ZOEKLICHT
Cuba wil revolutionair elan zo
lang mogelijk levend houden
„Yankees kochten behalve onze
produkten ook onze politici
LEVEN IN DUISTERNIS?
WOORD VAN BEZINNING
Als een varken
sen, maar ook tegen de Noordame
rikanen. Er komt een moment
waarop de zwakken een kapmes
nemen, uitroepen „Cuba si, yankee
no" en het web van ondernemin
gen nationaliseren, dat een instru
ment van economische en politie
ke overheersing is geworden".
„Natuurlijk kunnen jullie probe
ren Fidel ten val te brengen .Maar
je kan nooit meer doen verstom
men wat hij gezegd heeft. Hij heeft
de Latyns-Amerikanen duidelijk
gemaakt, wat ze voordien alleen
maar vaag hadden gevoeld: de to
tale samenhang van hun ellende
en hun stagnatie en het Ameri
kaanse aandeel daarin, de struc
tuur van de onderdrukking en de
enige uitweg: revolutie. Dat is Fi
del met de dag duidelijker gewor
den toen hij in de Sierra Maestra
tegen Batista vocht. En daarom
heeft hij gezegd, dat het Andes-
gebergte de Sierra Maestra van
Latijnsamerikaanse regeringen
Washington wel helpen Castro te
isoleren: ze zijn bang voor hun
eigen nek. Maar let op hoe ze aar
zelen: hun eigen volken verzetten
zich tegen interventie. Jullie zeg
gen nu je fouten in te zien en
hervormingen te wensen. Dat is
imperialistische schizofrenie: jul
lie zijn, wat jullie niet willen zijn.
Met de ene hand drukken jullie
door speculatieve manipulaties de
Primair
„Wü geloven niet dat het kan,
maar wy ztfn revolutionairen. Ik
weet wel, dat jullie ons niet hele
maal ernstig nemen. Maar vergeet
niet dat een volk geen revolutie
maakt voor zyn plezier. Een re
volutie komt pas, wanneer een
volk voelt dat de bestaande struc
tuur geen mogelijkheden meer
biedt voor werkelijke verbetering
van de toestand en wanneer het
leiders vindt die het zich van zyn
nood bewust doen worden. Vanuit
jullie behaaglijke armstoelen zeg
gen jullie, dat revolutie een te ho
ge prys is en jullie lachen om on
ze fouten en stommiteiten. Maar
voor ons is de revolutie primair,
de absolute voorwaarde voor een
betere toekomst. Daarom zeggen
wy altyd eerst: wat Is goed voor
de revolutie? Daarom hebben wy
liever een onervaren revolutionair
dan een contra-revolutionaire ex
pert".
„Wij weten zelf welk een ver
schrikkelijk hoge prijs in een revo
lutie betaald wordt; maar je kunt
niet de vraag stellen of een revo
lutie wenselijk is, alleen vaststel
len dat zij onvermijdelijk kan zijn.
Jullie lachen ook om de uiterlyk-
En dit hangt op alle muren
van Havanna: het nieuwe ge
zicht van Latijns-Amerika, dat
zegt: ,,Cuba ja. Yankees nee".
koffieprijs, waarvan een land als
Columbié moet leven, met de an
dere geven jullie wat hulp als ze-
nuwstillend middel. Maar ga ge
rust hervormen. Hervorm de
grootgrondbezitters en de corrup
te politici .En vergeet vooral niet
jezelf te hervormen. Als het je
werkelijk lukt, dan spreken we
verder".
heden van onze revolutie, om de
speeches en de baarden en de mas
sa-bijeenkomsten. Maar vergeet
niet dat een revolutie ook een po-
volutionair elan zo lang mogelijk
sprong voorwaarts te doen, dat
men daarom moet proberen het re
volutionair élan zo lang mogelijk
levend te houden, om de natuurlij
ke traagheid van het volk te over-
Ukent waarschijnlijk ook
wel de merkwaardige ge
waarwording, wanneer u
in het gezelschap verzeild raakt
van mensen, die. wat levensbe
schouwing betreft, diametraal
tegenover elkaar staan. Het ge
sprek krijgt iets moeizaams en
verwrongens, wanneer b.v. op uw
verjaardag een uitgesproken pa
cifist en een militair, een princi
piële socialist en iemand, die
zweert bij „Elsevier" naast el
kaar komen te zitten en niet
van zins zijn elkanders gevoe
lens te ontzien. Uw verjaardag
kan er een zeer pijnlijk karak
ter door krijgen.
Vorige week stonden ze, fi
guurlijk gesproken althans, in
eens voor me: een kennis uit
m'n middelbare school-perio-
de en een vriend uit mijn stu
dententijd. Laat ik ze allebei
aan u voorstellen.
In de tijd, dat ik het gymna
sium in Sneek bezocht, hadden
mijn ouders gezorgd voor een
tehuis, waar ik bij een beker
melk 's middags mijn boterham
nuttigen kon, om te voorkomen,
dat ik zou zwerven langs de
straat of langs minder gewenste
openbare gelegenheden. Ik
placht daar te zitten naast een
wat jongere knaap, die de HBS
bezocht. Hij was toen al spits,
scherpzinnig, sceptisch. Van het
rechtzinnige christendom moest
hij niets hebben. Hij heeft me
in die jaren ingeleid in de ge
heimen van de jazz-wereld. Jazz
zat hem gewoon in vlees en
bloed, in hart en nieren. Als hij
niet zat te debatteren zat hij
te drummen op zijn stoel of hij
floot Duke Ellington of Louis
Armstrong. Na mijn middelbare
schooltijden verloor ik hem vol
komen uit het oog, tot ik hem
wrr zag opduiken: prof. dr. J.
Pen, hoogleraar in de economie
te Groningen. Nog altijd draagt
hij de trekken van het enfant
terrible: ik herinner me, hoe hij
enkele jaren geleden een storm
van verontwaardiging onder
onze zuiderburen ontketende
door in een dagblad-artikel, o.a.
aan de hand van bepaalde pet
ten, te beweren, dat de Belgen
in zeker opzicht een achterlijk
volk zijn.
De ander leerde ik kennen als
ouderejaars theologisch student,
toen ikzelf als eerstejaars aan
de Groningse universiteit werd
ingeschreven. Hij was minstens
even scherpzinnig, als student
eigenlijk al een geleerde. Door
zijn grote kennis, zijn inte
griteit, zijn voor ons gevoel bij
na tè overwogen en beheerste
levenshouding had hij, hoewel
hij de toegankelijkheid zelf was,
haast iets huiveringwekkends
aan zich voor ons, jongerejaars.
Ook hij, dr. P. J. Roscam Ab-
bing is thans hoogleraar in Gro
ningen.
Vorige week zaterdag stonden
deze twee antipoden plotseling
voor me. Hoewel ze alkaar in de
Groningse universiteit wellicht
van tijd tot tijd ontmoetten, was
ik eigenlijk verwonderd ze in el-
kaars gezelschap ie zien. De
theoloog Roscam Abbing schreef
nl. een boek over de „Ethiek
van de geldbesteding" en het
dagblad „Het Parool" vertrouw
de de recensie daarvan toe aan
de econoom Pen.
Roscam Abbing neemt in zijn
boek voor ons besef een zeer ra
dicaal standpunt in. Hij wijst
erop, dat er nood heerst in de
wereld. Er is veel geld nodig om
deze nood te lenigen. Daarom
rust op ieder de ethische plicht
niet meer voor eigen gezin uit
te geven dan nodig 11 en de rest
ter beschikking te stellen. Zo
lang er in de wereld gebrek ge
leden wordt, mag niemand zich
luxe permitteren. Doet hij dat
toch, dan onttrekt hij zich
aan de ethische norm of aan de
christelijke naastenliefde. Dit
zijn geen grote woorden in de
mond van deze man. Ze komen
regelrecht voort uit zijn omgang
met de bijbel en staan diep in
zijn levenshouding gegrift.
De econoom Pen zegt zeer on
der de indruk gekomen te zijn
van het dwingende betoog van
zijn collega. Zijn slotsom luidt
echter: de wereld spreekt over
winnen. In die moeilijke periode
zit Cuba nu. Kijk goed naar dat
spandoek buiten, waarop staat:
„Uitgebuiten, begrijp uw revolutie.
De uitbuiters zullen haar nooit be
grijpen".
Met die woorden nog in mijn
oren neem ik afscheid van het re
volutionaire Cuba. Een dag later
word ik in Recife, in het pre-
revolutionaire Brazilië, door een
arbeider van de stoep gelopen. Hij
kijkt om en zegt laatdunkend:
„Americano". Ik maak hem zijn
vergissing niet duidelijk. Het Wes
ten heeft geen verdere de-solida-
risatie nodig. Wel een duidelijker
inzicht in de structuur van zijn
verhoudingen met de onder-ont
wikkelde landen en met het explo
sieve halfcontinent Latyns-Ame-
rika.
EEN
OP DE BOEKENMARKT
Junichiro Tanizaki. „De
Sleutel". (Vertaling uit het
Japans) De Bezige Bij. Am
sterdam 1962.
Tsjongejonge, het klinkt zo on
schuldig een roman in dagboek
vorm geschreven door een Japanse
auteur. Wij weten over het alge
meen niet veel van de Japanse let
terkunde. Daarom waarschijnlijk
krijgt de koper van dit boek er een
brochure bij cadeau, waarin hem
uitvoerig uit de doeken gedaan
wordt, dat de romanschrijfkunst in
Japan reeds eeuwenlang bestond
voordat de achttiende-eeuwse Sa
muel Richardson de poorten voor
de moderne roman in Europa open
de. De artikelen in deze brochure
zijn geschreven door een Fransman
en drie Amerikanen. Onder de laat-
sten treffen wij Henry Miller aan,
wat niemand die „De Sleutel" leest,
een ogenblik zal verbazen. Deze
laatste is het ook die dit Japanse
boek de reclame-vlag heeft meege
geven van „Een Japanse lady Chat-
terley"; een kreet die, sedert het
kortelings weer opgegraven proces
over het al of niet onzedelijk zyn
van dit boek van D. H. Lawrence,
voor velen een machtige magneet
moet zijn. Welnu, ik kan hen die
menen in „Lady Chatterley's Lo
ver" een en ander aan te treffen
over het eeuwenoude onderwerp van
de sexualiteit, met een gerust hart
adviseren Lawrence maar over te
slaan en zich onmiddellijk te wen
den tot deze Japanse ondeugdsapos
tel Tanizaki biedt o.a. het voor
deel geen ogenblik van zijn onder
werp, de sexuele moeilijkheden in
het huwelijk, af te wijken. Iets
wat men van Lawrence niet kan
zeggen. Men gaat bij deze Japan-
nei werkelijk niet bij de eerste de
naastenliefde, maar trekt er
zich op het stuk der inkomens
verhoudingen weinig van aan.
Het was voor mij in zeker op
zicht een vreemde gewaarwor
ding om deze beide figuren met
elkaar in gesprek gewikkeld te
zien. Voordat dr. Pen zich aan
zijn recensie zet, zegt hij nl.: „Ik
heb mij vaak aan zijn opvattin
gen gestoten, omdat hij telkens
met kracht verkondigt, dat wie
geen christen is. in duisterheid
wandelt. Zo zal hij mij nooit be
keren".
Ik heb de indruk, dat de niet-
christen Pen hier toch de
christen Roscam Abbing ver
keerd citeert. Het begrip „chris
ten" is nl. zo algemeen en daar
mee zo weinig-zeggend gewor
den. Daarom moet het aange
haalde woord op niet-christe-
nen steeds weer een hoogmoedi
ge en ergerlijke indruk maken.
Een indruk, die beslist voorko
men dient te worden.
De theoloog Roscam Abbing
zou juister geciteerd zijn, wan
neer we stelden, dat wij allen
in duisternis leven, zolang het
onthullende licht van Jezus
Christus niet in ons leven
schijnt. En „duisternis" houdt
dan niet in, dat wij duistere fi
guren zijn in de gebruikelijke
zin van het woord, maar dat ons
oog en ons hart verduisterd is,
zodat we de nood van onze
naaste en van ons zelf niet
scherp genoeg zien.
Wanneer we dat overdenken,
verstaan we, dat veel wat onder
de dekmantel van het christen
dom door wil gaan, ook nog be
vangen is in de duisterheid
waaraan prof. Pen zich ergert.
Des te verblijdender is het,
als de theoloog en de econoom
toch met elkaar in gesprek ge
raken, want op het terrein van
de geldbesteding ontmoeten wij
elkaar allemaal. En in Lucas 16
vers 9 zegt Jezus, dat wij, door
de wijze waarop wij ons geld
besteden, vrienden kunnen
maken en worden.
Juist op dit gebied zou wel
eens een belangrijk stuk mis
verstand tussen christen en
niet-christen opgeruimd kunnen
worden.
P. Kloek,
Ned. Herv. predikant
te Leiden.
beste in de leer, want de Franse
criticus Francois Bondy genaamd,
geeft betreffende hem de volgende
bijzonderheden. „De oude groot
meester van het moderne Japanse
proza, lid van twee academies, on
derscheiden met de hoogste literai
re prijzen, die al vijftig jaar no
vellen en romans schrijft, welke
hem gemaakt hebben tot een
„klassiek auteur der avantgarde".
Voorts zegt dezelfde Bondy: „De
Sleutel, die Tanizaki in zijn zeven
tigste jaar schrijft, (is) een werk
uit de rijpste periode van deze eer
biedwaardige schrijver en dit boek
is in bijzondere mate in staat een
werkelijk Japan, zelfs een Japan
van hogere poëtische werkelijkheid
in de plaats te stellen van onze, op
onwetendheid berustende, halfbe
wuste cliché-ideeën". Myn onwe-
wetendheid nu betreffende het
sexuele gedrag van de Japanner
en over iets anders gaat dit boek
werkelijk niet geef ik onmiddel
lijk en gaarne toe. Maar of ik deze
onwetendheid nu verloren heb na
het lezen van „De Sleutel" weet ik
nog zo net niet. Het conflict toch
waarin het echtpaar, een zesenvijf-
tigjarige(i) professor en zijn
vrouw, gewikkeld zijn is al ontelba
re malen in de hele wereld beschre
ven Het is de rampzalige strijd om
de sexuele bevrediging, waarbij de
traditionele preutsheid van de even
wel lang niet frigide vrouw, het
grote struikelblok is. Wat deze bei
de echtelieden in hun respectieve
lijke dagboeken opschrijven, kan
werkelijk niet in de courant geci
teerd worden. Ik zal dus niet op
deze even merkwaardige als onge
wone bijzonderheden ingaan; niet
uit overwegingen van morele aard
evenwel, want ik ben er van over
tuigd, dat ook deze bijzonderheden
„menschlich, all zu menschlich"
zijn en niet alleen in Japan.
Dat ik niet zo met plechtige ernst
over dit openhartige verhaal kan
spreken als de critici uit de bro
chure, komt omdat ik altijd in de
lach schiet als sexuele bijzonderhe
den, van welke aard ook ,op een
iedere belangstelling dodende apos-
teltoon worden voorgedragen. Dit is
hier maar al te zeer het geval. Door
de wonderlijke aberraties van een
echtpaar van middelbare leeftijd te
gieten in de vorm van een literai
re wij-zijn-allen-verdoemd-preek,
ontkomt de auteur wel aan het ver
wijt dat zijn eerbiedwaardige be
kentenis iets met pornografie te
maken zou hebben. De mens toch
verlangt nu eenmaal naar verlos
sing uit zijn onvolkomenheid, ook
uit zyn sexuele onvolkomenheid.
En wanneer dus een schrijver maar
rampzalig en diep doet over boven
genoemde moeilijkheden, dan wekt
hij bij zijn lezer wel de indruk dat
deze laatste, door kennis te ne-
ken van de moeilijkheden van an
deren, een stapje nader kan komen,
tot die zozeer begeerde volkomen
heid.
My dunkt dat de zoekers naar
volkomenheid dichter bij huis kun
nen blijven. Na „De Sleutel" gele
zen te hebben, is het bange ver
moeden in mij opgekomen, dat het
beroemde sexuele evangelie uik de
dertiger jaren, te weten Th. H. ran
de Velde's „Het volkomen Huwelijk"
in het Japans is vertaald en dat dit
thans in dat land zulk een indruk
heeft gemaakt, dat zeventigjarige
auteurs zich zyn gaan bezighouden
met het sexuele tekort van hun me
demens. Die zeventigjarigheid geeft
echter te denken in verband met
de gesignaleerde verregaande, doch
eerbiedwaardige openhartigheid.
Zou dit werk soms het produkt zijn
uit de overrypste periode van de
beroemde Japanse schryver?
CLARA EG GINK.
Zaterdag 28 juli 1962 Pagina 1
De moeder van dit gezin zei: ,,God in de hemel. Fidel op
aarde". En gids José, revolutionair en atheistverzuchtte: ,.Nu
zie je hoe moeilijk het is de mensen het marxisme-leninisme bij te
brengen'\
van Fidel Castro: „Je bent wat je
bent, niet wat je denkt te zyn".
En hij zei: „Individueel zyn de
Amerikanen idealisten, dat weet ik
wel. Een beetje simplistische ide
alisten natuurlyk, mensen die ge
loven dat een oppassende levens
wandel door God op de effecten
beurs met koersstijgingen gehono
reerd zal worden. Jullie geloven
in de essentiële goedheid van de
ondernemingslust en de heiligheid
van het eigendom. Jullie willen
niet inzien dat onder bepaalde om
standigheden kopen stelen kan
worden en eigendom roofbuit".
„Als je een sterke, hoogontwik
kelde maatschappy, zoals de Ame
rikaanse, in contact brengt, met
een zwakke, laag-ontwikkelde, zo
als de Cubaanse, en je laat het
krachtenspel onbelemmerd toe, dan
buit de sterke de zwakke uit. Het
helpt niets of je zegt dat je niet
wilt exploiteren, dat je niet wilt
dat er dictators in Latyns-Ameri
ka zyn. Je exploiteert en de dicta
tors zyn jullie creaturen. Het helpt
ook niets wanneer Kennedy zegt,
dat „revolutie" een woord is waar
dr Amerikanen niet bang voor
hoeven te zyn. Ze hebben alle re
den om er doodsbang voor te zyh.
Want de Latynsamerikaanse re
voluties zullen niet alleen gericht
zyn tegen de eigen heersende klas-
De structuur van de ellende Dit is de laatste krotwijk in Havanna die het regime-Castro
nog op te ruimen heeft. De bewoners zijn al bezig onder leiding van vakarbeiders een wijk van
nieuwe prefabricatedwoningen op te trekken.
Simplistisch
José begon met een uitspraak
(Van onze reisredacteur, W. L. Brugsma) VII
Havanna .Je kan beter aan een Eskimo
uitleggen, hoe het leven in Kongo toegaat, dan
een Amerikaan duidelijk maken wat revolutie
is. Omdat ze, weet ik hoe lang geleden, de
Engelsen buiten de deur hebben gezet, denken
de Amerikanen dat ze ook echte anti-kolonia
listische revolutionairen zijn. Maar ze hebben
zich sindsdien schuldig gemaakt aan een veel
erger semi-kolonialisme- het dollar-imperialis-
me. De Europeanen hebben hun kolonieën ge
ëxploiteerd, maar ze hebben tenminste hun
bestuursverantwoordelijkheid erkend, orde ge
handhaafd. wegen, scholen en hospitalen
gebouwd. De schijnheilige yankees zeggen dat
ze in Latijns-Amerika niets gestolen hebben,
maar alles gekocht. Inderdaad: ze hebben niet
alleen onze produkten gekocht tegen een
door henzelf vastgestelde prijs maar ook
onze politici. Te huichelachtig om ons persoon
lijk te komen onderdrukken, hebben ze onze
landen tot een systeem van zelf-onderdruk-
king gebracht".
De Amerikanen aan tafel waren
gegeneerd, maar ook vervuld van
goede wil om alles te begrijpen.
En hier hadden ze nu eindelijk een
Cubaan die Engels sprak, die zelfs
in de Verenigde Staten had gestu
deerd. Dus wachtten zij geduldig
af. tot hij eindelyk de botjes had
weggelegd. Toen keek hij hen aan
en zei: „Ik eet als een varken, he?
Maar toen ik voor de revolutie met
mijn vader in dit chique restau
rant kwam, moest ik altijd netjes
opgeprikt zitten. Nu kan ik doen,
waar ik zin in heb".
José was een revolutionair en
hij wilde het weten. Hy had eerst
gebroken met de kerk en toen met
zijn rijke suikerplantersfamilie.
Dezelfde jongen die naar eigen
zeggen op de Amerikaanse univer
siteit de „playboy" had uitgehan
gen, was de ijverigste leerling ge
weest op de „school voor revolu
tionaire instructie", ergens in de
Cubaanse bergen, waar men hem
onderricht in guerrillatechniek en
het marxisme-leninisme had gege
ven. Hij vond het zonde, dat hij
nu buitenlanders moest rondleiden,
maar haalde zijn schade in door
op zyn vrye dagen suikerriet te
gaan snyden en toonde trots de
blaren op zyn handen. „Het wordt
al eelt" zei hy stralend.
De Amerikanen die niet goed
door hadden, dat José zo niet het
marxistische, dan toch onbewust
al het freudiaanse aspect van de
Cubaanse revolutie had verklaard
(en die is niet alleen een revolu
tie van de hongerigen en landlo
zen, maar vooral ook een van de
20-jarigen) wensten nu het naad
je van de kous te weten. Zij ga
ven toe, dat er in het verleden le-
lyke dingen waren gebeurd, maar
verklaarden ronduit dat zij geen
imperialistische uitzuigers wensten
te zijn.
Dat was dan eindelijk de ver
klaring waarop we hadden zitten
wachten, toen José, onze jonge
Cubaanse gids, zijn kip at. Hij at
in zijn blauw verschoten militia-
hemd in een van Havanna's laatste
nog niet genationaliseerde luxe-
restaurants, kloof met luid geweld
op de botjes, steunde met zijn elle
bogen op tafel en liet het vet
langs zijn ongeschoren kin druipen.