O UW c\Oereld In cle zomer zon zand v Opgericht 1 maart 1860 Zaterdag 23 juni 1962 In de vurige hoop dat de zomer, die zich drie dagen geleden op het noordelijk halfrond van onze aardbol heeft neergevlijd, ons allen mag vergoeden wat het verregende voorjaar ons heeft aangedaan, presenteert Jouw We reld vandaag 'n zomer se reportage-in-beelden van zee, zon en zand. Z66 De foto's zijn tijdens de eerste warme dagen van dit jaar gemaakt op het kilometerslange strand dat zich uitstrekt tussen Zandvoort en Wassenaar. Het strand waarnaar straks ook weer dagelijks duizen den jongeren uit Lei den en omgeving zul len trekken in de hoop dat de zon tot zwem- men in de zee en bruin bakken in het zand zal noden. De gedichten en dichtregels tussen de plaatjes in zeggen niet zozeer iets van deze plaatjes als wel van de zomer en de zee in het algemeen. De foto's op deze pagina zijn van J. Hol vast. 3 Eens heeft de studie schoon gebloeid Thans echter loordt zij diep verfoeid, Want, hield de wetenschap lang stand. Het spel kreeg toch de overhand. (Uit: Carmina Burana) Loop in de ronde, dit zijn alles meisjes hier, die willen aan de man deze zomer als het kan. (Uit: Carmina Burana) Zijn. Duiken. Drijven. Met het spiegelbeeld ten dwaas geleide Door het labyrinth der waterbel. Dirk Nolting Ze volgen elkaar op eendere maat, want elk heeft zijn speelnoot. die met hem gaat. Anton van Duinkerken. Ik lag in het warme zand met naast me mijn eerste bruid, verliefd op haar meisjeshand en de geur van de eigen huid. Wij lagen samen in een kuil door kleiner dan wij gegraven en hielden ons uren schuil in die ongekende enclave. Het was een verschrikkelijk gevoel. De wereld begon te bestaan, verwarrend en licht en koel. De boulevard stak zijn lichten aan. Haar naam ben ik vergeten, maar niet haar meisjeshand. De plek zou ik niet meer weten, Ik zie elke korrel zand. Han G. Hoekstra. My boot skiet rasend oor die see die vrees vlieg soos 'n wit voël mee: moet hy nie sink as hy gaan staan? (iets donkers gryp-gryp onderaan) My vaart is wankel ewewig tussen swart see en hoe lig, N. P. van Wijk Louw, ■v.. i heb hem gezien de jongen die iijn leven verbetert de machine e ratelend over mijn oren loopt a heendrentelt langs het strand aar de schelpen vervelend knarsen Hans Lodeizen over menóen, Dit liggen dit nietige luchtige liggen als een gele foto liggend in het water glimmend gekruld op de golven Lucebert s\ ■KI «aA* -r V jti De zee is heerlijker dan één- ig ding ter wereld - als je kijkt naar 't hyacinthblauw met mane-steen- en, dan is 't al iets dat met violen prijkt, het blauw wordt rood, het lila rode wijn en aan de einder drijft een glazen boot in karmozijn. Joh. C. P. Alberts paarden en bromfjietóen Hoorde ik je stem klein zand tussen zand en krabben in de schelp die zuchtend naar woorden zoekt Lizzy Sara May De voeten van die ik het liefste zie Fonkelden in die zee, Als die in dat springende water gaan Springt al het zonlicht mee. J. W. F. Werumeus Buning Die see is baie. baie mooi, Die see is blou en groen: Daar's niks so mooi die wereld deur As son en wind hom soen. C. Louis Leipoldt. Het strand was stil en bleek, ik zat doodstil en keek naar de blauwe rimpeling - er was ook windgezing. Ik wist wie naast me zat witrokkig en ze had roosrood het glad gezicht - er was ook veel zonlicht. Herman Gorter.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1962 | | pagina 15