Merkwaardige oase tussen Namen en Dinant in KAMER en TUIN lonesco's „Le roi se meurt": „confrontatie met de dood" Eeuwenoude waterwonderen en „schone schijn Een beklemmend getuigenis Tuinarchitecten uit hele wereld bestuderen geheimen van Annevoie TONEEL IN PARIJS Zaterdag 19 januari 1963 Pagina 2 vrij mogen laten, want de terras sen zijn vanaf de ingang goed te overzien, zodat vernielzuchtige lie den en die manifesteren zich zelfs hier weinig kans hebben. Maar ondanks alle bewaking wordt er nog wel eens een bronzen beeld of een waterbuis gemolesteerd. „Er zijn kennelijk nog steeds mensen, die niets begrijpen en niets ondergaan. Ze laten zich ook ner gens door intimideren. Noch door de mededeling, dat de leden van ons vorstenhuis bij een bezoek enthou siast waren, noch door de weten schap, dat de deskundigen, die des tijds op de Expo bij Brussel de gro te watergordijnen moesten aanleg gen u herinnert zich die mis schien r.og hier hun licht kwamen opsteken om zich te laten inspireren door de oude watertech nici Maar over het algemeen de botte enkelingen buiten beschou wing gelaten kan gezegd wor den, dat een woord van Montpel- lier (die van zijn vrienden veel kri tiek moest verduren over zyn „kost bare, nutteloze" uitgaven) in ieder opzicht in vervulling gegaan is: „Het nageslacht zal rnjj nog eens dankbaar zjjn Jaap Stigter Overal water en overal een beheerste compositie ,,Ja, het is vreemd, dat men elders in de wereld dit zo een voudige en eeuwenoude principe om een tuin van indrukwek kende waterwerken te voorzien, nagenoeg nooit heeft toegepast. Wat u hier in de jardins d'Annevoie aan springfonteinen, cas cades en bronnen ziet we noemen het geheel het waterbuffet wordt via een netwerk van pijpleidingen gevoed door op heuvels liggende waterkanalen. We hebben geen pompinstallatie of wat dan ook nodig, want het hoogteverschil geeft ons auto matisch de gewenste druk voor welk waterfestijn dan ook Aldus de heer Joris Sevenants, de sympathieke en vlot Vlaams sprekende .vader" van de ver buiten België befaamde tuinen van Annevoie. die tussen Namen en Dinant in de buurt van de Maas in de volle zin des woords een oase vormen. et 19 ha metende park trekt X—1 tuinarchitecten uit de hele ■k wereld, want het verdient in vaktechnisch opzicht zonder meer de term „hogeschool". De tuinen van Annevoie, die ner gens een tegenhanger hebben, be schikken immers over meerdere „geheimen", die niet uitsluitend sa menhangen met de werking van het waterbuffet of het feit, dat de aanleg in Franse styl op meerdere plaatsen in gelukkige harmonie ge bracht w erd met de Engelse en ook Italiaanse tuinarchitectuur. Menig bezoeker, moet by zyn eerste schre den ever. nadenken, of het in hem opkomende gevoel van innerlijke bevrijding en rust uitsluitend op re kening geschreven moet worden van de fraaie omgeving en zo ja, wat dit ontastbare „iets", dat dit wonder bewerkstelligt, wel kan zijn. Zo was tenminste onze persoon lijke ervaring en we konden geer. andere verklaring vinden dan het inzicht, dat het tussen 1758 en 1775 door Charles Elexis de Montpellier gestichte park heel dicht bij de vrije natuur aanleunt, terwijl tevens met gevoel voor maat met dc schier onbegrensde water mogelijkheden werd omgesprongen. Er werden om het eens anders te zeggen met bijzondere kun digheid veel charmes van de vrije natuur geleend en wel op een ma nier, die de kunstmatigheid welis waar niet doet vergeten, maar toch op een geheel bijkomstig plan brengt. Variaties op één thema Er zijn stille lanen, intieme hoekjes, bospartijen, heggen en beeldengroepen, maar waar men ook staat en hoe men ook kijkt steeds is er water in het gezichts veld. En dit water past als variaties op één thema —als snelvliedende beek, vijver, bron, springfontein, waterval steeds wonderwel als natuurlijk motief in de parkomlijs ting. Er staat hier ook een oud en verdroomd kasteel, dat zich samen met zware beuken in een vijver met zwanen spiegelt, terwijl sierlijke beeldengroepen rondom (zeemeer minnen en dolfijnen van verguld lood) bepaalde herinneringen aan Versailles wakker roepen. Maar het is treffend voor de be koring van deze tuinschepping, dat niemand vraagt, of du kasteel (dat in 1627 werd gebouwd en reeds se dert twee eeuwen door eenzelfde familie in de achtste generatie wordt bewoond) ook te bezoeken is of het zou moeten re genen. Zoals we reeds tot uitdrukking brachten, kan men Annevoie ook ondergaan als een grote aanschou welijke les in tuinarchitectuur. Op een bepaald punt werkt de lyn- werking van geschoren heggen aan weerszijden van een laan voor het kasteel b.v. zo geraffineerd, dat het optische bedrog van een zeer lange laan en een ver weg liggend be duidend groter schijnend kasteel ontstaat. Dit element van „schone schijn" hebben de oude tuinmeesters hier ook op andere manieren toegepast. Zo scheppen de lindebomen aan weerszijden van het hoog gelegen 350 meter metende grootste voe dingskanaal ter plaatse de sug gestie, dat men een schier eindeloze lommerrijke wandeling langs het water tegemoet kan zien. De schone schijn dit begrip is ook enigszins van toepas sing op een aantal beeld houwwerken, die op zuilen of an derszins tussen het groen en het spel van het water prijken. Bij na dere beschouwing maar dan moet men echt even goed kijken blijken het slechts platte reliëf scheppingen van wit geverfd gego ten ijzer te zijn, die men echter toch ais „knap vakwerk" moet be titelen van de eertijds zo beroemde smeden van Annevoie, die hun hoofdwerkplaats hadden in het nog staande gebouw bij de ingang van het park, waar nog een enorme blaasbalg bij de vroegere vuur plaats hangt. Ondertussen stond de genoemde Montpellier. die een meisje uit het naburige dorp Annevoie huwde (een plaatsje, dat thans 627 inwo ners heeft) een nog „grootser" tuin voor ogen, maar hij heeft dit niet meer mogen beleven, zodat het oor spronkelijke plan na zijn dood on voltooid bleef liggen. Het is daar om geheel verantwoord, dat thans in overeenstemming met de sfeer var. de tuin belangrijke uitbreidin gen uitgevoerd zullen worden. Zo gaat men niet slechts bij de ingang nieuwe hoge waterzuilen uit de grond toveren, doch tevens stukken van naburige weilanden annexeren. Vijf leuren 's Zomers tot eind september zijn de tuinen 's avonds feeëriek in 5 kleuren geillumineerd.' aldus de heer Sevenants, die eraan toevoeg de, dat het enorme bezoek van 92.000 personen jaarlijks dit expe riment wettigde. Overigens ver wachtte men bij de openstelling van Annevoie na de jongste oorlog maar weinig van de publieke belangstel ling. „We zitten immers in een met toeristische attractische overladen streek, want naast de befaamde druipsteengrotten bezitten Namen en Dinant elk een bezienswaardige citadel met kabelbanen en stoeltjes- liften. terwijl ze beide ook een openbaar casino hebben. Dan is er nog het varen met plezierbootjes op de Maas, het waterskieën, het fo rellen vissen enfin, noemt u maar op. Maar deze concurrentie heefo ons weinig kwaad gedaan Ook hier vernielzucht Naast de gidsen veelal werk studenten die het publiek de wonderen van Annevoie la ten zien (en waarbij velen de in een sierlijke boog neervallende wa terstraal van de zgn. liefdesbron met de vlakke hand proberen neer te drukken, want dan mag men volgens de overlevering een liefdes wens doen) is hier dagelijks ook een heel leger tuinlieden in de weer. Deze houden zich vooral bezig met de imposante bloemterrassen, die het grote sluitstuk van de rondlei ding vormen en waar met het voortschrijden der maanden na miljoen tulpen een ware rozenzee en tenslotte een feest van begonia's aan bod komt. Dit is tevens de plaats, waar de gidsen de bezoekers drukkenzorg ook voor een goede gietrand: de plant heeft namelijk veel water nodig. In deze tijd van het jaar kan ze de volle zon heel goed heb ben, doch na half april moet men ze een beetje beschermen; felle zon is niet zo best. Als de plant te hoog opgroeit, kan men terug snoeien; zo ver is men nu echter nog lang niet. De groenbladige vingerplant is veel sterker; die kan men het beste in een onverwarmde, doch wel vorstvrije kamer kwe ken. Eventueel kan ze ook bui ten op een beschutte plaats in de volle grond overwinteren. G. KROMDIJK. (Van onze correspondent te Parijs) Tji LIGENE IONESCO, de 52-jarige dramaturg die in de der- tiger jaren zijn Roemeense geboortegrond verliet om in Parijs een proefschrift over Baudelaire te komen schrijven waar van het evenwel nooit gekomen is), heeft deze maand weer twee nieuwe stukken aan zijn oeuvre toegevoegd. Zijn trouwe mede vechter op de (voormalige) barricaden van de avantgarde Jacques Mauclair, heeft zojuist ..Le roi se meurt" ten doop ge houden (waarin hij ook de hoofdrol speelt), terwijl Jean-Louis Barrault nog druk doende is met de voorbereidingen van de Pie- ton de l'Air (de luchtvoetganger) een stuk dat, net als Rhinoce ros weer veel ruimte moet bieden aan zijn fantasie van vermetel en ingenieus metteur en scène. Men zal in dat werk Barrault. schijnt 't. afwisselend over de planken zien lopen en door het luchtruim zweven. Beide stukken zal men overigens komende maanden ook op de Nederlandse planken te zien krijgen. strooid, is „le rol se meurt" geen vrolijk stuk. In de figuur van Bérenger die in lonesco's mytho logie de personificatie is van de doorsneemens temidden van de pro blemen van tijd en eeuwigheid, confronteert hy zichzelf en zijn publiek met de dood. E^n confron tatie waarby hij, de atheïst, geen woorden van troost of van gena de of van redding kan spreken, want voor hem is de dood het ge nadeloze einde, de absurditeit die haar ontbindende schaduw al lan ge tijd vooruit heeft geworpen, en die van ons allen eens de capitu latie zonder condities en zonder frasen zal eis^n. Open als een boek In tegenstelling met zyn eerste stukken stelt .De roi" geen duis tere vragen meer inzake de even tueel -diepere bedoelingen die de schrijver kan hebben gehad. Als parabool ligt „Le roi" open als een boek. Die winst, althans in de ogen van een publiek dat uit het thea ter vooral een bevatteiyk thema ter verdere meditatie en discussie mee naar huis wil nemen, wordt hier naar myn gevoel en smaak, niettemin wel enigszins aangetast door een teveel aan „literatuur" in J de vorm van clausen en passagesi j waarin Ionesco 't kenneiyk alle maal vooral „mooi" en „lyrisch" wilde zeggen. Het spook van de toneelrheto- riek waartegen h« In zyn vroeg ste stukken nu juist de weldadige stryd had aangebonden, steekt 1 hier nu dus ontegenzeglyk de kop wat al te brutaal op, en men g, kan zich afvragen of Ionesco ook zonder die prijs zich niet met sue-; n ces had kunnen richten tot het „brede publiek" dat hy met zijnZ( twee laatste stukken die in 40 s! landen zyn opgevoerd al zo dui- ki dclijk op 'het oog had. Doch met die reserve, kan zeker worden ge- v, zegd dat Ionesco met „Le roi" een ui werk heeft geschreven dat, afge- d; zien van die aanvechtbare frag- Ul menten, voortdurend en zeer sterkEE getuigt van de tragische beklem-; ming waarvan hyzelf door de angst voor de dood wordt ver vuld. Statisch stak „Le roi se meurt" ...De koning sterft", is daarentegen een statisch stuk dat uiterlyk helemaal geen actie vertoont. Het omvat slechts een bedryf dat echter anderhalf uur duurt en dat speelt in 'n mid deleeuwse troonzaal die niette min door elektrische radiatoren verwarmd wordt en waarin de zes personen van de bezetting on ophoudelijk aan het woord zyn met hun commentaren op het ge beuren dat door de titel wordt aangeduid: het sterven des konings. Rond die vorst Bérenger I <een naam die ook door de hoofdperso nen in Le tueur sans gages en Rhinccercs al gedragen werd) be vinden zich om de troon diens bei de gemalinnen (een jong en lief tallig en de ander oud en sikke neurig), de vunzige lyfwacht, het kamerkatje annex hofdame dat zich graag van (misplaatse) En gelse woorden bedient (breakfast., livingroom voor de troonzaal, etc. en tenslotte de secretaris-minister kamerheer-medicijnman. AI in de eerste passages wordt het gegeven scherp en definitief bepaald, zodat alle verrassingen ln het dramatische verloop bfj voorbaat worden uitgesloten: de Koning heeft nog maar een goed uur te leven. Zelf weigert hy aan- vankelyk echter enig geloof te schenken aan dat vooruitzicht dat hem door de geneesheer, met de bijna geestdriftige ondersteuning van de bejaarde Koningin geopend wordt. Het mocht wat: hy, de machtige monarch die nu al 200 jaren onafgebroken met krachtige hand de scepter zwaait over een rijk waarin de zon niet ondergaat, hjj zou nu ten dode zyn opgeschre ven? Wat Is dan de zin eerst gebo ren te worden? Knagende twijfel Maar aan die fiere zekerheden begint dan by tijd en wyle toch ook wel even de worm der twijfel te knagen. Hij bemerkt dan dat de grenzen van zijn Koninkryk zich vernau wen, dat steeds meer onderdanen hem verlaten als de ratten het zinkende schip dat zyn kroon zijn hoofd zwaarder begint te druk ken, zijn scepter als maar moei- ïyker te hanteren valt. Een secon de later wuift hy die ervaringen en symptomen, als fatalistische drogredenen echter weer lichtzin nig weg: richt zich op in volle lengte op zyn troon, geeft energie ke bevelen aan zijn Hof (die niet temin maar traag worden uitge voerd). En de zon weigert hele maal en ijskoud meer te gaan schijnen op zyn soeverein appèl. Zou 't dan toch..? Zo wordt Ko ning Bérenger heen en weer ge slingerd tussen die beide polen: zyn verknochtheid aan het goede leven en de onvermydelykheid van de naderende dood die hem steeds minder ruimte laat in zijn onster felijkheid te biyven geloven. Een innerlyke worsteling, 'n doodsstijd in de sferen tussen onderbewust- zyn en verstandeiyk besef, waar van de diverse fases naar de on afwendbare ontknoping, zich illu streren in de dialogen met en tus sen zijn omstanders en. met kli nische onaandoenlijkheid, zich pro jecteren in de periodieke gezond heidsbulletins die door de dokter opgesteld worden en vervolgens door de hellebaardier uitgetrom- petterd. De Koning is doof. De koning is blind. De Koning is aftands. De Koning is seniel. En tenslotte: de Koning is dood Niet vrolijk Trots de vele komische noten en anachronistische toespe lingen die Ionesco ook nu weer door zyn dialogen heeft ge- Van Fatsia Japonica komt ook een bonte bladvorm voor: de f bonte vingerplant. een mooie en I sterke kamerplant, waarvan men veel plezier kan hebben. U J moet er rekening mee houden i dat ze niet zo sterk is als de ge- i wone groenbladige soort. Ze moet méér warmte hebben en voor haar is een matig ver- warmd vertrek dus uitstekend. t Nu kan men wel een Jonge plant aanschaffen. De bloemist f heeft vanzelfsprekend voor goe- I de potgrond gezorgd, doch op den duur heeft de plant er niet f voldoende aan en zal men dus moeten byvoeren. Dat kan men J doen doo» haar wekeiyks een BONTE VINGERPLANT weinig te bemesten; voor dit doel kan men gebruik maken van de bekende kamerplanten- mest. Per liter water dient men één theelepeltje kamerplanten- mest op te lossen; met die hoe veelheid kan men wel twintig planten een plezier doen. Later moet men verpotten, want dan heeft de plant een grotere pot nodig. Laat nieuwe potten eerst een kwartier in het water liggen; de potwand kan zich dan goed vol water zuigen. Onder in de pot dient men ook enkele scherven te doen en voorts moet men voor goede bloemistengrond zorgen. De pot grond dient men stevig aan te JACQUES MAUCLAIR in "Le roi se meurt"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1963 | | pagina 12