PRESTIGE Kom er ACHT-er DE WRAAK VAN JOE COUTLEE KOSTTE ZIJN BAAS DRIE KOKS m_LDJC Koene cowboys kennen alle kneepjes van het koeien vak Zaterdag 2 september 1961 Woorden slijten als pasmunt" heeft eens iemand gezegd. Het is duidelijk, dat hij daarmede bedoeld heeft te zeggen, dat het met woorden gaat als met geldstukken. Door veelvuldig ge bruik slijten de beeldenaar en de randschriften uit, zozeer dat het soms nog maar heel moeilijk na te gaan valt welke geldstukken het oorspronkelijk waren. Zo kunnen ook woorden afslijten en vervlak ken. zozeer, dat ze, tot onherken baar toe, verminkt zijn. Als men ze gebruikt denkt men nauwelijks meer aan de eigenlijke betekenis. Deze is vaak geheel gedevalueerd. Meestal tot grote schade van de ge meenschap. Zo'n woord nu, is on getwijfeld het woord „prestige". Wat is ermede gesold en wat wordt er mede gesold. Het Westen kan on mogelijk iets doen vanwege zijn prestige, zo leest men, en het Oos ten aarzelt niet er op te antwoorden, dat het onmogelijk iets anders doen kan vanwege zijn prestige. Tonnen, miljoenen tonnen geld worden er, wat men noemt, „tegen aan ge gooid" om elkander maar te over troeven vanwege het prestige. Be dreigingen, wapengekletter, over en weer. En ze staan tegenover elkaar, welhaast onverzoenlijk. Wereldcon ferenties zijn nodig om te trachten de onoverbrugbare kloven toch nog te overbruggen. En, zelfs die con ferenties worden almeer tot een vraag, vanwege het prestige. En zo als het in het groot gaat in de we reld, zo gaat het ook in een enkel land en in het persoonlijke leven. Partijen, richtingen, werken langs elkaar heen, mensen lopen elkander voorbij, groeten elkander niet meer, zijn bang hun prestige te verliezen, en zeggen of doen daarom dingen die ze anders misschien nooit zou den zeggen of doen, maar die in tussen de verhoudingen alleen nog maar vertroebelen. Alsof prestige iets zou zijn van een te verdedigen burcht, een verschansing die ieder mens nodig heeft om zich te» kun nen handhaven. Iets van een groot heid of waardij die ieder mens nu eenmaal nodig heeft om zichzelf te respecteren of te doen respecteren. Dat bovendien meestal dit soort prestige niet meer is dan een schijnvertoning, schijnt men nau- WOOFD VAN BEZINNING welijks meer te beseffen. Men denkt nu eenmaal dat men om zijn presti ge te kunnen handhaven in de we reld, men toch op z'n minst naar de maan moet kunnen vliegen, en raketten moet hebben van steeds grotere draagwijdte. Als ik echter de betekenis van dit woord naga, vind ik er voor: zedelijk overwicht, zedelijke grootheid, waardij. De vraag is dus: kan die bedreigd wordenMoet die verdedigd worden Een zedelijke grootheid is men im mers of men is het niet. En als men het is, dan is de vraag vanzelf, vroeg of laat. haar overwicht, mis schien na een lange weg van mis kenning en verguizing. Maar zij kan nimmer worden aangetast door wat een ander doet of laat! Men kan iemand, die haar bezit, zelfs doden, te niet doen kan men dat bezit echter nooit. Zij heeft met macht en kracht en rijkdom en kunnen niets uit te staan. Zij gaat alles ver te boven en is van een heel andere dimensie. Het is gevaarlijk hier voorbeelden te noemen, ik weet het, maar het prestige van b.v. Albert Schweitzer, kon immers destijds niet worden aangetast, doordat het politiek, vanwege zijn nationaliteit, noodzakelijk geacht werd hem uit Lambarene weg te jagen. Het pre stige van Franciscus van Assisi hing immers niet af van zijn armoede, evenmin als de waardij van Salomo bepaald werd door zijn rijkdom. Nog eens: zedelijke grootheid is er of is er niet. Zij kan niet worden aan getast door wat anderen doen of niet doen. Zij staat of valt niet door uiterlijke omstandigheden. Is U het niet met mij eens dat de betekenis van dit woord echter al meer de valueert? En dat wel op een dood- gevaarlijke wijze? Alleen daarom al deed men er goed aan, in deze dagen van span ningen rondom Berlijn, waarin het gedevalueerde woord „prestige" al meer een rol dreigt te gaan spelen, zich de woorden van de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken van Amerika, wijlen Foster Dulles, nog eens voor geest te halen, die hij uitsprak bij de Suezcrisis op de Londense conferentie: „Men moet bedenken, dat zedelijke grootheid nooit gehandhaafd of vergroot kan worden door het leed of het nadeel, dat men anderen berokkent". In derdaad! Ik geloof alleen dat er nog iets bij gezegd moet worden. Het zou nl. wel eens kunnen zijn, dat zedelijke grootheid op een be paald moment eerst daaruit blijkt, en dus overwicht gaat krijgen, als men bereid is voor het waarachtig welzijn van de ander, of van de gemeenschap, een offer te brengen, m.a.w. zich weg te cijferen, af te zien van eigen voordelen en eigen machtspositie. Maar ja, als dat ge zegd zou worden, of. nog beter, in praktijk gebracht zou worden, dan zou dat niet meer of minder dan een revolutie betekenen. Anders ge zegd, dan zou er een bekering moe ten plaats vinden, een ontworteling van het egoisme in de wereld en in onze persoonlijke verhoudingen. Een niet meer bedacht zijn op het eigen ik, mijn positie, mijn macht, mijn aanzien, maar het letten op de ander en zijn welzijn. M.a.w. dan zou er iets moeten doorbreken van de zin van Christus, Die Zichzelf prysgaf om anderen te redden. Een herschepping, een ontworteling door de Heilige Geest zou er voor no dig zyn. En daarom kan men ten slotte alleen maar bidden en dat betekent weer dat men er dus nooit aan wanhopen mag. Er zou al veel veranderen in de wereld en in onze persoonlijke verhoudingen als we in derdaad hierom leerden bidden. J. P. Honnef, hervormd predikant te Leiderdorp. loor 1 Kunt U de acht afwijkingen in de beide bovenstaande tekeningen vinden? De juiste oplossing vindt U elders in dit Bijvoegsel. Onderwee De cowboys, ridders der „Vee baronnen", zien toe dat het vee in goede conditie blijft. !De auto en de vliegmachine dringen tegenwoordig door tot in de eenzaamste delen van Ca- nada. Zij hebben het paard uit ft de steden en van de grote we- ft gen verdreven, maar in de vee- streken van Brits-Columbia ff wist die edele viervoeter zich x te handhaven, evenals zijn beste berijder, de cowboy. Maar elke poging tot uitbreken werd verhinderd door een der cowboys, die de opstandige weer in de juiste rich ting dreef. De paarden bleken niet slechts vlug op het land, maar ook „watervlug" te zijn. Aan hen was het mede te danken, dat het zwaargebouw de, donkerbruine Hereford-vee de ri vier tenslotte doorkruiste. Van de verte uit gezien leek de kudde wel enigs zins op een bijenzwerm. Vier uur duurde de tocht die dag. Toen hadden de cowboys hun trans port over een afstand van twaalf kilo meter voortgedreven. Dit was de ma ximum-afstand, die was toegestaan, want zou men meer van de beesten eisen, dan zou dit hun gewicht .scha den. De rest van de dag en de nacht bracht het vee door in een omheinde ruimte. De cowboys verzorgden hun paarden en waren nadien vrij. Een vier-urige werkdag slechts? Ja, die dag althans wel. Maar als negen mannen vier uur onafgebroken in het- zadel zijn geweest en al die tijd actief be zig waren om achthonderd stieren en ossen „in het gareel" te houden en voort te drijven, is het voor hen wer kelijk welletjes geweest en hebben zij recht op rust. De goede oude tijd ES avonds kwamen de verhalen Dlos. Tijdens hun werk zijn cow boys veelal zwijgers, maar als er „rust" geblazen is, weten velen hun ner hun mondje danig te roeren. Gre tig luisteren de mannen naar wat de vertellers zeggen. Het zijn wel eens verhalen, die zij eerder hebben gehoord maar dat doet er niet toe, want het zijn goede verhalen uit de goede oude tijd. „Weten jullie nog van Joe Cout- leeEn dan komt het sterkste verhaal over die legendarische figuur, die toch heus echt heeft bestaan. Joe Coutlee was een „cow boss", een der beste, die ooit in het Nicola-dal werkten. Hij was een geharde kerel. Een uitstekend kenner van paarden en vee. Bovendien was hij een ras echte individualist. Elk jaar gaf zijn „baron" hem een tijdje vakantie. Vier jaar achtereen was dit gebeurd. Het vijfde jaar vergat of verzuimde Joe's werkgever hem vakantie te geven. Dat viel helemaal niet. in de smaak bij Joe. Hij dacht er niet aan ,om vakan tie te vragen. Stel je voor! Hij zou zijn baas wel krijgen! Hij kocht een tweedehands autootje en huurde iemand, die hem iedere avond naar Merritt moest rijden. Het was een der drukste tijden van het jaar op de omliggende ranches. Overdag liet Joe zich helemaal niet zien. Maar 's avonds kwam hij in de stemming. Dan arriveerde hij in Merritt met een flinke hoeveelheid wat hij noemde „amunitie". Deze amunitie rook be denkelijk naar whisky. In Merritt gold het als een zware belediging om een aangeboden drankje te weigeren. Wat deed Joe? Hij bood de aanwezige cow boys steeds weer drankjes aan. Tien avonden hield hy dit vol. Tien dagen achtereen bleven de arbeidsprestaties der cowboys een stuk beneden nor maal. Er ging zo voor zijn „baron" heel wat kostbaar werk verloren en bovendien namen drie koks hun ont slag, omdat zij geheelonthou ders waren. En wat die veebaron deed, vraagt U? Niets natuurlijk, want hy vond, dat Joe het recht had om zyn vakantie door te brengen op de ma nier, die hy het prettigst achtte. Sterke verhalen in dit genre illus treren het leven der cowboys, die hun harde bestaan in de vrye natuur niet willen ruilen tegen een baantje in de grote stad. Want zy houden van het land, zy houden van hun paarden, zy houden van hun vryheid, ja, zy hou den zelfs een beetje van de vele duizen den stuks vee, die aan him zorgen zyn toevertrouwd. In het zadel Steve en Jim waren vroeger opge staan dan de anderen, omdat zy die ochtend tot taak hadden de paarden bijeen te dryven. Geen ge- makkeiyk karwei, want de dieren wa ren snelle, vurige viervoeters. Steve en Jim stonden echter hun paardje en in korte tyd hadden zy alle dieren binnen een kraal gebracht. Weldra ver schenen de andere couwboys, elk hun ner met zyn eigen zadel. Ook het opzadelen had heel wat voeten in de aarde. Vooral tydens het aansinge- len (dus het aantrekken van de band, waarmede het zadel onder de buik van het paard door bevestigd wordt) waren trappen en by t pogingen niet van de lucht. Natuurïyk legden de dieren het af tegen de ervaring en vas te knuisten der cowboys. Zodra de paarden reisklaar waren, begonnen de mannen het door Charlie de kok en diens vrouw Rosie bereide stevige ontbyt te verorberen. Forse porties brood, eieren, ham en koffie verdwenen in de cowboy-magen. Char lie en Rosie moesten menige pittige opmerking als dank in ontvangst ne men. Een afscheidsgroet. Toen spron gen de negen mannen in het zadel en reden zy weg in de prachtige ok- tober-ochtend naar kamp Raspberry, en veterinair gekeurde vee zich te goed waar hy de vorige dag by eengedreven deed aan koel gras. f IKE FERGUSON had als hoofd- man der cowboys de leiding van het transport. Mike was een man van bykans twee meter, zyn hooggehakte cowboylaarzen niet mee rwekend. Om de beesten op gang te Kalveren leren op de ranch reeds vroeg, dat de cowboys hun meesters zijn (Bijzondere medewerking) De dag was nog heel pril. Een jonge Indiaan, Steve Archanan genaamd, en een jonge Australiër, Jim Schoffield, traden naar buiten. Behoedzaam, want zij wilden de andere cowboys in kamp Minnie Lake niet wakker maken. Het was een prachtige ochtend, het begin van een der laatste oktoberdagen. Wel stond de zon reeds aan de diepblauwe hemel, maar toch was het nog koud. Alles wees er op, dat het een prachtige dag zou worden. Dit was even prettig als belangrijk, want vee te drijven bij slecht weer is beslist geen pretje. En vee moest er die dag gedreven worden! Een kleine achthonderd jonge stieren (18 maan den oud) en ossen zouden, onder escorte van een aantal cowboys, de tocht aanvaarden naar het op ruim 30 km. afstand gelegen station Nicola. Van deze plaats zouden zij worden vervoerd naar de stad St.-Paul in de Amerikaanse staat Minnesota. Baronnen HET vee was afkomstig van een ranch in het Nicola-dal. Deze ranch is de grootste van Cana da en een der grootste ter wereld. Hy maakt deel uit van het grondbezit der „Douglas Lake Cattle Company", die in Brits-Columbia zes grote ran ches bezit. De leiders van deze „vee- maatschappyen de eigenaren der an dere in het Nicola-dal en elders in Brits-Columbia gelegen ranches zijn echte baronnen der weilanden. Zy zyn grootgrondbezitters met „gebieden", die in de middeleeuwen minstens „graaf schappen" zouden zijn genoemd. Hun „cnapen ende ridders" zijn de cow boys, die zorgen voor de talryke kud des vee en ook op andere wyze de belangen hunner „heren" behartigen. Het zyn rauwe, stoere zadel vaste man nen, die voor geen wild paard of wilde stier uit de weg gaan. Hun doorzet tingsvermogen is even groot als hun onafhankelijkheidszin. Hun rykunst in welhaast spreekwoordelyk goed. Zy dienen hun „heren". Zeker, maar zy staan ook op hun rechten en als deze verontachtzaamd worden, treden zy op, soms zelfs zeer eigenmachtig (zoals blyken zal uit de „Wraak van oe Coutlee", waarover wy nog komen te schryven). Geheel verstoken van moderne hulp middelen zyn die reusachtige landgoe deren in Brits-Columbia niet. Brian Chance, de benige, verweerde Austra lische bedryfsleider op de grootste Brits-Columbiaanse ranch, kan in zyn kantoortje radio-telefonisch praten met andere bedryfsleiders en met zyn voor mannen. Hij beschikt over een grote zware auto, waarmede hij inspectie tochten maakt door de domeinen van zyn veebaronnen. Chance had het vee, dat op die oktoberdag de tocht naar St. Paul begon, ongezien (dus alleen na mondelinge informaties van zyn voormannen) verkocht aan de Ameri kaanse gegadigden. En hy had er een mooie prys voor weten te maken. Die achthonderd beesten waren maar een tlein deel van de veertienduizend stuks "?ee, die Chance onder zyn hoede had krijgen, reden de negen cowboys in volle galop op de troep in. Langzaam zette het „transportvee" zich in be weging. En langzaam trok het verder. De cowboys kenden de kneepjes van hun „koeienvak" door en door. Om de voorhoede in beweging te houden dre ven zy de achterhoede telkens weer op. Steeds weer hoorde men hun (uit Mexico afkomstige) heldere, welhaast striemende kreet „Cha-Cha-Cha! De tocht ging over 1200 meter bo ven de zeespiegel gelegen, uitgestrekte grasvlakten en door stukken bebost terrein. De mannen en de paarden waren onophoudelyk bezig. Het moei- lykste ogenblik brak aan. toen de kud de een rivier de Quilchena moest doortrekken. De beesten begonnen luid te loeien. Sommige stieren maakten aanstalten om rechtsomkeert te maken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1961 | | pagina 15