Gouden forellenindustrie in Limburg aan het uitbreiden IN DE MOESTUIN Een vingerhoed vol complementaire kleur m lil PAUL KLEE herdacht tweetal tentoonstellingen Jaarproduktie: een half miljoen vissen In Wiesbaden en Baden-Baden Zaterdag 9 juni 1962 Pagina 2 Reeds eerder namelijk In 1898, waren In Vaassen bij Apeldoorn (In de slotgracht van het historische roofridderkasteel De Cannenburgh) en in Arnhem de eerste stappen ge daan om te komen tot een zalm- kwekerjj. Dit liep op den duur op een mislukking uit en in 1912 scha- Met de bestgroeiende vissen wordt doorgeteeld tot volwassen forellen, die voor de consumptie be stemd zijn en daarvan komt jaar lijks dus 50.000 kg in de handel. Stijgende vraag De directeur van de Nederlandse het zogenaamde „Limburgse klein- Zwitserland" heel wat belangstel ling. Tienduizenden toeristen ko men jaarlijks in het vakantiehoog seizoen naar de kwekerijen om er In het mooiste deel van Zuid- Limburg, waar snelstromende beekjes langs de glooiende heu velhellingen klateren en bron water zich bruisend naar be neden stort, liggen, onder de gemeente Gulpen, de forellen- kwekerijen van de Nederland se Heidemaatschappij. Vijftig jaar geleden werd daar een be scheiden begin gemaakt met de forellenkweek ingevolge een besluit van de Heidemaat schappij ,,tot bevordering van de zoetwatervisserij". Wild spattend spartelen de forellen op zodra er voedsel (rauwe vis of vlees) in het wa ter wordt geworpen. Als echte roofvissen verslinden zij hun prooi direct. kelden Vaassen en Arnhem over op de kweek van forellen. Ongeveer tegelijkertijd werd ook in Gulpen begonnen en daar had men direct succes, want als ergens de forellen- kwekerij moest slagen, dan was het in Zuid-Limburg met zijn hel dere, koude, snelstromende en zuur stofrijke water. De Franse dichteres Anais Segalas sprak in de vorige eeuw een scherp oordeel uit door te zeggen, dat fotografie en schilderkunst zich verhielden als draaiorgel- en concertmuziek. Nu gaat elke vergelijking altijd wel ergens een beetje, soms ook wel een „groot beetje" mank. Maar in de tijd dat zij deze woorden uitte, was het peil van de fotografie nog niet tot die hoogte geklommen, waar het zich tegenwoordig bevindt. En van kleurenfotografie was nog geen sprake. Zonder dat we nu de kleurenfoto grafie, zoals de amateur die heden ten dage beoefent, ondanks deze Franse uitspraak toch met de schilderkunst willen vergelijken, kunnen we uit goede schilderijen heel wat leren. Kleurencursus IX De zwart-wit fotografie heeft dit al lang gedaan wat betreft de com positie-leer. De kleuren-amateur kan er over de harmonie der kleuren en over de plaatsing van contrasterende tin ten .stellig wijze lessen uit putten. Theoretiseren hierover betekent echter niet eei\ goede oplossing vin den voor elk kleurenmotief, dat zich voordoet. Immers de schilder kan één of enkele tinten warmer maken of een deel van zijn motief feller accentueren. De amateur-fotograaf kan slechts in beperkte mate zijn materiaal beinvloeden, maar dan ook alleen het gehele kleurengam ma en niet één of enkele tinten apart. De film registreert voor hem, niet zijn palet. Wie dus buitenopnamen van een bloeiende tak, een lief meisjes portret of een vrolijk doorkijkje wil maken, kan moeilijk de hemel blau wer. de jurk lichter of het licht contrast zwakker maken. Wat ech ter wel mogelijk is: leren zien of we door bepaalde ingrepen de kleu renopname niet beter kunnen ma ken dan deze zou zijn, wanneer we er maar op los kiekten. Nu klinkt dat woord „ingrijpen" erg drastisch, terwijl het in wezen vaak simpel is. Terloops hebben we in deze serie al eens een paar op merkingen gemaakt over kleine correcties, die op een bepaalde ma nier de voorgrond van een foto wat konden verlevendigen. Denk maar eens aan het bekende stukje rood, dat het zo goed doet, wanneer de kleuren op de voorste rang weinig variatie vertonen. Wanneer echter te pas en te on pas bij elke opname bijna auto matisch zo'n felle roodtint mee in het beeld wordt opgenomen en vrouwlief of dochtertje met rode jurk of short steeds maar weer op gecommandeerd worden om het be kende plaatsje op de voorgrond in te nemen, zal het iedereen duidelijk zijn, dat zoiets op den duur ook ir riterend gaat werken. Beter is: Weten, welke de kleuren zijn, die elkaar ondersteunen, die elkaar verdragen of die met elkaar vloeken. Een heel, heel klein beetje kleu rentheorie is daarbij soms al erg gemakkelijk. Zelfs een vingerhoedje vol kan voldoende zijn om enig in zicht te geven. Zouden we hier zonder meer de regel vermelden, dat complemen taire kleuren vrijwel altijd harmo nisch werken, dan hebt u aan deze hele wijsheid niets, wanneer u niet weet wat complementaire kleuren eigenlijk zijn. Even dat stukje theo rie dus. Licht, dat wij wit noemen, kan ontleed worden in drie hoofdkleu ren: rood, groen en blauw. Nemen we een projector, die een blauw fil ter voor de lens heeft en mengen we dat blauwe licht met dat van een andere projector, die een rood filter en bovendien nog een. die een groen filter voorgeschakeld heeft, dan ontstaat uit die drie bundels gekleurd licht een helder wit licht. Als we dit als een soort optelsom metje zouden willen schrijven krij gen we dus: rood licht en blauw licht en groen licht is wit licht. Schakelen we één van de projec toren uit, dat ontstaat een andere kleur dan wit. Bijvoorbeeld: Draaien we de blauwe projector uit, dan houden we een combinatie van rode en groene stralen over. Die vormen sa- jnen geel. Het klinkt mis- i^hien wat vreemd, dat twee kleu ren die we beide toch niet als erge „lichte" kleuren kunnen beschou wen door vermenging ineens een veel helderder kleur geel gaan ge ven. Maar vergeet niet: we hebben twee lichtbundels bij elkaar ge voegd, dus de hoeveelheid lichtstra len is groter. De kleur van de ge combineerde lichtbundel wordt dus inderdaad veel lichter nl. geel. Zou den we bij deze kleur geel weer de blauwe projector inschakelen, dan ontstond weer wit licht. En dat is nu eigenlijk alles. Want die naam complementaire kleur betekent niet anders, dan dat geel en blauw el- kaars complementaire d.w.z. aan vullende kleur zijn. Aanvullend, omdat ze samen wit licht kunnen vormen. Zo kunnen we ook dc rode of de groene projector uitschakelen. Dan ontstaan andere combinaties, waar van we u gemakshalve direct maar de namen zullen geven Bij groen hoort de complementai re kleur purper, bij rood is dat blauwgroen en by blauw is het de gele kleur. Omgekeerd geldt dit ook. De praktische les uit deze theo rie? Wel. wanneer we nu als prettige gebruiksregel voor de kleurenfoto grafie vermelden, dat complemen taire kleuren vrijwel altijd harmo nisch en aangenaam werken, dan weet u hieruit hoe het komt, dat men een opname van felgeel- bloeiende narcissen liefst tegen bij voorbeeld een zacht-blauwe hemel maakt. Vaak zegt iemand: „Ik vind deze kleurenopname buitengewoon goed. maar eerlijk gezegd weet ik niet precies, waarom nu eigenlijk". In zo'n geval bezit de beoordelaar waarschijnlijk een aangeboren ge voel voor kleurenharmonie. Hij zal dan waarschijnlijk ook nooit bij het fotograferen enkele krachtige kleu ren „zomaar" naast elkaar plaat sen. Kleuren dienen elkaar te onder steunen, niet af te breken. Vermijd onderlinge concurrentie" van hoofdkleuren in uw opnamen. In de natuur zijn de meeste kleu ren gebroken d.w.z. gemengd. Plaats in een omgeving van zulke gebro ken tinten een klein plekje van een felle, pure kleur, maar demonstreer er geen stalenkaart bij! Verklaar baar is dus heel goed ook aan de hand van de kleurentheorie dat knalrode vestje, dat diepte kan ge ven in een landschap, waarin zachtgroen en blauw overheerst. En zo zal ook aan de Middellandse Zee een gele toef (citroenen, bloelkolf van de agave, tentzeil, zonnejurkje) de blauwe overheersing temperen. Samengevat tot slot dus: Wanneer een bepaalde kleur in een opname zou gaan domineren, dan meestal spaarzaam de complementaire kleur gebruiken, zoals de schilders dat al eeuwen hebben gedaan. De boontjes, die men in mei heeft gezaaid, zullen nu wel boven de grond komen en dan moet men een lichte overbemesting geven. De bekende tuin- en gazonmest- mengsels kan men er voor ge bruiken: bij voorkeur korrel- mest. Per tien vierkante meter heeft men ongeveer drie hon derd gram nodig en dan kan men later nog wel eens een lich te overbemesting geven. De boontjes kunnen nu voor de Heidemlj., ir. B. Polderman, deelde ons mee dat de vraag naar con sumptieforellen gestadig stijgt en dat de Nederlandse Heidemlj. in verband daarmee de nodige voor bereidingen tot uitbreiding van de visvijvers en bijbehorende techni sche installaties treft. Hij vertelde verder dat het de bedoeling is nieu- Visbakken De Limburgse forellenkwekerijen hebben een groot aantal visbakken aangelegd, waar de forellen van het el tot pootvis en consumptievis worden opgekweekt, een biologisch- wetenschappelijk proces, waarbij de nieuwste vindingen worden toege past. Hier in Zuid-Limburg vindt men de enige kwekerij waar de fo rellen uit het ei worden gekweekt, een werk waarbij veel handenar beid nodig is. Maar binnenkort zal worden overgegaan tot automatise ring bij het op grootte sorteren, hetgeen een enorme tijd- en ar beidsbesparing zal geven. Vaassen ontvangt van Zuid-Limburg het fo- rellenbroedsel voor de verdere kweek en in Arnhem vindt men een aquarium van in Nederland ge teelde forellen. De forellenkwekerij en van Zuid-Limburg hebben in de loop der jaren de produktie, afleve ring en export van forellen gere geld opgevoerd. België, dat zelf toch ook heel wat forellenkwekerijen heeft, maar zeer veel van deze vis verbruikt, neemt jaarlijks nog tien percent van de consumptievis van Gulpen af. Dat betekent dat van de 50.000 kg consumptie-forel 45.000 kg in Nederland en 5000 kg in Bel gië wordt afgezet voor verkoop. Niet genoeg Gulpen vindt dit lang niet ge noeg. Men hoopt dat het Neder landse volk, dat per hoofd der be volking tienmaal minder forel eet dan onze zuiderburen, ertoe te brengen veel meer van deze vissoort te gaan consumeren. De forellen- kwekerij van Gulpen heeft een zeer belangrijke produktie van eieren, namelijk 1 tot 2 miljoen, waarvan de helft voor export bestemd is. De jaarlijkse produktie uit het aange houden broedsel bestaat uit 500.000 tot 600.000 vissen, die na één jaar teelt geschikt zijn voor uitzet in be ken en andere wateren. Dat ge beurde totnutoe voornamelijk in België omdat te veel Nederlandse beken vervuild raken. De Neder landse Heidemij. wil in de komen de jaren krachtige pogingen doen om de vervuiling van beken door industriële afvalprodukten tegen te gaan. De teelt van rond 250.000 stuks pootvis vergt een jaar inten sieve zorg in de vijftig visvijvers. we forellensoorten te gaan kweken, namelijk de z.g. beekridder alsmede de meer- en de zalmforel. Deze soorten worden namelijk in het buitenland meer en meer ge vraagd als pootvis, o.a. om uit te zetten in de Duitse berg- en stuw meren. Mede door hun idyllische ligging trekken de Gulpener forel lenkwekerijen in de uitlopers van in visvijvers te turen en om de vraatzuchtige foreilen te zien schrokken van het voedsel. Totnu toe bestond dat voedsel uit vis- en vleesafval, maar langzamerhand gaat men over tot het geven van droogkorrelvoer. Hoeveel voer er per jaar nodig is? De benodigde hoeveelheid per dag bedraagt 700 kg, zodat er per jaar 250.000 kg wordt opgevoerd, ongeveer een trein van 50 60 wagons. Er gaat dus heel wat geld zitten in het overi gens uitstekend renderende bedrijf. Geen visserslatijn! Deze fo rel uit de kwekerij van de Ne- derlandsche Heide Maatschap pij in Gulpen weegt ruim vijf pond. en is dan ook een jaar of vijf oud. Zulke grote exempla ren zijn in de vrije natuur zeld- Erkenning van „cultuur-bolsjewist" Werkdrift in de werkelijkheidvruchten, bomen, huizen, bergen en mensen. jaren voor zijn dood (1940) (Van onze correspondent in Bonn André Spoor) Al in 1933 moest de toen 54-ja rige schilder Paul Klee Duitsland, waar hfj 27 jaren van zijn leven gewoond had, verlaten omdat de nazi's zijn werk „ontwaard, joods en cultuur-bolsjewistisch" vonden. Klee trok toen naar zijn punt van uitgang, Bern, terug. De laatste jaren van zijn leven bracht hy in de voor hem vaak benauwende Zwitserse hoofdstad door, steeds mee geplaagd door een ziekte, die hem eind april 1940 ten grave sleepte. Voordien had Klee een ongeken de scheppingsdrift gehad. Drie jaar lang, van 1937 tot 1940, werkte hij, bezeten door een scheppende fan tasie, een intensiteit en vormen- en motievenrijkheid, als nooit tevoren. Elke dag bracht hij in deze jaren vier werken (tekeningen, aquarel len en olieverven) tot stand, die hy minutieus optekende in zijn werk catalogus. Voor een tentoonstelling van deze late werken stelde Klee's zoon, Fe lix Klee, zestig aquarellen, goua ches en olieverven ter beschikking aan de musea van Wiesbaden en Baden-Baden. In de eerste stad is de expositie van 13 mei tot 24 juni te zien, in de tweede van 1 juli tot 15 augustus. Het zijn, voor Klee typerend, bij na alle kleine werken die getoond worden, intieme pogingen om met het ritme van de vorm en de melo die der kleur fantasievol te spelen met de elementen der alledaagse Ironisch-wijs Nog sterker dan op de grote Klee, tentoonstelling, die enige jaren ge- leden in Nederland te zien was, er vaart men hier in welk een ele- 1 mentaire, vaak kinderlijke, iro- 1 nisch-wijze wereld Paul Klee aan het eind van zijn leven schilderde. Alle aan de werkelijkheid ontleende tweede maal gelegd worden, ze hebben voedzame en voldoende vochtopgevende grond nodig. Rabarber kan men nu volop oogsten, doch telkens opnieuw zullen zich nieuwe stengels moe ten vormen. Daar gebruiken ze nogal wat voedsel voor en daar om is het ook voor hen nuttig ze te bemesten. Erwten en peulen, vooral de vroege soorten, kunnen nu vol op geplukt worden; de klimmen de soorten moet men nog eens extra met touw steun geven; de scheuten kan men niet los laten slingeren. Als het onverwachts hard gaat waaien, waait alles stuk en op de grond en krijgt men het gewas niet zo gemak kelijk meer overeind. Spinazie is geen echte zomer groente. Als het weer warm en vochtig is, zal er veel ziek blad komen en dat is niet geschikt voor de consumptie. Het is veel beter nu snijbiet te zaaien; deze groente doet in smaak veel aan spinazie denken en die kan men nu op regels zaaien. Het blad groeit nadat het is afgesneden telkens opnieuw aan, vooral als men na het snijden een lichte overbemesting geeft. Als men nog geen tomaten heeft gepoot, kan men dat nu nog doen. Dan moet men flinke, in pot ge kweekte planten bestellen. De tuinders zullen u er wel aan enkele kunnen helpen, want voor eigen gebruik heeft men er niet zo veel nodig. Voor een gezin van vier personen is acht toma tenplanten al ruim voldoende. Ze moeten op een zeer zonnige plaats komen en verlangen ook een goed bemeste grond. Ze moeten langs stevige stokken omhoog kunnen groeien, want op eigen benen kunnen ze niet staan. G. Kromdijk. (Foto's Turkenburg) RABARBER DOPERWTEN Darüber und darunter thematiek is slechts aanleiding voor het scheppen van een wereld van droom en kind, waarin niet alleen alles mogelijk is, maar waarin een licht schijnt, dat in de volwassen werkelijkheid het wezenlijke trans parant maakt. Zo verschuift in doeken als „Lij dende vrucht", „Zes bomen aan het water", „Dame met koorts" en „Vervloekte vrouw" het normale perspectief zozeer, dat een onac tuele. diepere werkelijkheid begint op te lichten. Opvallend is, dat onder de zestig tentoongestelde werken, die nog niet eerder werden getoond, het aantal doeken gering is. waarop de spanning van lyn en kleur in ge heimtekens is geformuleerd. Juist de grote olieverfwerken uit Klee's laatste jaren worden hierdoor im mers gekenmerkt. Droomwereld In het kleinere formaat en in de Klee zo dierbare aquareltechniek (die overigens in de laatste jaren wordt gemengd met andere tech nieken: Klee gebruikt door elkaar tempera, pastel, olieverf, waterverf, krijt, etc. en legt vaak een basis van eiwit) schilderde hy meer de fantastische droomwereld van vruchten, bomen en ondefinieerbare wezens, die elkaar ontmoeten of samen praten. Daarnaast figureert op doeken, die zulke kenmerkende titels dragen als „Sieht zürück mit Scharfe", „Eind Doppelschreier", „Nordischer Künstler" en „Mann- weib aus einem verschollenen anti ken Roman", de mens als thema. Deze kleine Klee-tentoonstelling Is een gebeurtenis in het Westduit- se expositieleven, juist omdat zij de mogelijkheid schept van gemakke lijk sprekende doeken als „Kind bij een feest" door te dringen tot de geheimtaal van het in 1940 kort voor Klee's dood geschilderde „Dar über und daarunter", waarin de kunstenaar met het mathematische oneindigheidssymbool onder het le vensteken zijn geloof weergaf dat „de dood niets ergs is". In 1931, negen jaren voor zyn dood. zei Paul Klee in Dessau eens tot zyn leerlingen: „Met de dood ben ik allang in het reine gekomen. Weet men dan wat belangrijker is, het leven van nu of dat wat komt? Ik sterf graag, wanneer ik nog een paar goede werken zal hebben ge schapen".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1962 | | pagina 16