Anna Christina van der Tak ZOEKLICHT in KAMER en TUIN j Vijf onbekende portretten van Elsschots trouwe vriendin EEN OP DE BOEKENMARKT Geschikte camera's - ongeschikte verpakking Zaterdag 14 april 1962 Pagina 2 het meisje dan opgevoed. Toch werd besloten dat Anna. zelf haar brood zou verdienen en na haar schooltijd heeft zij daarom ge leerd voor onderwijzeres. In die da gen was dat een van de weinige beroepen, die konden worden uit geoefend door een meisje van zo als men dat noemde: goeden hui- Overspannen (Van onze Brusselse correspondent) „In dankbare opdracht aan mej. Anna Christina van der Tak, mijn trouwe vriendin". Dat is de opdracht, die men vermeld vindt op de titel pagina van „Villa des Roses", de eerste roman van Willem Elsschot, verschenen in 1913 bij van Dishoeck te Bussum, drie jaar nadat de auteur hem in het benedenhuis Snellinck- straat 49A in Rotterdam had geschreven. Aan Simon Vin kenoog, heeft hij, weinige jaren voor zijn dood, verteld hoe hij tot het schrijven van dat boek is gekomen. „Ik was chef-correspondent bij de werf Gusto, firma A. F. Smul ders in Schiedam, was er zoge naamd chef over vijf andere cor respondenten omdat ik Spaans kende. Een ervan was een 45-jarige juffrouw Van der Tak, een ver vroegd gepensioneerde schooljuf frouw, die haar werk niet had kunnen voortzetten wegens de „zenuwen" die haar plaagden. Ook door de vijf correspondenten die van mijn leeftijd waren, werd Vier foto's van Elsschots trouwe vriendin", van links naar rechts: in 1875 op elf jarige leeftijd, als meisje van een jaar of twintig en tweemaal rondom de tijd, dat zij met Elsschot omging. ze gesard en ik nam haar in be scherming. Er ontstond dus een vriendschap, ook al omdat ze in dezelfde buurt woonde als ik en ik haar dus van en naar huis verge zelde. Ze wilde altijd dat ik de verhalen, die ik vertélde, onder andere over het familiepension in Parijs, waar ik gewoond had, op schreef. Ik sprak nog Vlaams, weet U. En dat vermaakte haar. Wel driehonderd keer heeft ze ge zegd: „Fons, waarom schrijf je dat niet eens op". En ik schreef „Villa des Rosesin drie wéken. Ik had nog nooit eerder iets ge schreven. Het boek heb ik dan ook aan haar opgedragen." Sybren Polet. „Breekwater". De Bezige Bij. Amsterdam 1961 (LRP). „Breekwater" is typisch een woord uit de mengtaal, welke Etiemble, lector aan de Sorbonne, gedoopt heeft met de naam „Ba- bélien", Babels. Het schijnt dat men in Frankrijk al even hard be zig is de taal te besmetten met anglicismen en amerikanismen als men dat in Nederland doet. Voor zover mij bekend is, wordt daar aan de Nederlandse universiteiten niets tegen gedaan; dit in tegen stelling tot Parijs. Nu heeft Sybren Polet dit woord wel als eigen naam gebruikt en men kan er as sociaties aan vastknopen ik meen ergens gelezen te hebben, dat het verband kan houden met het bre kende vruchtwater maar dat neemt niet weg dat dat woord nooit in zijn hoofd had kunnen opkomen als het Engelse „break-water" niet bestond. Edoch, een auteur heeft het recht met woorden resp. klan ken te spelen en daarom moet dit Breekwater maar aanvaard wor den. Daar komt bfj dat de heer, die met deze naam getooid is, oor spronkelijk Godgegeven heette, wel een uitzonderlijke, maar toch Ne derlandse naam. Behalve deze naamsverwisseling is er aan de tribulatiën van de heer Godgegeven-Breekwater nog veel zonderlings. Er wordt vermeld, dat hij een IQ heeft van 121, iets boven het gemiddelde dus en het doet de mens in de eerste plaats deugd dat een gemiddelde Nederlander tot zulke zeldzame gedaanteverwisse lingen in staat blijkt te z(jn. Op blz 10 geeft de auteur het verloop van het bestaan van deze heer van middelbare leeftijd als volgt aan: de wereld heeO noq i 2 miljoen arisen A nodig i „Een mens die ouder wordt, sterft, herleeft, sterft waarom?" Men voelt het dus aankomen; de heer Godgegeven vreest oud te worden en te sterven. Hij wenst het be faamde liedje van verlangen te zin gen. Hierbij ondervindt hij deugde lijke, maar handhandige steun van een jeugdige vriend, Lokien ge naamd, die eerst een eikeboom was, die Godgegeven door het raam van zijn kantoor kon ?ien staan. Be grijpelijk, want de eik staat bekend als instaat tot het bereiken van een zeer hoge leeftijd. Ja, men zou deze boom ten opzichte van de mens zelfs onsterfelijk kunnen noemen. Moet men bij deze naam soms ook denken aan Loki, de dubbelhartige god der verwoesting? De jonge Lokien „eenzaamheid straalde van hem uit als een koud innerlijk licht", is een schrijver van novellen en een maker van verta lingen. Lokien is de creator van Breekwater, want hij verandert de dingen door er naar te kijken (blz 23) en dus Godgegeven in Breek water. Na enige ontmoetingen in een café gaat Breekwater zich be wegen in Lokiens milieu, waarvan de jeugdige onderdelen hem om de beurt verleiden tot uitspraken, die hij van zichzelf nooit verwacht had of tot ergernis. Aangezien Polet het leven van Breekwater in zijn speel se handen houdt, wordt hij onge veer halverwege het verhaal over reden door een lelijk eendje en be graven. Dan herleeft hij op blz. 88, sterft weer op blz. 148. Op blz. 153 is hij evenwel weer aanwezig. Hij heeft een verhouding met zijn se cretaresse Merel, doch die verloopt maar droefjes aangezien Breekwa ter toch eigenlijk Godgegeven is. Vervolgens worden wij nog onder houden met de historie van de heer Viëtor en zijn overbuur. Mijn conclusie is dat een auteur zijn voornaamste figuur letterlijk alles kan laten doen waar hij (de auteur) lust in heeft en dat dat soms heel amusant kan zijn. Maar dan moet hij maar niet verwachten, dat iemand hem volgen kan. Ik schat myn eigen IQ ook niet hoger dan 121. L. W. de Bree. „Jacob Moens, broer van zijn vader". P. N. van Kampen. Amsterdam z.j. Met de beste herinnering aan de roman „Pleidooi voor Polderman" van dezelfde schrijver, ben ik aan dit derde boek van De Bree begon nen. Daardoor waarschijnlijk is het dat Jacob Moens mij wat teleur gesteld heeft. Zonder twijfel zitten er aardige passages in deze, even eens op Walcheren spelende roman, zoals de groei van het gehucht Domburg tot een bloeiende bad plaats, de typering van mensen in een zomerpension als het regent, de kermis en meer dergelijke details. Hetgeen waar het echter om gaat, het leven van de leerwerker Jacob Moens, die inderdaad de halfbroer van zijn stiefvader is, komt niet voldoende tot zijn recht. De schrij ver had hier toch dat hij dat kan, heeft hij bewezen in Pleidooi of een satirisch of een drama tisch verhaal van kunnen maken. Hij heeft echter gekozen het ver leden en het heden van de betrok kenen met een rapporterende nuch terheid en vluchtigheid te beschrij ven en daar is de gang van zaken, eerlijk gezegd, niet interessant ge noeg voor. CLARA EGGINK Dat was eigenlijk alles hetgeen men van Anna Christina van der Tak wist. Elsschot zelf had ook na zijn Rotterdamse jarèn nog wel contact met haar onderhouden, doch zijn familie wist niets van haar bestaan af. Wel heeft zij na zijn dood gezocht in zijn papieren, doch zij vond geen sporen die naar mejuffrouw Van der Tak konden leiden. Het blijft trouwens een open vraag of Elsschot zelf op de hoogte is geweest, van haar over lijden, kort voor de tweede wereld oorlog. Toen in het voorjaar van 1961 in het Museum voor het Vlaamse Cultuurleven een Elsschot-tentoon- stelllng werd gehouden dezelf de die men ter gelegenheid van de Boekenweek, zy het uitgebreid, in het Rotterdamse Historische Mu seum heeft kunnen zien vond men daar dan ook niets over Els schots „trouwe vriendin". Uw cor respondent signaleerde in zijn be spreking van de expositie die lan- cune. Het gevolg daarvan was ver heugend. Twee lezers, dr. E. D. Baumann te Oosterbeek en mr. E. Schotman te Santpoort, bleken niet alleen herinneringen aan haar te hebben, doch ze waren ook in het bezit van portretten van deze zoals laatstgenoemde schreefbe schaafde intelligente, geestige en vrolijke vrouw. Anna Christina van der Tak, zo deelde dr. Baumann, die zelf de auteur is van verscheidene boe ken op medisch-historisch gebied, mee, werd 20 juli 1864 in Rotter dam geboren. Haar familie was aanvankelijk welgesteld doch in de loop der tijden had deze met fi nanciële moeilijkheden te kampen gekregen. Anna's vader heeft veel tegenslag in zaken gekend en na een faillissement 'heeft een tante de zorg voor het meisje op zich ge nomen. Die tante heette Cato Stronk en zij voerde het huishouden voor een gefortuneerde Dordtse carga door, de vrijgezel Dirk Schotman. In dat naar de stijl dier dagen met enige staat gevoerde milieu is Eerst is zij na het behalen van haar akte onderwijzeres geweest in Dordrecht, daarna in Rotter dam. Op die Rotterdamse school heeft zij het niet prettig gehad. Zij heeft er blijkbaar niet goed orde kunnen houden onder haar leerlingen. Zij geraakte overspan nen en moest enige tijd rust hou den. Naar het onderwijs wilde zij niet meer terug. Zo kwam zij in het kantoorleven terecht. Aanvan kelijk bij de uitgever Roelants in Schiedam, vervolgens bij de werf Gusto van de firma Smulders in dezelfde stad. Daar heeft zij dan kennis gemaakt met Fons de Rid der ofwel Willem Elsschot. Tegelijkertijd werkte op het kan toor van de werf nog een andere Antwerpenaar, Lo de Haas. Dr. Baumann, die hem heeft gekend, schreef ons dat deze laatste een ..onverbeterlijk verteller van anec- doten" is geweest en hij veronder stelt dat Anna van der Tak die kunst van hem heeft afgekeken. Het drietal ging veel met elkander om. Elsschot heeft bij het vertel len van zijn herinneringen aan Vinkenoog waarschijnlijk niet ge dacht aan die Lo de Haas,want deze laatste heeft zeker niet tot degenen behoord, die haar ook zo als hij zei: sarden. Privé-secretaresse Toen Elsschot en De Haas te rugkeerden naar België is Anna van der Tak nog enige tijd bij Smulders gebleven. Haar loopbaan heeft zij tenslotte geëindigd als privé-secretaresse van de directeur van de scheepswerf van Piet Smit in Rotterdam. Met de beide Ant werpenaren heeft zy steeds con tact gehouden en verscheidene ma len heeft zij bij hen gelogeerd. Op oudere leeftijd is zij wat met haar gezondheid gaan sukkelen en dr. Baumann heeft toen. op haar ver zoek, een pension in het Arnhemse voor haar gezocht zodat hij haar zo nodig geneeskundige hulp kon verlenen. Tweeëntwintig juli 1939 is zij, twee dagen na haar vijfen zeventigste verjaardag dus, overle den. Op de begraafplaats Moscowa in Arnhem is zij begraven. Belangrijk is nog de mededeling van dr. Baumann dat „de af scheidsbrief van Louise in „Villa des Roses" niet zonder haar me dewerking de huidige vorm heeft gekregen". In 1924 heeft mevrouw Bau mann, de schilderes C. Baumann- Hioolen, het portret van Anna van der Tak geschilderd. Tijdens de evacuatie van Arnhem in 1944 heeft het doek wat geleden doch later is het weer opgeknapt. Foto's Nadat wfj zo kennis hadden ge kregen van een portret van Els schots „trouwe vriendin" heeft een familielid, mr. E. Schotman, in zijn archief maar liefst vier foto grafische portretten van Anna van der Tak gevonden. Het oudste werd in Dordrecht gemaakt in 1875 door de „fotografe" F. Carlebur. Het meisje was toen elf jaar en het is merkwaardig, zoals bijna een hal ve eeuw later, toen mevrouw Bau mann haar portret schilderde, de houding van het gelaat, de trek rondom de mond en de wijze van kijken overeenstemming vertonen met die van dat jeugdportret. De tweede foto, in Rotterdam gemaakt, laat Anna zien als een jonge vrouw van naar schatting een jaar of twintig en de twee andere zijn naar de mening van mr. Schotman uit de tijd, dat zj omgang had met Willem Elsschot Omdat zij toen rondom de veer tig moet zijn geweest, zouden wi geneigd zijn, die, welke afkomstig is van het atelier Schotel, iets vroeger te dateren dan de foto, welke door de fotografen Meyer en Hopman, is vervaardigd. We weten bovendien dat Elsschot toen in de Snellinckstraat woonde en Anna van der Tak, zoals hij vertelde „in dezelfde buurt". Welnu, in diej buurt was Meyer, die zijn atelier; (wij hebben het als kind nog ge-k kend: het was een ruimte van flinke afmetingen met één glazen wand en geschilderderde zetstuk ken, waartegen men werd opge steld) aan de Nieuwe Binnenweg had, een bekend fotograaf. Men liet zich in die tijd ook als regel niet zo ver van huis portretteren. Hoe het ook zij, dank zij de Antwerpse tentoonstelling is deM iconografie van Anna Christina)' van der Tak bekend geworden^ terwijl wij ook iets over haar zelf,,. te weten zijn gekomen, zodat de( opdracht van Elsschots eerste ro-l man thans méér kan zijn dan al-r leen het vermelden van een naam,:1 ii/r«6 Anna Christina van der Tak, de vriendin aan wie Willem Elsschot zijn „Villa des roses" heeft opgedragen, naar het door mevrouw C. Baumann- Hioolen geschilderd portret. J Kleurencursus (II) Korenbloemen of Centaurea's zijn algemeen bekend. De blau we bloemen ziet men in de zomervakanties in de koren velden en de bloemenman heeft ze straks ook weer in voorraad en dan doel ik speciaal op de eenjarige korenbloemen. Die ko men trouwens niet alleen voor in de blauwe kleuren, doch ook in vele andere tinten. Vooral rood en roze vallen over het al gemeen in de smaak. Nu is het de goede tijd om ze te zaaien. De tyoemenkweker heeft verle den najaar al gezaaid en daar om kan hij ze zo vroeg in bloei hebben, doch nu kunt u dat in eigen tuin ook nog doen. Koren bloemen stellen niet zo veel eisen aan de grond. Als ze maar een zonnig plekje hebben, groeien ze overal, doch het is KORENBLOEMEN toch wel nuttig wat oude mest door de bovengrond heen te werken en men moet ook voor voldoende losse grond zorgen. Stop het zaad vooral niet te diep in de grond. Het is vol doende als het juist onder de oppervlakte zit. De grond moet men na het zaaien vochtig hou den; dat biedt vele voordelen. Het zaaiplekje kan men ook afdekken met vochtige zakken en lappen. Zodra de jonge plantjes te voorschijn komen, moet men het dek verwijderen. Na opkomst zal blijken dat ze veel te dicht op elkaar staan en dus zal men moeten dunnen. De plantjes moeten op een onder linge afstand van ongeveer tien centimeter komen. Behalve de eenjarige soorten komen ook veel overjarige voor en speciaal de Centaurea macropcephala moet genoemd worden. Ze bloeit met grote bloemen; een mooie vaste plant, die men in de aanstaande herfst moet po ten. Goudsbloemen zijn ook van die echte ouderwetse planten. Ook die zou ik in de tuin niet willen missen; ze groeien in vrijwel alle grondsoorten en het is echt niet nodig de grond nog extra te bemesten. Wel dient men voor een zonnig plekje te zorgen en na het zaaien moet men ook uitdunnen. Jonge plantjes kan men verzetten maar een andere plaats in de border, doch wacht er niet te lang mee; ze zullen anders niet meer te verplanten zijn. G. Kromdijk. Hoeveel keren zou aan vakmensen of vergevorderde amateurs al niet de' vraag zijn gesteld: „Ik zou ook wel aan kleurenfotografie willen beginnen,11 maar is mijn toestel daarvoor wel geschikt? Die vraag doet blijken, dat", ook de leek al is hij niet geheel op de hoogte toch vernomen heeft,' dat het maken van kleurenfoto's andere eisen aan de apparatuur stelt dan' het vervaardigen van zwart-wit opnamen. I' Theoretisch is dat ook zo. Maar maakt U zich niet al te ongerust over de eventuele ondeugdelijk heid van uw toestel. Hebt U er goede, scherpe foto's mee gemaakt op. zwart-witfilm, ook al is het een eenvoudige box dan zal een nega-* tief-kleurenfilm stellig bevredigende resultaten geven, wanneer U maar( op zonnige momenten wacht. film, die men in het toestel zal zet-l ten. Is die volgeschoten film nul bijvoorbeeld een negatief-kleu-P renfilm een extraatje voor eenl bijzonder vakantie-uitstapje enl is zijn opvolger een zwart-wit! exemplaar, dan verhuist in zo'n ge-l val het kleuren-materiaal in eenl verkeerd huisje. Waardan nog bij komt, dat uit veiligheidsoverwegin-, gen zo'n rolletje ook nog vaak infl het zilverpapiertje van de nieuwef film wordt gedraaid. Na de reis) worden de films ter ontwikkeling! bij de vakman op de toonbank ge legd en is de boodschap: „ontwik-!" kelen en afdrukken alstublieft", l Komt deze vreemde combinatie! in de donkere kamer, dan wordt bü| het voorsorteren in de meeste ge-p vallen de fout wel ontdekt, 't Kanl echter voorkomen vooral bij gro-i te drukte dat een deel van defl films gereed is om in het ontwik- kelbad te gaan, terwyl de rest nod in de zilverpapiertjes ligt te wach-ü ten. Bij dat ontwikkelen gaat de1 grote lamp uit en gloeit er in de donkere kamer alleen nog hetüchf van een soort groene spijker. Daar-f bij valt niets te onderscheiden! hoogstens kan men zich ruimtelijk! enigszins oriënteren. De kleurenfilm»! wordt nu in het donker af! gerold, aan de „ontwikkelhaak" ge-[ slagen en vervolgt zijn reis door del donkere kamer als een doodgewone) zwart-Wit film. I Dat geeft „brokken", want eenL kleurenfilm moet nu eenmaal op* andere wijze ontwikkeld worden. Soms zijn de ontstane fouten na deze procedure toch nog wel te her stellen, maar de resultaten zijn dan altijd minder, dan wanneer zo'n kleurenrolletje de juiste behande ling had ondergaan. Een waarschuwing dus aan alle aanstaande kleurenfilm-gebrui kers: Lever een kleurenfilm ook al) een kleurenfilm in en niet als een vermomde zwart-wit film. Hebt n geen ander verpakkingsmateriaal dan een verkeerd doosje, zeg het er dan vooral bjj als u uw film inle vert. Het voorkomt allerlei narig heid. Wie over een camera beschikt, waarvan de lens voor kleuren ge corrigeerd is, zal uiteraard meer mogen verwachten. Want dat is nu juist het verschil: oudere objectie ven kunnen maatwerk leveren in een eenvoudig patroon van grys of zwart. Maar bij de kleurige dessins, die de moderne kleurenfilm nu een maal verlangt, knippen die oudjes en ook de heel eenvoudige lensjes er nog wel eens een klein beetje naast! Dan ontstaan er „valse zoompjes" van groen en geel of blauw met rood. Zolang het negatief niet vergroot wordt, valt het niet zo op en is vrijwel iedereen er con tent mee. Maar worden wat stren gere eisen gesteld en moeten kleine beeldjes groot geprojecteerd wor den, dan ligt het moderne kleurge- corrigeerde objectief een stuk voor door zijn vaste hand, die feilloos geknipte patronen in de felste tin ten maakt. Maar nogmaals: ook met een wat oudere, maar redelijk goede camera kunt u met een on bezwaard hart kleurenopname ma ken. Want het is niet waar, dat het inzetten of transporteren van een kleurenfilm op een andere wijze dan bij zwart-witfilms moet gebeu ren. Tussen de verschijningsvormen van de beide soorten is vrijwel geen verschil: kleinbeeldfilms in cas settes en rolfilms in diverse afme tingen. De verpakking en het omhulsel geven voor de leek duidelijk aan met welke soort hij te maken heeft. Het papier, dat om de rolfilm is ge wikkeld, de z.g. schutstrook, is bij zwart-wit film vrijwel altijd rood of soms groen aan de buitenkant, bij een negatief-kleurenfilm wordt de fellere kleur geel meestal toege past. Bij de kleinbeeld-cassettes wordt een meerkleurige druk op het etiket als waarschuwing gebruikt: pas opdit is een kleurenfilm. Hier moeten we even uitweiden om veel fotoleed te voorkomen dat ontstaat door fouten, die amateurs helaas nog steeds maken. Al te vaak komt het voor dat een film die „vol" is, gestopt wordt in het leegkomende doosje van de nieuwe

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1962 | | pagina 16