De uit gezusters Garcia: telgen zangersgeslacht n groot Orchideeën voor de kamer Heeft berouw nut?. Malibran zong zich letterlijk dood BEROEMDE PRIMA DONNA'S Theater voor Pauline iardot m Ism Zaterdag 8 december 1962 Pagina 2 Groter tegenstelling dan tussen de primadonna's Maria Malibran en Pau line Viardot, twee zusters, is nauwelijks denkbaar. Maria was een gepassio neerde, ongeremde vrouiv, Pauline koel en van ver- lijnde cultuur. E familie Bach geldt terecht als het meest typerende voor- ■*-' beeld van een componistengeslacht. De Garcia's vormden een geslacht van zangers zoals de geschiedenis er geen tweede heeft aan te wijzen. De Spanjaard Manuel Garcia de Oude was in zijn tijd een wereldvermaard tenor, de eerste Almaviva in Ros sini s „Barbiere di Siviglia" en componist van een op Rossini's naam nog altijd gezongen inlas in deze opera. Zijn vrouw ge noot als operazangeres een verdiende reputatie. Hun beider zoon Manuel Garcia de Jonge, een baszanger, werd de beroemdste zangleraar van de 19e eeuw. gehuldigd met een ere-doctoraat wegens zijn uitvinding van de keelspiegel. Twee dochters. Maria Felicita en Michelle Pauline, behoren tot de allergrootste prima donna's. En verscheidene kleinkinderen van Garcia Senior hiel den de muzikale naam van de familie nog lange jaren hoog. Over elk lid van deze zeldzaam begaafde familie zou een boek te schrijven zijn met kleurige en ongewone gebeurtenissen op elke bladzijde. Toen de oude Garcia in 1825 een Amerikaanse tournee ondernam, vormde hij met zijn vrouw en kinderen een heel operagezelschap, dat alleen voor een paar bijrollen wat aanvulling behoefde. Op zijn reizen door vier werelddelen beleefde hij de ongelooflijkste avon turen, inclusief een ontmoeting met Mexicaanse rovers die hem en de zijnen letterlijk in hun hemd lieten staan. Sensationele resultaten Hij wac een pater familias in de oude stijl, die ook bij de zangop leiding van zijn op 24 maart 1808 te Parijs geboren dochter Maria de roede niet spaarde. Toen de componist Ferdinand Paër eens langs het huis der Garcia's kwam en ontsteld informeerde, wat de luide jammerklachten betekenden, die door het open raam naar bui ten drongen, deelde men hem mee: „O, dat is niets bijzonders. Manuel Garcia leert zijn dochter trillers zingen!" De drastische opvoeding leidde geenszins tot een verwijdering tus- s°n vader en dochter. En de mu zikale resultaten waren in elk ge val sensationeel genoeg. Als Rosi- na (in de mede door haar vader populair geworden „Barbiere di Si viglia") maakte zij op 17-jarige leeftijd in Londen een opziendba- rend debuut. Haar altstem had zulk een ongekende omvang en bleek tot zoveel vocale schakerin gen in staat, dat zij niet alleen altpartijen zong, maar het publiek ook buiten zichzelf van geestdrift wist te brengen met dramatische sopraanpartijen als Norma, of met voor een lichte coloratuursopraan geschreven partijen als Amina in „La Sonnambula". Bij een uitvoe ring van deze opera in Londen was de anders zo zachtaardige compo nist Bellini nog uitbundiger dan het publiek. Achter de coulissen klapte en stampte hU als een bezetene. „Vi va en „Brava!" roepende tot hij geen stem meer had. En speciaal voor Maria Garcia schreef hij daarna „I Puritani". Jeugdige dood Tijdens de Amerikaanse tournee der Garcia's trouwde Maria met de 27 jaar oudere Franse koopman Franrois-Eugène Mali bran. Was het een onberaden jeugdliefde of wilde de jonge zan geres zich ontworstelen aan haar soms wel heel despotische vader? Hoe dan ook, het huwelijk leed spoedig daarop schipbreuk. De schatrijke bankier" bleek een lichtzinnige avonturier en bank roetier, die in de gevangenis be landde en wiens schulden veel van Maria's hoge honoraria verslonden. In alles wat haar kunst betrof was Maria Malibran zo mogelijk nog hartstochtelijker en ongerem der dan in haar persoonlijke leven. Op het toneel bepaalde zij zich allerminst tot virtuoos zingen. Als in trance-toestand vereenzelvigde zij zich geheel met de personages die zij moest uitbeelden. Passie en vertwijfeling regeerden achter het voetlicht, als Maria Malibran in Rossini's Othello" Desdemona zong, met haar vader tegenover zich in de titelrol. Het is zelfs ge beurd, dat men de zangeres in een krampachtige verstijving van het toneel moest dragen. Als zij eenmaal met zingen was begonnen, wist zij niet van ophou den. Het kwam herhaaldelijk voor, dat zij overdag vijf uien repeteer de 's avonds al haar krachten uit putte in een operavoorstelling en na afloop daarvan nog tot het och tendgloren in de een of andere sa lon voor vrienden en bewonderaars zong. Zij reed graag paard, liet zich ook in haar sport door niets weer houden. Op een kwade dag kwam zy in Parijs te vallen, raakte ver ward in de teugels en werd een heel eind door de verschrkte vier voeter meegesleurd. Een paar uur later zong zij onder luide bijval weer de ene aria na de andere, haar pijn onder een glimlach ver bijtend In Manchester wachtte haar enige dagen later een mu ziekfeest. Zij reisde er heen. Het publiek, razend van geestdrift, vroeg en kreeg toegift op toegift. De dirigent zag. dat zij allengs doodsbleek werd. zich byna niet meer staande kon houden. „In 'h hemels naam. houd op!" riep hij haar toe. In een vreemde extase antwoordde zij: „Ik blijf zingen, al zou het mijn dood zijn!" En zij zong: een da-capo met de meest virtuoze improvisaties en onnavolg bare coloraturen. Het was haar laatste triomf. In de solistenkamer zakte zij in elkaar. Zij stierf, nog pas 28 jaar oud, op 23 september 1836. precies één jaar na Bellini, die haar zozeer had bewonderd. Maria Felicita MalibranGarcia Spaans fanatisme Met echt Spaans fanatisme brandde Maria Malibran zichzelf op in haar zang. Toch stamde zij uit een sterk ge slacht Haar drie jaar oudere broer 3Ianuel Garcia de Jonge, stierf pas in 1906, 101 jaar oud. Haar dertien jaar jongere zuster Taulina werd 89. Uit de pen van Franz Liszt vloeide de verzekering, dat Pauli ne Garcia een der geestigste en aantrekkelijkste vrouwen is ge weest die de 19de eeuw heeft op geleverd. Zij ging geheel op in het mondaine en culturele leven van haar tijd. was het sprankelende middelpunt van musici en letter kundigen, staatslieden en aristocra ten. Papa Garcia gaf ook aan zijn dochtei Pauline een veelzijdige mu zikale opleiding. Maar wonderlijk genoeg liet hij nu al zyn bruut heid varen. Uit Pauline's eigen mond stamt de verzekering, dat zij :n d( zangles maar éénmaal een oorvijg kreeg! In 1837, achttien jaar oud, debuteerde zij te Parijs. Haar zuster Maria Malibran was toen al een jaar dood. Toch wilde het heel wat zeggen, dat Pauline juist als Desdemona in Rossini's ..Othello" snel 'n grote bekendheid verwierf. Desdemona was immers Maria's glansrol geweest. De uit beelding gold bij velen als ideaal en men kon zich nauwelijks groter tegenstelling denken dan tussen die twee vertolkingen: bij Mali- brand alles vaart, vervoering en passie, bij Pauline Garcia lou ter ingetogenheid en eenvoud. Pauline's stern-virtuositeit over. trof nog die van haar zuster. Pau line Garcia zag er niet tegen op, een vioolcompositie te zingen waaraan zelfs vaardige violisten de handen vol hebben: de „Duivels- trillersonate" van Tartini. Maar de vriendschap en de bewondering van Liszt bewijzen, dat zij nog iets meer en beters had te geven dan vocale schittering alleen. Behalve een zangeres met unieke gaven was zij een vomaakte concertpianis te. Zij componeerde tal van zang spelen. opera's en liederen. En in haar laatste levensjaren was zij een der meest gezochte zangpeda gogen van haar tijd. Haar intelligentie moet verbluf fend zijn geweest. Zelfs de moei lijkste operarollen maakte zij zich in een oogwenk eigen. Toen vlak voor een uitvoering van Meyerbeers Robert le Diable" waarin zij zelf als Alice optrad, de sopraan die Isabella moest zingen ziek werd. nam zij die partij 'er eenvoudig bij en zone twee hoofdrollen op één avond Oncci leiding van Hector Berlioz deed zij later Glucks Orpheus her leven Het was wellicht het groot ste succes van haar loopbaan. Meer dan 150-maal zou zij deze rol zingen. Zij schiep er een traditie mee die sindsdien door alle beroem de altzangeressen is voortgezet en die in onze dagen wellicht de groot ste pleitbezorgster vond in Kath leen Ferrier. Toergenjeics liefde In 1841, twintig jaar oud, was Pauline Garcia getrouwd met dc tweemaal zo oude Franse kunsthistoricus Louis Viardot, toen directeur van het Théatre des Ita- liens waar de zangeres optrad. Hoe wel Pauline haar man vier kinde ren schonk, is dit huwelijk waar schijnlijk meer gekenmerkt geweest door vriendschap dan door vurige liefde. In haar verhouding tot het sterke geslacht schijnt Pauline Vi ardot altijd een reserve te hebben bewaard die aan de explosieve aard van haar zuster Maria Malibran volkomen vreemd was. De roddelgrage buitenwereld zocht ijverig naar „verklaringen" voor oe koelheid tussen de Viar- dots. Het ontbreekt dan ook niet ana toespelingen en geruchten. Zo zou de Nederlandse schilder Ary Scheffei de minnaar van Pauline Viardot zijn geweest. Maar er zijn steekhoudende argumenten om deze verhalen te ontzenuwen. Danbaar- der stof leverden haar betrekkingen met de vermaarde Russische schrij ver Iwan Toergenjew. Vijfender tig jaar bleven de zangeres en de schrijver bevriend. En al die tijd duurder, ook de praatjes voort. Vast staat, dat Toergenjew vol komen „weg" was van Pauline Vi- ardot-Garcia. Van het ogenblik dat hij haar leerde kennen, be stond er voor hem geen andere vrouw meer. Hij was schatrijk, be zat in Rusland uitgestrekte land goederen en had bewonderaarsters in overvloed. Heel zijn doen en denken was voortaan echter nog slechts op Pauline gericht. Toen de Viardots zich in Baden-Baden vestigden, wat Toergenjew hun buurman. Later trok hij geheel bij hen in Daar voorkwam hij al haar wensen. Zij wilde opra's en zang spelen componeren en hij schreef voor haar de teksten. Zij wilde een privé-theater om haar opera's op te kunnen voeren en hij liet er op zijr. kosten een voor haar bouwen. Pauline Viardot vertaalde Toer- genjews werken ln het Frans. Op zijn sterfbed dicteerde hij haar zijn laatste vertelling. En zij ver pleegde hem in zijn laatste, wrede ziekte. Wat betekende hij omge keerd voor Pauline? wy weten het niet. ..Liefste vriendin" Er zjjn brieven bewaard geble ven. waarin Toergenjew haar z\jn liefste vriendin noemt. „Liefste, nooit heeft een mensen hart zulke gevoelens gekoesterd als het mijne voor u. Aanbidding is de zwakste naam die ik er voor vinden kan. Ik lig aan uw voeten, kus ze duizendmaal en ben voor eeuwig, eeuwig de uwe!" Dat zijn hevig romantische woorden, waar uit latei vaak radicale gevolgtrek kingen zijn gemaakt. Maar soort gelijke uitlatingen uit de mond of uit de pen van de beminnelijk, maar koele Pauline Viardot zoekt men vergeefs. Waarschijnlijk boei- iijl de haar de geniale romanschrijve meer dan de hartstochtelijke be wonderaar. tO Toergenjew zelf verklaarde o nfl het eind van zijn leven: „Zodra haar zag. behoorde ik haar toe, zo^ als een hond zijn meester toebe hoort. Maar om de waarheid t" zeggen heeft zfj nooit veel aaige dacht voor my gehad". Ook daarin school stellig roman0< tische overdrijving. Dat er voor d vele lasterpraatjes geen werkelijk^ aanleiding was, wordt er echt$k< toch maakt. Toergenjews laatste woorden ojli; zijn sterfbed waren voor PaulinF' Viardot. Hij noemde haar „de ko>r ningin der koninginnen". Dat wai op 3 september 1883. De zangereteg als altyd in haar salons omringt*' door leerlingen, geleerden, kunste^ naars en hoogwaardlgheidsbekle*'iJ ders, overleefde hem meer dan eefn kwart eeuw. Zjj stierf op 18 mé° 1910. te wel aannemelijk door gfprr t i Alsof hel gisteren gebeurde, hoor ik ineens de door een oudere vriend uit mijn jeugdjaren gesproken woor den bij gelegenheid, dat zijn vrouw plotseling door de dood va^ hem werd weggenomen: „Als ik dit had kunnen voorzien, zou ik aan haar wens om deze zomer samen een reis naar Italië te maken, zonder aarzelen hebben voldaan. Zij wilde dat zo graag, maar ik had er eigen lijk geen zin in en zo kwam er niets van. Nu is het$ te laat en berouw overstelpt mij". Deze woorden, in dc loop van vele jaren bijna vergeten en uit gewist werden als door een lang gelenen opgenomen en nu aange zette speelplaat plotseling in mijn geest weer -levend, toen ik mij ver diepte ii. een lang verzuimde le zing van M. de Montaigne's ES- SAIS Zulk een verzuchting van be rouw zult u meer gehoord hebben, maar hebt u er ook wel eens na der bij stilgestaan, zoals De Mon taigne? Berouw. Is berouw van enig nut voor de mens: geeft het soms een keer aan gedane zaken? Iemand, die de essai van De Montagnc „Du repenlir" gelezen heeft weet. dat deze auteur op beide vragen een ontkennend antwoord geeft. Bij allo respect, dat ik voor De Montaigne heb (hij was werkelijk een zeer merkwaardig mens» moet ik hem in deze zaak afvallen. Met Pauline Viardot—Garcia In deze tyd van het jaar is het de moeite waard een orchi- deeënkwekerij te bezoeken; vele soorten staan nu in volle bloei en men kweekt er duizenden planten. Er zijn in diverse plaatsen in ons land van die kwekerijen en met een vriende lijk verzoek kan men veel berei ken. Orchideeën kweekt men over het algemeen in zeer vochtige en warme kassen. Er heerst dus een echte tropische atmosfeer; niet zo prettig voor hen. die er regel matig moeten werken, doch wel voor de planten. Al komen vrijwel alle soorten uit tropische gebieden, er zijn er maar weinig, die de volle zon kunnen verdragen. Dat kunnen de bekende Venusschoentjes ook metdie beschermt men zelfs in deze tijd van het jaar nog tegen de zon. Omdat hiervan enkele soorten' bijzonder geschikt zijn voor kamercultuur moet men ook met die zon rekening hou den. Nu staan ze vrijwel allemaal ln bloei of zitten vol bloem knoppen en het is dus ook de goede tijd om een plant te be stellen. Zij zijn niet goedkoop, doch dat kan ook niet anders; het is ook iets bijzonders. De plant begiet men bij voor keur met lauw regenwater. Te gen leidingwater kan ze ook wel. doch geef het dan niet zo uit de kraan. Men moet er in ieder geval een scheut warm water doorheen doen. Het water moet ln ieder geval lauw-warm zijn. Sproeien is wel goed, doch er mag geen water in de bladholten blijven staan en het moet dus meer overnevelen zijn In de zaadhandel kan men u wel aan een vernevelaar helpen. Bemes ten behoeft men de plant niet te doen Kwaad kan het niet, doch dan moet de oplossing zwakker zijn dan voor andere kamerplanten. Het Venusschoentje kan in de normaal of matig verwarmde kamer gekweekt worden. Geef geen water op de bloemschotel en laat er ook geen water op staan. Er zijn vele soorten, doch vooral Paphiopedilum insigne is heel sterk. Die voldoet vooral in een matig verwarmde kamer. G. KROMDIJK Venusschoentje lei kt zijn conclusie ben ik het helemaajit niet eens. io< Weliswaar kan het berouw aa\al gedane zaken geen keer geven, maa| het kan er zeer vaak toe medeat werken om toekomstige gebeurte, c nissen in het rechte spoor te lei den, waar ze zonder berouw zoudeflls zijn misgelopen. Hieruit ziet u met 2 een, dat het berouw ook zijn nu)g kan hebben door zijn herbarendei kracht. Wat is eigenlijk berouw?id Volgens De Montaigne is het bel rouw de mens onwaardig. Hij zegtni Mair. ce qu'on diet que la repenfe tance suyt de pres le pêché, ntd semble pas regarder le pêché qulfs est en son hault appareil. qui log»w en nous comme en sou propre doi micile; on peult desadvouer et des-vc dire lts vices qui nou- emportenll mais ceul qui, par longue habite tude. sonl enracinez et anchrez eq i une volonté forte et vigoreuse. nte sont par subiects a contradictionie Le repentir n'est gu'ne desdicte dik notre volonté et opposition de noiii fantasies qui nous pourmene 4ik touts sens". In het berouw ziet De Montaigne- niets anders dan „une corruption el ordure", een ziekelijk verschijnsel dat dc mens bijna even schuldig maakt als de zonde of misstap waarover men berouw heeft, dat doet Blijkbaar heeft De Montaigne zul ke mensen op het oog, die na elke misstap tranen met tuiten huilen, zonder inwendig van hun ervaring geleerd te hebben en die telkens bij de minste verzoeking opnieuw in dezelfde fout vervallen. In de volksmond noemt men dit „larie" of „krokodilletranen". Niettemin doet di houding van deze mensen sympathieker aan dan die van hen, die onverschillig of onbewogen aan hun misstappen voorbij gaan of, soms, er zelfs prat op gaan. Men kan het berouw interprete ren ii. algemeen menselijke of in religieuze zin. Ik moet aannemen dat De Montaigne het berouw in die eerste betekenis neemt en dan bedoelt hij ermee een leedwezen over begane fouten, misstappen ol erger er. een verlangen de gevolgen ervan tc herstellen, wat meestal niet mogelijk is. In religieuze zin is het boetedoe ning ei. bekering tot God en een innige spijt over het bedreven kwaaa. Hoe dan ook, in tegenstelling met hetgeen De Montaigne meent, ii het berouw wel degelijk van groot nut vooi de mens, omdat het hem ervoor behoedt hoogmoedig te zijn en groot van zichzelf le denken, ter wijl het aan hem, die dit effect ondergaat, vaak een sterke morele steun biedt. Bovendien is het een krachtig middel tot zelfkennis, om dat het de mens een dieper Inzicht geeft in de oneindige afgrond van zjjn eigen wezen. Het is wel duidelijk, dat het an ders toch zo scherpe oog van De Montaigne, deze eerste Europese es sayist. dit probleem van het berouw] noch van uit het boven uiteengezet. 1 te, noch van uit een bijbels stand punt bekeken heeft. Hij heeft niet onderkend, dat het ware berouw boetvaardigheid is en toekeer tol God Het is de eerste eis van d( christelijke prediking, door Chris tus zeli ingeleid met de uitroep Bekeert u. want het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen". Ook heeft hij niet gezien, dal het berouw onlosmakelijk samen hangt met de onvolmaaktheid vai de menselijke natuur, zodat het be rouw ieder normaal mens van na ture eigen is. Het deed my goed ergens in dil hoofdstuk over deze zaak by De Montaigne te lezen: „Je me re- pens rarement", waaruit ik mag af leiden, dat hy het berouw toch niel helemaal verloochent. Het echte berouw kan een droef heid worden naar God, waarvan de apostel in 2 Cor. zegt, dat het een! onberouwelijke bekering tot zalig-; heid werkt. Zie ook, hoe het be-| rouw de apostel Petrus, na zynj verloochening van Christus, naar! buiten drijft, bitter wenende. Neen, berouw is voorzeker geen ydele zaak] vooral niet wanneer het ons tot God leidt. W. E. Blom. lt. slav. Dn D.i. Maar als men zegt, dat hel berouw na de zonde komt, dat schijnt dit niet in te slaan op di zonde in haar volle ornaat, die ii ons haar intrek heeft als in haai eigen huis; men kan de ondeugdei die ons meeslepen, verloochenen of er zich van af maken, maar dezul ke, die uit oude gewoonte in een sterke en krachtige wil zyn inge worteld en verankerd, zyn voor geen tegenspraak vatbaar. Het berouw is niets anders als een verlochening van onze wil en een oppositie van onze luimen, die ons in alle rich tingen voert.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1962 | | pagina 16