DUNLOP VINDT DE LUCHTBAND UIT PLANTEN ONDER KUNSTLICHT ARKE NOACHS IN DE STILLE ZUIDZEE W onderwereld dreigt te verdwijnen DRIEKWART EEUW GELEDEN: door Sjouke van der Zee Zaterdag 2 februari 1963 Pagina 2 buitenband waarvan de randen luchtdicht sluiten in de stalen velg van het wiel. zodat de luchtdichte binnenband overbodig wordt. Wij kunnen ons moeilijk voor stellen, hoe het hedendaagse ver keer er zonder luchtbanden uit zou zien. Fietsen en karren zou den zich nog wel met massieve banden kunnen behelpen. Vracht auto's deden dat aanvankelijk ook, tot onze haastige tijd van het transport steeds hogere snelheid ging eisen. Het ingewikkelde en verfijnde mechanisme van de he dendaagse personenauto's en mo- tortweewielers zou al heel gauw bezwijken, wanneer het op massie ve banden aan snelheden van 100 km en meer zou worden blootge steld. Aangenomen althans, dat die snelheden bij de zoveel grotere wrijving van een massieve band ooit te verwezenlijken zouden zijn. De vernuftigste moderne voer tuigen zijn niet denkbaar zonder luchtbanden. Zelfs vliegtuigen kun nen het zonder luchtbanden voor het landingsgestel moeilijk ste!len. John Boyd Dunlop heeft deze ont wikkeling zelf nauwelijks kunnen voorzien. Maar zeker is er na 75 jaar alle reden, bij zijn revolitio- naire en zeer belangrijke uitvinding even stil te staan. De exploitatie van zijn uitvinding liet hij geheel over aan Du Cros, aan wie hij zijn patent voor een bescheiden bedrag had afgestaan. Mevrouw Jean McClintock, Dun- lops dochter, heeft in haar boek „History of the pneumatic tyre" later verteld, dat haar moeder méér zakeninstinct bezat dan haar vader. Mevrouw Dunop belegde na melijk het bescheiden bedrag, dat John Boyd van Du Cros ontving, in een Australische schapenfarm. Die farm bleek een groot succes en zo kwam het familiefortuin der Dunlops op schapewol te berus ten in plaats van op luchtbanden. Aan eerbetoon heeft het John Boyd Dunlop overigens niet ont broken. Hij was het door iedereen bewonderende middelpunt van het banket, waarmee de firma in 1909 het, feit vierde dat zij „meerderja rig" was geworden. Na dit feest heeft de uitvinder zich nimmer meer in „zijn" fabriek laten zien, hoewel hij nog twaalf jaar in le ven bleef. Hij stierf op 23 okto ber 1921, op 81-jarige leeftijd. Duurzamer Natuurlijk zijn kwaliteit en eigenschappen van de luchtband in driekwart eeuw enorm verbe terd. In het bijzonder de duur zaamheid en de antislip-eigen schappen van het loopvlak zijn nog altijd het voorwerp van nieuwe onderzoekingen. Maar in beginsel veranderde er tientallen jaren achtereen aan de vinding van John Boyd Dunlop maar weinig. Tot in 1947 de Ame rikaan B. F. Goodrich de binnen- bandloze band uitvond. De vin ding van Goodrich bestaat niet uit een met canvas versterkte rubber „buis", zoals ook Dunlop die al had gebruikt, maar is als het ware een aan een rotsige zeekust uit spelon ken kropen. Wat de cineast met behulp van trucs en griezelige ge luidseffecten erby maakte interes seerde me toen echter minder dan het feit. dat daar op het witte scherm levensechte voorwereldlij ke dieren in actie waren. Oerdie ren in onze moderne tijd! Nu ik het boek „Galapagos" heb gelezen, verbaas ik mij er niet meer over. want het is nu geen geheim meer. dat een dui zend kilometer westwaarts van Zuid-An.erika (Ecuador i een eilandenrijk ligt, de Galapos eilan den. waar dieren leven, die tot, de zeldzaamste en voor de wetenschap kostbaarste van onze aarde beho ren. Genoemde dr. Eibl Elbesfeldt heeft o.a. in opdracht van de Unes co. tweemaal een expeditie onder nomen naar dat gebied, hij heeft er fauna en flora bestudeerd en zijn bevindingen in dit boek neer- gelega. En wat van veel groter be lang is, hij heeft zijn verslagen overgelegd aan die lichamen in de Unesco, van wie de steun en het initiatief moeten komen, die hoog nodig zijn, wil er van heel die merkwaardige en zeldzame dieren wereld nog iets worden gered. Want hoe meer de lezer zich verdiept in deze lectuur, des te dui delijker wordt het hem, dat de dieren van de Galapagos eilanden (de zeehagedissen, de leguanen, zeeleeuwen, pelsrobben, pinguins, de reuzenschildpadden, de pelika nen, fregatvogels, albatrossen en nog is de rij van bijzondere dieren niet ten einde), dat de hele won derwereld binnen enkele jaren zal zijn verdwenen, vernietigd, uitge moord tenzij Eigenlijk is het een triest boek. ondanks de beschrijvingen van zonnige stranden, van rust en stilte, waarin de schrijver soms tus sen de dieren verzeild raakt en waarvan hij met een sterk gevoel voor humor, allergezelligst weet te vertellen. Het trieste zit 'm in de mens! De mens, die hier de gevaar lijkste van alle levende wezens op aarde wordt genoemd. U gelooft uw ogen niet, als u leest, hoe in de loop der eeuwen allerlei bezoekers van deze eilanden, zeerovers, walvis vaarders, robbenjagers, soldaten enz. enz. hebben huisgehouden on der de dieren, die (nu nog!) zo wei nig schuw zijn, dat ze geen stap op zij gaan en zich zelfs door de mens laten aanraken. Bij scheepsladingen werden de reuzenschildpadden weggevoerd door de rabouwen, die vaak bij beeld krijgen van de tevreden en ongevaarlijke lobbesen, die zich maar heel weinig bekommeren om de vreemdeling, de auteur, die op handen en voeten tussen hen door kruipt! Of: „Ontmoetingen met haaien", waar de schrijver 6 meter onder water op een rotsrichel zit, met z'n bengelende benen boven een donke re zeeafgrond. En dat zegt hij laco niek: „Het beviel me hier heel goed!" U begrijpt, dat ik in een paar ko lommen niet een heel boek kan be spreken. Wel jammer, want er staat zoveel wetenswaardigs in. dat deze bioloog heeft ondervonden of ont dekt waarvan nooit iets is gepubli ceerd, dat ik wel zou kunnen blij ven doorschrijven. Alleen al, wat er wordt onthuld over de gedragingen van dieren, waarvan wij „meenden" iets te we ten! Ik noem b.v. de haaien en de hen vergezellende loodsvisjes, de potvissen, die haaien verslinden, de visjes, die in kratermeren werden aangetroffen, honderden meters bo ven de zeespiegel: ik noem de zout- klieren bij zeevogels en zeehagedis sen, de niet-vliegende aalscholvers, de begroetingsceremonieën, onder de dieren, de vele vormen van sym biose (dat is een soort samen leving) bij allerlei diersoorten. Is het een wonder, dat de grote geleerde Darwin indertijd op deze eilanden het materiaal bestudeer de en verzamelde, dat de grondslag zou worden voor zijn latere be roemde theorieën? Een heel Interessant boek, bo vendien geschreven in humo ristische geest, hoewel de ver taler hierin de auteur niet bijzon der heeft kunnen volgen, al doet dit aan het geheel weinig af. Wel heb ik een bezwaar, dat ik, naast mijn grote waardering, niet onvermeld mag laten. Een vertaler, een schrijver, han teert niet alleen zijn moedertaal, maar hij vormt samen met alle schrijvers het bolwerk van die taal Daarom moet hij zijn werk vrijhou den van gemeenplaatsen en mode woorden, die door Jan en alleman onmiddellijk worden overgenomen. Ik doel op woorden als „onvoorstel baar", dat een monstrum is, en „al- bij al", ook zo'n stoplap. Maar verder een mooi boek. Heel erg aanbevolen in een tijd van be vroren kranen! Een troost voor u lezers, van morgen hoorde ik de Turkse tortels koeren. De thermometer stond nog op 10 onder nul! Een jongen van tien jaar i loos de eerste, die een ritje maakte op een vehikel met J luchtbanden. Het was i avond. De maan scheen f helder. De vader van de J jongen keek vol belangstel- ling toe. En geen wonder. J Die jongen was namelijk de i zoon van de uitvinder van t de luchtband! 4 Voor ons is een luchtband iets doodgewoons, maar 75 jaar geleden leek de gedachte heel vreemd en ongewoon. John Boyd Dunlop zelf praatte er voorlopig met niemand over. Uit de driewieler van zijn tienjarige zoon sloopte hij het voor wiel. waar een massieve rubber band om was aangebracht. Zelf maakte hij van hout een even groot en even zwaar wiel, waar hij een rubber „buis" om legde. Als ven tiel stak hij een dun rubber slan getje schuin in de grote „buis", zodat het door de spanning in de band vanzelf dicht werd gedrukt. Op het grote erf, waar John als veearts met een enorme praktijk niet minder dan twaal hoefsmeden aan het werk had, nam hij met de beide wielen uitgebreide proeven. Eerst iet hy 't wiel met een massie ve band over 't erf rolen. Het haal de niet een de overzijde, verloor vaart en viel om. Toen bracht hij 't wiel met de opgepompte rubber ..buis" in beweging, zorgvuldig er op bedracht, evenveel kracht te zetten als de eerste keer. Het wiel vloog tegen de schutting aan het an dere zijde van het erf, sprong op en viel toen pas neer. Nu wist John, dat hij op de goede weg was. Niet alleen bezat zo'n wiel met een rubber buis het vermogen om te veren, maar hst rolde ook oneindig gemakkelijker en overwon als het ware spelenderwijs de weer stand van de bodem. De veearts kreeg het bijzonder druk. toen in de omgeving een eoidemie van mond- en klauwzeer uitbrak Twee maanden na zijn geslaagde experiment besteedde hij echter zijn eerste vrije avonduren aan een nieuwe en beslissende proef. Terwijl de tienjarige Johnny belangstellend toekeek, monteerde zijn vader op alle drie wielen van het kinderfietsje rubberbanden, die met veel zorg van een vel rubber ter dikte van ongeveer een milli meter waren gemaakt, Als loop- vlak diende een extra reep van hetzelfde materiaal, aangebracht op een grof linnen omhulsel dat de dunne rubber „buis" bijeenhield. Hoe primitief ook: hier waren alle elementen bijeen die nog in onze dagen kenmerkend zijn voor de meeste luchtbanden: een buiten band van canvas, een binnenband van dunne rubber en een ventiel dat zich door de ingepompte lucht vanzelf sloot. Gelukt De gedenkwaardige avond waar op John Boyd Dunlop deze ban den met behulp van koperdraad op de driewieler van zyn zoontje monteerde, was de avond van 28 februari 1888. In het maanlicht maakte kleine Johnny de eerste proefrit die ooit op luchtbanden had plaatsgevonden. Het werd een volkomen succes. Niet alleen ont wikkelde Johnny tijdens deze proefrit op z»jn voertuig met min der inspanning een grotere snel heid dan vroeger, maar toen zijn vader de volgende ochtend de ban den bij daglicht zorgvuldig bekeek, bleken ze ook nog helemaal gaaf. John was er nu van overtuigd, dat zijn uitvinding niet alleen hem persoonlijk in zijn veeartsenprak tijk een comfortabeler wijze van voortbewegen beloofde, maar ook ryp was voor industriële toepas sing. Hy vroeg een patent aan. dat hem in juli 1888 werd ver leend. De patentbrief luidt ver taald: „No. 10607 Anno Domini 1888. Datum van inschrijving: 23 juli 1888. Voorlopige omschrijving. Ik, John Boyd Dunlop, veearts, wo nende te Belfast, Gloucester Street 50. verklaar hierbij, dat de aard van mijn uitvinding de volgende is: een holle band of buis. ver vaardigd van rubber en linnen of ander geschikt materiaal: de voor noemde buis of band dient om lucht te bevatten, onder druk of anderszins, en om te worden aan gebracht op een wiel of op wielen, zulks op de meest geschikte wijze. Dit document is gedateerd 20 juli 1888. John Boyd Dunlop". Samen met zekere William Har vey Du Cros richtte de uitvinder in Dublin de Pneumatic Tyre Company op, het begin van wat zou uitgroeien tot een wereldbe- aryf. De reclame, die de firma in haar eerste dagen voor het nieuwe produkt maakte, gewaagde ervan, dat „luchtbanden onmisbaar zijn voor dames en heren met zwakke zenuwen". Blijkbaar waren derge lijke lieden ook toen al vrij tal rijk. De firma maakte althans re delijke zaken. Grote ontsteltenis wekte op een kwade dag bü de firmanten de ontdekking, dat zekere Thompson al in 1846 Dunlop voor was ge weest met een nagenoeg gelijke uitvinding. Die wat weliswaar nooit in praktijk gebracht en het patent van Thompson was zelfs al een paar jaar verlopen, maar dat van Dunlop kon nu niet meer als „iets nieuws" gelden. IIy had zonder het te weten het buskruit voor de twee de maal uitgevonden en zijn oc trooi werd krachteloos. Onmiddel lijk begonnen nu ook anderen de inmiddels in aanzien gekomen luchtbanden te fabriceren. Dat de onderneming van Dunlop en Du Cros er niettemin in slaagde zich te handhaven, dankte ze behalve aan haar voorsprong aan een reeks Inmiddels verkregen bijkom stige patenten. John Boyd Dunlop had zelf niets van een zakenman of industrieel. Hjj was als veearts in goede doen geraakt, hield van zijn beroep en verlangde geen grote rijkdommen. Zeehagedis eet uit de hand telt u zich eens even voor: dat boek is opengevallen bij een k fotc van éen man, gekleed in een minimum aan textiel, ter wijl hij op de veranda van zijn huis een zeehagedis 'ruim meter lang!) uit de hand voert. Een paar bladzijden verder een andere zon- aanbidder, als een zeemeerman op een rotsblok gezeten, bezig met sla pende zeeleeuwvrouwtjes over haar zwem voeten te aaien. Wat een tegenstelling! In mijn boek een foto van een nest temid den van heldergele bloemen In 't nest een jonge vogel, hijgend van de warmte. En in onze keu ken staan de bloemen op de rui ten. Helaas, wij moeten nog wel even geduld hebben: onze gele boter bloemen, onze gele dotters moeten nog geboren worden. Daarom bla der ik maar weer in mijn boek en verwarm me alleen al door te kij ken naar foto's van tropische kus ten. van landschappen met cac tusbegroeiing en van een dieren wereld, die volgens de deskundi gen nergens op aarde is te vin den. Dat is boud gesproken, maar blijkbaar is dit in vakkringen van biologen een algemeen aanvaarde mening. Laat ik nu eerst even vertellen weik boek het is, dat ik wil aan bevelen by mijn naar warmte en voorjaar verlangende lezers. Het heet „Galapagos", heeft als onder titel „Een Hof van Eden in de Stil le Oceaan" en is geschreven door dr. I. Eibl Elbensfeldt, een 35-ja- rige bioloog, die zich al jaren lang bezighoudt met zg. vergelijkend gedragsonderzoek bij dieren. Ook met ciepzeeonderzoek, waarbij hij nauw samenwerkt met de beroem de dr Hans Hass, over wiens es capades onder water u vast en ze ker wel eens zult hebben gelezen. Het boek ..Galapagos" is onlangs uitgegeven door uitg. Floegsma. Ziezo dat zijn dan enkele feiten. Maar nu het boek zelf Het is al vele jaren geleden, dat ik in een krant een foto zag van grote ha gedissen, monsterdieren, op de rot sen van een eiland bij elkaar ge groept Het zeer summiere onder schrift, dat van leguanen sprak inplaats van hagedissen, gaf ech- DRIEKWART EEUW geleden kwam een veearts, in zijn tweewielige wagentje voorthobbelende over slechte Ierse we gen, op een geniale gedachte. Hij schiep de eerste luchtband. En heel ons moderne snelverkeer werd mogelijk gemaakt door deze uitvinding, zonder welke het raffinement van onze vernuftige moderne motoren zinloos zou zijn gebleven. JOHN BOYD DUNLOP. de uitvinder van de luchtband. Die veearts heette John Boyd Dunlop. Hij was op 5 februari 1840 geboren in het Schotse dorpje Dreghom, uit een geslacht van boeren. John had een helder ver stand. De dorpsonderwijzer van Dreghom maakte daar op gepaste wij-.e gebruik van. Kwekelingen waren in die dagen in Schotland onbekend en zo kon de dorps schoolmeester het wel verantwoor den, dat hij één van zijn leerlin gen (de beste!) aanwees om tegen geldelijke vergoeding in de laag ste klassen rekenonderwijs te geven. John dacht er Intussen niet over om onderwijzer te worden. Vee arts wilde hij zijn. En omdat ieder een er van overtuigd was, dat er iets bijzonders in de jongen stak, mocht hij naar de veeartsenij school in Edinburgh. Hij stelde niemand teleur. Zijn diploma als veearts had hij al in zijn zak. toen hii pas 19 jaar was. Drie Jaar later vestigde hy zich in Belfast en van 1852 af hobbel de hy in een tweewielig wagentje met een paard ervoor door Noord- Ierland van de ene boerdery naar de andere. De wegen waren in die dagen erbarmeiyk slecht en de da- geiykse ritten, die een veeartsen- praktyk nu eenmaal meebracht, allerminst een pretje. Vaak duur de de beproeving vele kilometers en dan had John Boyd Dunlop al le tyd om over dit „schokkende" probleem na te denken. Hy was er immers de man niet naar om in een ongerief te berusten, ook al deelde hy dit met vele ande ren. Het begin Jaren zweefde hem een wiel voor de geest, waarin op de een of an dere wijze veren verwerkt moesten zijn, teneinde ongewenste schokken op te vangen. Tot een resultaat brachten deze overpeinzingen hem niet. Hy zou 47 jaar moeten wor den, eer hy de geniale inval kreeg die hem tot een beroemd man maakte. In plaats van de mas sieve rubber banden, die destyds in plaats van yzeren en houten banden, al om wagenwielen werden gelegd, wilde hy banden maken die uit een holle rubber buis bestonden en met lucht op spanning werden gehouden. „Zwevend op lucht" zou hy zich voortaan door zyn vee- artsenpraktijk bewegen. Een luchtband van deze afmetingen heeft de vindingrijke veearts John Boyd Dunlop beslist niet voorzien. wyze van tydverdryf de weerloze dioren afmaakten. Met de zeeleeu wen en de zeldzame pelsrobben ging net ai niet veel beter. In 1954 nog vond Eibesfeldt op een strand talloze zeeleeuwen met ingeslagen schedel. De dieren lagen eenvoudig te verrotten, evenals de zeevogels, die met gebroken vleu gels en snavels overal verspreid la gen tussen de in de zon gebleekte pantsers van reuzenschildpadden. Maar laat ik ophouden met deze gruweldaden waarmee de mens zichzelf op aarde heeft getekend. U kunt er zelf over lezen, ik verzeker u. dat ik nog maar een klein beetje van dat menselyke „be schavingswerk" heb vermeld. Nee, iets anders, want wat vindt u van deze titel: „Vriendschap met zeeleeuwen", een hoofdstuk (met foto's) waarin we een uitstekend De afgelopen donkere maan den zyn niet gemakkeiyk ge weest voor uw kamerplanten; er zyn heel wat bladeren verloren gegaan en ook zyn veel dorre bladpiinten ontstaan. Gele bla deren worden meestal veroor zaakt door een tekort aan dag licht: dorre bladpunten ont staan daardoor ook wel, doch worden speciaal veroorzaakt door een te droge atmosfeer. Daarom is het zo belangryk in het stookseizoen veel meer te sproeien dan in de zomermaan den. Groenbiyvende, en dus met op dat moment bloeiende plan ten moet men dus regelmatig besproeien. Doe dat ook in ae komende maanden; dus in feite zo lang er nog gestookt wordt. Wie deze rubriek regelmatig leest, zal wel weten, dat men dit niet met koud leidingwater moet doen. Dat water op zich zelf zal de planten geen kwaad doen, doch het is veel te koud. Daar om dient men een scheut warm water door het koude mengen. Het water mag heus wel hand warm aanvoelen: in een koele omgeving is het spoedig afge koeld. Te weinig daglicht is ook fu nest voor vele kamerplanten. Daarom moet men voor hen zo veel mogeiyk een zonnig plekje zoeken, althans een plekje waar ze volop in het licht staan. Men heeft tegenwoordig zó veel planten, dat aan deze voor hen zo belangryke voor waarde niet al tyd is te voldoen: ze staan dus ook wel op het noorden of in donkere hoekjes. Met kunstlicht kan men dan veel bereiken. Stel u gerust: dat behoeft niet veel te kosten. Dik- wyis is een gewoon lampje van twintig watt al voldoende. Men behoeft dat ook niet in de nacht te laten branden, doch alleen uverdag. Vooral khmplantjes. die ergens achter in de kamer tegen de wand opgroeien, krij gen veel te weinig licht. Voor hen is het dus byzonder aan- trekkeiyk om onder een sche merlampje te mogen groeien. Ik zou zeggen: probeer het eens. U zult ervaren dat zelfs in donkere kamers met moderne wand- plantjes nog veel te bereiken is. O KROMDIJK. Planten onder kunstlicht KIJKJES IJ\ DE NATV111 Er waait een felle oostenwind om het huis. onze haard staat te gloeien als een smidsvuur. Een niet onbelangrijk deel van mijn vrije dag heb ik al besteed aan het in leven houden van de tuin- vogels, het opendraaien of het afsluiten van waterkranen, het maar weer vullen van kolenkitten met ..nootjes vier'' en nu zit ik naast die hitte-blazende haard, met een opengeslagen boek op m'n knieën. ter geen opheldering, zodat we met die onbekende monsters niet goed raad wisten. Enige tyd daarna zag ■MIIIIWIWIIBHBIIIIIMIIMUIIWiWIIHMIHHIIWBBIIWIWWB—1 ik de film „Naar her. middelpunt der aarde", waarin een episode voorkwam met diezelfde soort reu zenhagedissen, monsterbeesten, die

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1963 | | pagina 12