Romandebuut van Ctara Eggink EUROPA '61 DRINGT HET RIJK DER LAPPEN BINNEN EEN FEEST VOOR ALLEN! „Gewoon mensen In I inlands hoge noorden Cha-cha-chatorenkapsels en smalle broekspijpen in Ivalo Zaterdag 25 november 1961 Pagina 4 (Uitgave N.Y. Meulenlioff Amsterdam) Vorig jaar publiceerde Clara Eggink in de Minerva Pocketreeks (Meulenhoff) een histo rische levensbeschrijving van Alexandrine Tinne, geschreven in opdracht van het ministe rie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen -- een in dubbel opzicht merkwaardige biogra fie: er wordt namelijk niet alleen in verteld van het avontuurlijke Haagse meisje, dat in het mid den van de vorige eeuw met haar moeder de vaderlandse welgedaanheid ontvluchtte, naar Afrika trok, het Nijlgebied doorkruiste en ein delijk in Egypte tot rust kwam (waar ze in 1867 werd vermoord), maar ook, zijdelings dan iets van de schrijfster, van Clara Egginks ver langen naar ruimte en vrijheid, naar een leven dat hoe dan ook gelééfd, en niet, beladen met kleinzielige vooroordelen, schijnfatsoen en kwasi-rechtschapenheid voortgesleept wordt, ,,Er moet bepaald pioniersbloed in haar gezeten hebben": deze zin licht ik niet uit ,,De merk waardige reizen van Henriëtte en Alexandrine Tinne", maar uit de zojuist bij Meulenhoff ver schenen eerste roman „Gewoon mensen" van Clara Eggink, uit een fragment waarin een en ander verhaald wordt over een Iers meisje, dat in Afrika belandde en er tot haar dood toe bleef, omdat ,,ze hield van dat wilde, eenzame leven en niets meer voelde voor de mensen die vroeger haar omgeving hadden gevormd" een halfzuster, zou men kunnen zeggen, van Alexandrine èn van Clara Eggink zelf. Want deze ogenschijnlijk bijkomstige passage, die met de roman alleen indirect iets uitstaande heeft, wijst regelrecht de weg naar de dichteres Clara Eggink, naar de ,,schiereiland"-bewoonster, die zich sinds haar debuut in 1934 meer en meer in haar poëzie terugtrok: „wie de golven te volgen vroegen, diens hart past nooit meer in de oude voegen".' Jaren geleden heb ik, naar aanleiding van de uitgave van haar verzamelde gedichten onder de titel „De rand van de hori zon", de verzen van Clara Eggink gekarakteri seerd als een poëzie met een „broken melody", daarmee meer doelend op het gestoorde en verstoorde ervan, dan op het onvoltooide. Wat er gebroken in was het afwerende, scham pere, soms bitse kwam voort uit de kern van dit dichterschap: het óngebrokene. Dat lijkt paradoxaal, het is de tegenstelling tussen het verlangen naar gaafheid en zuiverheid,, naar „de tederheid die stilte is", èn de ontnuchte rend-verraderlijke werkelijkheid. die Clara Eggink de toon en de vorm deed vinden van haar in zichzelf besloten vers, niet groots, niet overrompelend, niet vlekkeloos vaak, maar sterk door de innerlijke kracht van een zich- niet-gewonnen-geven -een zachtmoedige hardheid waarop de „melodie breekt". Illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll Bij wijze van uitzondering be vat deze zaterdagse bijlage twee boekbesprekingen inplaats van, zoals gebruikelijk, één. De reden van deze afwijking is gelegen in het feilt-, dat bij Meulenlioff een roman verschenen is van de hand van onze vaste medewerk ster Clara Eggink, welke wij uiteraard niet aan haar eigen oordeel hebben willen onder werpen. Wij hebben daarover de de mening gevraagd van de be kende boekcriticus C. J. E. Di- naux, wiens oordeel men hier naast vindt afgedrukt. IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIM pen met drie vrouwen, als men tenminste de zestienjarige Doortje, dit argeloze meisjeswezentje, opge groeid in een beveiligd bestaan, al een „vrouw" wil noemen. Die zeer wél of niet zielige Koos van Sta veren (hij verloor in de rimboe al dan niet door zijn toedoen vrouw en kind) brengen de onvermijde lijke conflicten teweeg onver mijdelijk, omdat mensen maar „ge woon mensen" zijn, conflicten die Doortje in de erotiek betrekken. Barend in een nog zwaarder be laste bezorgdheid doen leven, de zoon Frans ertoebrengen een re volveraanslag op de vrijbuiter (of desperado) Koos te plegen en in een door een geloofstegenstelling verstoord huwelijk van vrienden der Bodegravens een wending (ten goede?) geven, die een be denkelijke oorzaak heeft. Alleen Do- ra blijft, dank zij haar ongenaak bare kern dezelfde, voor zover de lezer tenminste kan nagaan, want vóór het beslissende einde van het boek heeft zij zich uit de loop van het verhaal teruggetrokken. EEN „CONFLICTENROMAN" dus, zoals het stofomslag te recht vermeldt. Een menselij ke roman, waarin geen ophef ge maakt wordt van het „goede" en het „kwade" waartoe de mens in staat is. Clara Eggink oordeelt niet, ze is geen zedemeesteres, maar een romancière, die de realiteit presen teert zoals ze is, al kan men er, haar gedichten kennend, zonder veel moeite bijdenken dat Clara Eggink zich in die werkelijkheid allerminst gelukkig voelt. Barend berust: „Genegenheid, dacht hij, dat en gezamenlijke ervaringen en vertrouwen. Dat is het enige nog". Een voor de zin van deze roman kenmerkend besluit, dat me de vrij heid geeft om „Gewoon mensen" een sympathiek boek te noemen een roman waarvoor men op men selijke gronden niet anders dan waardering kan hebben. Als litterair werkstuk is het boek maar ten dele geslaagd. Clara Eg gink heeft waarschijnlijk te veel volgens een schema gewerkt: men ziet tenminste het geraamte van de opzet tè duidelijk om te vergeten, dat er aan deze roman „gewerkt" is. Men ontdekt, kritisch lezend al te gemakkelijk de passages die als opvulling moesten dienen en kan de nogal boekachtige uiteen zettingen van het overdreven toe gespitste geloofsconflict, de omstan dige verhalen van de lepe Koos en de jongensboekachtige verhaalde herinneringen van een zekere „oom Bram" moeilijk aanvaarden als fragmenten die in het geheel van de compositie niet gemist zou den kunnen worden. Ook in de details weidt Clara Eggink soms uit zonder dat dergelijke finesses voor het verdere verhaal van enige betekenis zijn. Ze laat dan steken vallen, die onherstelbare gleeën in de structuur van het boek veroor zaken. DAT IS JAMMER, zonde en jammer voor een zo eerlijke intentie als die waarvan „Ge woon mensen" zo onverdacht blijk geeft. Naast deze fragmenten, waarin Clara Eggink ,de greep op haar stof kwijt raakte, staan an dere waarvoor men zonder voorbe houd respect kan hebben als eerste proeve van een romanschrijfster, die als dichteres haar plaats zo onbetwistbaar inneemt. Maar, vraag ik me af, had de schrijfster, nadat ze de wat onwennige aanloop van het eerste tiental bladzijden achter de rug had, niet wat nauwletten der kunnen toezien op een vermij ding van stoplappen? Had ze haar manuscript nog niet eens kritisch kunnen doornemen? Zinnen als de volgende behoefden een Clara gink toch niet te ontglippen: „H| had geen overvloed van eigenheid om af te geven", of: „Waar er nieti aan de marren hing (-) stond® volgeladen boekenkasten", of; „Maar het was zonder twijfel waar dat Dora in de jaren van hun hu. welijk was geworden wat zijn hart in zijn lichaam was". Laat men zich door dergelijke ontsporingen en de gesignaleer. de compositorische tekortkomingen niet laten afschrikken. „Gewoon mensen" is ten slotte een debuut en „de geest" van het boek, de teneur van dit menselyk-al-te. menselijke, doen de bedenkingen te. gen deze roman als kunstwerk wel. iswaar niet teniet, maar ze laten ze minder zwaar wegen. „Hoe wel zou Clara Eggink zeg. gen. C. J. E. Dinaui (Van onze reisredacteur, W. L. Brugsma) De sneeuw joeg in dichte vlagen over de Laplandse vlakten. Het begon al te donkeren, hoewel het vroeg in de middag was. Binnen de poolcirkel valt de gevaarlijke win ter snel. De bergen liggen er al in hun winter slaap, maar de wolven slapen nooit. Schudde daarom het blonde Finse meisje zo hard aan de schouders van de kleine, tanige Lap. dat zij be wusteloos op de grond had gevonden? Achter de sneeuw stonden de dennenbossen. En naast het meisje, dat tevergeefs bleef trekken aan het dikke, blauwe, rijk geborduurde jak van de Lap, stond het rendier, onbeweeglijk, en keek in de verte. Dat het rendier onbeweeglijk bleef, was geen wonder, want het beest was opgezet. De Lap werd niet wakker, omdat hij zich buiten kennis gedronken had. En de blonde Finse probeerde hem weg te krijgen, omdat hij dwars voor de ingang van het hoogmoderne toeristenhotel lag en uw reisredacteur er niet door kon met zijn koffers, in Ivalo, Finlands noordelijkste stad. geschillen te beslechten. Zijn ji hangt men op een haak, zijn doll gooit men in een houten muur, Deze veelbelovende entree leek een mooi begin voor een echte trilogie: „hoe ruw was de boel." Was hij het? Een orkest in witte smoking speelde „Ciao ciao bambi no" in een onmetelijke balzaal, waar de seksen tussen het danset in gescheiden bleven. Aan de en kant, op een lange rij stoelen, de meisjes: torenkapsels, platte schoentjes, bleke lipstick. Aan 6 andere kant ook een lange rij stoe- len, voor de jongemannen: Presley golf, nauwe pijpen, smalle dassen De schrijfster van „Gewoon mensen", Clara Eggink in haar woonschip „De Wijze Uil". DIT LEVENSTHEMA kan men met variaties en tegenstem men ook in haar roman ho ren, ondanks de bijgeluiden die een nog onvoldoende beheersing van de compositietechniek verraden. Dich ten en prozaschrijven zijn in we zen verschillend, zijn soms zelfs vijandige uitdrukkingswijzen, en wel als ze al te innig samengaan en als poëtisch proza zoiets als een dubbele zelfmoord plegen, zo dat men maar blij moet zijn dat de realistische roman van Clara Eggink zich verre heeft gehouden van poëtische bijmengselen en eer der in gebreke bleef door een te kort aan schrijversroutine dan door een teveel aan dichterservaring. Clara Eggink schrijft niet over gewone mensen, maar wat iets anders is over „gewoon men sen", niet méér dan mensen, die elk op hun manier te stellen heb ben met de onontkoombare le vensrealiteit en allicht in conflict raken met zichzelf en met anderen, zoals altijd en overal, in het klein en in het groot. Geluk, vrede, on- bedirei'gdiheid beheren in, het beste geval tot het dichterdomein, tot zoals Clara Eggink destijds dichtte „de kleine plek, van 's werelds straf verschoond gebleven, waar bloem en wilde vrucht hoog bloeit aan water stil en eeuwen diep"; de werkelijkheid legt valstrikken, zet voetangels en klemmen. MEN ZOU HET GEZIN van rechter Barend Bodegraven voor gelukkig kunnen hou den. Barend is in de onverdachte zin van het woord een rechtscha pen man, een trouw en eerlijk liefhebbend echtgenoot, een goed vader voor zijn zoon en dochter, een in zich zelf weggedoken „pro blematische" persoonlijkheid, die zich dreigend omringd voelt door het onheil van zijn tijd. Dora, zijn eega, is het type van de sterk in zichzelf besloten, onafhankelijke vrouw, levend naar eigen normen, die in zuiverheid de moraal van de fatsoensrakkers ver te boven gaan: een afgerond gaaf geheel. Maar in dit ogenschijnlijk harmonisch- ordelijke gezinsleven is het mis verstand tussen de ouders en de snel volwassen wordende kinderen latent aanwezig, zonder dat er van een conflict der generaties gespro ken kan worden: Frans heeft over eenkomstig de verlichte geest van zijn tijd ten huize van zijn vriend nog al wat amoureuze ervaringen opgedaan en wat Doortje betreft ze zou misschien zonder kleerscheu ren zijn overgegleden in jaren van vrouwelijke rijpheid als er niet iets, iemand, tussenbeide was geko men: een uit Afrika teruggekeerde jeugdvriend van Barend Bodegra ven, tevens de eerste echtgenoot van zijn vrouw Dora. Men kan deze oerwoud-medicus noemen zoals men wil: een vrijbuiter, een verachtelijke egoist, een puberachtige plaaggeest met een sadistische inslag, een ge- wetenloze profiteur en rokkenja ger, die er kans toe ziet om in honderdtachtig bladzijden druks vérgaande betrekkingen aan te kno- Men heeft vandaag de dag het beeld te herzien dat de Scandinavische trilogieën van het hoge noorden hebben ge schapen. In het Finse Lapland, drie keer zo groot als Neder land, wonen no gslechts 2500 Lappen, zij worden de Volen- dammers van de poolcirkel ge noemd. „Eeuwig zingen de bossen", ja zeker, maar meer nog „eeuwig zoe men de krachtcentrales". Want naast "het handjevol Lappen, wo nen er al 200.000 Finnen in de Arctische regionen. Een groot deel van hen zijn kleine boeren, maar er zijn ook ingenieurs en arbeiders die het gebied openleggen, wegen bouwers, die eindeloze smalle lin ten van grintwegen door de toen dra's leggen, naar de krachtcentra les in de rivieren die het kolen- arme Finland energie verschaffen en naar de hotels aan de meren waar Zalmhengelaars en toeristen uit de hele wereld deviezen komen binnenbrengen. Belangrijke weg De Finnen bouwen niet alleen elektrische centrales in hun eigen land, maar ook bij hun gigantische nabuur, de Sowjet-Unie. Er gaat er nu één verrijzen in Patuna- köngas, op 50 kilometer van Moer- mansk. Aan die centrale moet nog begonnen worden, maar de weg waarlangs het bouwmateriaal ver voerd moet worden, is zojuist gereed gekomen. In acht maanden bouw den achthonderd Finse arbeiders met de modernste Amerikaanse ma chines 168 kilometer weg van Ra ja Joseppi aan de Fins-Russische grens naar Patunaköngas. De weg die 4 miljoen dollar kost te, is vijf meter breed en kan voer tuigen van 60 ton dragen, de brug gen zijn goed voor 100 ton. Deze uitstekende verbinding is niet al leen geschikt om bouwmateriaal naar de Sowjet-Unie te brengen. Binnen één dag kan een Russische pantserdivisie langs deze weg op rukken van Moermansk naar de grens van Noord-Noorwegen, stra tegisch een van de belangrijkste gebieden van geheel Europa. pignons, zeggende: „Er is een uit stekende chateaubriand en u wilt daar misschien een Pommard van 1955 bij drinken". Zoiets valt te gen binnen de poolcirkel, wear men geroosterde bereklauw met een glas brandspiritus verwacht. Om mij heen zaten de Finse arbeiders van de Russische weg het ivas betaaldag zich schadeloos te stellen voor een week wonen in barakken en ten ten in de Sowjet-IJnie ivaar zij een bewegingsvrijheid genoten van tweehonderd meter. Dan keken zij in het ronde oog van een machinepistool. Terug in Ivalo keken zij daarom maar in De enige overtreding der ett rt quette die ik waarnam, was een ra collectieve: de jongelieden gingenk niet op hun stoelen zitten als d< er muziek was afgelopen, maar vorm-it den in het midden van de zaal een breed front, gelijk de deelnemen vi aan een hardloopwedstrijd aan di u start. Waar de mooiste meisjes za ten verdikte dat front zich: een- rugbyteam, klaar voor de aftrap Zelfs bij hun amoureuze bedrijvig heden verloochenen da Finnen dt traditie van Paavo Nurmi niet he lemaal. Maar dat was dan ook 1 het- enige nationale trekje aan di dansen-op-zaterdagavond in dii Apeldoorn-bij-Nova Zembla. Dui zend kilometer noordwaarts ont- isi Vrijheid Dat is het Finse Lapland van daag. In Ivalo's hotel ried de kel ner mij de enige regionale specia liteit af, rendiertong met cham- winkels mochten er toén.' ook best zijn. Toppunt van zaligheid! wanen de tafels met chocola, suiker goed en marsepein in de speciaal daartoe ingerichte „achterka mers", waar de zcete geur dei' opgestapelde heerlijkheden door dringend was en je al in een soort van feestroes werd gedom peld. O' k OK nu trekt jong en oud erop uit. Het gaat een stuk weelde riger toe dan jaren geleden, want we leven in een „wel vaartsstaat" en de geldbuidels openen zich gemakkelijker. Wie Sinterklaas in de verte ziet aan komen en op tijd met alles klaar wil zijn met zijn pakjes, verzen en grapjes heeft zijn „plan de oampagnie" al voor el kaar en maakt e,r een paar ge noeglijke middagen of avonden van. Bepakt en beladen komen de mensen 'thuis, moe en afge mat Het valt immers niet mee om aan iedereen te denken en iedereen straks het zijne te ge ven. Lappen en rendieren: Volendammers van de poolcirkel? DIE dagen van feestelijk kepen doen" UIT mijn jongensjaren her inner ik me de opgewon denheid, waarmee het doen van Sinterklaasinkopen gepaard' ging. Met een paar kwartjes op zak kwam je al een héél eind om voor een 'héél gezin cadeau tjes in te slaan. Het was een eenvoudiger tijd dan nu, laat ik dat erbij zeggen. En het kwartje was méér waard. Je ging op weg en je had het precies uitgerekend. Zóveel voor die en zóveel voor die. Dat de rekening nooit precies klopte deed er niet toe. Dat was nog nooit zo geweest. Waarom deze keer dan wel? DAT gezellige inkopen-doen was een sensatie op zich zelf! Hoe meer pakjes op Sinter klaasavond in de mand, hoe be ter. Daarom tfaren het in het algemeen maar heel kleine ca deautjes, waarbij dan een ge weldig vers of een geweldige surprise moest komen. Daar ging het toch in feite om? De gezelligheid kwam pas op toeren in de volle, verlichte straten en in de even volle win kels. Het was nog niet allemaal zó georganiseerd als nu, maar dde „in staan weer voor die deur. De boordevolle winkels hebben voor elok-wat-wils. Sinterklaas zélf kijkt zo hier 3n daar goedkeurend toe wat nen uit zijn naam straks aan .".mderen gaat geven. Hij is ai een tijd' van tevoren uit Spanje gekomen om te zien of alles goed loopt. Wie van die vele Sinterklazen nu de rasechte is, blijft een raadsel. Vroeger was er maar één, nu zijn 't er honderden. Dat komt er niet zo erg op aan, omdat mét het aantal Klazen het aantal pakjes groeit. Op 5 december zijn de win kels bijna leeg en de huizen vol. En Sinterklaas kan lachen: zijn feest wordit een feest voor allen. En daar is het tcch om begon nen? FANTASIO het glas. Maar ook die vrijheid is beperkt: bij ieder glas „schnapps" moet men of een broodje eten of een flesje limo nade nuttigen. Manmoedig slik ten zij een glas cola door om dan verheugd de smaak daar van met een brandewijn weg te spoelen. Heel langzaam ontdooide zo hun nationale zwijgzaamheid tot een spraakzaam welbehagen. Het moet voor Westelijke agenten niet moei lijk zijn na zeven uur 's avonds bij deze Finnen alle inlichtingen over de strategische weg los te krijgen, die zij maar willen. Na acht uur wordt het al weer lasti ger, want dan kunnen de meesten geen woord meer uitorengen. Dolken in muur Men moet niet denken, dat alle Finnen zoveel drinken. De jongere generatie der wegwerkers had na een week in de Sowjet-Unie an dere oogmerken voor de zaterdag avond, die zij op de dansvloer pro beerde te verwezenlijken. „Een ruwe boel", zei de dame van het hotel misprijzend. Men had er bij de ingang niet alleen zijn overjas, maar op uitnodiging van de orde dienst. tien sterke mannen met armbanden om ook zijn „puuk- ko" af te geven, de korte Finse dolk die in deze zwijgzame streken het debat vervangt als middel om ploften de superbommen, vijftig ki lometer oostwaart ligt de weg klaai voor de rode pantserdivisies, twee honderd kilometer westwaarts ligi de linkervuist van de NAVO. Vroeger Twintig jaar geleden was dit no| het meedogenloze noordelijke ge vechtsterrein, tien jaar geleden wa! het een koud, hard en woest ge bied. Vandaag is langs de nieuwi wegen en luchtlijnen Europa de poolcirkel binnengekomen: Ivalo's dancing cha-cha-cha, roe! en conga en dezelfde gezichten al in Düsseldorf, Dyon, Namen ei Liverpool. In Ivalo's hotel dezelfdi ossehaas, Beaujolais en modern meubelen als in Mannheim e Leiden. Het sneeuwt nu in Ivalo. Op h« opgezette rendier bij het hotel, o de paar wolven die nog in de bos sen huilen (huil maar niet hooi straks worden jullie ook opgezet) Op de Lap die welweer teveel ge dronken zal hebben. Men moe hem dat recht gunnen, want hen kan men niet opzetten. Op de geli ge gezichten, in de bruine honde ogen van de Lappen ligt de droevi ge verbazing van alle nomaden, bedoeienen van Arabië, de Mass van Tanganjika, de koningen va) kuddes die naar hun lot zochtei in ruimtes waar nu een wereld ziel vestigt, die nooit de hunne zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1961 | | pagina 18