De dertien kalenders F NIET ZIJN f Le' Kom er ACHT-er I OUDEJAARSNUMMER LEIDSCH DAGBLAD Een oudejaarsverliaal door Gerard Lutke Meyer TOEN burgemeester Van Moergraven de voorzit tershamer en de ambtsketen had overhandigd aan de stadhuisbode, was er niet veel meer over van de afgemeten vormelijkheid, waarmee hij zoeven nog de besprekingen in de Raad had geleid. Hij zei tegen Pieter Bos, die wat stofjes van zijn kleren borstelde en hem daarna in zijn jas hielp: „En alles laden ze maar op de brede rug van ons burgemees ters. In die vergadering van Taxandria kwam daar Barend Heul van de Uitgeverij Historia naar me toe, zeggende: Aha, burgemeester Van Moergraven. Goed dat ik U nog even apart heb. U heeft nog niet gete kend voor het garantiefonds. Ik zeg: Wat voor garantiefonds? Hij zei: Ja, hoor eens, burgemeester U is niet voor niets ere-lid van Taxandria. Wij dach ten vijftig gulden voor onze nieuwe uitgave als waarborg natuurlijk. En ik vind, Pieter Bos, je mag de dingen nooit door elkaar halen. Het zakelijke apart en je liefhebberij apart en ik zei dus wat ge- irriteer d: Wij dachten, wij dachtenDenken staat vrij, maar dat verplicht mij tot niets. Denk je dat burgemeester Van Moergraven zwemt in het geld? Vijftig gulden voor jullie zuiver commerciële uitgeverij? nooit van mijn leven eh. wat is het voor een uitgave, Barendje Heul? Och, zei die, daar staat nog wat in van U over Oudejaarsgebruir ken in Dommelveen. Overgenomen uit Taxandria, met uw mondelinge toestemming, burgemeesterdat weet U toch? Ik zeg: Zo maar voor niks een bijdrage en dan nog betalen ook? Je kunt me nog veel meer vertellen, Barendje Heul!" Pieter Bos legde ambtsketen en voorzittershamer in de archief kast: „Zo", zei hy, „dat is dan dat!" Maar dit afwezige ant woord beviel de burgemeester niet. „Geloof iy, Pieter Bos", zei hij, „dat ik wel had moeten tekenen? Ach teraf vind ik het toch een beetje raar. Die folklore-kalender gaat me aan myn hart. Misschien had ik het toch anders moeten doen. En hij treft het wel ongelukkig. Hij schreef me, dat hy wel mor gen zou komen om de nieuwe kalen der te laten zien. En laat ik nu morgen naar Den Haag moeten voor een bespreking over het nieuwe streekplan „Weet je", zei burgemeester Van Moergraven even later tot de ge meentesecretaris. Mr. Veterman, toen ze samen de trappen van het stadhuis afdaalden, „ik heb het gevoel dat ik wat goed te maken heb. Zou je Barend Heul willen vragen nog eens terug te komen, zo tussen kerst en oudejaar? Dan kan ik de zaak eens rustig met hem uitpraten „Ik kon hem vandaag niet meer aan de lyn krijgen", beken de de burgemeester van Dommel veen, toen hy, ontdaan van alle officiële bescheiden, van de ambts keten en zijn ambtelijke kleren bij zyn echtgenote in bed stapte, „en dat spijt me, want die folklore- kalender interesseert mij toch echt wel. Het is iets subliems: Nog nooit in Nederland verschenen! Nee, als een zuiver zakelijke onderneming had ik dat toch niet mogen zien De onheuse bejegening van Barend je Heul het hem zelfs in de slaap nog niet los en toen hy 's morgens in de trein naar Den Haag stapte, had hy het wonderlijke gevoel, dat hij in de droom met zowat alle notabelen van het dorp over Ba rend Heul en zyn folklore-kalender had gesproken en dat iedereen al van zyn malle houding wist. Een meneer, elegant gekleed en gehoed en met een zware zachtleren aktentas onder de arm, stond de volgende morgen op de stoep van de burgemeesterswoning en Bets, de gedienstige, volgens tra ditie nog met een schort, wit op zwart, en een witte muts op het hoofd, stond hem te woord. „Ik ben Barend Heul van de Uitge verij Historia. Is de burgemeester ook thuis?" „Nee, de burgemeester is in Den Haag". „Achen mevrouw van de bur gemeester?" „Die is bij de kapper op de hoek van de Molenstraat", zei Bets, en geheel overbodig voeg de zij eraan toe: „voor d'r haar!" Barend Heul opende omslachtig zijn imposante aktentas en haalde er een pakje uit. „Ziet u" zei hij, het gaat om deze kalender. Het is een bij zondere kalender. Het is de folklo re-kalender van de Uitgeverij His toria!" Hij zette zijn bril voor op zijn neus en bladerde: „Kijk hier staat een artikel van de burgemees ter zelf: Oudejaarsgebruiken in Dommelveen. Prachtig geillustreerd. Alles voor vijf gulden". „Weet de burgemeester ervan?" vroeg Bets voorzichtig. „Dat zou ik denken!" zei Heul „een zuiver commerciële onderne ming, noemde hy het". „Zuiver commercieel nou, laat dan die kalender maar hier", zei Bets, „ik zal het ding wel aan hem geven!" en ze legde twee harde meteen!" En hy telde vijf piek neer in de mollige handen van Ba rendje Heul. Zonder zich ook maar in het minst een oplichter te voelen, wreef deze zich, toen hij weer op de weg stond, vergenoegd in de handen. Haha, een zuiver commer ciële onderneming, zei de burge meester. Zyn eerste succes inspi reerde hem tot een grootscheepse gedachte. Waoht eens en aan stonds spoedde hy zich naar de kapper. Maar daar wachtte hem een teleurstelling. „Mevrouw Van Moergraven? Nee, die is hier niet. Heeft wel een afspraak voor tien uur een behandelingBarend Heul keek op zijn horloge. „Dat is jammer", zei hij bedrukt, „myn trein naar Den Bosch gaat over twintig minuten. Wilt u haar zeg gen, dat Barend Heul er is ge weest? Barend Heul van Historia! Met de folklore-kalender." „Ach", zei de kapper, „dat is Iets voor de burgemeester!" En of!" zei Barend, „mevrouw had hem zul len geven als cadeautje „Mag ik eens zien?" vroeg de kapper nieuwsgierig. „O Jawel", de vingers van Barend Heul vonden de Dommelveense Oudejaarsgebrui ken nu zonder enige aarzeling en de kapper verlustigde zich in de prentjes: „Hahaha, daar heb je Pietje van der Ven, Linke jongen hoor! En dat is dat ouwetje van de Maalbrug! Nou, die mag zyn haar wel eens laten knippen!" „Vyf gulden", zei Barend achte loos, „en dat-ie nou dat cadeautje mist!" „Geef my die kalender maar", zei Jansen, „ik zal wel zorgen,dat-ie hem krijgt. Zelf is hy klant by Van Beek, maar mevrouw komt zo meteen!" En hy telde vyf peik neer in de molle handen van Ba rend Heul. Met Van Beek, de herenkapper, had Barend maar heel weinig moei te. „Ik verwacht de burgemeester hier nog voor de Kerst. En anders ga ik woensdag wel naar Café de Raadskelder. Daar komt de bridge club byeen en daar is hy voorzit ter van. Geef dus maar hier!" Glimlachend vouwde Barend Heul de twee papieren ryksda alders in een, die zyn zakelijke onderneming hem wederom had ingebracht. Komt de burgemeester hier wel eens?" vroeg hy Blottebeest die met zyn buik op de tapkast leunde. „Dat zou ik denken" zei de waard van de Raadskelder, „hy en de baron van Vinkestein zyn myn trouwste klanten. Ze ko men hier al tien jaar. Sedert de oprichting van de bridgeclub. Erg genoeglyk, meneer, en d'r wordt behoorlyk by geconsumeerd, geloof dat maar!" „Weet je", zei Barend Heul, „ik had hem de folklore-ka lender willen laten zien. Hij heeft er ook zelf wat in geschreven!" he? Rijk-geillustreerd. Spotgoed koop! Vyf gulden maar". „Je mot het er voor over hebben", zei Blotte- geest, „maar de burgemeester is er gek op. Weet je wat? Geef maar hier! Hij zal zeggen wat aardig, dat je daaraan gedacht- hebt, Blot- tegeest! O, dat zegt hy beslist. En de centjes komen wel. Daar is hy wel goed voor, hahah!" „Doe hem de groeten", zei Barendje nog en snel maakte hy zich uit de voeten met de dubbeltjes en kwartjes van de kastelein, die samen de koopsom van de kalender vormden. van het postkantoor, de gemeente secretaris, de dokter en de pastoor. Ja, waarom die niet? Misschien ook het hoofd van de politie hm is dat niet wat gortig? „Alsjeblieft meheer", zei de ober. „één koffie met weinig suiker!" Hy bleef geïnteresseerd staan kyken naar de kalenders: „Ach, folklore van Nederland! Ik ken iemand, die daar erg mee in zyn sas zou zyn Wat kosten ze?" Barend nipte van zijn koffie. „De moeite niet", zei hij bedachtzaam, „maar twee ryks- daalders!" „Geef my d'r maar één! Ja, zie je, myn verloofde werkt by de burgemeester en die is daar gek op. Bets vertelde laatst dat hy een tientje betaalde voor een kadu ke tinnen koffiepot. Nou m'n groot je zou hem zo in de vulnisbak hebben gestopt. En hy was er zo groos mee as een klein kind. Ik zal zeggen: iets zeldzaams, burge meester voor u op de kop getikt: vyf gulden maar!" „Als je met de dienstbode van de burgemeester vryt", zei Barend wys, „dan is het zaak hem te vrind te houden, 't Wordt zo gauw laat, hè zo zondagsavonds!" De ober kreeg een kleur. „Nou ja, wat doe je als je jong bent? Laatst met de kermis by voorbeeld nou nou, bedenkelyk. Niet dat hy er ooit wat van gezegd heeft hoor!" De baron, de notaris, de gemeen tesecretaris, de dokter, de pastoor. Naar de gemeentesecretaris nu maar het eerst, dacht Barend, want „Folklore, ja! dat is een hobby van hem! Laatst heeft hy hier ons oude familie-album weggehaald. Blotte- geest, zei hy, dat voorgeslacht van jc interresseert me meer om wat er aan, dan om wat er in zit! dat zei-die hahaha!" „Om wat er aan zat?" „Ja, hy bedoelde de kleren: Myn grootouders en mijn ouwe tan te zaten er in met van die ouwe Meieryse kleren „Kleder drachten", zei Barendje Heul en met een natte vinger bladerde hij in de kalender. „Ja, zie je wel: het vyf tiende blad gaat over kle derdrachten. Wat is het toch jam mer, dat ik hem nou misloop! Mooi Een meneer stond op de stoep. Laat ik", zei Barend Heul, „het werk nu goed timen. Het is zoals de burgemees ter zei, een zuiver zakelyke onder neming, maar men moet de zaak niet overdryven. Bij het najagen van geldelijk gewin, is er geen re den om de inwendige mens te ver geten. Ober, een kopje koffie! En weinig suiker, alsjeblieft". Met een welvoldaan gezicht tel de hy zyn voorraadje kalenders. Laat zien: een dozijntje zou hele maal niet gek zyn. En waar laat je die? Hij noteerde de mogelyk- heden: behalve bij de baron dus nog by de notaris, de directeur MRDRME ZRZR MRDRMFZRZQTT Kunt U de acht afwykingen in de beide bovenstaande tekeningen vinden? De juiste oplossing vindt U elders in dit nmmer. die gaat 's middags naar huis om te eten. Helaas, hy was al te laat. De secretaris had er die dag weinig plezier in gehad en was wat eerder naar huis gegaan. Maar zyn helper, Toon Kersjes, zag er wat in. „U moet het niemand zeggen", zei hy, „maar de burgemeester mocht wel eens aan myn vaste aanstelling denken. Ik zit nu al twee jaar op weekgeld en ik wil trouwen. Geef mij nou die mooie kalender. Ik denk dat hem dat wat gunstiger zal stemmen. Een aanleiding voor een gesprek meneer!" en hy legde be hoedzaam de kalender in de la van zyn bureau. „Aha, is u meneer Heul van de folklore-kalender", zei de bode, die nog op zyn post was, „ik had al van u gehoord. Inderdaad, hy is er nu niet. Hy heeft een conferentie in Dne Haag met al die ministers, maar hy zei: jammer dat ik er morgen niet ben. Hy heeft nou wel niet precies gezegd: Pieter Bos, je moet een kalender voor me kopen maar het leek er toch veel op. Laat hem maar achter. Die vyf pop schiet ik wel voor", ,,'t Hoeft niet, hoor!" zei Barend Heul nog, een beetje huichelachtig, maar Pieters opvattingen over de taak eens ge meentedienaars deden hem toch keimelyk deugd. De gemeentesecretaris vond hy bezig met zyn hobby, het in plakken van de foto's van zyn kleinkinderen in een album met fraai glimmend kaft. „Ach ja", zei hy verontschuldigend, „daar komt anders zo weinig van en het moet toch ook gebeuren. En daarom, nu de burgemeester er toch niet is en wat maakt dat overigens uit: een uurtje verzuim op een leven van toewyding?" Barend Heul toonde zyn mense- lyk begrip: „Ik ben bly u tenmin ste thuis te hebben gevonden: ik had de burgemeester de folklore- kalender van Historia willen laten zien, maar ik kwam vergeefs op het stadhuis!" Kyk, daar zat netjes verpakt, toch een klein verwytje in en mr. Veterman nam het zich ter harte: „Laten we d'r niet meer over spre ken", zei hy waardig, „het spijt me dat u vergeefs op het stadhuis bent geweest, maar u moeite hoeft toch niet voor niets te zijn: Geef die kalender maar hier. Ik herin ner mij, dat burgemeester Van Moergraven erover gesproken heeft. Heeft u terug van tien gulden?" En Barend spoedde zich naar het volgende adres: de buitenplaats Vinkestein, waar hy de baron be zig vond zyn stallen te inspecte ren, téte-a-tête met zyn geliefde merrie Wervelwind, de wat kromme benen in een rijbroek met bruine laarzen, het gryzend haar weer barstig opduikend onder zyn ge streepte ruiterpet. /N de cirkelgang van de tijd vólgen de generaties elkaar op. Nu opnieuw een jaar verstreken is, gaan de hèèl ouden in het komende misschien hun laatste weg Moe en afgemat van de levensstrijd? Dat hoeft zeker niet zo te zijn, mits zij tot het einde levens- en geestkracht weten te bewaren. Als scherp contrast tot hen, de héél jongen. Onbezorgd, onaangetast. Onwetend van alles wat hun wachten kdn Gélukkig maarl OP deze laatste dag van 1961 gaan de gedachten naar beide categorieën uit. Daartussen de middenmoot. De mannen en de vrouwen, die daadwerkelijk en met de inzet van ól hun energie in het vólle leven staan. Die mee-doen, mee-dènken, mee-gaèn met datgenewat dag na dag de wereld intens beroert. Dat is in deze tijd werkelijk niet gering. Naast de vreugden, die ieder ten deel vallen, zijn er de félle spanningen, is er het grote verdriet. De zorgen, de bedrukkingen, de dreigingen in een gespleten wereld zijn velerlei. Zij staan vólkomen los van alle materiële welvaartwaarover wij ons zo trots op de fiere borst slaan. TA IE ouderen, die middenmoot en die jongeren vieren vanavond gezamenlijk het f f „Oudejaar" Het verleden, het heden, de toekomst. Welke van deze is het belangrijkste? Wij denken zo: de laatste. De toekomst, voortkomend uit verleden en heden zal bepalend zijn voor de richting waarin onze wereld zich beweegt en voor het leven daarop. Belangrijk voor het heden is daarom wat de middenmoot van dat heden mddkt en de jeugd tot voor- of nadeel strekken kan. Laten zij, die het nu te zeggen hebben, er dus voor zorgen een voorbeeld te zijn voor degenen, die na hen komen. Opdat zij nooit schouderophalend en smalend kunnen zeggen: „D\e hebben er niets van terecht gebracht". MOGE 1%2 dus een jaar worden, waarin wèl wat terecht gebracht wordt! Liefst héél veel! Met die allesbeheersende en allerbelangrijkste vraag gaat de mensheid het nieuwe jaar in. Moge zij aan zichzelf bouwen inplaats van zichzelf kapot te maken. Het is nu, méér en dringender dan ooit, een kwestie van ,,zijn of van niet-zijn". Wie daar tijdens de jaarwisseling niet diep van doordrongen is, doet beter het glas op anderer en eigen geluk niet te heffen! FANTASIO „Aerdig dat u naer my toekomt, ik mag wel zeggen naer de beste vrind van de burgemeester. Dat is werkelyk aerdig, meneer hoe zei u ook o ja, meneer Heul, meneer Barend Heul wel, ik koop er een van u. En als de bur gemeester dan jaerig is en dat wordt hy elk jaer op de dertigste decem ber, dan zeg ik: Kyk, heer Van Moergraeven, met een dedicatie van je beste vrind, he? van je vrind Arnold Alewijn Baron van Vinkestein op je 55ste verjaardag werkelyk aerdig, hahaha Op het politiebureau dreigde Ba rend Heuls zuiver zakelyke onder neming mis te gaan. Commissaris Hakkeborst bleek een streng en ongenaakbaar heer, die hem ont ving met een onthutsend: „Aha, dat is dus de man van de kalenders! Myn mannen hebben al naar u gezocht". Nou zit ik er bij, dacht Barend Heul sidderendmevrouw Van Moergraven is er achter geko men, dat ik dubbel spel heb ge speeld en heeft een klacht tegen me ingediend „Uw mannen? u bedoelt de mannen van de poli tie" stamelde hy verschrikt. „Ja, de agenten Veldman en Akkerwijn. Zy zyn bezig u op te sporen en voor te geleiden". „Maar het gaat toch maar om een onnozele kalen der?" „De burgemeester heeft me opgedragen om u op te sporen zei Hakkeborst bars, „laat hem niet ontsnappen, zei hy toen hy in de trein stapte, want hij heeft de fol klore-kalender by zich". Overtre ding van het ventverbod, dacht Ba rend Heul bitter, flauw me daarop te vangen. „Nou ja, dat is zo" zuch- te hij, „het valt niet te ontken nen. Hier is de hele voorraad". „Ik heb er maar drie nodig". „Drie?" „De burgemeester zei: dat is dan voorlopig wel genoeg dan weet meneer Heul dat ik me be dacht heb. Dat zei-die!" Wroeging kwelde Barendje Heul toen hy het politiebureau verliet. Zoals dat vaker voorkomt, weer hield dat gevoel hem echter niet zyn zuiver zakelyke onderneming geheel volgens schema uit te voe ren. //■Lj eg hem maar op de stapel", zei de burgemeester, toen Arnold Alewyn Baron van Vinkestein, na de verjaarsvisite op 30 december, meer of minder luid ruchtig afscheid had genomen, „of nee, leg hem er naast, want dit is de enige, die ik ten slotte niet zelf heb betaald". „Het is een schande", wond me vrouw zich op, „je kunt er wel een winkeltje van opzetten!" De burgemeester kwam naast haar staan kyken en wreef nadenkend zyn kin: „Tja hoeveel zyn het er wel?" „Twaalf", brieste mevrouw, „wat moet je er in 's hemelsnaam mee doen?" „Eén in de huiskamer, één in de slaapkamer één op bureau, één in Maar mevrouw onder brak zijn probeersel. „Je bent zot", constateerde de eega van Dommelveens eerste burger. „Ah, ik weet het", riep deze met iets van de oude humor, „twaalf folklore-kalenders voor het jaar 1962 - wel, dat is er één voor iedere nieuwe maand!" maar mevrouw wil de van geen humor weten. „Die Heul is een zwendelaar, een oplich ter!" „Inderdaad, 't grenst aan oplich- tery. Ik zal erwat aan moeten doen!" De kans om er wat aan te doen kreeg burgemeester Van Moergraven, toen hij enkele da gen later een conferentie had het restaurant aan de Gro Markt in Den Bosch. Hij b stelde juist een kop koffie keek toevallig door de gro spiegelruit. En ivie ziet hij bu ten lopen? Barend Heul, elegant gekleed en gehoed en met een imposante bruine aktentas on der de arm. Daar heb je die vent', zei hij. „Nou heb ik wat dringends met hem te bepraten en nou kan ik hier niet weg!". „Ik roep hem wel even", zei de kelner gedien stig en hij snelde Barend Heul achterna. „De burgemeester van Dom melveen? O ja, dat is ook zo: dat gaat om die folklore-kalen der. Kijk hier is-ie. Jammer dat ik nou net met de trein mee moet. Die vertrekt over een kwartiertje". „Hindert niet", zei de kelner hulpvaardig, „geef mij de kalen der maar mee: hij schijnt er nogal op gebrand te zijn!". „En dat was dan de dertiende kalender"zei de burgemeester lakoniek. Zijn eega stond sprake loos, maar geladen. Eindelijk barstte ze uit: Elke maand een andere kalender, zei je, hè? En rvat doe je dan met de dertien de?". De burgemeester en dat pleit voor hem vond de kracht tot een humoristisch antwoord: ..Die bewaar ik voor mijn vol gende verjaardag, lieve. Er is geen mooier verjaarsgeschenk, dan de folklore-kalender anno 1962!".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1961 | | pagina 15