LEVEN DER BEDOEÏENEN NU IN MODERNE BANEN Doden- gedenkdag Een Zoeklicht Australische puzzels Kom er ACHT-er Schilderachtigheid verdwijnt maar achterlijkheid eveneens (LEIDSCH DAGBLAD (vrijwillig) gebonden Nomaden worden aan vaste plaats WOORD VAN BEZINNING Zaterdag 25 november 1961 Pagina 1 Sjeik Soeleiman van de be doëlnen-stam El-Hoezeil in ge sprek met een toeriste. (Van onze Israëlische correspondent) Aan de Landweg van Shefar-Am naar Nazaret, op een schil derachtig punt 280 meter boven de zeespiegel, verrijst het eerste permanente bedoeïen-dorp in het Midden-Oosten. Het wordt de nieuwe woonplaats voor de 186 mannen en 157 vrouwen van de stam Bir el-Maksoer. Als het experiment slaagt, volgen later nog een tweeduizend bedoeïen, tot andere stammen behorend. Want de bedoeïen zijn langzamerhand hun leven aan het veranderen, misschien mag men zelfs zeggent aan het moderniseren. Aan de ene kant is dat jammer, want deze modernisering laat uiteraard hun exotische schilderachtigheiddie de westerling kent uit de boeken van Lawrence en hilbyniet onaangetast. Maar aan de andere kant zal zij een einde maken aan de primitiefste toestanden en aan een levenspeil, dat eigenlijk de mens onwaardig moet worden geacht Stichting van tivee coöperaties Dit proces is begonnen, toen kort na de stichting van de Joodse staat de regering zich ging inte resseren voor het lot van de 25.000 bedoeïenen, die zich op Is raëlisch grondgebied ophouden. Een derde van hun zwerft door Galilea. De rest woont in de Ne- gewwoestijn ten zuiden van Beër- sjewa (Beersjeba) en in de buurt van de Jordaanse grens. Sociaal en economisch bestaat er tussen die beide groepen een vrij groot verschil. Galilea lijdt niet, als de Negew, onder droogte, zodat er wei degrond is voor de schapen, geiten en kamelen, die een groot deel van het bezit van de bedoeïenen uitma ken. Bovendien zijn de omstandig heden er voor de landbouw beter dan in het stenige, dorre zuiden. En tenslotte heeft de algemene be schaving op de Galilese bedoeïenen eerder vat gehad dan op hun broe ders in de Negew ,die eigenlijk nog maar pas met de Westerse cultuur ln aanmerking zijn gekomen. Het zijn dan ook niet zozeer de bedoeïenen in het noorden van het land, die de regering zorg ba ren, als wel die in de Negew. Nog altijd is hun economische toestand niet zeer gunstig, al hebben zij het ook nog nooit zo goed gehad, als de laatste jaren. Die vooruit gang hebben zij aan de Israëlische regering te danken, wat zij ook wel toegeven, al kan men moeilijk zeggen, dat zij uit een Israëlisch oogpunt beschouwd, goede patriot ten zijn. Hun verhouding tot de autoriteiten is in hoge mate zake lijk: „ubi bene, ibi patria" (waar ik het goed heb, daar is mijn va derland). Politiek ligt buiten de sfeer van hun belangstelling en van de grenslijn Israël en Jorda nië trekken zij zich nauwelijks iets aan. De bedoeïenen in de Negew zijn semi-nomaden, op weg naar aan vaste plaatsen gebonden landbouw. Een gebied van dertig tot vijfender tig duizend hectaren staat hun daarvoor ter beschikking. Hun twee de hoofdbron van bestaan is de veeteelt. Zij bezitten een veertigdui zend schapen en geiten en een tien duizend kamelen. En tenslotte ver dienen sommigen (men schat hun aantal op duizend) hun brood met werk in landbouw en industrie in Beer-sjewa, de hoofdstad van de Negew, en in het gebied ten noorden daarvan, tot Lydda in midden-Israël toe. als volledig verantwoord met het oog op de miljoenen, die jaren van droogte 's lands schatkist kosten. Regering doet vaak een oogje toe Een belangrijke bestaansbron van de bedoeïenen is hierboven nog niet genoemd: het smokkelen. De bedoeïen ziet er geen enkel kwaad in de Israëlisch-Jordaanse grens te overschrijden om „zaken" te doen. De Israëlische autoriteiten tonen begrip voor deze bijzondere mentaliteit en grijpen alleen dan in, als het wat al te bont wordt, in gevallen bijvoorbeeld, waarin het om grote hoeveelheden wapens gaat Ook in andere opzichten doet de regering een oogje toe. Zij staat namelijk toe, dat juridische ge schillen van niet te grote beteke nis door de sjeik en de stamoud- sten worden behandeld in plaats van door de mohammedaanse rech ter. De bedoeling zit daarbij voor, zo weinig mogelijk in te grijpen in de zeden en gebruiken van deze typische woestijnbewoners met hun eigen opvattingen en wetten. Maar ook deze lankmoedigheid is aan grenzen gebonden. Gaat het name lijk om criminele gevallen, dan treedt de Israëlische wet in de volste zin in werking en wordt de bedoeïen overeenkomstig de voor allen geldende rechtsprocedure ver volgd. Primitief Zoals gezegd gaat het de bedoe ïenen thans economisch veel beter dan vóór de stichting van de staat het geval was. In sociaal opzicht komen onder hen echter nog de meest primitieve toestanden voor. Om een voorbeeld te noemen nog altijd heerst onder hen de me ning, dat ter verdrijving van ziekte, geestelijke stoornissen in cluis, geen werkzamer middel be staat dan het brandmerken van de aangetaste plek (of wat als zo danig wordt beschouwd) met een wit-gloeiend ijzer. Gelukkig begint de voorlichting die de regering enige jaren geeft, vruchten te aragen. Er bestaan thans vijf poliklinieken speciaal voor bedoeïenen, waarvan een steeds drukker gebruik wordt ge maakt. Ambulante eenheden, van het modernste materiaal voorzien, trekken van stam tot stam, onder zoeken mannen, vrouwen en kin deren op tuberculose en dienen hun injecties tegen bepaalde ziek ten toe. En steeds meer wint de opvatting veld, dat in ernstige ge vallen opneming in het ziekenhuis in Beer-sjewa te verkiezen is bo ven de door de eeuwen geheiligde, maar slechts zelden helpende kwak zalverij, die door de „.medici" van de stam wordt uitgeoefend. Naar school Een zelfde vooruitgang tekent zich af op het gebied van het on derwijs. Meer en meer sturen de bedoeïenen hun kinderen (voorlo pig alleen nog de jongens) naar school en in Nazaret volgen zelfs enige van deze kinderen middelbaar onderwijs. Ook hier staat men aan het begin van een geheel nietuwe ontwikkeling. Tien jaar geleden zou ieder, die iets van het Mid den-Oosten afwist, geglimlacht hebben bij de gedachte, dat kinde ren van bedoeïenen op Westerse leest geschoeid onderwijs zouden ontvangen. Tegenwoordig begint zelfs de primitieve woestijnbewo ner in te zien, dat het leven ande re eisen stelt dan hij zelf in staat is te bevredigen. En om nog eens terug te komen op de economische vooruitgang der bedoeïenen, ook op dit punt begint dit begrip zich baan te breken. Meer en meer moet de kameel wijken voor de tractor. In steeds meerdere mate worden moderne landbouwmethoden toegepast. Een mijlpaal in de economische geschie denis van de bedoeïenen was de re cente stichting van twee landbouw coöperaties, die niet alleen voor de eigen leden werken, maar hun diensten ook uitstrekken tot ande re landbouwers, Arabische zowel als joodse. Nog altijd kan de bezoeker van Galilea en de Negew hier en daar de armetierige zwarte tenten zien van de kampementen der bedoeïe nen. Wat hij van buitenaf niet ziet, is, dat in menige tent de mannen om de radio geschaard zit ten, een teken van betrekkelijke welstand en sociale vooruitgang, waarvan de bedoeïen zelf nooit had gedroomd. Het zal nog heel wat voeten in de aarde hebben voordat zijn algemeen beschavings peil dat van de overige Israëliërs nabij komt. Maar de eerste stappen op deze lange weg zijn gezet en de verwisseling van de geiteharen tent voor een stenen huis, zoals die nu is begonnen, is er één van. V OP DE BOEKENMARKT Onze bridgerubriek heai telkens weer aan de rand van het pauperisme bracht. Sinds de stichting van de staat Israël heb ben zich drie jaren van hongers nood voorgedaan, die de regering noodzaakten aan geldelijke steun telkens van één tot anderhalf mil joen pond (550 tct 825 duizend dollar uit te keren, voor nieuwe weidegronden, meel, groente en wa ter (dat per auto werd aangevoerd) te zorgen en de drieduizend ge troffen kostwinners bij noodpro- jecten te werk te stellen. Droogte is nu eenmaal te voor zien noch te voorkomen. Het was duidelijk, dat de regering kans liep ook in de toekomst enorme bedra gen te moeten uitgeven voor hulp en steun aan de bedoeïenen in ja ren van economische catastrofe. En dus zon men op constructieve maatregelen. Zo ontstond het plan, waarmee thans in Galilea wordt geëxperimenteerd: de bedoeïenen onafhankelijk te maken van het riskante klimaat van de Negew door hen in de gelegenheid te stellen elders vaste woonplaatsen te be trekken, dus zich neer te zetten. Bridgevraag van deze week: In een parenwedstrijd heeft zuid de volgende mooie kaarten: Sch. V B Ha. A 10 Ru. A H B KI. A V 9 7 6 4 Oost is gever, nz staan kwets baar en het bieden gaat: oost 1 schoppen zuid doublet west pas noord 2 klaveren oost 2 harten wat moet zuid thans bieden?? Antwoord elders op deze bladzijde. Geen dwang Het spreekt vanzelf, dat hier van dwang geen sprake kon zijn. De bedoeïen is conservatief en zo toonden zich voorlopig alleen diege nen tot medewerking bereid, die grond toch veel bezaten. In dit verband moet hier op een eigen aardig verschijnsel worden gewe zen. Voor de stichting van de staat Israël kende de bedoeïen geen persoonlijk bezit. Aan het hoofd van de stam, de sjeik, behoorde alle grond toe. Het was de sjeik, die hun leven bepaalde, die hun voedde en hun geld gaf om een of meer vrouwen te kopen. Land en water krijgen zij thans van de rege ring en alleen voor de mohar, de prijs die zij de vader van hun bruid betalen, moeten zij zelf zorgdra gen. Deze verandering heeft uiter aard het prestige van de sjeik, van wiens welwillendheid hun bestaan eenmaal volkomen afhankelijk was, enigszins geschaad, al dragen de leden van zijn stam hem ook nu nog hoge achting toe, niet alleen als hun hoofd en leider, maar ook als hun vertegenwoordiger bij de Israëlische autoriteiten, wier hulp hen in de jaren van droogte voor ondergang heeft behoed. Hoge kosten Groots plan Israëls bedoeïenen zijn staats burgers zo goed als elke andere Is raëliërs. Hun levensvoorwaarden zijn dan ook een voorwerp van zorg voor de regering. En hier klemt dit te meer, omdat deze groep van de bevolking sociaal, economisch en cultureel op een peil leeft, dat ver beneden dat van de overige groepen ligt. Zo ontstond bjj de autoriteiten een plan, dat diep in het bestaan van deze primitieve zonen der woes tijn ingrijpt: het plan, dat een streep wil halen door hun leven als nomaden en de bedoeling heeft hen geleidelijk onder te brengen in vaste woonplaatsen. Het voor naamste motief was de droogte, die Krachtens het nieuwe vestigings plan, waarvan de uitvoering kort geleden is begonnen, zal de rege ring diegenen onder de bedoeïenen, die hun zwervend bestaan wensen te vervangen door dat van de nor male dorpsbewoner in Israël, be hulpzaam zijn met het verstrek ken van leningen voor de bouw van woningen. Als zij eenmaal verhuisd zijn worden zij wat tot nu toe niet geschiedde in geschreven bij de officiële arbeids beurzen en komen zij in aanmer king voor werk in de wijn- en boomgaarden, in de landbouw en de industrie. Bovendien krijgt ieder van over heidswege een doenan (een tiende hectare) grond, waarop hij groen ten kan kweken voor eigen gebruik. Het spreekt vanzelf, dat met de uitvoering van dit plan duizenden gemoeid zijn, maar deze uitgave ziet men hier in regeringskringen Dit Jaar heeft de Australische Bridge Federatie een wedstrijd met gelegde spellen uitgeschreven, waar aan over de gehele wereld Ijverig door sterke spelers werd deelgeno men. Hier volgt één der problemen, waarover de deelnemers gebogen zaten: Sch. 9 8 7 Ha. H 10 8 6 Ru. B 6 KI. V B 10 8 Sch. 6 5 8 2 Sch. A H 10 4 Ha. V Ha. A 5 42 Ru. A H 5 8 W Ru. V 10 2 KI. 7 6 4 2 71 KI. A 5 Sch. V B Ha. B 9 7 8 Ru. 9 8 7 4 KI. H 9 3 Zuid was de gever, ledereen was kwetsbaar. Bij ieder spel waren officiële instructies gevoegd, o.a. dat een bepaalde speler een bepaald eindcontract moest spelen. Had men dus b.v. 3 Sans geboden maar stond in de (door de wedstrijdleider, na afloop van het bieden verstrekte) gegevens dat het 4 schoppen moest zijn dan had men de plicht om 4 schoppen te spelen. Zowel voor het bieden als voor het spelen werden er punten toegekend en naar ik vernam waren de Nederlandse deelnemers met de toekenning nogal eens niet tevreden wat overigens aansluit bij onze nationale karaktertrek, die reeds in militaire dienst erkend wordt door de uitspraak dat „zachtjes mopperen toegestaan is". In het bovenstaande spel ging de hoofdprijs voor het bieden naar 4 schoppen en de Australiërs meenden dat eindbod via de sterke Sans als volgt te kunnen bereiken: oost opent in de vierde hand met 1 SA nz passen west 2 klaveren (vraag naar hoge kleur oost 2 harten west 2 schoppen oost 3 schoppen west 4 schoppen. In Nederland bereikten 5 van de deelnemende paren 4 schoppen, één paar kwam tot 3 Sansatout en de slemrenners ont- ontbraken natuurlijk evenmin doch kregen nul punten voor hun 6-schop- penbod. Overigens is met dichte kaarten een 6 schoppencontract nog niet eens zó'n gekke onderne ming: ik heb wel afschuwelijker slams gezien. Minder gelukkig leek mij de spel- instructie. Noord was verplicht uit te komen met klaverenvrouw (normaal), doch daarna kreeg de westspeler te horen dat er van hem verwacht werd dertien slagen te maken! Hierdoor kwam het spel in een sfeer die volkomen vreemd is aan normaal bridge want als men te voren weet dat 13 slagen mogelijk zijn kost het niet zóveel moeite uit te puzzelen hoe de* kaartverdeling dan wel bij de tegenpartij moet zijn. De Australiërs gaven aan, dat 7 schoppen slechts gemaakt kan wor den door het introeven van drie harten in west, waardoor oost in de bijkleuren zovaak aan slag moet kun nen komen dat er op ruitenboer ge sneden moet worden. Uiteraard zal de leider er ook van uit moeten gaan, dat troefvrouw-boer sec zitten bij andere troefverdeling is grootslam onmogelijk. Nu geloof ik niet, dat iemand ooit in dit 4-schoppencontract vóór het troefhalen een snit tegen ruitenboer zou gaan maken want er is dan vijftig percent kans dat hij door deze hebzucht in rampzalige toestand komt te verkeren, al was het alleen al dat hfj één of twee overslagen over boord gegooid had. De Nederlandse deelnemers reken den overigens de nz-kaarten goed uit en 6 van de 7 spelers maakten 13 slagen. H. W. FILARSKI. Antwoord op wekelijkse bridge vraag: Hoewel noords 2 klaverenbod uitermate zwak kan zijn (noord is verplicht tot bieden), zou reeds de aanwezigheid van klaverenheer en wat schoppenhulp bij noord voldoen de zijn voor 3 Sansatout. Een uitste- Issac Faro. „Heksen huilen niet of de oranje pyama". G. A. van Oorschot. Am sterdam 1961. Het woord dilettant is tegenwoor dig alleen nog maar bekend in zijn afkeurende betekenis. Wan neer men spreekt van een dilet tant of van dilettantisme, dan be doelt men daar gemeenlijk iemand mee, die liefhebbert op het gebied van de kunst, in tegenstelling tot de serieuse kunstenaar of kunst kenner. Wanneer ik nu het woord dilettant ga gebruiken in verband met het verhaal van Issac Faro, dan gebruik ik dit woord in zijn oorspronkelijke betekenis die, kort gezegd, de mens aanduidt, die in het leven de spelhouding aanneemt. Dit woord „spel" beschouwe men niet in de oppervlakkige beteke nis van „spelletje". Van welke diepe betekenis het spel in cultuur, be schaving en godsdienst door de eeuwen heen geweest is, kan men b.v. vinden in Huizinga's „Home Ludens" (de mens speelt). Wanneer ik dus het verhaal „Heksen huilen niet enz." een zui ver staal van dilettantisme noem, dan bedoel ik daarmee niet anders dan lof. Dat een verhaal als dit in deze tijd geschreven wordt, ligt voor de hand. Het grijpen naar het paradoxale een belangrijk element in het dilettantisme is vanzelfsprekend, wapt de uitweg in de spelhouding is de enige be vrijding, die ons zowat overgeble ven is. Wie nu de wonderlijke gebeur tenissen in het leven van de heren Klaas en Piet werkelijk wil genie ten, moet beginnen met de begrip- kende (conventionele) opvatting is, dat indien de tegenpartij één kleur bood, een bod in die kleur vraagt om een dekking in die kleur doch als de tegenpartij twee kleuren bood een bod in één dezer kleuren een dekking aangeeft. Onder die regel is zuids bod duidelijk: hij moet 3 har ten bieden en noord (die schoppen heer-vierde en klaverenheer-vijfde had) zou 3 SA zeggen. Als U die conventie (nog) niet speelt, kan uw 2-schoppenbod een uitstekend cijfer krijgen; overige biedingen echter krijgen slechts de gard! 7/// 1 i i ii H i 11 n i i i »i n\ (uwsss Kunt U de acht afwijkingen in de beide bovenstaande tekeningen vinden? De juiste oplossing vindt U elders in dit Bijvoegsel. pen ernst en frivoliteit in zijn hoofd goed door elkaar te klutsen. Dat is wel moeilijk, gewend als wij zijn aan de diepe kloof tussen die beide, maar het kan. Als men dat gedaan heeft, kan men zijn plezier beleven aan deze pastiche van een roman, die van alles te gelijk in zich bergt, te weten: een psychologisch aangepakte vrienden vrouwen verhouding. (Piet, Klaas en enige vervelende meisjes), een liefdesidylle (Klaas en Leetje), een speurdersverhaal (de strijd om de documenten betreffende de zestien de eeuwse dichter Vellenius), een biografie (de onthulling van het duivelse wezen van de grote hu manist Vellenius), een streekro man (de tafrelen en mensen op het eilandje voor wie Zeeland kent, gemakkelijk te situeren) en ten slotte ook nog een Freudiaanse ver klaring van de gehele geschiede nis. Dat alles is ook nog eens ver pakt in een driedubbele mystifica tie (Ik-Klaas-Isaak met een K). En het merkwaardigste is nog dat er in al deze dwaasheid zo'n mach tige hoeveelheid realisme zit. Men lette b.v. eens op de treinreis van Klaas van de hoofdstad naar het eiland. Daarin leest men precies waar de trein zich bevindt en wat voor soort mensen er binnen ko men. Jacoba van Velde. „Een blad ln de Wind". Qnerido. Am sterdam 1961. Jacoba van Veldes eerste roman „De Grote Zaal" (1953) is een aan grijpend en teder drama van het levenseinde van eep oude vrouw, de moeder van Helena, die in een rusthuis is ondergebracht omdat zij niet meer alleen kan wonen. Zo is het einde van vele, vele levens. „Een blad in de Wind" beschrijft het leven van een andere Hele na, Helena Gerger, een wees, die bij een zuster van haar moeder is opgegroeid. Bij de aanvang van dit boek is deze Helena als volwassen vrouw teruggekeerd naar Parijs en zoekt met de pen in de hand naar de oorzaak van de mislukking van haar bestaan, eerst als eenzaam kind, daarna als danseres en ten slotte als getrouwde vrouw; naar de herkomst van de angst. Ditzelfde thema vindt men in de passages uit „De Grote Zaal", waarin de dochter Helena denkt over haar kindertijd. In de tweede roman is de angst evenwel uitgegroeid tot een ziekteverschijnsel tot de om vang van de doodsangst. Het verhaal is zeer goed geschre ven; het merkwaardige is evenwel dat het, hoewel het hier om een veel fataler staal van menselijk lijden gaat, toch minder indruk achterlaat dan „De Grote Zaal". Francois Pauwels. „Als het niet waar is.Stols/Barth Den Haag 1961. Francois Pauwels is een vrucht baar schrijver van vele goede ro mans, die soms een sociale tendens hebben. Hier biedt hij een autobiografi sche roman met een titel, waarin hijzelf te kennen geeft, dat deze niet helemaal de waarheid en niets dan de waarheid bevat. Dat nu is wel het laatste waar men een schrijver om hard zal vallen en zeker niet als hij het over zich zelf heeft. Er doet zich echter een verschijnsel voor, waarover men hem wel enig verwijt mag ma ken n.l. dat Pauwels de roman schrijver, zoveel beter afstand weet te bewaren dan Pauwels, de auto biograaf. Het levensverhaal van de heer Orlando, advocaat en procureur, heeft de inconsequentie van de tra ditie in dien zin, dat het op het ogenblik vertellen van iets, dat lang geleden gebeurd is op de manier alsof het nu gebeurt, en alsof de gene, die vertelt aan geen enkele geestelijke groei onderhevig is ge weest, niet opgaat. Men kan toch niet aannemen, dat deze „ik" nu nog in dodelijke ernst mededeelt dat hfj zfjn meisje Roosje „Aan bidt als een Madonna", terwijl hij diezelfde Madonna een blz of der tig verder laat zeggen: „Om ziek van te worden en Betty, dat kreng, doet niets dan me opjagen". Der gelijke voorbeelden zou ik er vele kunnen aanhalen. Door het gebrui ken van de zuiver actieve roman vorm bij een verhaal uit het ver leden, krv "t men nu het gevoel een ouder ets boek te lezen, dat geschreven is in de tijd, waarin het speelt. Het is jammer dat Pau wels deze amfibische vorm gekozen heeft. Laat ons hopen, dat hij nog eens werkelijke memoires schrijft of romans. CLARA EGGINK. Het kerkelijk Jaar begint met Advent en eindigt met Doden- gedenkdag, die laatste zondag van dat jaar, waarop aan de ge meenschap der heiligen, al dan niet met viering van het Heilig Avond maal, aandacht wordt geschonken. Deze dag valt in de maand novem ber, de maand, waarin de natuur ons dood en sterven voorhoudt. Het is goed en nodig telken Jare daarbij stil te staan en ons rekenschap te geven wat dat zeggen wil. Want als er één ervaring is, waarmee wij in nerlijk moeite hebben om ermee klaar te komen, dan is het wel de dood. De dood, die ons overal om geeft, waarmee wij dagelijks wor den geconfronteerd. En het is nu eenmaal zo, dat de mens er geen vrede bij vindt noch troost, tenzij hij er de zin van heeft leren ver staan. Want de dichtregel van Muus Jacobs© uit de oorlog: „Neen. onze doden neemt niemand ons af'1 mag menigeen als waarheid tot steun en troost zijn geweest, maar menigmaal ook als een waarheid, die verdriet en krampachtigheid, opstandigheid en ongeloof alleen maar voedsel geeft. De dood brengt de onherroepe lijke scheiding van wat op aarde is. waarbij wij los moeten laten wat ons dierbaar is. Dat vraagt zelf overwinning en onbaatzuchtigheid van hart, dat wfl los kunnen laten. De moed daartoe vindt een mens alleen, wanneer de dood hem niet slechts is een grondeloos duister, waarin hij vergaat, maar de voelbare presentatie van dat heilige Mysterie, dat ook de grond is van het leven: God, Die de Heer is over leven en dood, aan Wie het laatste woord is, de dood te machtig, zoals de paasboodschap getuigt. Wie die boodschap verstaat, ziet het leven in eeuwig perspectief en wordt daardoor getroost en verzoend met de dood. Zoals een kerkelijk formu lier over de dood het onder woorden brengt: „Hij komt verwacht of on verwacht, als vijand of als vriend, ondanks ons mensen of door men senschuld, maar hoe hij komen mo* IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIH ge, hy is en wordt mee opgenomen in het eeuwig raadsplan Gods. En hierdoor is hij geen einde, doch overgang, brengt hij niet slechts scheiding, maar ook hereniging, en leidt niet tot vernietiging maar tot vernieuwing in Gods eeuwig licht". Wanneer wij in dat licht onze do den zien en gedenken, dan krijgen wij deel aan de rust en vrede, die de dood zo eigen-aard-ig uitstraalt, die vrede, die alle verstand te bo ven gaat. Dan kunnen wij bedroefd en nochtans blijde tegelijk zijn. Want dan zijn wij daarbij zonder vrees of onrust, zonder ons vast te klampen aan wat wij doorzien als de ijdelheden van het leven. Dan geldt een in memoriam niet alleen hen, die van ons heengingen, die wij niet willen noch kunnen vergeten, maar dan geldt het tevens ons eigen leven en onze eigen dood. In memoriam, ter herinnering, in de zin van ter maning en ter waar schuwing, dat wij staan en hebben te leven in de dienst van God, op dat wij ons aldus toebereiden op de eeuwigheid, die wacht, die eeuwig heid, die was en is en zijn zal, waaruit wij kunnen en steeds mo gen leven. Mediterend over de dood schreef Henriëtte Roland Holst indertijd dat gedicht: De Afgezant. En dan vraagt zij hem: „Wat kan ik doen om hem te wachten, vrij van angst en te zien nad'ren zonder vreezen?" En het antwoord luidt: „Zuiver uw huis van alle ijdelheden, want wat ijdel is, kan voor hem niet bestaan." Klampt u alzo niet vast aan wat der aarde en des mensen is. Want al tooit ge hen en alles met het aureool van uw heilige dierbaar heid, heilige huisjes leiden tot af godendienst, die onder het oordeel valt.. Laat het in alles en door al les heen steeds gaan alleen om dat, wat blijft. Naar het woord van de profeet: „Vraagt naar den Heer, opdat ge moogt leven." W. J. H. Hubeek, Herv. pred. Voorganger v. d. Ver. van Vryz. Hervormden te Leiden—Oegstgeest.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1961 | | pagina 13