ULTUUR GEEN KOSTBAAR fGAREN Kom er ACHT-er Een Zoeklicht Kunst goedkoper dan schoenen9 textiel en televisie (LËÏDSCH DAGBLAD De bedreigde mens G WOORD VAN BEZINNING l OP DE BOEKENMARKT') erdag 11 november 1961 Pagina 1 Het Museum voor Beeldende Kunst in Boe dapest, dat een grote verzameling van bekende meesters heeft. IV en slot. (Van een speciale medewerker) De grote drukte in de straten van Boedapest, de vele winkels ►t fraaie etalages en kostbare artikelen, de talrijke modeshows mode-zaken, de schoenenwinkels en de ontelbare dameskap- rs, die altijd een volle zaak hebben het is alles nog geen ken van welvaart. De Hongaren lopen er als in een droom- leis. Voor het merendeel zijn de luxe winkels er alleen maar 1 naar te kijken. Het is alles erg duur en voor de gewone man tt bereikbaar. De gemiddelde arbeider verdient ongeveer 300 gulden per land. Daarvan gaat maar heel weinig af. De huishuren liggen ag. Huiseigenaren kent men niet, evenmin als eigenaren van takels. Het is alles staatseigendom. Naast die 300 gulden »men dan nog de verdiensten van de vrouw. Vrijwel alle ge- iwde vrouwen werken in Hongarije. Met het gezamenlijke komen kan men zich wel wat permitteren, maar het moet niet duur zijn. $en paar redelijke dames- usen zijn zeker driemaal zo lur als in Nederland. En met textiel en het schoeisel is dat k het geval. En wie kan zich (i televisietoestel aanschaf- \i? Dit communicatiemiddel is )uwens toch niet zo geliefd 1 de Hongaren, daar men toch et vrij is in het uitzoeken van itenlandse uitzendingen. Wat doen de Honqaren dus e menen hun bezittingen in trband met een mogelijke |euwe oorlog niet te moeten jtbreiden? Zij eten, zij drin- tn, zij gaan naar toneel, con- trt en opera en ze kopen boe- tn. De cultuur is in Hongarije, zoals n ook het geval is in de andere üden achter het IJzeren Gordijn, pi duur. Heel goedkoop kan men vooraan zitten bij concert en lera, de toegangsprijzen voor de loscopen liggen zeker de helft la- r dan bij ons en de prijzen van boeken ook. Daarom zijn de lekwinkels dan ook vrij druk be- eht. Men wil lezen om zijn geest 1 verrijken en om enige afleiding hebben in het uitzichtloze be- aan. Uitgeverijen In totaal zijn er in Hongarije ègentien uitgeverijen, waarvan er flftien vallen onder de afdeling ttgeverij van het ministerie voor bituur, aan het hoofd van welke Cdeling dr. Bela Köpeczi staat, een Ier intelligente en veelzijdig ont- ïkkeld man. Die uitgeverijen wor- Br. dus door deze ministerie-afde- bg gecoördineerd. Zij hebben vrij- tel alle een eigen terrein, zoals (orvina voor de Hongaarse boeken i het buitenland, kunstuitgeverij Dor de boeken opkunstgebied, de lugdboeken-uitgeverijde uitgeve- (j voor belletrie, de muziekuitge- erjj Musica, de technische uitge dijen, de wetenschappelijke uit- Bverijen, de schoolboeken-uitgeve- enz. ,Het ministerie bemoeit zich in feite niet met de inhoud van de toeken, maar treedt coördinerend gegeven). Van de uitgegeven boe ken verdwijnt er maar 20 procent in de bibliotheken, de rest wordt privé gekocht en meestal zijn de boeken tamelijk snel uitverkocht. Ook van de Hongaarse romanciers, wier werken meestal in een oplage van 7000 tot 8000 verschijnen. Het auteurshonorarium wordt niet naar de winkelprijs, maar naar het aantal bladzijden en het oplagecijfer berekend en terstond Pierre de la Mure), Brueghel (de roman van Felix Timmermans), Van Gogh (van Irving Stone), Pi casso. Modigliani, Holbein, Goya, Botticelli, Leonardo da Viaci. Gau guin, Vollard. en anderen. Op mu ziekgebied zullen er 22 biografieën verschijnen, voor het merendeel over de klassici, ma^r ook over Kodaly, Bar tók, Strawinski en Schönberg. Grote interesse Op het gebied van de beeldende kunst bezit Hongarije grote schat ten. We hoeven slechts op de vele oude kloosters, kerken en paleizen te wijzen, om te weten wat die aan waardevols bevatte. De 13de- eeuwse kerk van Jak, de Bakosz- kapel van Esztergom, de barokhui- zcn in Sopron, het neo-barokke stadhuis van Szeged, het in klas- sistische stijl opgetrokken Natio naal Museum van Boedapest enz; het zijn alle evenzovele bewijzen van een groot artistiek verleden. In het Nationaal Museum, een van de 25 musea in Boedapest viindt men niet alleen historische zaken, maar ook een Keltische en Scytische verzameling, alsmede werken van tal van grote meesters, en nalatenschappen van Liszt, een piano van Beethoven en een viool- deel van Paganini. Oude meube len en historische kleding zijn er te zien, er staat een Turkse tent uit de 16de eeuw (een krijgsbuit) er zijn koorbanken uit diezelfde tijd. In het Museum voor Beeldende Kunst vindt men werken van de grootste meester uit alle tijden, naast een Egyptische, een Romein se en een Griekse verzameling. Zo is er een gehele zaal gewijd aan werken van Greco en verder vindt men er schilderijen van Murillo Belasquez, H. Holbein, Carreno, Goya, Dürer, Altdorfer, Granach, Kremser-Schmidt, Claude Lorrain, Poussin, Chardin, Lebrun, Corot, Monet, Pisarro, Cézanne, Toulouse- Lautrec. Gauguin, Bonnard, Con stable Ruysdael, Josef Israels (Kat- wijkse vrouwen), alsook van de in 1900 overleden Hongaarse schilder op en verdeelt de papiertoewijzi- zing. Het papier is nog steeds schaars in Hongarije. De uitgeve rijen zelf zijn verantwoordelijk voor hun uitgaven. En ze passen er wel voor boeken uit te geven, die niet stroken met de politieke op vattingen van dit moment. In dit verband is er in Hongarije geen plaats voor allerlei half-pornogra- fische of aanstootgevende blaad jes of boeken, alsook niet voor de zogenaamde „Schund"-literatuur. Daarvoor wordt heel eenvoudig geen papier toegewezen. „Gelukkig zijn we van dit doort zaken af en kan iedereen onbezwaard kopen wat er in winkel of kiosk wordt uitgestald", verklaarde dr. Köpeczi ons. Meerderen zullen hier waar schijnlijk een goede eigenschap in ontdekken, dat de sekse-blaadjes en de exhibitionistisch-realistische rommel-romans van de markt ver dwijnen, is wellicht niet ongezond. Maar hier wordt toch wel enigs zins de grens van onze zo terecht geprezen vrijheid van drukpers in bet gevaar gebracht. Niet het ont houden van iets, maar het opvoe den tot het goede, is de taak. Van een feitelijke onverheidscensuur kan men dus niet spreken in Hon garije. Er is doodeenvoudig geen papier Wereldliteratuur In de kleine ingenaaide en van aantrekkelijke tekeningen voorziene uitgaven, waarin vroeger de zoge naamde „Schund-literatuur" ver scheen, geeft men nu werken uit de wereldliteratuur uit. Voor 45 cent kan men nu een goede ro man van een der Engelse, Ameri kaanse, Franse, Russische of Hon gaarse schrijvers kopen. Van zo'n roman is de oplage vijftig- tot honderdduizend exemplaren. Bal zak, Anatole France, Maxim Gor ki, Shakespeare, Dickens, Thomas Mann, Boccacio, Leo Tolstoj, Poe- sjkin, Stendhal en anderen zijn op deze wijze „aan de man gekomen". Bij de grotere boeken vinden we remans van Graham Greene, So merset Maugham, Ernest He mingway, John Steinbeck, Durren- matt, Anna Seghers en Osborne (in één jaar tijd werden er 50 Engelse en 21 Amerikaanse romans in het Hongaars vertaald en uit- In het Museum voor Beeldende Kunst te Boedapest is een gehele zaal gewijd aan het werk van El Greco, waartoe ook deze „Mag- dalenabehoort. bij verschijning uitbetaald. Voor een goed boek met een oplage van 5000 exemplaren en een omvang van ongeveer 360 bladzijden be taalt men al gauw ruim 5000 gul den. De oplage van de dichtbun dels loopt van 1000 tot 5000 exem plaren. Het vorig jaar is er voor 60 miljoen Hongaarse forint uitge geven aan boeken. De boeken op kunstgebied heb ben terecht veel waardering in de gehele wereld, speciaal wat de ver zorging aangaat. Voor de jaren 1961-'65 staan wat de beeldende kunst betreft op het programma boeken over Rembrandt, Cellini, Toulouse-Lautrec (de roman van Een der verrassende werken van de Hongaarse schilder Csonlvary (1853-1919), voorstellend een Marokkaanse leraar, een langbaardige Arabier uit de woestijn. Kunt U de acht afwijkingen in de beide bovenstaande tekeningen vinden? De juiste oplossing vindt U elders in dit Bijvoegsel. „Arbeid ersidealen" Maar hoe is de stand van de moderne Hongaarse beeldende kunst? De meest progressieve kun stenaars hebben het land verlaten na de Russische inmenging. Zjj za gen geen mogelijkheden meer voor hun kunst en vooral de opstand in 1956 heeft nog velen doen emigre ren. Het socialistisch-realisme heeft thans de overhand. Zowel in ar chitectuur als in beeldhouwkunst en schilderkunst ontwijkt men de nieuwere Westeuropese ideeën. In de nieuwe kunst ziet men strijders, boeren, arbeiders, helden, alles ge maakt in een veelal academische stijl, waarbij men echter moet op merken, dat de schilders en beeld houwers wel hun vak verstaan en dat er in hun stijl ook een hoog artistiek peil wordt geboden. Maar men wordt zo moe van al die ar- beidersidealen op doek en in steen, een romantiek die we toch eigen lijk al te boven zijn. De abstracte of non-figuratieve kunst ls niet verboden, maar toch is het beter er niet mee voor de dag te komen. Men wil ook in de beeldende kunst een „verschöne- rung" der werkelijkheid en een uit dragen van de met klatergoud be dekte arbeidersidealen. Ook dit be tekent een inperken van de vrije ontwikkelingsmogelijkheid van de kunst. De moderne Hongaarse schil der is in wezen niet zo progres sief, maar toch zou hij zich dat bleek althans uit gesprek ken zo graag eens willen uiten Teruggekeerd van een recent bezoek aan Rusland vertelde iemand mij on langs, hoe de Russische bevol king zelf in een voortdurende angst en spanning leeft over het verloop der internationaal poli tieke gebeurtenissen. Zij voelen zich direct bedreigd door het Westen. Net zoals wij door het Oosten. Aan welke kant van het gordijn of de muur men tegen woordig leeft, doet niet meer ter zake. De mens voelt zich be dreigd overal. Vraagt men naar de grond van dit algemeen levensgevoel, dan doet men de merkwaardige ontdekking, dat de mens zijn zelfvertrouwen is kwijt geraakt juist vanwege de successen, die hij wist te boeken. Wat hem be dreigt is de macht der techniek, zonder de angst te hebben, dat zijn werk hem een mindere ach ting van overheidswege zou be zorgen. Als de kunst zich niet vrij kan ontwikkelen en uiten, dan ontstaat er we hébben het gezien in het Hitler-Duits- land en zien het nog bij de schilders en componisten in Rusland een stilstand. Die kant mag Hongarije met zijn vele grote talenten niet uit. Mihaly Munkacsy, die onder meer een portret van Franz Liszt maak te en ongetwijfeld een der groot meesters van de Hongaarse schil derkunst kan worden genoemd. Natuurlijk zijn er ook werken van de expressionist Jozsef Rippl- Ronai (1861-1927), van de meer ro mantische schilder Miklós Barabas (1810-1898), die een der mooiste portretten van Liszt schilderde, en van de grote colorist en voorloper van het post-impressionisme Csont- vary (1853-1919), wiens eigenlijke naam was Tibadar Mihaly Kosztka. Het werk van deze schilder moet nodig eens in een onzer grote mu sea worden tentoongesteld. Georges Simenon. „De Ted dybeer". Georges Simenon. „De Ro man van een Mens". Een beschouwing. Beide A. W. Bruna en Zoon Utrecht.WL (Zwart Beertje). Het verschijnsel doet zich voor, dat Georges Simenon, een van de beste romanschrijvers van deze tijd, eigenlijk even beroemd als onbe kend is. Natuurlijk, men heeft wel van hem gehoord, want hij is de man van wie de anecdote de ron de dioet, dat hij twintig of meer boeken per jaar kan schrijven. Bo vendien is hij de auteur van de Maigret-romans, de beroemde de tective-verhalen welke herhaalde lijk verfilmd zijn. Zo is het althans hier in Nederland, waar wij reke ning moeten houden met het feit. dat Simenon in het Frans schrijft. Een taal, die hier zozeer in het befaamde hoekje staat, dat de re gering, als ik juist gehoord heb, er over peinst het onderricht daarvan aan de middelbare scholen af te schaffen. Ja, ja en dat in deze tijd van internationalisme en we reldburgerschap. Doch laat ons terugkeren tot Simenon. Simenons werk is wel een voorbeeld van een wonderlijk schrijfproces. Volgens zijn eigen zeggen is hij gaan schrijven om er geld mee te verdienen. Nu moet een dergelijke uitspraak wel met een hoeveelheid zout genomen wor den, al was het alleen maar om de simpele en voor de hand liggende reden, dat geen mens iets gaat doen, waarom dan ook, als hij er geen drang en aanleg toe heeft. Het zal bij Simenon wel zo ge weest zijn, dat (a) zijn talent hem dwong tot schrijven en dat hij (b) een drang had tot geldverdie- nen. Doch indien Simenon het ta lent van Simenon niet had gehad, dan vrees ik dat er van dat geld- verdienen niet veel terechtgekomen zou zijn. Waarmee ik wil zeg gen, dat men deze auteur vooral niet aan zijn eigen woorden moet houden en hem alleen beschou wen als een veelschrijver. Ik zal het verder over die de tective-verhalen niet hebben. Of schoon zij mij weinig kunnen boei en, zie ik wel in, dat ze in hun soort heel behoorlijk zijn. Oneindig veel belangrijker is de Simenon van de talloze voortreffelijke romans waarvan ik er hier een in een Nederlandse vertaling noem: „De Teddybeer L'Ours en Peluche". Een roman van Simenon zoals deze, treft door verscheidene eigen schappen. Daar is in de eerste plaats het feit, dat zo'n roman van hem zó boeiend is, dat men als het ware vergeet, dat hij ge schreven is Men kan een figuur uit een roman van Simenon, ge plaatst als hij die heeft in een situatie, rangschikken onder de mensen, die men kent en wat meer zegt. nooit meer vergeet. Welk een wonder dat is, kan men het beste waarnemen als men een goede ro man van Simenon bijvoorbeeld legt naast een boek van zijn tijdgenoot Camus, voorwaar ook geen kleine jongen. Dan doet zich het ver schijnsel voor. dat de mensen bij Camus iets krijgen van spreekbui zen om het vanwege de beperkte ruimte kort te zeggen. Mensen waarvan men al lezende het gevoel krijgt, dat zij, binnen het kader van de roman, nooit iets onver wachts doen. De tweede grote factor is de si tuatie waarin Simenon zijn figuren plaatst. Deze situatie is even na tuurlijk als tegelijkertijd tragisch in de klassieke betekenis. Zijn voor naamste gestalten zijn gewoonlijk mensen, die een heel eind op het gewone maatschappelijke pad ge vorderd zijn als plotseling het lot ingrijpt. Men vindt dit in „De Ted dybeer" in de figuur van de be roemde gyneacoloog Chabot; men vindt het bij de eenvoudige Gro ninger Popinga, in l'Homme qui regardait passer les trains". Het is evenwel niet zo dat dit lot onver wacht toeslaat. Simenon is mees terlijk in de wijze waarop hij in enkele zinnen, in enkele woorden bijna, aangeeft, dat dit lot niet alleen is iets van buitenaf, maar ook iets, dat van binnenuit de mens zelf komt en dat daar eigenlijk altijd gezeten heeft. In het geval van Chabot in „De Teddybeer" ontmoeten wij de onheilaankondi- gende zin al op de tweede blad zijde als hij over het dienstmeisje denkt, dat hem zijn koffie ge bracht heeft: „Hoe zou zij getuigen wanneer er vandaag iets zou ge beuren bijvoorbeeld". Het voert te ver om hier op het belang van zulk een zin door te gaan of te wij zen op de terugkeer van derge lijke bewustwordingsmomenten, die alle even onverwacht, even natuur lijk als onontkomeljjk de weg aan geven waarlangs het drama zich zal voltrekken. Laat ik volstaan met te zeggen dat in Simenons bes te romans de tragedie van het menselijk bestaan op bijna nuch tere wijze zijn wezenlijke loop heeft De vraag, die men stellen kan ten opzichte van deze auteur n.l. of hij zjjn voortreffelijke doel be reikt langs de weg van de intelli gentie of langs die van de intuitie vindt men op onverwachte wijze beantwoord in het kleine essay „De Roman van de Mens". Het is op zichzelf geen onaardige beschou wing. opgebouwd om het vraag stuk: „Waarom leest men?" met, wederom kort gezegd, als antwoord „Om zichzelf te zoeken". Deze be schouwing is zeker niet on-verstan- dig of onjuist. Doch het geheel is van zulk een simplistische bijna- kinderlijkheid. dat men gerust kan aannemen, dat dc functie, die Si menon brengt tot het scheppen van zyn zo waarachtige mensen, het beste met intuïtie kan worden aangeduid. F wat is daar eigen lijk op tegen? Het is als fenomeen heus wel voldoende. CLARA EGGINK. die ertoe in staat stelt eventueel alle leven op aarde te vernie tigen. De reeks atoomproeveii die Rusland de laatste weken ten beste heeft gegeven met de schadelijke gevolgen daarvan^ heeft opnieuw de wereld ge schokt en het besef verlevendigd, hoe u-ij met elkander bezig zijn ons langs de afgrond te bewe gen. En de macht der techniek ivordt te meer bedreiging door de techniek van de macht, de moderne middelen om macht te oefenen over de ivereld door pro paganda, organisatie, intimida tie en desnoods liquidatie, zodat men de massa naar eigen wille keur bespelen kan. Rusland en Nazi-Duitsland zijn er de spre kende voorbeelden van. In de film „De grote dictatorwerd dit indertijd duidelijk voor ogen ge steld door Hitier daarin uit te beelden met de aardbol als met een ballon, die hij met een waanzinnige lach liet dansen op de handen. Alweer, Oost of West, maar overal ligt de macht, die beslist over het wel en wee, lot en leven van de volkeren, gecon centreerd in de handen van maar enkelen, die met elkaar het pokerspel spelen. Dit besef wekt dat unheimische gevoel, dat het dagelijks bestaan van het hele mensdom doortrekt. Waar men vroeger leefde bij de overtuiging datdat achter alle gebeuren een niet-mensélijke macht stond, waarvan alles afhankelijk was en die alles en allen regeerde daar heeft zich thans de indruk gevestigd, dat achter alles al leen maar de mens staat, die naar eigen believen, naar eigen domme of verstandige inzichten alles bepaalt, de wereld kan ma ken en breken. Deze vermeende situatie is de bakermat van die gevoelens van onbehagen, angst en bedreigdheid, die kenmer- 'llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllllllllllllllillUIIIIIIUIIIIUH kend zijn voor onze tijd. Wij voelen niet meer geborgen en (be)geleid te leven, overgeleverd als wij zijn aan menselijke wil lekeur en menselijke onvolko menheid. Dat berooft ook ons bestaan van dieper zin en ho gere bestemming. In zijn boek „Crisis en roeping van het Westen" maakt prof Brugmans duidelijk, hoe deze fatale ontwikkeling in Oost en West zijn oorsprong vindt in ons Westerse cultuurgoed. Zelfbe schikking als opdracht en ver antwoordelijkheid van de mens is zelfs een bijbels gegeven. Ge nesis 7 toont de mens, het laatst geschapen, als kroon der schep ping om haar te bewerken en te beheersen. Ps. 8 sluit hierbij aan: „Gij doet hem (de mens heersen over de werken Uiver handen". Maar deze mogelijk heid en opdracht is de mens tot valstrik geworden. In plaats van dienaar Gods en rentmeseter waant de mens zelf God te zijn. Met als resultaat deze wereld vol van doodsdreiging en angst. Jezus verhaalt in Luk. 15 van dat mensenkind, dat zijn iveg door de wereld wil nemen, zelf standig en vooral onafhankelijk van de Vader. Zo is de mens. En hij zegt ook, waar dat op uit loopt: honger en gebrek, ellende en verlorenheid. Het zou goed zijn, wanneer wij ons eens op nieuw ernstig bezonnen op dit verhaal. Dan vinden wij de weg terug uit de doolhof, waarin wij met elkaar gekomen zijn, de weg terug naar het Vaderhuis, die ons verlost van het „unheimi sche" gevoel. Want dan zien wij, wat er verder ook gebeuren moge, lot en leven, heden en toekomst onlosmakelijk en duur zaam verankerd in de liefde Gods, die is en blijven wil der mensen toevlucht van geslacht tot geslacht. En anders zal de tijd het ons wel leren, door oor deel en gericht heen. W. J. H. Hubeek, herv. pred. Voorganger Ver. y. Vrijz. Herv. te Leiden-Oegstgeest.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1961 | | pagina 15