LEVEN DER BEDOEÏENEN
NU IN MODERNE BANEN
Doden-
gedenkdag
Een Zoeklicht
Australische puzzels
Kom er ACHT-er
Schilderachtigheid verdwijnt
maar achterlijkheid eveneens
(LEIDSCH DAGBLAD
(vrijwillig)
gebonden
Nomaden worden
aan vaste plaats
WOORD VAN BEZINNING
Zaterdag 25 november 1961
Pagina 1
Sjeik Soeleiman van de be doëlnen-stam El-Hoezeil in ge
sprek met een toeriste.
(Van onze Israëlische correspondent)
Aan de Landweg van Shefar-Am naar Nazaret, op een schil
derachtig punt 280 meter boven de zeespiegel, verrijst het eerste
permanente bedoeïen-dorp in het Midden-Oosten. Het wordt de
nieuwe woonplaats voor de 186 mannen en 157 vrouwen van de
stam Bir el-Maksoer. Als het experiment slaagt, volgen later nog
een tweeduizend bedoeïen, tot andere stammen behorend. Want
de bedoeïen zijn langzamerhand hun leven aan het veranderen,
misschien mag men zelfs zeggent aan het moderniseren. Aan de
ene kant is dat jammer, want deze modernisering laat uiteraard
hun exotische schilderachtigheiddie de westerling kent uit de
boeken van Lawrence en hilbyniet onaangetast. Maar aan de
andere kant zal zij een einde maken aan de primitiefste toestanden
en aan een levenspeil, dat eigenlijk de mens onwaardig moet
worden geacht
Stichting van tivee
coöperaties
Dit proces is begonnen, toen
kort na de stichting van de Joodse
staat de regering zich ging inte
resseren voor het lot van de
25.000 bedoeïenen, die zich op Is
raëlisch grondgebied ophouden.
Een derde van hun zwerft door
Galilea. De rest woont in de Ne-
gewwoestijn ten zuiden van Beër-
sjewa (Beersjeba) en in de buurt
van de Jordaanse grens. Sociaal
en economisch bestaat er tussen
die beide groepen een vrij groot
verschil. Galilea lijdt niet, als de
Negew, onder droogte, zodat er wei
degrond is voor de schapen, geiten
en kamelen, die een groot deel van
het bezit van de bedoeïenen uitma
ken. Bovendien zijn de omstandig
heden er voor de landbouw beter
dan in het stenige, dorre zuiden.
En tenslotte heeft de algemene be
schaving op de Galilese bedoeïenen
eerder vat gehad dan op hun broe
ders in de Negew ,die eigenlijk nog
maar pas met de Westerse cultuur
ln aanmerking zijn gekomen.
Het zijn dan ook niet zozeer de
bedoeïenen in het noorden van
het land, die de regering zorg ba
ren, als wel die in de Negew. Nog
altijd is hun economische toestand
niet zeer gunstig, al hebben zij
het ook nog nooit zo goed gehad,
als de laatste jaren. Die vooruit
gang hebben zij aan de Israëlische
regering te danken, wat zij ook
wel toegeven, al kan men moeilijk
zeggen, dat zij uit een Israëlisch
oogpunt beschouwd, goede patriot
ten zijn. Hun verhouding tot de
autoriteiten is in hoge mate zake
lijk: „ubi bene, ibi patria" (waar
ik het goed heb, daar is mijn va
derland). Politiek ligt buiten de
sfeer van hun belangstelling en
van de grenslijn Israël en Jorda
nië trekken zij zich nauwelijks iets
aan.
De bedoeïenen in de Negew zijn
semi-nomaden, op weg naar aan
vaste plaatsen gebonden landbouw.
Een gebied van dertig tot vijfender
tig duizend hectaren staat hun
daarvoor ter beschikking. Hun twee
de hoofdbron van bestaan is de
veeteelt. Zij bezitten een veertigdui
zend schapen en geiten en een tien
duizend kamelen. En tenslotte ver
dienen sommigen (men schat hun
aantal op duizend) hun brood met
werk in landbouw en industrie
in Beer-sjewa, de hoofdstad van
de Negew, en in het gebied ten
noorden daarvan, tot Lydda in
midden-Israël toe.
als volledig verantwoord met het
oog op de miljoenen, die jaren van
droogte 's lands schatkist kosten.
Regering doet vaak een
oogje toe
Een belangrijke bestaansbron
van de bedoeïenen is hierboven nog
niet genoemd: het smokkelen. De
bedoeïen ziet er geen enkel kwaad
in de Israëlisch-Jordaanse grens
te overschrijden om „zaken" te
doen. De Israëlische autoriteiten
tonen begrip voor deze bijzondere
mentaliteit en grijpen alleen dan
in, als het wat al te bont wordt,
in gevallen bijvoorbeeld, waarin het
om grote hoeveelheden wapens gaat
Ook in andere opzichten doet de
regering een oogje toe. Zij staat
namelijk toe, dat juridische ge
schillen van niet te grote beteke
nis door de sjeik en de stamoud-
sten worden behandeld in plaats
van door de mohammedaanse rech
ter. De bedoeling zit daarbij voor,
zo weinig mogelijk in te grijpen
in de zeden en gebruiken van deze
typische woestijnbewoners met hun
eigen opvattingen en wetten. Maar
ook deze lankmoedigheid is aan
grenzen gebonden. Gaat het name
lijk om criminele gevallen, dan
treedt de Israëlische wet in de
volste zin in werking en wordt de
bedoeïen overeenkomstig de voor
allen geldende rechtsprocedure ver
volgd.
Primitief
Zoals gezegd gaat het de bedoe
ïenen thans economisch veel beter
dan vóór de stichting van de staat
het geval was. In sociaal opzicht
komen onder hen echter nog de
meest primitieve toestanden voor.
Om een voorbeeld te noemen
nog altijd heerst onder hen de me
ning, dat ter verdrijving van
ziekte, geestelijke stoornissen in
cluis, geen werkzamer middel be
staat dan het brandmerken van
de aangetaste plek (of wat als zo
danig wordt beschouwd) met een
wit-gloeiend ijzer.
Gelukkig begint de voorlichting
die de regering enige jaren geeft,
vruchten te aragen. Er bestaan
thans vijf poliklinieken speciaal
voor bedoeïenen, waarvan een
steeds drukker gebruik wordt ge
maakt. Ambulante eenheden, van
het modernste materiaal voorzien,
trekken van stam tot stam, onder
zoeken mannen, vrouwen en kin
deren op tuberculose en dienen
hun injecties tegen bepaalde ziek
ten toe. En steeds meer wint de
opvatting veld, dat in ernstige ge
vallen opneming in het ziekenhuis
in Beer-sjewa te verkiezen is bo
ven de door de eeuwen geheiligde,
maar slechts zelden helpende kwak
zalverij, die door de „.medici" van
de stam wordt uitgeoefend.
Naar school
Een zelfde vooruitgang tekent
zich af op het gebied van het on
derwijs. Meer en meer sturen de
bedoeïenen hun kinderen (voorlo
pig alleen nog de jongens) naar
school en in Nazaret volgen zelfs
enige van deze kinderen middelbaar
onderwijs. Ook hier staat men aan
het begin van een geheel nietuwe
ontwikkeling. Tien jaar geleden
zou ieder, die iets van het Mid
den-Oosten afwist, geglimlacht
hebben bij de gedachte, dat kinde
ren van bedoeïenen op Westerse
leest geschoeid onderwijs zouden
ontvangen. Tegenwoordig begint
zelfs de primitieve woestijnbewo
ner in te zien, dat het leven ande
re eisen stelt dan hij zelf in staat
is te bevredigen.
En om nog eens terug te komen
op de economische vooruitgang der
bedoeïenen, ook op dit punt begint
dit begrip zich baan te breken.
Meer en meer moet de kameel
wijken voor de tractor. In steeds
meerdere mate worden moderne
landbouwmethoden toegepast. Een
mijlpaal in de economische geschie
denis van de bedoeïenen was de re
cente stichting van twee landbouw
coöperaties, die niet alleen voor de
eigen leden werken, maar hun
diensten ook uitstrekken tot ande
re landbouwers, Arabische zowel als
joodse.
Nog altijd kan de bezoeker van
Galilea en de Negew hier en daar
de armetierige zwarte tenten zien
van de kampementen der bedoeïe
nen. Wat hij van buitenaf niet
ziet, is, dat in menige tent de
mannen om de radio geschaard zit
ten, een teken van betrekkelijke
welstand en sociale vooruitgang,
waarvan de bedoeïen zelf nooit
had gedroomd. Het zal nog heel
wat voeten in de aarde hebben
voordat zijn algemeen beschavings
peil dat van de overige Israëliërs
nabij komt. Maar de eerste stappen
op deze lange weg zijn gezet en de
verwisseling van de geiteharen
tent voor een stenen huis, zoals die
nu is begonnen, is er één van.
V OP DE BOEKENMARKT
Onze bridgerubriek
heai telkens weer aan de rand van
het pauperisme bracht. Sinds de
stichting van de staat Israël heb
ben zich drie jaren van hongers
nood voorgedaan, die de regering
noodzaakten aan geldelijke steun
telkens van één tot anderhalf mil
joen pond (550 tct 825 duizend
dollar uit te keren, voor nieuwe
weidegronden, meel, groente en wa
ter (dat per auto werd aangevoerd)
te zorgen en de drieduizend ge
troffen kostwinners bij noodpro-
jecten te werk te stellen.
Droogte is nu eenmaal te voor
zien noch te voorkomen. Het was
duidelijk, dat de regering kans liep
ook in de toekomst enorme bedra
gen te moeten uitgeven voor hulp
en steun aan de bedoeïenen in ja
ren van economische catastrofe.
En dus zon men op constructieve
maatregelen. Zo ontstond het plan,
waarmee thans in Galilea wordt
geëxperimenteerd: de bedoeïenen
onafhankelijk te maken van het
riskante klimaat van de Negew door
hen in de gelegenheid te stellen
elders vaste woonplaatsen te be
trekken, dus zich neer te zetten.
Bridgevraag van deze week: In
een parenwedstrijd heeft zuid de
volgende mooie kaarten:
Sch. V B
Ha. A 10
Ru. A H B
KI. A V 9 7 6 4
Oost is gever, nz staan kwets
baar en het bieden gaat: oost 1
schoppen zuid doublet west
pas noord 2 klaveren oost
2 harten wat moet zuid thans
bieden?? Antwoord elders op
deze bladzijde.
Geen dwang
Het spreekt vanzelf, dat hier van
dwang geen sprake kon zijn. De
bedoeïen is conservatief en zo
toonden zich voorlopig alleen diege
nen tot medewerking bereid, die
grond toch veel bezaten. In dit
verband moet hier op een eigen
aardig verschijnsel worden gewe
zen. Voor de stichting van de staat
Israël kende de bedoeïen geen
persoonlijk bezit. Aan het hoofd
van de stam, de sjeik, behoorde
alle grond toe. Het was de sjeik,
die hun leven bepaalde, die hun
voedde en hun geld gaf om een of
meer vrouwen te kopen. Land en
water krijgen zij thans van de rege
ring en alleen voor de mohar, de
prijs die zij de vader van hun bruid
betalen, moeten zij zelf zorgdra
gen. Deze verandering heeft uiter
aard het prestige van de sjeik, van
wiens welwillendheid hun bestaan
eenmaal volkomen afhankelijk was,
enigszins geschaad, al dragen de
leden van zijn stam hem ook nu
nog hoge achting toe, niet alleen
als hun hoofd en leider, maar ook
als hun vertegenwoordiger bij de
Israëlische autoriteiten, wier hulp
hen in de jaren van droogte voor
ondergang heeft behoed.
Hoge kosten
Groots plan
Israëls bedoeïenen zijn staats
burgers zo goed als elke andere Is
raëliërs. Hun levensvoorwaarden
zijn dan ook een voorwerp van
zorg voor de regering. En hier
klemt dit te meer, omdat deze
groep van de bevolking sociaal,
economisch en cultureel op een peil
leeft, dat ver beneden dat van de
overige groepen ligt.
Zo ontstond bjj de autoriteiten
een plan, dat diep in het bestaan
van deze primitieve zonen der woes
tijn ingrijpt: het plan, dat een
streep wil halen door hun leven
als nomaden en de bedoeling heeft
hen geleidelijk onder te brengen
in vaste woonplaatsen. Het voor
naamste motief was de droogte, die
Krachtens het nieuwe vestigings
plan, waarvan de uitvoering kort
geleden is begonnen, zal de rege
ring diegenen onder de bedoeïenen,
die hun zwervend bestaan wensen
te vervangen door dat van de nor
male dorpsbewoner in Israël, be
hulpzaam zijn met het verstrek
ken van leningen voor de bouw
van woningen. Als zij eenmaal
verhuisd zijn worden zij wat
tot nu toe niet geschiedde in
geschreven bij de officiële arbeids
beurzen en komen zij in aanmer
king voor werk in de wijn- en
boomgaarden, in de landbouw en
de industrie.
Bovendien krijgt ieder van over
heidswege een doenan (een tiende
hectare) grond, waarop hij groen
ten kan kweken voor eigen gebruik.
Het spreekt vanzelf, dat met de
uitvoering van dit plan duizenden
gemoeid zijn, maar deze uitgave
ziet men hier in regeringskringen
Dit Jaar heeft de Australische
Bridge Federatie een wedstrijd met
gelegde spellen uitgeschreven, waar
aan over de gehele wereld Ijverig
door sterke spelers werd deelgeno
men. Hier volgt één der problemen,
waarover de deelnemers gebogen
zaten:
Sch. 9 8 7
Ha. H 10 8 6
Ru. B 6
KI. V B 10 8
Sch. 6 5 8 2 Sch. A H 10 4
Ha. V Ha. A 5 42
Ru. A H 5 8 W Ru. V 10 2
KI. 7 6 4 2 71 KI. A 5
Sch. V B
Ha. B 9 7 8
Ru. 9 8 7 4
KI. H 9 3
Zuid was de gever, ledereen was
kwetsbaar. Bij ieder spel waren
officiële instructies gevoegd, o.a. dat
een bepaalde speler een bepaald
eindcontract moest spelen. Had men
dus b.v. 3 Sans geboden maar stond
in de (door de wedstrijdleider, na
afloop van het bieden verstrekte)
gegevens dat het 4 schoppen moest
zijn dan had men de plicht om 4
schoppen te spelen. Zowel voor het
bieden als voor het spelen werden er
punten toegekend en naar ik vernam
waren de Nederlandse deelnemers
met de toekenning nogal eens niet
tevreden wat overigens aansluit bij
onze nationale karaktertrek, die reeds
in militaire dienst erkend wordt door
de uitspraak dat „zachtjes mopperen
toegestaan is".
In het bovenstaande spel ging de
hoofdprijs voor het bieden naar 4
schoppen en de Australiërs meenden
dat eindbod via de sterke Sans als
volgt te kunnen bereiken: oost opent
in de vierde hand met 1 SA nz
passen west 2 klaveren (vraag
naar hoge kleur oost 2 harten
west 2 schoppen oost 3 schoppen
west 4 schoppen. In Nederland
bereikten 5 van de deelnemende
paren 4 schoppen, één paar kwam tot
3 Sansatout en de slemrenners ont-
ontbraken natuurlijk evenmin doch
kregen nul punten voor hun 6-schop-
penbod. Overigens is met dichte
kaarten een 6 schoppencontract
nog niet eens zó'n gekke onderne
ming: ik heb wel afschuwelijker
slams gezien.
Minder gelukkig leek mij de spel-
instructie. Noord was verplicht uit te
komen met klaverenvrouw (normaal),
doch daarna kreeg de westspeler te
horen dat er van hem verwacht werd
dertien slagen te maken!
Hierdoor kwam het spel in een
sfeer die volkomen vreemd is aan
normaal bridge want als men te
voren weet dat 13 slagen mogelijk zijn
kost het niet zóveel moeite uit te
puzzelen hoe de* kaartverdeling dan
wel bij de tegenpartij moet zijn.
De Australiërs gaven aan, dat 7
schoppen slechts gemaakt kan wor
den door het introeven van drie
harten in west, waardoor oost in de
bijkleuren zovaak aan slag moet kun
nen komen dat er op ruitenboer ge
sneden moet worden. Uiteraard zal de
leider er ook van uit moeten gaan,
dat troefvrouw-boer sec zitten bij
andere troefverdeling is grootslam
onmogelijk.
Nu geloof ik niet, dat iemand ooit
in dit 4-schoppencontract vóór het
troefhalen een snit tegen ruitenboer
zou gaan maken want er is dan
vijftig percent kans dat hij door deze
hebzucht in rampzalige toestand
komt te verkeren, al was het alleen
al dat hfj één of twee overslagen over
boord gegooid had.
De Nederlandse deelnemers reken
den overigens de nz-kaarten goed uit
en 6 van de 7 spelers maakten 13
slagen.
H. W. FILARSKI.
Antwoord op wekelijkse bridge
vraag: Hoewel noords 2 klaverenbod
uitermate zwak kan zijn (noord is
verplicht tot bieden), zou reeds de
aanwezigheid van klaverenheer en
wat schoppenhulp bij noord voldoen
de zijn voor 3 Sansatout. Een uitste-
Issac Faro. „Heksen huilen
niet of de oranje pyama".
G. A. van Oorschot. Am
sterdam 1961.
Het woord dilettant is tegenwoor
dig alleen nog maar bekend in
zijn afkeurende betekenis. Wan
neer men spreekt van een dilet
tant of van dilettantisme, dan be
doelt men daar gemeenlijk iemand
mee, die liefhebbert op het gebied
van de kunst, in tegenstelling tot
de serieuse kunstenaar of kunst
kenner. Wanneer ik nu het woord
dilettant ga gebruiken in verband
met het verhaal van Issac Faro,
dan gebruik ik dit woord in zijn
oorspronkelijke betekenis die, kort
gezegd, de mens aanduidt, die in
het leven de spelhouding aanneemt.
Dit woord „spel" beschouwe men
niet in de oppervlakkige beteke
nis van „spelletje". Van welke diepe
betekenis het spel in cultuur, be
schaving en godsdienst door de
eeuwen heen geweest is, kan men
b.v. vinden in Huizinga's „Home
Ludens" (de mens speelt).
Wanneer ik dus het verhaal
„Heksen huilen niet enz." een zui
ver staal van dilettantisme noem,
dan bedoel ik daarmee niet anders
dan lof. Dat een verhaal als dit
in deze tijd geschreven wordt, ligt
voor de hand. Het grijpen naar
het paradoxale een belangrijk
element in het dilettantisme is
vanzelfsprekend, wapt de uitweg
in de spelhouding is de enige be
vrijding, die ons zowat overgeble
ven is.
Wie nu de wonderlijke gebeur
tenissen in het leven van de heren
Klaas en Piet werkelijk wil genie
ten, moet beginnen met de begrip-
kende (conventionele) opvatting is,
dat indien de tegenpartij één kleur
bood, een bod in die kleur vraagt
om een dekking in die kleur doch
als de tegenpartij twee kleuren bood
een bod in één dezer kleuren een
dekking aangeeft. Onder die regel
is zuids bod duidelijk: hij moet 3 har
ten bieden en noord (die schoppen
heer-vierde en klaverenheer-vijfde
had) zou 3 SA zeggen.
Als U die conventie (nog) niet
speelt, kan uw 2-schoppenbod een
uitstekend cijfer krijgen; overige
biedingen echter krijgen slechts de
gard!
7/// 1 i i ii H i 11 n i i i »i n\ (uwsss
Kunt U de acht afwijkingen in de beide bovenstaande tekeningen
vinden? De juiste oplossing vindt U elders in dit Bijvoegsel.
pen ernst en frivoliteit in zijn
hoofd goed door elkaar te klutsen.
Dat is wel moeilijk, gewend als
wij zijn aan de diepe kloof tussen
die beide, maar het kan. Als men
dat gedaan heeft, kan men zijn
plezier beleven aan deze pastiche
van een roman, die van alles te
gelijk in zich bergt, te weten: een
psychologisch aangepakte vrienden
vrouwen verhouding. (Piet, Klaas
en enige vervelende meisjes), een
liefdesidylle (Klaas en Leetje), een
speurdersverhaal (de strijd om de
documenten betreffende de zestien
de eeuwse dichter Vellenius), een
biografie (de onthulling van het
duivelse wezen van de grote hu
manist Vellenius), een streekro
man (de tafrelen en mensen op het
eilandje voor wie Zeeland kent,
gemakkelijk te situeren) en ten
slotte ook nog een Freudiaanse ver
klaring van de gehele geschiede
nis. Dat alles is ook nog eens ver
pakt in een driedubbele mystifica
tie (Ik-Klaas-Isaak met een K).
En het merkwaardigste is nog dat
er in al deze dwaasheid zo'n mach
tige hoeveelheid realisme zit. Men
lette b.v. eens op de treinreis van
Klaas van de hoofdstad naar het
eiland. Daarin leest men precies
waar de trein zich bevindt en wat
voor soort mensen er binnen ko
men.
Jacoba van Velde. „Een blad
ln de Wind". Qnerido. Am
sterdam 1961.
Jacoba van Veldes eerste roman
„De Grote Zaal" (1953) is een aan
grijpend en teder drama van het
levenseinde van eep oude vrouw, de
moeder van Helena, die in een
rusthuis is ondergebracht omdat
zij niet meer alleen kan wonen.
Zo is het einde van vele, vele
levens.
„Een blad in de Wind" beschrijft
het leven van een andere Hele
na, Helena Gerger, een wees, die
bij een zuster van haar moeder is
opgegroeid. Bij de aanvang van dit
boek is deze Helena als volwassen
vrouw teruggekeerd naar Parijs en
zoekt met de pen in de hand naar
de oorzaak van de mislukking van
haar bestaan, eerst als eenzaam
kind, daarna als danseres en ten
slotte als getrouwde vrouw; naar de
herkomst van de angst. Ditzelfde
thema vindt men in de passages
uit „De Grote Zaal", waarin de
dochter Helena denkt over haar
kindertijd. In de tweede roman
is de angst evenwel uitgegroeid tot
een ziekteverschijnsel tot de om
vang van de doodsangst.
Het verhaal is zeer goed geschre
ven; het merkwaardige is evenwel
dat het, hoewel het hier om een
veel fataler staal van menselijk
lijden gaat, toch minder indruk
achterlaat dan „De Grote Zaal".
Francois Pauwels. „Als het
niet waar is.Stols/Barth
Den Haag 1961.
Francois Pauwels is een vrucht
baar schrijver van vele goede ro
mans, die soms een sociale tendens
hebben.
Hier biedt hij een autobiografi
sche roman met een titel, waarin
hijzelf te kennen geeft, dat deze
niet helemaal de waarheid en niets
dan de waarheid bevat. Dat nu is
wel het laatste waar men een
schrijver om hard zal vallen en
zeker niet als hij het over zich
zelf heeft. Er doet zich echter een
verschijnsel voor, waarover men
hem wel enig verwijt mag ma
ken n.l. dat Pauwels de roman
schrijver, zoveel beter afstand weet
te bewaren dan Pauwels, de auto
biograaf.
Het levensverhaal van de heer
Orlando, advocaat en procureur,
heeft de inconsequentie van de tra
ditie in dien zin, dat het op het
ogenblik vertellen van iets, dat lang
geleden gebeurd is op de manier
alsof het nu gebeurt, en alsof de
gene, die vertelt aan geen enkele
geestelijke groei onderhevig is ge
weest, niet opgaat. Men kan toch
niet aannemen, dat deze „ik" nu
nog in dodelijke ernst mededeelt
dat hfj zfjn meisje Roosje „Aan
bidt als een Madonna", terwijl hij
diezelfde Madonna een blz of der
tig verder laat zeggen: „Om ziek
van te worden en Betty, dat kreng,
doet niets dan me opjagen". Der
gelijke voorbeelden zou ik er vele
kunnen aanhalen. Door het gebrui
ken van de zuiver actieve roman
vorm bij een verhaal uit het ver
leden, krv "t men nu het gevoel
een ouder ets boek te lezen, dat
geschreven is in de tijd, waarin
het speelt. Het is jammer dat Pau
wels deze amfibische vorm gekozen
heeft. Laat ons hopen, dat hij
nog eens werkelijke memoires
schrijft of romans.
CLARA EGGINK.
Het kerkelijk Jaar begint met
Advent en eindigt met Doden-
gedenkdag, die laatste zondag
van dat jaar, waarop aan de ge
meenschap der heiligen, al dan niet
met viering van het Heilig Avond
maal, aandacht wordt geschonken.
Deze dag valt in de maand novem
ber, de maand, waarin de natuur
ons dood en sterven voorhoudt. Het
is goed en nodig telken Jare daarbij
stil te staan en ons rekenschap te
geven wat dat zeggen wil. Want als
er één ervaring is, waarmee wij in
nerlijk moeite hebben om ermee
klaar te komen, dan is het wel de
dood. De dood, die ons overal om
geeft, waarmee wij dagelijks wor
den geconfronteerd. En het is nu
eenmaal zo, dat de mens er geen
vrede bij vindt noch troost, tenzij
hij er de zin van heeft leren ver
staan. Want de dichtregel van
Muus Jacobs© uit de oorlog: „Neen.
onze doden neemt niemand ons af'1
mag menigeen als waarheid tot
steun en troost zijn geweest, maar
menigmaal ook als een waarheid,
die verdriet en krampachtigheid,
opstandigheid en ongeloof alleen
maar voedsel geeft.
De dood brengt de onherroepe
lijke scheiding van wat op aarde is.
waarbij wij los moeten laten wat
ons dierbaar is. Dat vraagt zelf
overwinning en onbaatzuchtigheid
van hart, dat wfl los kunnen laten.
De moed daartoe vindt een mens
alleen, wanneer de dood hem niet
slechts is een grondeloos duister,
waarin hij vergaat, maar de
voelbare presentatie van dat heilige
Mysterie, dat ook de grond is van
het leven: God, Die de Heer is over
leven en dood, aan Wie het laatste
woord is, de dood te machtig, zoals
de paasboodschap getuigt. Wie die
boodschap verstaat, ziet het leven
in eeuwig perspectief en wordt
daardoor getroost en verzoend met
de dood. Zoals een kerkelijk formu
lier over de dood het onder woorden
brengt: „Hij komt verwacht of on
verwacht, als vijand of als vriend,
ondanks ons mensen of door men
senschuld, maar hoe hij komen mo*
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIH
ge, hy is en wordt mee opgenomen
in het eeuwig raadsplan Gods. En
hierdoor is hij geen einde, doch
overgang, brengt hij niet slechts
scheiding, maar ook hereniging, en
leidt niet tot vernietiging maar tot
vernieuwing in Gods eeuwig licht".
Wanneer wij in dat licht onze do
den zien en gedenken, dan krijgen
wij deel aan de rust en vrede, die
de dood zo eigen-aard-ig uitstraalt,
die vrede, die alle verstand te bo
ven gaat. Dan kunnen wij bedroefd
en nochtans blijde tegelijk zijn.
Want dan zijn wij daarbij zonder
vrees of onrust, zonder ons vast te
klampen aan wat wij doorzien als
de ijdelheden van het leven. Dan
geldt een in memoriam niet alleen
hen, die van ons heengingen, die wij
niet willen noch kunnen vergeten,
maar dan geldt het tevens ons
eigen leven en onze eigen dood. In
memoriam, ter herinnering, in de
zin van ter maning en ter waar
schuwing, dat wij staan en hebben
te leven in de dienst van God, op
dat wij ons aldus toebereiden op de
eeuwigheid, die wacht, die eeuwig
heid, die was en is en zijn zal,
waaruit wij kunnen en steeds mo
gen leven.
Mediterend over de dood schreef
Henriëtte Roland Holst indertijd
dat gedicht: De Afgezant. En dan
vraagt zij hem: „Wat kan ik doen
om hem te wachten, vrij van angst
en te zien nad'ren zonder vreezen?"
En het antwoord luidt: „Zuiver uw
huis van alle ijdelheden, want wat
ijdel is, kan voor hem niet bestaan."
Klampt u alzo niet vast aan wat
der aarde en des mensen is. Want
al tooit ge hen en alles met het
aureool van uw heilige dierbaar
heid, heilige huisjes leiden tot af
godendienst, die onder het oordeel
valt.. Laat het in alles en door al
les heen steeds gaan alleen om dat,
wat blijft. Naar het woord van de
profeet: „Vraagt naar den Heer,
opdat ge moogt leven."
W. J. H. Hubeek, Herv.
pred. Voorganger v. d. Ver.
van Vryz. Hervormden
te Leiden—Oegstgeest.