ben je al zat, hè?"
En nog erger zaken, minder voor
herhaling vatbaar en waarop pro
fessor geen lust voelt de temps en
temps te antwoorden.
Men is stil blijven staan voor het
huis. Het laat zich aanzien dat het
een standje zal geven. Koormberg
maakt een gebaar van afgrijzen.
Schol blijft onbeweeglijk en scherp
toeluisteren, en houdt zijn handen,
bevende van inwendige gramschap
en schaamte, krampachtig om de
armen van zijn leuningstoel gesla
gen.
Hij vliegt op en met een vlese
lijke stem„Zo word ik beloond voor
alles wat ik voor de Academie heb
gedaan! Ik zal het hun betaald zet
ten. In myn tijd zou zoiets niet ge
beurd zijn. Toen had men nog ont
zag voor grijze haren. Kwajongens!"
Professors woede grenst aan ver
twijfeling."
Maanéclips
Jelly Roll Morton.
Rags and Blues (Riverside
Jazz Archives RLP 140 l.p
Game Kid's blues Honky
tonk blues If I ivas whiskey
and you ivas a duck Low
down blues Winin' Boy (2x)
Alabama sound Tiger rag
Randall's rag Maple leaf
rag (2x) Crazy chords rag
Sammy Davis' ragtime style
Mamie's blues See see rider.
Een van de belangrijkste figuren
uit de wereld van de oude jazz is de
In 1911 overleden Ferdinand 'Jelly
Roll' Morton, een Creools pianist
van Franse afkomst, die in de twee
de helft van de jaren twintig geld
als water verdiende in Amerika's
grote steden. In Chicago. San Fran
cisco, NeW York en Los Angeles,
overal was hij welkom en hü werd
zelfs naar tegenwoordige begrippen,
uitstekend betaald.
Maar Jelly Roll Morton een
integer musicus, doch als mens een,
zoals André Francis het uitdrukte,
wonderliike schavuit gaf het geld
even gemakkelijk uit als hij het
verdiende. En zo kon het gebeuren,
dat hij geen enkele financiële re
serve bezat, toen de crisis van 1929
de rijen jazzmusici uitdunde. Even-
Kis vele andere vakbroeders kwam
Jelly Roll doze tegenslag niet meer
te boven. Hij trok zich terug in
Washington en werd vergeten
Tot in 1938 de etno-musicoloog
Alan Lomax hem opzocht en Mor
ton op grammofoonplaten een rijke
serie herinneringen uit zijn leven
liet vastleggen ten behoeve van de
staatsarchieven van de Congres-
bibliotheek. Jaren later werden deze
muzikale mémoires op de markt ge
bracht in de vorm van twaalf lang
speelplaten. De aanschaf van een
dozijn l.p.'s is echter een dure grap,
die het gros van de discofielen zich
echt niet kan veroorloven.
Voor de minder kapitaalkrachti
gen nu heeft Riverside een uittrek
sel uit deze mémoires gemaakt. Dat
zijn altijd nog drie langspeelplaten
geworden, waarvan „Rags and
Blues" de laatste Ls (de twee voor
gaande z()n: Jelly Roll Morton
„Playing his own compositions" en
„Plays and Sings").
De opnamen zijn niet, best
(zwevingen en vervormingen»,
maar de muziek is verrukkelijk
In de negen jaar dat Jelly Roll
de wereld mets van zich had la
ten horen, bleek zijn pianostijl
nog niets aan frisheid en sier
lijkheid te hebben ingeboet, ter
wijl hij als zanger zelfs bedui
dend was vooruitgegaan. „Rags
and Blues" omvat negen blues
(de meeste tevens gezongen) en
zes rags. In enkele nummers imi
teert hij langvergeten musici als
Game Kid, Randall en de old
timer Sammy Davis, voor wie hij
grote bewondering had.
„Rags and Blues" is zowel uit
historisch als muzikaal oogpunt
een belangrijk document voor de
jazzliefhebber.
Ramsey Lewis Trio.
Music from the Soil (Funckler
MGAR 9211 l.p.).
Around the world in 80 days
Since I fill for you Hello,
cello I'll wait for you love
Volga boatman Blues for the
night owl Smoke gets in your
eyes Autum in New York
Gonna set your soul on fire.
Onbekend maakt onbemind. Dit
geldt in Nederland zeker voor het
Ramsey Trio, waarvan hier al eer
der een l p. en een e.p. zün uitge
bracht die. bij ons weten, niet zo
best zün verkocht. Wat een boer
niet kent dat eet hij niet en
wat een Nederlandse jazzfan niet
hemelhoog wordt aangeprezen uit
het buitenland, dat koopt hy niet.
Jammer voor Lewis, jammer voor de
jazzfan.
Zonder een nieuwlichter te zyn is
Ramsey Lewis in de pianojazz een
aparte, hoogst originele figuur. Sa
men met twee andere musici-van
klasse. bassist Eldee Young en drum
mer Red Holt, vormt hy een trio
dat werkelijk een Trio is en die
hoofdletter staat er niet per onge
luk Het samenspel is subliem en
(schijnbaar) even simpel als inge
nieus,
„Music from the Soil" is een plaat
met pure jazz. Hoogtepunten: „I'll
wait for your love" ..Blues for the
night owl" en .Hello, cello" met een
aantrekkelijke pizzicato solo op de
cello van Young.
Bunk Johnson.
Bunk Johnson's Band 1945
(Storyville SEP 401 e.p.).
All the whores like the way I
ride You always hurt the one
you love Golden leaf strut
827 blues.
Zesenzestig jaar was trompettist
Bunk Johnson, toen hy in mei 1945
samen met een andere veteraan, de
klarinettist George Lewis, deze 're
vival'-opnamen maakte. Enkele ja
ren tevoren had men de allang ver
geten en verarmde Johnson ergens
in Louisiana opgediept. Hij had
geen tanden meer om méé en geen
instrument meer om óp te spelen,
maar hy kreeg een kunstgebit èn
een trompet.
De muziek verraadt de leeftyd
van de makers: zy klinkt vat be
verig en soms nogal kinderlij.t. maar
niettemin sympathiek en al:yd nog
veel „echter" dan de zogtfiaamde
dixieland die de jonge generatie
gladjes en met gemak opdist. Bunk
is er namelijk wel in gedaagd de
oude jazz van vóór 1920 te doen
herleven, hy doet het onhandig,
maar lofwaardig,
Behalve Johnson en Lewis horen
we trombonist Jim Robinson, ban
jolier Lawrence Marrero, bassist
Alcide Pavageau en drummer Baby
Dodds,
Thelonious Monk.
Brilliant Corners (Riverside
EP 119 e.p.
Een overigens alweer bejaard
plaatje voor de Monk-adepten.
Opgenomen in december 1956 tij
dens een session in New York met
altist Ernie Henry, tenorist Sonny
Rollins, bassist Oscar Pettiford,
drummer Max Roach en Thelonious
zelf achter de piano. Eén ding
maakt deze e.p. ons wel duidelijk:
er is in ruim zes Jaar veel veran
derd. Speelt Rollins in ..Brilliant
Corners" alleen maar anders dan
tegenwoordig. Monk speelt zelfs
minder goed. Een beetje irritant
zijn naar ons gevoel ook de voort
durende tempo-veranderingen. Een
nadeel waar Monk c.s. niets aan
konden doen, Ls. dat middenin het
muziekstuk het plaatje moet worden
omgedraaid.
The Gerry Mulligan Quartet
(Verve EPVV 5226 e.p.).
Love in New Orleans Piano
train.
Ook al zo'n plaatje, waarvoor de
opnamen vijf, zes Jaar geleden moe
ten zijn gemaakt. Maar hier niets
irritants, niets „onregelmatigs". In
tegendeel: uitgewogen, vriendelyke
muziek van het kwartet waarin na
baritonsaxofonist Mulligan de trom
bonist Bob Brookmeyer de belanc-
rykste man was. In „Piano train"
bespeelt Brookmeyer voor de afwis
seling de piano, maar als trombo
nist. zoals in ,',Love in New Or
leans". is hy ons toch liever. De
bassist is Bill Crow en de drummer
Gus Johnson.
Jo-Ann Campbell is een jong. aankomend Amerikaans zang-
sterretje. dat met een pittig liedje de aandacht van de lichte-
muziekwereld op haar aardige stem en niet minder aardige ver
schijning heeft gevestigd. Titel van het liedje: "I'm the girl from
Wolverton Mountain
Maar het lijden van professor
Schol is nog niet ten einde, want
een van de studenten richt luid
keels het woord tot hem en bezigt
daarbij zulke onwelvoeglijke en
kwetsende taal, dat „de buren allen
uit de ramen lagen, teneinde zich
in deze potsierlijke gratis-voorstel
ling te verlustigen".
De redenaar <„nou ben ik bezo
pen" en „ik weet best wat ik zeg
en als je er morgen wat van heb
ben wil. dan kom je maar bij me"),
gaat nog een tijdje door, hoewel zyn
vrienden proberen hem mee te sle
pen.
„Krik krak! krik krak! rinkelt
het opeens. Het waren de grote rui
ten van spiegelglas, die onder een
bui van harde sneeuwballen bezwe
ken. Schol viel neer in zün arm
stoel. Zün arme glazen! Welk een
hoon! Welk een figuur maakte hy
voor Koormberg, voor de buren,
voor zyn vrouw en kinderen!"
Als de professor eindelyk weer
kan spreken wil hy weten wie hem
zo schandelijk heeft toegesproken
en daartoe klimt Koormberg op zyn
schouders om door een gat in de
blinden te kijken. Hy durft de
naam van de betrokken student
niet te noemen, uit angst voor wraak
en dus wil de professor zelf kyken.
Maar ,,'t Is maanéclips, jongens!
De blinden zien! Verraad" klinkt
het opeens en de professor heeft
het nakyken.
Koormberg knypt er tussen uit
„zodra het gevaar geheel geweken
blijkt".
Klikspaan is ook niet tevreden
over de Leidse politie:
„Roodkragen, diendermenners,
roemvolle zoal niet dappere man
nen, waar waren jullie terwyi het
huis van professor Schol met
sneeuwballen werd gebombardeerd
en de straat weergalmde van mis
baar, vloeken en schimptaal?
„In de kroeg, Klikspaan! In de
kroeg aan het Utrechtse Veer".
't Is waar, de schuit had een uur
geleden een oproerige beweging
naar Utrecht gemaakt. En daarom
zou het niet geheel ongepast zyn
by deze gelegenheid, nu men toch
op bezuinigingen bedacht schynt.
de Leidse politie als overtollig en
onnuttig af te schaffen".
Stille waters
U hebt u afgevraagd, waarom
professor Schol zo vriendelijk is
tegen de hoveling Koormberg
Klikspaan onthult: „Koormberg
heeft geld en Schol een huwbare
dochter. Vat Je 't?"
Het loopt overigens niet best af
met de strooplikkende Jongeling. Hy
heeft by de professor zün afschuw
uitgesproken over het gebruik van
sterke drank en over „dat slechte
huis" in zyn straat, maar op zekere
avond als de professor het slechte
huis passeert, wordt Koormberg er
uit gesmeten.
„Zyn gelaat droop van bloed, zün
geest was bedwelmd vanwege het
vocht, dat hy voorgaf zozeer te ver
afschuwen, en toen Scholletje, ver
schrikt zyn lieveling herkennende,
stil bleef staan, merkte deze dat
Koormberg half naakt lag.
Hy ysde als hy één half bitter
zag inschenken op de Sociëteit,
maar vatte twee hele bommen als
hU alleen was op zyn kamer. Hy
werd opgevreten door allerhande
schulden, en toen men hem zyn
„consilium abeundi" kwam aankon
digen. vond men de deur op het
nachtslot.
Toen Koormberg klein was heette
hy altyd: zulk een hele lieve, zoete
jongen!
Stille waters hebben diepe gron
den.
Men peinze hier eens ernstig over