Ware revolutie speelt niet met
hongerige magen, maar vult ze
ZOEKLICHT
Hervormers moeten
zichzelf hervormen
ALLEEN DE WIND WEET
CELSO FURTADO OF FIDEL CASTRO
Reputatie
Uitdaging
Planning
(LEIDSCH DAGBLAD
EEN
OP DE BOEKENMARKT
WOORD VAN BEZINNING
WETEN EN NIET-WETEN
Zaterdag 1 september 1962
Pagina 1
(Van onze reisredacteur, W. L. Brugsma) XII
Het Latijns-Amerikaanse halfcontinent ontwaakt en staat voor
het ontzaglijk alternatief: revolutie of hervormingen. Het heeft
na zijn bevrijding van het Spaans-Portugese kolonialisme een
lange periode gekend van semi-feodalisme. De revolutionaire
uitweg kan niet langer gezien worden in de gangbare termen
van de „Zuidamerikaanse opstanden", de onduidelijke putches
fn de bananenrepublieken. Want die ,,pronunciamentos" waren
geen opstanden, maar machtsgrepen van de clans der heersende
klassen, strijd om de vraag wie er nu aan de beurt was om zijn
zakken vol te stoppen. Aan die karikaturale toestand heeft de
Cubaanse revolutie een einde gemaakt, Castro heeft Latijns-
Amerika aangehaakt bij een herkenbare, wereldwijde werkelijk
heid.
Daarmee is 7iet alternatief dui
delijk geworden: de macht der
heersende klasse, de semi-dicta-
tuur der semi-feodale oligarchie
loopt op zijn laatste benen. Zal zij
.worden vervangen door de dicta
tuur van een andere klasse, die
der onder-geprivïligeerden? In
Latijns-Amerika zijn dat doorgaans
de achterlijke, ongeletterde boe
renmassa's. Die zouden geleid
worden door links-revolutionaire
„caudillo's", oude en neo-commu-
nistische partijen, die de revolutie
primair stellen en de ontwikkelde
maar contra-revolutionaire klassen
onderdrukken of, zocds in Cuba,
uitstoten.
Of kunnen de heersende klas
sen worden hervormd, kan de ana
chronistische, verstarde, meestal op
grootgrondbezit gebaseerde maat
schappelijke structuur worden „ge
opend" en gemoderniseerd door
economische ontwikkeling en in
dustrialisatie?. Kunnen de funda
mentele klassetegenstellingen die in
Latijns-Amerika nog allerwegen be
slaan zo worden verzacht, dat zij
door compromissen kunnen worden
overbrugd? Want dat is de essen
tiële voorwaarde voor een parle
mentaire democratie.
In termen van wenselijkheid
gezien valt over het antwoord niet
te twisten. Men hoeft het huma
nisme van de Cubaanse revolutie
niet in twijfel te trekken, de onder -
Dit is het gezicht van Latijns-
Amerika dat een revolutie no
dig heeft, die der technici, eco
nomen, agronomen en inge
nieurs, die niet spelen met de
magen van hongerigen, maar
ze vullen.
drukten en vernederden hebben het
recht op te staan. Maar zij betalen
een verschrikkelijke prijs aan de
tot principe verheven klassevijand
schap, een geestelijk verlies aan
rechten en vrijheid die mogelijk
zouden zijn geweest, een materieel
verlies aan potentiel, de bekwaam
heid der niet- of contra-revolutio
naire bourgeoisie.
Zeker is het humanisme dei-
evolutionaire hervorming superieur.
Dat haar weg langer is. wordt ge
compenseerd door het feit dat zij
niets weggooit, dat zij op verzoe
ning berust en groter ontwikkelings
mogelijkheden aan mens en maat
schappij laat.
De Latijns-Amerikaanse keuze
zal natuurlijk niet, of niet alleen,
door wenselijkheden worden bepaald
Het Westen, in de eerste plaats de
Verenigde Staten, moet het Latijns-
Amerika mogelijk helpen maken
voor een versnelde evolutie te kie
zen. En niet alleen uit humanisti-
scne overwegingen, maar ook uit
zucht tot lijfsbehoud. Want La-
tijnsamerikaanse landen die voor
revolutie kiezen, moeten gelijk Cuba
onverbiddellijk steun en bescher
ming zoeken bij het communis
tische blok.
Kennedy heeft het fundamentele
alternatief duidelijk begrepen en
er de „Alliantie voor de vooruit
gang" op gebaseerd. Wij hebben
geen communistisch diplomaat ge-
59
Alleen de wind weei noe een
zaam wij zijn" zong Freddy
Quinn in de film „Nur der
Wind"1.
Die wind deed onze ballonvaarster
Nini Boesman in haar ballon de
„Utrecht" drijven, toen zij deelnam
aan de eerste internationale ballon-
week over de Alpen.
Ze steeg op te Mün-en en landde
veilig aan de andere zijde van de
bergketen in de vallei van Gorduno
ten n.w. van Bellinzona in het kan
ton Tessin.
De „Utrecht" (links) bevond zich
op het moment, dat deze opname ge
maakt werd boven het „Jungfrau-
joch" (het weestation) en zweefde
langs de mordwand van de Eiger.
Ieder bewust levend mens weet voor
zichzelf hoe eenzaam hij is. En
Sartre heeft gezegd: „In de een
zaamheid van de mens ligt het ge
heim van zijn grootheid".
Die eenzaamheid heeft ook Nini
Boesman tot een gdootse triomf
als eerste vrouw over de Alpen
aangedreven.
Die dodelijke eenzaamheid is wel
haast tastbaar voelbaar hoog in de
Alpen, voor zover zij tegenwoordig
nog onbetreden terrein zijn.
Velen van ons herinneren zich de
tijd, toen het daar, temidden der
grillige rotsen, leeg was en het slechts
enkele der allermoedigsten, na uren
lang zwoegen, lukte de hoogste berg
top te bereiken om er zich een ogen
blik „heer en meester" le voelen.
Nu is dat anders: bergbaantjes
brengen de massa naar punten, waar
vroeger slechts de pioniers van de
alpensport zich lieten gelden,
wier ijzingwekkende prestaties de
grootste bewondering opriepen van
achterblijvers in het „laagland".
rk weet nog goed hoe eenzaam het
op grote hoogte kon zijn.
Tijdens gevaarlijke bergtochten
mag niet gesproken worden, wat die
eenzaamheid nog indringender
maakt.
De gids zal 't U wel afleren één
overbodige opmerking te maken, alle
concentratie dient gericht op het
bereiken van het gestelde doel.
sproken die het niet een briljant
plan noemde. Alleen twijfelden zjj
aan de uitvoerbaarheid ervan. En
niet zonder reden.
De „Allianza" die maatschappe
lijke hervormingen in Latijns-
Amerika als uitgaanspunt neemt,
zal op gigantische moeilijkheden
stuiten. In de eerste plaats op de
weerstand der heersende klassen
die zich niet in eigen vlees willen
snijden. Maar het zal niet bij her
vormingen in Latijns-Amerika al
léén kunnen blijven, de Westelijke
hervormers zullen ook zichzelf moe
ten hervormen. De Verenigde Sta
ten zullen zich in Latijns-Amerika
moeten bevrijden van de reputatie
die zij zich met hun economisch
imperialisme hebben verworven, na
melijk dat zij als economisch ster
kere een aantal economisch zwak
kere landen in een worggreep
hadden genomen, dat zij als
brave democraten dictators en reac
tionaire oligarchiën hebben ge
steund, omdat zulks de gemakke
lijkste manier van zaken doen was.
Die reputatie was lang niet altijd
verdiend Latijns-Amerika is een
gevarieerder continent dan men
denkt maar zij heeft zich wel
algemeen verbreid.
Het zal noodzakelijk zijn, dat het
Westen de onderontwikkelde lan
den niet langer alleen als afzetge
bieden en grondstoffen]everanciers
ziet. Het heeft geen zin een land
als Columbië dat van koffie-export
leeft, economische steun te verle
nen en tegelijkertijd toe te laten,
dat de koffieprijs op de Amerikaan
se markt zo ver keldert, dat Colum
bië daardoor meer verliest dan het
aan steun krijgt.
En dat kan West-Europa zich
ook aantrekken: wanneer de Euro-
markt eigen en Afrikaanse produk-
ten beschermt met zulke hoge ta
riefmuren. dat Latijnsamerikaanse
landen buitengesloten worden, dan
smoort men het welslagen van de
„Allianza" in de kiem. En dat wel
slagen is evenzeer een Europees als
een Amerikaans belang.
De dringende realiteit van de La
tijnsamerikaanse pre-revolutie de
monstreert de noodzakelijkheid van
wat Kennedy de „grand design"
van de Amerikaanse en Westelijke
politiek noemt. Het heeft geen
zin dat West-Europa teniet doet
wat Amerika bouwt, zo min het
zin heeft dat Amerika's „business"
ondermijnt wat Amerika's regering
creéert. Het ondergeschikt maken
van groepsbelangen aan Ameri-W
kaanse. aan de belangen van de
Vv'estelijke wereld, wordt een ab
solute voorwaarde om te voldoen
aan de uitdaging die de huidige
situatie aan het Westen stelt.
Die uitdaging is alleen in La
tijns-Amerika al gigantisch. De
„Allianza" zal fouten moeten ma
ken, geld verspillen, verliezen lij
den om al was het maar ten
dele te slagen. Men kan geen
oorlog voeren zonder soldaten en
veldslagen te verliezen. Het is de
onvermijdelijke prijs voor de late
start, de altijd angstig trage be
wustwording van een noodzaak
door 'n democratie. De economische
ontwikkeling van 'n zo onafzienbaar
achtergebleven gebied vergt zoveel
tijd, dat er ook extra-geld zal moe
ten worden gespendeerd aan niet-
produktieve sociale projecten om de
revolutionaire spanningen onder
controle te houden, om de massa's
althans hoop te geven.
Wat die hoop vermag, toont het
voorbeeld van Venezuela's Romulo
Bétancourt. Hij heeft pro-Cas-
tro opstanden tot nu toe weten te
bedwingen door de steun van de
Venezolaanse boeren. Die kreeg hij
omdat zijn landhervorming aan
40.000 boeren eigen grond heeft
gegeven. Dat is het tastbaar bewijs
waarop de hoop der anderen zich
grondt.
Overschatting van de kansen van
de „Allianza" kan haar evenveel
kwaad doen als defaitisme. Er zijn
landen die zelfs niet ever experts
beschikken om ontwikkelingsplan
nen op te stellen. Daar geldt de
noodzakelijke „planning" eerst de
„planning" zelf. Het is niet uitge
sloten dat de revolutionaire span
ningen in sommige landen niet on-
En dit is de revolutie der
amateurs, de advocaten als
Castro en Juliao, de emotionele
genoegdoening, de klasse
vijandschap en de verschrikke
lijke prijs: het verlies van rech
ten en vrijheden die mogelijk
zouden zijn geweest.
der controle kunnen worden gehou
den, dat er méér Castro's zullen
komen, dat Kennedy's regering dan
de druk tot gewapende interventie
niet zal kunnen weerstaan, het
geen Amerika's reputatie in de zui
delijke helft van het continent
verder zou beschadigen.
Het is zeker dat in een aantal
landen preventieve, contra-revolu
tionaire staatsgrepen zullen wor
den gedaan, zoals in Argentinië
waar het leger de revolutie-per
stembus teniet deed (en het pero-
nisme-zonder-Perpn staat dichter
bij het Castrisme dan menigeen
meent). Die zullen het anachro
nisme slechts verder verstarren en
de revolutie naderbij brengen.
De hoop voor de „Allianza" kan
slechts de mogelijkheid gelden, dat
in een aantal landen, Brazilië voor
op. de hervormers het pleit zullen
winnen, dat er een kern kan wor
den gevormd, die bewast dat er een
betere uitweg is dan de dictatuur
van de heersende of de onderdruk
te klasse. Want de revolutie die de
hongerige massa's van Latijns-Ame
rika nodig hebben, is niet die van
de amateurs, de advocaten zoals
Castro en Juliao, die slechts emo
tionele of intellectuele genoegdoe
ning verschaft. De daadwerkelijke
revolutie is die van de moderne
technici als Celso Furtado, de eco
nomen, ingenieurs en agronomen,
die niet spelen met de magen van
hongerigen, maar ze vullen.
■IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIII
„J. Slauerhoff. Bloemlezing, uit
zijn gedichten"e samengesteld
door Pierre H. Dubois. Nijgh
en Van Ditmar. Nimmer dra-
lendreeks. 's-Gravenhage.
Bloemlezingen vormen gemeen
lijk moeilijke zaken om een oordeel
over uit te spreken door iemand
die goed bekend is met de schrij
ver uit wiens werk de keuze is ge
maakt. Dat is niet verwonderlijk.
Ieder toch heeft zijn eigen voor
keur en zijn eigen gehechtheden.
Dit is des te sterker het geval als
het gaat om een dichter als J.
Slauerhoff (1898-1936) die. zoals de
bloemlezer Pierre Dubois in zijn
inleiding terecht opmerkt, zozeer
een beroep doet op de lezer met
zijn verzen, die zijn als „persoon
lijke levensberichten". De keuze
echter die Dubois gemaakt heeft
in deze grote bloemlezing, kan ik
persoonlijk meesterlijk noemen.
Ik zeg dit niet alleen, omdat de
verzen die hierin staan poëtisch
de gaafste zijn uit de overvloed
van deze uiterst vruchtbare dich
ter. Het merkwaardige is dat men
in deze bloemlezing weer eens dui
delijk ziet dat de technisch het
best geslaagde tevens de mooiste
en aangrijpendste verzen zijn. De
keuze van Dubois heeft ook een
jSJW,. vï:
En zo kan ik me indenken, dat ook
Nini Boesman in haar schuitje ge
zwegen zal hebben en in die zwijg
zaamheid de eenzaamheid op zich
heeft laten inwerken.
Hoe ook zij dat éne, gestelde doel
voor ogen had en niets anders dan
dat.
Nu niet lopend op de bergen, maar
hoog zwevend daarboven uit, met de
blik over de betoverend schitterende
gletsjers en spleten, sneeuw zover het
oog reikt en hoe zij gedacht heeft
aan het gewriemel diep onder haaf,
waar mensen als mieren en krekels
zijn
Alleen de trouwe bondgenoot
de wind heeft op deze tocht
de zwijgzaamheid verbroken.
Niet slechts om de ballonvaarster
in haar juiste koers te sturen en tot
haar prestatie in staat te stellen,
maar ook om haar gezelschap te
houden.
Want: „alleen de wind weet, hoè
eenzaam wij zijn"..,...
FANTASIO
Hoe meer een mens weet, hoe
energieker hij zich werpt op wat
hij niet weet. Op de grens van
weten en niet-weten is het boei
end leven. Een leergierig kind
vertelt al met enthousiasme,
dat het een nieuw vak op school
gekregen heeft.
Het viel mij op dat de apos
tel Paulus in Romeinen 8
(verzen 18-30) ook spreekt over
weten en niet-weten. Het inte
resseerde me wat we volgens de
apostel niet weten en wél weten.
Heel merkwaardig zegt Paulus:
„wij weten niet wat wij bidden
zullen naar behoren Dat ver
wacht je niet uit de mond van
een apostel. Ik weet niet of U
kunnen we het ook niet onder
woorden brengen. Dat kan al
leen de Heilige Geest. Die komt
ons te hulp. De Geest weet wat
er komen gaat. Hij komt van
de andere kant. Hij brengt tot
bidden. Is ook uw lezen nu en
mijn schrijven geen teken van
het feit, dat God ons bereikt
heeft en nog steeds bezig is
Zich een weg te banen naar de
diepten van ons bestaan? Zelfs
het vragen van Russische jour
nalisten aan de ruimtevaarders
of ze God gezien hadden, laat
zien dat wij zomaar van God
niet los komen. Al bevindt er
weten, zegt Paulus, dat God alle
dingen doet medewerken ten
goede voor hen, die God lief
hebben. De mensen kunnen ont
stellend veel, maar ze kunnen
één ding niet, ze kunnen de toe
komst voor hen, die door de
Geest zijn aangeraakt, niet
blokkeren. Dit mogen we weten.
Wij weten niet, wat we bidden
zullen, hoe Gods toekomst er in
al zijn volheid zal uitzien. En
we weten zoveel niet. De zin
van heel veel dingen ontgaat
ons. Maar de Geest is, willens
en wetens, met ons die het niet
weten, maar toch bidden, op
weg. Op deze weg doet God alle
dingen meewerken ten goede.
moeite hebt met uw bidden.
Paulus blijkt te bedoelen: wij
kunnen niet precies onder woor
den brengen, waar We, volgens
Gods beloften, om mogen vra
gen. Wat is het al moeilijk je
eigen gevoelens onder woorden
te brengen. Daar moet je eigen
lijk dichter voor zijn. Laat staan
dat wij zouden kunnen zeggen
wat Gods ideeën zijn over de
toekomst, die Hij brengen gaat.
En dat is dus bidden. Niet maar
ons verlanglijstje aan God voor
leggen, maar gericht zijn op
wat God belooft. En wat God,
als de grote architect, ontwor
pen heeft, gaat ons bevattings
vermogen te boven. Daarom
zich als het ware een berg tus
sen God en ons, God graaft
zijn tunnels.
Daarom leven we in een he
den, dat niet alleen de sporen
draagt van het verleden, maar
ook die van de toekomst. Gods
toekomst. De tunnel is gegra
ven. De Heilige Geest heeft hier
zijn werkterrein. Daarom kan
het heden de toekomst niet meer
blokkeren. Zelfs de Berlijnse
muur niet. Het heden is getrok
ken in het krachtenveld van de
toekomst.
Het heden is wel zeer gevari
eerd. Wat een verschillen tussen
Oost en West, tussen onze diver
se omstandigheden. Maar we
Niet alle dingen zijn goed. We
behoeven iets ergs niet zolang
peinzend rond te draaien tot
dat de scherven een mooie vaas
geworden zijn. Maar de scher
ven barricaderen de toekomst
niet.
Christen-zijn is weten en
niet-weten. Het heeft te ma
ken met zekerheid en met ver
rassing. De beloofde verrassing
ge_-ft zekerheid en ongeduld.
Daarin komt de Geest te hulp.
Zonder deze hulp worden we in
plaats van trappelende paarden
hoogstens vetglanzende koeien.
H. Bo-iter
Herv. predikant
te Leiden.
persoonlijke kant. Het is duidelijk,
dat Dubois zich heeft aangetrok
ken gevoeld tot wat ik zou willen
noemen, „de verstilde zijde" van
deze opstandige figuur. Hij heeft
de verzen gekozen, die als het wa
re de totaliteit geven van de inner
lijke Slauerhoff met voorbijgaan
van de barre, soms bijna banale
heftigheden. Ik bedoel hiermee niet
dat Dubois aan Slauerhoffs heftige
en dwarse kant voorbij gegaan zou
zijn, integendeel: hij heeft die ver
zen gekozen, waarin de opstandig
heid met een enkele gave zin dui
delijker en hartstochtelijker klinkt
dan in de vele verzen vol bravour,
die in het werk van deze dichter-
scheepsarts niet zeldzaam zijn.
Hoezeer Dubois gelijk heeft ge
had in zijn visie van Slauerhoff
blijkt uit deze bundel die het
moge wat vreemd künken een
even volledig als geserreerd beeld
geeft van deze unieke Nederlandse
dichter.
Chr. Leeflang. „De Dichter en
de Dood". Bert Bakker, Den
Haag. Ooievaar.
Voorzien van een helder essay,
waarin hij de verschuivingen in de
confrontatie met de dood door de
eeuwen heen kort maar duidelijk
aangeeft, heeft Chr. Leeflang een
bloemlezing gemaakt, die hij „De
Dichter en de Dood" heeft
genoemd. Terecht wyst de samen
steller er op, dat de doodsgedach
te in zijn verschillende fasen
angst, berusting, aanvaarding, ver
langen eigenlijk de essentie van
het menselijk bestaan is. Het heeft
geen zin, de zekerheid, dat men
eenmaal sterven moet, te verban
nen naar de diepten van het on
derbewuste. Dat men door dit te
doen toch niet ontkomt aan de
middeleeuwse man met de zeis. is
iets dat vooral de dichters zich,
ieder op zijn wijze, zeer bewust zijn.
En eigenlijk is de doodslyriek in de
grond altijd weer een hymne aan
het leven, want deze lyriek is in
wezen een zich stellen tegenover
de vijand, dood.
De keuze van Leeflang heeft zich
bepaald tot de dichters van '80 tot
nu en deze keuze is over het alge
meen met veel smaak gemaakt. Er
is geen twijfel aan of Leeflang is
een ware kenner en bewonderaar
van de dichtkunst. Een enkele
maal kan men een glimlach niet
onderdrukken, maar ik weet niet
of dat ook de bedoeling van de
samensteller geweest is. Zo b.v.
op blz 28 waar men Boutens' prach
tige regels kan lezen: „Goede dood
wiens zuiver pijpen/Door 't verstil
de leven boort". En dan even ver
der van Keuls tegenkomt: „De
dood heeft op zijn fluit geblazen".
Willem Enzinck. „De dichter
bidt". J. H. Kok N.V. Kampen.
Willem Enzinck laat de dichters
bidden. Hij heeft de dichter in ge
bed willen geven en zegt in zijn
inleiding dat hij zich „welbewust
gehcuden heeft aan die gebeden,
welke door dichters zelf als zo
danig werden gekarakteriseerd,
ook al blijkt uit deze gedichten on
derling wel degelijk een verschil
lende gebeds-opvatting". Het is mij
wel. Toch geloof ik niet dat men
op deze wijze gedichten, waarin
het woord gebed genoemd wordt,
onder één hoedje kan vangen, als
ik „Het Gebed bij de harde Dood"
van E. du Perron aantref in ge
zelschap van Alice Nahon en van
Willem Enzinck, die zo onbeschei
den is om zijn eigen naam vijfmaal
in de inhoud te laten paraderen,
terwijl zélfs Guido Gezelle maar
viermaal voorkomt.
CLARA EGGINK