WILLY SCHOBBEN
Joan Sutherland komt
in Amsterdam zingen
GOUDEN TROMPET
rnm¥mm
blaast binnenkort op
Arts hield puistjes
voor muggebeten
Italianen noemen
haar „La Stupenda
Willens en wetens koos ik de lichte muze'
Prima donna assoluta
Opgericht 1 maart 1860
Donderdag 22 februari 1962
Vierde blad no. 30580
urnn n n: n <i 'n n m nminimininn
viiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiim
niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiH
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiihiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllli
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
Als jongen'tobde
hij zwaar met een
ademhalingskwaal
(Van een onzer redacteuren)
Ruim veertig jaar geleden een
jongetje, dat zo erg met een
kwaal aan zijn ademhalingsor
ganen tobde, dat zijn ouders
bijna iedere nacht hun bed uit
moesten om hem stoombaden te
geven, binnenkort na Eddy
Calvert de tweede trompettist
ter wereld met een gouden in
strument: Willy Schobben.
Het begin en de huidige mijl
paal van een artistieke carrière,
waarvan de internationale faam
zo ver reikte, dat een buiten
landse firma ,,de naam kan
ik niet noemen", zegt hij zelf
haar met goud wilde bekronen.
Enige tijd geleden tijdens een
televisie-interview hoorden wij
voor de eerste maal van deze
gouden trompet. ,,Toch werd
die mij vorig jaar al aangebo
den. Bij mijn veertigjarig jubi
leum als trompettist. Maar er is
toen geen publiciteit aan gege
ven. En het duurt wel even voor
zo'n instrument klaar is. Over
een maandje krijg ik hem."
„Waarom eigenlijk alleen Eddy
Calvert en U? Waarom b.v. Harry
James of Ray Anthony niet?".
Willy Schobben, die tegenover ons
zit in de ruime woonkamer van zijn
flat aan de Laan '40'45 in Hilver
sum, aarzelt even.
„Eigenlijk weet ik het niet. Ik
denk, dat het afhankelijk is van de
hoogte, waarop men de persoon ap
precieert. Waarom men aan klassieke
trompettisten voorbijgaat? Ach, ver
geet U niet, het is commerciëel. De
lichte muze spreekt nu eenmaal meer
tot de massa!".
Dit verschil in appreciatie staat
echter geen persoonlijke waardering
in de weg. Integendeel. Willy Schob
ben heeft b.v. diepe bewondering voor
Marinus Komst, eerste trompettist in
het Concertgebouworkest: „Rinus is
voor mij een van de grootste trom
pettisten ter wereld. Wij zijn dikke
vrienden".
Wederzijds
Dat deze bewondering wederzijds is
blijkt wel uit de opmerking, die Ma
rinus Komst maakte, toen Willy
Schobben jaren geleden bij hem in
formeerde naar een bestaande vaca
ture bij het Concertgebouworkest:
„Als het om een plaats als eerste
trompettist was gegaan, dan had ik
jouw naam allang genoemd. Maar het
betreft hier een tweede en dat is
niets voor jou!".
Willy Schobben beschouwt deze op
merking als een groot compliment.
En hij durft er nog een andere con
clusie uit te trekken.
„Voor velen ben en blijf je té licht
als je eenmaal de lichte muze hebt
omarmd. Larie, ik heb jongens in
mijn orkest, die soms in een symfo
nie-orkest moeten invallen en hun
partij dan a vu meeblazen. Niet ieder-
Willy Schobben thuis
.„Als ze aan mijn hond
komenword ik furieus'
(Foto Leidsch Dagblad)
een kan dat vanzelfsprekend, het ver
eist nu eenmaal een heel andere in
stelling, maar sommigen presteren
het toch. Toen Jos Cleber nog in het
Concertgebouworkest speelde, werd
hij door Willem Mengelberg als voor
beeld gesteld voor zijn collega's. En
heeft de wereldvermaarde dirigent
Leonard Bernstein niet de muziek
voor de musical „West Side Story"
geschreven? Er zijn voorbeelden te
over. Teveel om op te noemen. Con
troversen tussen kunst met een grote
en met een kleine k worden meer ge
maakt dan gevoeld. Zeker bij de mu
sici".
Alle facetten
Willy Schobben knikt met overtui
ging, als wij hem er naar vragen.
„Wis en waarachtig heb ik de lichte
muze doelbewust gekozen. In de eer
ste plaats omdat je daarin alle fa
cetten van het beroep kunt beleven.
Bovendien hield ik van opwinding. Er
is in een symfonie-orkest zo weinig,
waarin je je kunt uitleven. Je zit en
je blijft zitten. Ik wil graag alle soor
ten muziek spelen. Neem nu eens het
werk bij „De Zaaiers". Dan begelei
den we de zangeres Erna Spooren-
berg in een Mozart-aria, maar de
volgende dag zitten we alweer met
Corrie Brokken of Rita Reys achter
de microfoon. Later volgen wij weer
Herman Krebbers in zijn virtuositeit
en weer een andere keer kan ik zelf
solistisch optreden. Daarnaast zit ik
nog in het Theater Orkest, heb ik
een eigen combo en dezer dagen ben
ik juist begonnen met een eigen or
kest. En dan heb ik de grammofoon
opnamen niet genoemd, evenmin als
mijn leerlingen".
Wij zitten te praten driehoog in een
flat. Rondom nog meer hoogbouw.
We denken aan de veelbesproken
flatneurose door geluidsoverlast. En
een trompet heeft een doordringend
geluid.
„Desondanks neemt de animo voor
dit instrument niet af. Ik zou haast
zeggen: integendeel. Ik moet velen
teleurstellen, die lessen zouden willen
hebben.
Trouwens, ik moet ook bekennen,
dat mijn buren nooit geklaagd heb
ben. al had ik het best kunnen be
grijpen, wanneer zij het gedaan had
den. Het hangt van mijn programma
af, maar ik studeer iedere dag toch
minimaal een half uur. Alleen oefe
ningen. Vreselijk taai. Dan nog zijn
er mensen, die zeggen: „Ik luister
met genoegen". Maar waar ze dat
genoegen vandaan halen is mij een
raadsel
Niet alleen oefenen is een harde
oodzaak voor een musicus, voor wie
3 kwaliteit van zijn werk voor alles
at. Als trompettist moet je er ook
>g op letten, wat je eet.
„Als ik b.v. een paar spiegeleitjes
_b gegeten, is het vrijwel onmogelijk
ort daarna iets serieus te spelen,
tijn mond plakt en het heeft ook
nvloed op het speeksel. Bij een op
reden in een zaal gaat het nog wel,
naar een radio- of televisiemicro-
oon registreert het bliksems nauw-'
.reurig als het niet gaat, zoals het
moet. Daarom moet ik zoiets in de
gaten houden. Ik rook ook niet en
drinkzeer matig. Dat komt mijn
uithoudingsvermogen ten goede. Als
het moet zou ik wel twaalf uur kun
nen blazen", zegt de nu 46-jarige
trompettist.
Al meer dan veertig jaar blazer.
Hij moet dus wel heel vroeg begon
nen zyn.
„Dat klopt. Ik was nog geen zes
jaar. Toen bracht mijn broer een
blaasinstrument voor mij mee. Ik
natuurlijk de hele dag toeteren tot
mijn vader het verbood. Die dacht
aan de vele uren, die hij 's nachts met
mij naast het bed had gezeten. Maar
de dokter zei: „Laat maar, het zou
wel eens goed kunneu zijn". De goede
man kreeg gelijk, een jaar later was
mijn kwaaltje ovr en blies ik zo goed
en zo kwaad als het ging mee in het
fanfare-orkest, dat mijn vader had
opgericht. Hij begon met acht leden,
van wie vijf Schobbens. Ja, het was
een echte muzikale familie. Nu nog.
In mijn familie alleen mijn broers
en zusters met hun kinderen gere
kend tellen we al 25 blazers, de
meesten trompet".
Na vier jaar fanfare volgde op 11-
jarige leeftijd de Stedelijke Muziek
school in zijn geboortestad Maastricht
en daarna het Muzieklyceum (piano,
orgel en harmonieleer). Op 14-jarige
leeftijd mocht Willy toetreden tot
Maastrichts Stedelijk Orkest onder
Henri Hermans. Twee concerten en
twee repetities per week. Voor een
tientje per maand
Bewonderaarster
Twee jaar later stapte Willy Schob
ben uit het Orkest in de lichte muze.
Met diverse ensembles reisde hij door
Europa. Toen de oorlog uitbrak was
hij in Zwitserland, wachtend op zijn
Deense bewonderaarster met wie hij
een jaar later in het huwelijk zou
treden.
„Ik ben verliefd geworden op de
wijze, waarop hij Penny Serenade
speelde", vertelt de blonde mevrouvl
Schobben met haar grappig Deens
accent. „Volgens mij ligt sweet music
hem nog het beste. Hij is nu een
maal een romanticus, een dromer
eigenlijk. In dat melodieuze werk is
hij enorm. Zo ben ik dol op zijn com
positie „Trumpet Tango". Het is echt
niet zijn meest verkochte plaat. Dat
zal „Mexico" wel worden. Die gaat
fantastisch. Maar geef mij maar zijn
Tango".
Willy Schobben schreef deze tango
in 1940. Pas vijftien jaar later speelde
hij hemzelf voor de eerste maal in
Nederland met het Cosmopolitain
Orkest. Sindsdien hebben zeker
twaalf orkesten op drie continenten
het werkje gespeeld, zoals ook zijn
„Happy Trumpets", „Trumpet in
love" en „Trumpet in blue" over de
wereld zijn gegaan. Daarnaast com
poneerde hij ook marsen voor har
monie-orkest.
iV G enin pr.)S---enme k kiwWa
LI-...UP overalls onder
n Mnuwe overall'
Nu oók ïndanthren-
„Gevaar voor de vrede"
De Syrische regering heeft de aan
dacht van de Veiligheidsraad der V.N.
gevestigd op het Israëlische plan tot
verlegging van de bedding van de Jor-
daan voor bevloeiingswerken.
De regering vraagt niet om een bij
eenkomst van de raad maar vestigt
de aandacht van alle leden op „het
gevaar voor de vrede" dat het Israëli
sche plan met zich meebrengt voor
het midden-oosten.
Favorieten
Zijn favoriete solisten?
„In het lichte genre staat bij mij
Harry James voorop. Een pracht
trompettist. Verder Ray Anthony,
de Canadees Maynard Ferguson de
ideale blazer van hoge tonen en
Gozzo. Deze laatste is hier misschien
niet zo bekend. Een stille werker
achter de schermen eigenlijk. Maar
geen groot Amerikaans dansorkest
zal een plaat maken zonder hem in
de „lead" van de kopersectie. Door
zijn capaciteiten is hij nagenoeg on
vervangbaar.
We missen in deze opsomming de
Britse trompettist Eddy Calvert,
's werelds gouden trompetblazer nr. 1
en een groot persoonlijk vriend van
Willy Schobben („al hadden we geen
trompet gespeeld, dan nog waren we
vrienden geworden").
„Dat is echt geen toeval", zegt Wil
ly Schobben. „Ik heb hem niet ver
geten. Eddy is een goed trompettist.
Maar als ik b.v. „Oh mein papa"
hoor, dan vind ik dat wel knap en
handig, maar het is niet echt groot.
Zeker, hij verkoopt heel veel platen.
Maar dat is toch geen bewijs van
grootheid, al heeft het natuurlijk zijn
verdienste een massaal publiek te be
koren. Dat zal ik beslist niet ont
kennen. Maar ik kan in geen van
zijn platen een uitschieter ontdek
ken".
Hoogtepunten
Toch is de eerste ontmoeting met
deze Britse collega een van de hoog
tepunten uit Willy Schobbens car
rière. Het was in 1953, toen beiden
medewerkten aan de „Bonte Dins-
dagavondtrein". Het werd het begin
van een goede vriendschap.
Een ander hoogtepunt was Schob
bens optreden in Kopenhagen. Hij
werkte toen met het orkest van Carol
Gibbons in een Amerikaanse show,
waarin ook Bop Hope schitterde.
Twee mooie herinneringen, maar
er zijn er veel meer. De gemoedelijke
Limburger, die hij in hart en nieren
is gebleven („Als ik maar even vrij
heb, is Maastricht mijn pleister
plaats") houdt van alles, wat mooi is.
Zo is alle muziek mits goed uit
gevoerd hem lief.
Verdere voorliefdes?
Hij antwoordt met een glimlach:
„Mijn vrouw, mijn trompet en
mijn hond, dat is de volgorde".
En dan vergeet hij nog daaraan
toe te voegen de Deense keuken,
die zijn vrouw naast de Neder
landse, in hun huis in ere houdt.
Die zal wel mede-verantwoorde
lijk zijn voor zijn goed humeur.
„POKKENPROCES" IN MANNHEIM
In het ,,pokkenproces" in Mannheim tegen de 42-jarige arts Josef
Krump die er van beschuldigd is door onachtzaamheid achttien men
sen met pokken te hebben besmet, van wie er twee gestorven zijn is
de dokter verweten dat hij had moeten begrijpen dat hij zelf aan pokken
leed. Deze ziekte gold echter sedert 1874 in Duitsland als uitgeroeid en
de Duitse dokters kennen over het algemeen de symptomen dus niet van
eigen aanschouwing.
Dokter Krump zei in antwoord op
de tenlastelegging dat hij de puistjes
op zijn lichram voor muggebeten had
aangezien. Nog op de dag van zyn
terugkeer uit India was hij naar de
kliniek voor huidziekte in Heidelberg
gegaan. De huidspecialist had toen en
ook later geen diagnose van pokken
gesteld ofschoon bij het tweede be
zoek de mogelijkheid van een pokken-
geval niet geheel was uitgesloten.
Krump was naar het instituut voor
hygiëne van de Heidelberger univer
siteit verwezen, waar professor Kurt
Bingel de inhoud der puistjes bacte
riologisch onderzocht. Bingel zei toen
dat het mogelijk pokken kon zijn
aangezien Krump pas in India was
geweest en ried de arts aan zich voor
de zekerheid af te zonderen en geen
visites bij zijn patiënten af te leg
gen. Kort tevoren echter had Krump
nog mevrouw Stelz onderzocht en
daarbij ook de dokteres Necas ge
sproken.
Terwijl Krump in het quarantaine-
station van de Heidelbergse universi
teitskliniek verbleef, werd een aantal
personen met wie hij contact had ge
had, ziek. De uiteindelijke diagnose
van pokken voor Krump werd klaar
blijkelijk pas daarna gesteld. Over
het precieze tijdsverloop kan thans
geen zekerheid meer verkregen wor
den.
De overleden dokteres Necas was
niet tegen pokken ingeënt geweest.
Een eerder bij het gerecht in Hei
delberg ingediende klacht tegen dok
ter Krump is destijds wegens onvol
doende bewijs van de hand gewezen.
Gisteren verklaarde dr. Krump
voor de rechtbank, dat hij zich voor
zijn vertrek naar India niet tegen
pokken had laten inenten met het
oog op de complicaties, die zich in
enkele gevallen voordoen.
Fie Carelsen moet
operatie ondergaan
Opgenomen in Leids
Academisch Ziekenhuis
(Van onze Haagse correspondent)
De Haagse actrice Fie Carelsen is
gistermiddag opgenomen in het Aca
demisch Ziekenhuis te Leiden. Zij
moet een spoedoperatie ondergaan.
Vorig jaar maart werd mevrouw
Carelsen ook reeds enige tijd in dit
ziekenhuis opgenomen.
In 1958 nam zij in „Toontje heeft
een paard getekend" afscheid van het
toneel. Sindsdien heeft zij zitting in
de jury, die moet beslissen over de
toekenning van de jaarlijkse toneel
prijzen, de Theo d'Or en de Louis
d'Or.
Contact tussen
V.N. en Tsjombe
De inneming van Kongolo in noord-
Katanga door Katangese troepen is
gisteren bevestigd door m woordvoer
der van de VN in Leopoldstad. Hij
zei dat de VN „zeer ernstige bespre
kingen" met president Tsjombe voe
ren over de toestand in noord-Katan.
ga. Hem is toestemming gevraagd om
een missie van de volkerenorganisa
tie naar Kongolo te zenden.
Willy Schobben in de televisie
studio. Toen blies hij met twee
van zijn leerlingen Joke (ld) en
Marinus (17) Jansen uit Rotter
dam.
(Foto Leidsch Dagblad)
Op 25 februari zal de beroemde
zangeres Joan Sutherland voor i
de eerste maal in ons land op-
treden en wel in het Amster-
damse Concertgebouw. Het is
een gebeurtenis, waar gans
muziekminnend Nederland vol 1
verwachting naar uitziet!
(Bijzondere medewerking)
WIE haar hoort zingen, vraagt: ,,Hoe oud is deze begenadigde
kunstenares eigenlijk?" Het antwoord luidt: Joan Suther
land, geboren in Sydney, is vijfendertig. Zij is getrouwd en moe
der van een zoontje.
Hoe zingt zij? Reeds kan men in internationale muziékkringen de opvat
ting horen, dat zij de beroemde zangeres Dame Nellie Melba evenaart
en op den duur misschien zelfs zal overtreffen. Wat dit laatste betreft,
de toekomst zal het leren, maar reeds nu staat vast, dat na Nellie Melba's
triomfen geen zangeres van Britsen huize zoveel succes heeft mogen
oogsten als de Australische sopraan Joan Sutherland. In Italië spreekt
men over haar als over „La Stupenda", „De Wonderbaarlijke". Een in
Milaan verschijnende courant schreef, dat zij Maria Callas voorbij is
gestreefd als de beste sopraan ter wereld.
Niet slechts in Europa, ook in de Ver. Staten staat Joan Sutherland
hoog aangeschreven. Een enkel „bewijsstuk"De „New York Herald
Tribune" een blad, dat waarlijk niet vrijgevig is met loftuitingen
schreef na Joan's debuut in de Opera te Dallas (Texas): „Miss Suther
land heeft zich ten troon verheven als een uiterst opmerkelijke „prima
'onna assoluta", die gezegend is met een ongelooflijk gave techniek en
iet een vocale expressiviteit, die de mooiste is van deze tijd en misschien
oei even mooi als die van wélke andere kunstenares ook uil de geschie-
lenis der muziek."
Eerste successen
Joan boekte haar eerste successen
in Covent Garden (Londen). Dit was,
toen zij de titelrol zong in „Lucia
di Lammermoor", een der allermoei
lijkste sopraan-rollen. Hij was vóór
Joan's optreden in Londen het laatst
vertolkt in 1925 en wel door Toti dal
Monte. Na haar triomf in Covent
Garden viel haar ook elders in de we
reld veel succes ten deel. In 1960
trad Joan voor het eerst op in Ve
netië in Handel's opera „Alcina". Zij
reeg stormachtige ovaties en het pu
bliek bedolf haar onder bloemen.
Vóór haar vertrek nodigde men haar
meteen uit om in 1961 terug te ko
men en dan mede te werken aan twee
opera's. Ook de beroemde Scala te
Milaan verzocht haar in 1961 op te
treden. Vóór zij naar Milaan ging,
trad zij eerst op in Parijs als „Lucia
di Lammermoor". De opera's Wenen,
Stuttgart en Dresden dongen in 1961
eveneens naar Joan's medewerking.
In december 1961 zong zij in het Me
tropolitan Opera House in New York.
Er is dus alle reden om Joan Suther
land te kenschetsen als een gevierde,
ja, als een zéér gevierde opera-zan
geres.
Dat Joan Sutherland niet slechts
als opera-zangeres, maar ook als
concertzangeres tot zeer bijzondere
prestaties in staat is, wisten haar
vrienden en bewonderaars reeds ge
ruime tijd alvorens het „in het open
baar" werd bewezen, toen zij tijdens
het Edinburgh Festival in 19S0 uit
blonk door haar zang in Verdi's Re
quiem. Op 25 februari zal ten
overvloede opnieuw een „bewijs"
worden geleverd, ditmaal in Amster
dam.
Voor haar!
De uiterste begaafde zangeres Joan
Sutherland dankt een groot deel van
haar succes aan haar man, de
Australische pianist Richard Bonyn-
ge. Deze kunstenaar gaf zijn veelbe
lovende carrière op, omdat hij de
toekomst van zijn vrouw als zangeres
hoger stelde dan eigen succes. Hij,
Richard Bonynge, was trouwens de
ontdekker van Joan's coloratuur-so
praan, waardoor zij wereldberoemd
werd.
Toen Joan Sutherland op negen
tienjarige leeftijd voor het eerst in
het openbaar optrad, was zij een dra
matische sopraan. Toen was haar
stem zegt Joan zelf „big and
wild". Na in haar vaderland succes
sen te hebben geboekt, ging zij in
1951 naar Londen. In 1952 trad zij
voor de eerste maal op in Covent
Garden. Spoedig trok zij veler aan
dacht. In Australië had zij Richard
Bonynge gekend. Kort nadat zij hem
in Londen weer ontmoet had, trouw
de zij met hem. Dat was in 1954. Ri
chard en Joan hebben een zoontje
van een jaar of vijf. De jongen heet
Adam.
Toen Richard Bonynge hoorde, wat
zijn vrouw met haar stm kon doen.
werd hem duidelijk, dat zij haar ta
lenten nog maar ten dele had ont
plooid. Het kostte Richard drie jaar
om Joan te overtuigen, dat zij moest
ophouden met Wagner te zingen en
dat zij zich moest toeleggen op de ne-
gentiende-eeuwse opera's van, bjj
voorbeeld, Bellini, Rossini en Doni
zetti. Later bleek Jean ook als Han-
delzangeres een begenadigde kunste
nares te zyn.
Niet alleen aan haar man, ook
aan haar moeder «avikt Joan veel.
De oude mevrouw Sutherland was
in haar jonge jaren zelf zangeres
geweest. Toen zij trouwde, hield zij
op met zingen. Zij kon dank zij
haar ervaring Joan's eerste schre
den op het doornige pad der zang
kunst verstandig leiden. En zij deed
het met grote toewijding, want zij
wist, hoe gemakkelijk een mooie jon
ge stem bedorven kan worden. Zy
wilde niet, dat Joan vóór haar acht
tiende jaar lessen nam en drong er
bij haar dochter steeds op aan om
niet te zware partijen te kiezen.
JOAN SUTHERLAND
Mevrouw Sutherland was niet rijk.
Daarom moest Joan zij had haar
vader verloren, toen zij zes was als
jongmeisje enige tijd als stenotypiste
werken. Zij mocht toen haar salaris
grotendeels besteden voor de betaling
van haar zanglessen.
Het was welbesteed geld. Dit staat
thans onomstotelijk vast. Toen Joan
twee-en-twintig werd, ging zij zich
geheel aan de zangkunst wijden.
Haar loopbaan als kunstenares ver
toont een vrijwel gestadig stijgende
lijn. Zal men eens van haar kun
nen schrijven, dat zij Dame Nellie
Melba als Joan een Australische
van geboorte heeft overtroffen?
Er zijn nu al deskundigen, die ver
wachten, dat de muziek-historici die
vraag met „ja" zullen beantwoorden,
als zij later een paragraaf (of een
hoofdstuk?) aan Joan Sutherland en
haar kunst zullen wijden.