voor de tuin i HUIZEN MET VERDIEPINGEN Irissen EEN MUSEUM VOOR MODERNE KUNST IN HET OUDE WENEN bouwden geleden spelonk Indianen 700 jaar in grote EINDELIJK ...NA 63 JAAR Men kan er nu trots op zijn! Zaterdag 6 oktober 1962 Pagina 2 aarde vast te plakken. Indien nodig hebben de archeologen er geen be zwaar tegen thans cement te ge bruiken om muren te verstevigen, maar zij hoeden er zich voor fan tasie-bouwsels op te richten met het puin dat zij vinden Gelukkig maar! En als er cement is ge bruikt voor de stabilisatie, dan wordt dat ook weer zorgvuldig on der aarde weggewerkt. Flatgebouw Die grote ruine-nederzetting, die wy hier bezochten, wordt het „Mug House" genoemd. Waarschijnlijk omdat men hier zoveel „mugs" (be kers) heeft gevonden. Dit Mug House vertoont kunstig bouwwerk: met stenen en houtwerk (ter con structie van plafonds) heeft men hier een miniatuur-dorp (of moet men zeggen: een flatgebouw?) op gericht op de glooiende bodem van de spelonk en onder de overkapping van de halve koepel. Dit flatgebouw telt verscheidene verdiepingen en het was fascinerend langs ladders omhoog te klimmen en die ka mertjes van binnen te bekijken. De Indianen die hier woonden zaten als een soort zwaluwen in hun nest. Hoog boven hen de rand van de Mesa en naar beneden de steile helling van de canyon. Wat is de reden van die eigen aardige wooncultuur? Achter deze zin mag men wel een heel stel vraagtekens plaatsen. Voordat de indianen hun „flatgebouwen" in de spelonken optrokken, woonden zij bovenop de Mesa. Eerst in primi tieve put-huizen, later in pueblo woningen, die van steeds groter bouwkunst blijk gaven. Tussen 1200 en 1300 woonde men zowel boven op de Mesa als in de spelonken. En dan nog een zin met een groot vraagteken: waarom zyn de India nen omstreeks 1300 uit dit gebied weggetrokken, om er nooit weer te rug te keren? Specialisten Deze en meer vraagtekens, pro beert men thans weg te werken. Of men erin slagen zal. is nog niet te voorzien. Waarschijnlijk zal men op zijn minst diverse hypothesen overhouden. Maar de raadsels wor den thans geattaqueerd met de meest moderne hulpmiddelen. De archeologen worden namelijk bijge staan door diverse specialisten, die vroeger niet bij een dergelijk on derzoek werden betrokken: boom- kunaigen kunnen vaststellen in de moderne kunst en nam het op dit gebied veeleer een afwijzen de houding aan. Het is echter wel zeker, dat hierin verandering zal komen. Omdat het nieuwe museum telkens tentoonstellingen zal or ganiseren, waarvoor nu reeds grote belangstelling blijkt te bestaan. Al is het publiek kritisch, toch wordt het gewoonlijk ook in Oostenrijk onderschat. Dit bewijst reeds deze eerste tentoonstelling die over be zoekers niet heeft te klagen en waar vooral de prachtige, maar du re catalogus door de meesten wordt gekocht. „Grote meesters'" By de bezichtiging van deze eer ste collectie die voor een derde uit eigen bezit en voor twee derde uit bruikleen bestaat krygt de bezoeker een overzicht van de verschillende kunstinrich tingen vanaf 1900 tot nu toe. HU wordt er geconfronteerd niet alleen met de werken van de „grote" meesters zoals Picasso, Brazque, De moderne ,klauiven-mens" van Germaine Richier, Frankrijk 1962. ..Zij gaf aan de bomen, de dieren, de elementen en de mensen de gestalte van monsters". (Jean Cassou 1960). iris langs de waterkant kunnen staan en zet men ze zelfs met dp voet in het water, doch dat is niet goed. Ze verlangen een drogere grondsoort en ook een voedzame grond en men zal dus voor voldoende mest moeten zorgen. Oude mest is heel nuttig, doch verse mest mag men ér in geen geval voor gebruiken. In dien de grond voldoende humus- rijk is, kan men er ook met suc ces de bekende korrelmestsoor- ten voor gebruiken. Dan heeft men per vierk. meter ongeveer dertig gram nodig. Men kan ze vroeg in het voorjaar nog wel een lichte overbemesting geven Men vindt vooral vele mooie soorten bij de Iris germanica; ze bloeien in vele kleuren en doen dat erg weelderig. Bol-irissen zijn ook heel mooi en die kunnen nu ook gepoot f worden. Ze verlangen een zonnig f plekje en een voedzame grond- a soort en men moet dus voor vol- doende mest zorgen. Ze zijn in tegenstelling tot de vasteplant- J irissen niet volkomen winter- f hard en het is dus nuttig te t onthouden waar ze staan. Te- gen de tijd dat men strenge vorst verwacht, kunnen ze dan i met een laagje sparregroen wor- den afgedekt. Nog beter is het eerst een laagje molm aan te f brengen en dan kan men daar f overheen de groene sparretak- ken leggen. De molm kan dan ook niet wegwaaien, want droge j molm waait nogal eens van zyn i plaats. i G. KROMDIJK Voldoet oon eisen Het complex bevindt zich in de onmiddellijke omgeving van het nieuwe zuider-station en ligt midden in het mooie groen van de Zwitserse tuin, waar een aantal moderne beelden, sculpturen en plastieken in de openlucht al da delijk de aandacht trekt. Het mu seum zelf bestaat op grond van de oorspronkelijke Brusselse construc tie uit twee gedeelten. De vroegere open onderbouw, die op betonnen palen rustte, werd door grote ra men afgesloten en vormt een goed verlicht geheel. Deze ruimte, even als die op de eerste verdieping beantwoordt volkomen aan de eisen van een modern museum, vooral omdat verplaatsbare schotten voor de nodige aanpassingsmogelijkhe den zorgen. Voor Oostenrijk is de opening van dit museum een no viteit en zelfs een sensatie, omdat bU deze gelegenheid voor de eer ste keer een goed overzicht kon worden gegeven van de moderne kunst van 1900 af tot nu toe. Wanneer men een zekere artis tieke en intellectuele elite uitscha kelt, was het doorsnee-publiek in Oostenrijk nauwelijks vertrouwd met Irissen zUn ideale tuinplan - •.en. doch ook als snijbloemen /oldoen ze prima. Men kan ze in vele soorten en rassen bestellen n vele tinten. Erg mooi zyn de /asteplant-irissenze blijven 'aren en u behoeft er niet veel tan te doen. Misschien dat de jollen op den duur een beetje e veel ruimte in beslag nemen, ioch dan kan men ze opnemen »n in stukken scheuren en de deinere pollen opnieuw in de {rond zetten. Vrijwel alle vaste- jlant-irissen zUn winterhard. Het is dus niet nodig ze tegen le komende vorst te bescher- nen: kwaad kan het echter ook niet. Irissen en vooral de vaste- plantsoorten verdragen geen natte grondsoorten. Soms meent men dat ze als de echte sloot- welk jaar het hout gekapt is. dat \oor de bouw werd gebruikt. De ringen in het hout leveren het jaar tal en geven bovendien aan, of dat een periode van droogte was of van vochtigheid. Stuifmeel blijft onge looflijk lang bewaard en daar kun nen expeito uit opmaken welke planten hier vroeger hebben ge groeid en wat men heeft gegeten. Het huisdier van deze Indianen was de kalkoen. Men heeft zowel de uitwerpselen van de mensen uit die tyd als van de kalkoenen on- oerzocht Een der voorlopige con clusies van dat onderzoek is heel interessant. Men heeft eerst de menselijke uitwerpselen aan een onderzoek onderworpen. Die uit oudere perioden bleken meer mag nesium te bevatten dan die van omstreeks 1300. Maar bij de kal koenen bleek het omgekeerde het geval: vroeger minder, later meer magnesium. De conclusie waartoe men geneigd is, is deze: de kal koenen profiteerden van de toene ming van gewassen en insecten in die laatste periode, maar de mensen hielden vast aan hun ge woonte om mais en bonen te eten en die werden kennelijk schaarser in de Jaren kort voor 1300. Het klimaat zou nameiyk, volgens de onderzoeker Bruno Sabels, tegen 1300 natter en kouder geworden zijn. Het seizoen waarin men kon planten en oogsten werd op de duur gevaarlijk kort en dat zou verkla ren waarom men omstreeks 1300 cit gebied heeft verlaten. In ieder geval een interessante veronderstelling. Tot dusverre nam men meestal aan, dat de droogte de Indianen verdreven had. Maar nogmaals: men is pas aan voorlo pige conclusies toe. Men benadert de vragen van verschillende kan ten. gewapend met microscopen, ja zelfs met elektronische rekenmachi nes. Pas omstreeks 1964 hoopt men een theorie te kunnen opstellen, die door onderzoekingen op velerlei ter rein wordt geschraagd. (Van onze correspondent in Washington) In het uiterste zuidwesten van de Amerikaanse staat Colorado ligt het nationale reservaat Mesa Verde, beroemd om zijn ruïnes van Indianen-woonplaatsen. Het gebied heeft zich ontwik keld tot een belangrijke attractie voor toeristen. Van 1922 tot 1958 is er echter geen wetenschappelijk werk van betekenis ver richt. Omstreeks 1958 is men, gesteund door federale fondsen, weer aan het graven gegaan en de National Geographic Society heeft geld beschikbaar gesteld om het zuiver archeologische werk aan te vullen met studies van andere deskundigen. Waarschijnlijk nooit tevoren heeft men in de Verenigde Staten zulk een breed opgezette actie ondernomen om allerlei geheimen van de oude Indiaanse nederzettingen te ontsluieren. Daar gingen we dan, in een soort reuzen-jeep: Alden C. Hayes, een van de archeologen van de nationa le parken, had er zUn vrije zondag aan opgeofferd om ons de opgra vingen te laten zien, die nog tot 1964 of 1965 voor het publiek ver borgen worden gehouden. De oersterke auto verliet al gauw de nette asfaltweg van het park om zich ronkend en schokkend te wagen op een pad, dat die naam minder en minder verdiende naar mate wy verder en hoger kwamen. Wij waren op weg naar de Wethe- rill Mesa, een hoog plateau in een algelegen hoek van het reservaat. De primitieve weg, die wy volg den ongeveer een uur lang wordt alleen gebruikt door de on derzoekers en opgravers, die gedu rende de zomermaanden in dit ge bied aan het werk zijn. In de win ter ligt de hele zaak onder de sneeuw. Dan kan men alleen door werken in het laboratorium, in het geciviliseerde deel van het reser vaat. Maar ook de Wetherill Me sa is eens heel geciviliseerd geweest, althans naar de maatstaven van de Indianen, die hier tussen 500 en 1300 woonden. Het plateau is ge noemd naar de eerste blanken, die hier ruïnes hebben ontdekt: de ge broeders Wetherill, die in 1888 im posante ruïnes aantroffen overwelfd door ondiepe grótten. Buitenkans Het was een buitenkans voor de Zweedse wereldreiziger baron Gus- tav Nordenskjold, dat de Wetherills hem in 1891 in dat pas ontdekte gebied brachten. Nordenskjold was een amateur-archeoloog, die hier zijn hart kon ophalen: met 600 op gegraven potjes en schaaltjes ver- Hef Mug House tijdens het graafwerk en de stabilisatie. liet hy Amerika en men kan zyn collectie thans gaan bekijken in het nationale museum in Helsinki. Toen Mesa Verde in 1906 „natio naal park" werd, was het uit met hel graven door amateurs en sja cheraars in antiek. Tot 1922 werd het centrale deel van het park ge ëxplodeerd en dit deel is thans tot een soort archeologisch openlucht museum voor het publiek gemaakt. Elk jaar komen er meer bezoekers. Men organiseert zulk een beziens waardig gebied heel goed in Ame rika. Maar ja, er gaat toch veel van de charme verloren, wanneer men met een groep van honderd naar ruines onder een overhangen de rots wordt geleid en het spreekt vanzelf, dat men zulke grote groe pen niet toelaat binnen de tameiyk fragiele huis-ruines. lJroog en warm Daarom was het zulk een voor recht om met Alden Hayes ver weg te trekken van het toeristen-gewoel en ruines binnen te gaan, die eeuwenlang verlaten waren en in vergetelheid. Het is er heerhjk, in die uithoek van het reservaat: droog en warm, zoals de zomers zijn in dat deel van Colorado. In de lagere delen moet men beslist spre ken van een woestyn-klimaat. Maar hier bovenop de Mesa, groeien knoestige, kleine pynbomen en veel jeneverbesstruiken Die pijnbomen maken de atmosfeer heel geurig, in die zonnehitte. Maar water moet rnen op zulk een tocht beslist meenemen. Het is hier in de zomer kurkdroog en men vraagt zich af. hoe die Indianen het hier vroeger hebben uitgehou den. Die vragen omtrent de bestaans mogelijkheden van de Indianen, die in deze streek gewoond hebben, be heersen eigenlijk het wetenschap pelijk onderzoek, dat hier aan de gang is. Schrift kenden deze In dianen niet. Men moet de feiten omtrent hun bestaan daarom op eer andere manier „lezen". Hayes, onze deskundige gids, bieek bijzonder enthousiast over het werk dat hier werd verricht. En hy toonde zich een uitstekend begelei der. die er plezier in had zyn be zoekers te verrassen. Hij bracht ons aan de rand van de Mesa. Wij ke ken neer in de canyon, het wyde, aroge dal. Volmaakte rust heerste hier en de natuur leek volkomen ongerept. Dorp in grot „Laten we een eindje naar bene den gaan", zei Hayes. Vlak onder ons bleek een eenvoudige, houten trap te zijn, die eerst onzichtbaar was geweest. Wfl daalden die af en toen kwamen we bij een tweede trap. Daarna nog even om een paar rotsblokken heen en daar stonden wU onverwachts voor een grote, ondiepe spelonk. Prachtig was die grote, overhangende, halve koepel en onder dit natuurlijke af dak hadden mensen zevenhon derd jaar geleden kamertjes ge bouwd, die voor een groot deel nog aliüd intact waren: een miniatuur dorp onder een reuzen-afdak. De archeologen, die hier werken, gaan er prat op. dat zij zulk een nederzetting niet „reconstrueren", maar „stabiliseren". Het verschil is subtiel. De Indianen hebben hun muren opgericht door stenen die tevoren wat bijgewerkt waren op elkaar te stapelen en vaak met Het Mug House voor de uitgraving. ka. Klimt of Schiele, maar ook de tweede generatie uit de dertiger ja ren o.a. een Guterslöh wiens por tret van zijn dochter zoveel over eenkomst vertoont met Charley Toorop. Alleen dit voorbeeld laat zien hoezeer ook de moderne kunst in conceptie en vormgeving een ge- ïyke structuur vertoont. Dit geldt nog meer voor de he dendaagse Oostenrijkse kunstenaars na 1945 wier namen en werken men ook in het buitenland zo lang zamerhand dient te kennen: een Lehmden, Leinfeilner, Hundertwas- ser, Mikl, Ernst Fuchs, flutter en vooral de beeldhouwer Wotruba. Dit werk werd reeds door het andere buitenland ontdekt, want Wotruba krijgt opdrachten aan de lopende band uit de V.S., Lehmden en Hun dertwasser sleepte prijzen weg in Venetië en Mikl werd uitgenodigd om de gebrandschilderde ramen voor de kathedraal van Hirosjima te ontwerpen. Uit dit en ander werk blijkt dat Oostenrijk niet al leen meekomt, maar dat het op in ternationaal niveau staat. Nieuwe geest Zelfs de ongeschoolde bezoeker kan aan de hand van deze on- overeenkomende structuren en tendenzen in de verschillende wer ken geleidelyk ontdekken. Hoe meer hij dit zelf leert zien, des te meer gaat hem over deze kunst een licht op en ziet hij daarin niet alleen de weerslag van zijn eigen verwar de en gespleten tijd, maar ook po gingen om tot een nieuw samen hangend wereldbeeld te komen. Hy leert geleidelyk begrijpen dat mo derne kunst niet in de traditionele betekenis „mooi" kan of wil zyn, doch wel zinvol, als uitdrukking van het huidige levensbesef. Oostenrijk is In de geschiedenis van de kunst door zyn aardrRks- kundige ligging altyd een beetje achterop gebleven, maar telkens heeft het die achterstand toch weer ingehaald. Dit geldt ook voor de moderne kunst. Na 63 jaar bezit dit land nu eindelyk een museum voor moderne kunst, maar het kan ermee voor de dag komen: niet al leen met het gebouw zejr, maar ook met de kunstwerken die getuigenis afleggen van de nieuwe geest die ook over dit alpenvolk vaardig is geworden! t Niet van Charley Toorop. maar van de Oostenrijker Guterslöh ('34). Oostenrijk aan de wereldtentoonstelling zou deelnemen, liet men een Doch ook dit resultaat zou waarschijnlijk nooit z\jn bereikt zonder de Expo van Brussel. Toen namelijk het plan werd overwogen dat ook paviljoen ontwerpen dat zowel in Brussel als ook later als museum kon worden gebruikt. Het Brusselse geraamte kon inderdaad worden overgenomen en na de nodige veranderingen ia het nu niet alleen een museion voor moderne kunst geworden, maar ook een staal van moder ne architectuur. (Van onze Weense correspondent) OOK in Oostenrijk zijn er particuliere kunst-galerijen waar men moderne werken tentoonstelt, maar tot nu toe bestond er in Wenen geen goed opgezet museum voor moderne kunst, in het leven geroepen en in stand gehouden door Rijk of ge meente. Vooral na de oorlog kon men herhaaldelijk afgunstige verslagen in de Oostenrijkse pers lezen over het Stedelijk Museum van Amsterdam en het Gemeente-museum in Den Haag. het Kröller-Müllermuseum, en zoveel andere particuliere en openbare collecties van moderne kunst in ons land. Wel heeft men in Oostenrijk jarenlang de behoefte gevoeld aan een groot modern museum, maar het heeft 63 jaar moeten duren voor het zover is gekomen. Gauguin, Cézanne, maar hij ziet ook hoe het werk van deze kun stenaars een ontwikkeling onder gaat die in vrywel alle landen een sterke overeenkomst vertoont. Deze overeenkomst springt dade- lyk in het oog, wanneer men het werk van een Klee, Rouault, de nieuwste Italianen en Ameri kanen ziet en vooral wordt het daarby duidelyk welke rol ook Ne derlandse en Belgische kunstenaars hebben gespeeld, zoals Vlammck, Permeke, Masereel. Mondriaan en de „Styl-groep", Nieuwenhuis, Van Doesburg, Appel, Couzyn, Wagema- ker enz. Maar ook de buitenlander kan hier ontdekkingen doen, om dat hy moderne Oostenrykse schil ders leert kennen, niet alleen de eerste generatie van een Kokosch-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1962 | | pagina 16