U
WAT
Laatste jaren een belangrijke produktie
van detective-literatuur in Scandmavië
D
België doet mee aan de grote
musical-mode in West-Europa
verandert en
niet verandert
Een Zoeklicht
r
Zaterdag 29 juli 1961
1—4 -Ik
Cole Porters „Kiss me Kofe"
Wilsons „The boy friend"
Brusselse schouwburgen
en
in
WOORD
VAN
BEZINNING
OP DE BOEKENMARKT
(Van onze Brusselse correspondent)
De musical ofte wel de muzikale komedie (onze grootouders zeiden:
het spel met zang en dans) schijnt op het ogenblik dè grote mode in
West-Europa. En wanneer daar iets mode is, wil Brussel zeker niet
achterblijven. Vandaar waarschijnlijk dat twee schouwburgen er met
een zijn gekomen: in het Théatre Royal de la Monnaie, bij afkorting
TRM genaamd, speelt Cole Porters „Kiss me Kate" en de eerbied
waardige Koninklijke Vlaamse Schouwburg, de KVS, heeft Sandy
Wilsons „The boy friend" op het repertoire genomen. Beide hebbe*
een goede keuze gedaan zoals men uit het succes van de voorstellin
gen kan afleiden.
Natuurlijk ligt de zaak bij de KVS
heel anders dan bij het TRM. Dit
laatste is de Brusselse Opera en het
beschikt uit dien hoofde niet over een
eigen gezelschap maar wel over de
mogelijkheid, dank zij grote susidies
van stad en staat, uit alle landen de
krachten te laten komen, die het voor
een bepaalde produktie nodig heeft. Al
leen het orkest en het koor zijn in
vaste dienst evenals het ballet van
Béjart.
Voor „Kiss me Kate" deed men een
beroep op een regisseur, een dirigent en
enige zangers en zangeressen van de
Weense Volksopera, op welker reper
toire deze muziekale komedie reeds ze
ven jaar staat. Voor de mapnelijke
hoofdrol engageerde men eed jonge
Belgische acteur, die nog nooit één
noot had gezongen, een zangeres uit de
Franse provincie, een toneelspeler van
het Théatre Royal du Pare enz.
Het mag nog een wonder heten dat
regisseur Marcel Prawy er iets van
heeft weten te maken. „Iets" is eigen
lijk niet volledig: deze voorstelling van
„Kiss me Kate" heeft veje verdiensten
en als aumsement is hèt wat uw
correspondent betreft beter dan het
geen het TRM ons vaak als ernstige
kunst pleegt voor te zetten.
Cole Porter, die volgend jaar zeven
tig wordt, is zo langzamerhand wel
een van de „klassieken" van de Ameri
kaanse aumsementsmuziek. Voor
„Kiss me Kate" hebben zijn librettis
ten. het befaamde duo Sam en Bella
Spewack, Shakespeares „Getemde
feeks" tot stramien genomen en daar
doorheen een intrige gevlochten van
een artiestenechtpaar, dat met lief-
des- en geldmoeilijkheden heeft te
kampen.
Veel heeft een en ander niet om het
lijf (met uitzondering van de „bij
drage" van de grote William Shakes
peare dan maar het geeft wat een goed
musical-libretto moet geven: alle gele
genheid aan zangers en zangeressen,
dansers en danseressen, komieken, koor
en orkest om dankbare „nummers" weg
te geven.
Van de solisten heeft mij het duo
Olive Moorefield en Kenneth Roudet-t,
beiden met negerbloed in de aderen,
het meest kunnen bekoren. Vooral
eerstgenoemde, die tegenwoordig aan
de Weense Volksopera is verbonden,
maakt van de Bianca-rol een gaaf ge
heel. Zij en Josette Favey, die de rol
van de feeks, welke zo nodig getemd
moet worden, speelt (en zingt en danst)
zijn wel de beste krachten van het
ensemble. Evenals een curieus Bel
gisch broederpaar, Pol en Michel Trem-
pont, beiden „ernstige" baritons, die
na enige jaren aan Belgische provin
ciale opera's (ook die bestaan er!) te
hebben gezongen, naar Brussel zijn
gekomen. Zij geven een volkomen kol
derachtig gangster-duo weg, dat de
operette van weleer net zoveel eer zou
hebben aangedaan als het de musical
van thans doet. Hun „Brush op your
Shakespeare" is bepaald een bizonder
„nummer", ook qua enscenering.
„The hoy friend", nogal onge
lukkig in het Vlaams Carnaval
te Nice" genoemd, speelt in 1925
te Nice, dus in de tijd van de
charleston, en gecharlestonned
wordt er dan ook dat het een lie
ve lust is. Wat sterker is. het
ensemble van de Koninklijke
Schouwburgacteurs en actrices,
die een vol seizoen van ernstig
toneelspelen achter de rug hebben,
schijnen er een bijzonder behagen
in te scheppen, zo „anders" moge
lijk dan gewoonlijk te doen.
Zo kan men Anton Peters, die nog
geen twee maanden geleden een voor
treffelijke wat ingetoomde koop
man van Venetië is geweest, nu een
miljonair met vreemde manieren zien
spelen en daarenboven geeft hij een
nummertje imitaties van figuren als
Louis Jouvet, Maurice Chevalier e.a.
weg, dat het een lieve lust is. Yvonne
Lex, nog niet zo lang terug een uit
stekende Elvire in Molières „Tartuf-
fe", is als madame Dubonnet een vol
komen in de musical passende eigena
resse van een meisjespension. En ik
heb In lange t4d Dial ao goed zien
charlestonnen als het hier wordt ge
daan door Denise de Weerdt, die het
vorig seizoen de Anne Frank in „Het
dagboek" knap en gevoelig op de Ant
werpse planken heeft gezet. Men kan
zo doorgaan en ik geloof dat het de
animo van spelers en speelsters is, die
„The boy friend" tot zo'n bijzonder
aardige vertoning heeft gemaakt.
Toegegeven dat de KVS ook in de
„The boy friend in de Konink
lijke Vlaamse Schouwburg: na
Shakespeare en Molière de char
leston dansen
bus heeft geblazen om dat stuk-voor-
het-einde-van-het-seizoen te doen sla
gen: een orkestje van twintig man on
der leiding van Walter Crabeels, twee
de dirigent van de Antwerpse Opera,
een ballet, bijzonder vindingrijke decors
en last but not least de kostuums van
Ferry Barendse. Die zijn weer mooi van
lelijkheid, zo goed parodiëren ze die,
welke men vijfendertig jaar geleden
placht te dragen.
Hij, die beide voorstellingen volgde,
kon ook terzijde nog merken,
dat er bij de KVS beter op kleinighe
den wordt gelet dan bij het TRM. In
beide musicals is b.v. een tussenspel,
waarin het orkest een suite speelt van
alle „hits" uit het weik. In het TRM
stond de dirigent daarbij in het donker,
bij de KVS kreeg hij een royale spot op
zijn krullenbol. En na de laatste ma
ten, nog tijdens het applaus, snelden
de orkestleden van het TRM naar huis
terwijl zij in de KVS onder hun con
certmeester de muziek van de finale
herhaalden tot de laatste man en
vrouw van het publiek de zaal hadden
verlaten. Aan zulke dingen onderkent
men de theaterdirecteur, die weet wat
show-business is!
André Glavimans.
Op de dag, waarop voor het
eerst een mens in de ruimte
werd gelanceerd belde een
Zwitserse theologische student prof.
Karl Barth op om te horen wat
deze grootmeester van de protes
tantse theologie hierover zou heb
ben op te merken. Op de vraag wat
wel de reactie van deze beroemde
hoogleraar was, kreeg de student
ten antwoord: „Ja, wat verandert
er veel, maar eigenlijk verandert er
toch niet zo heel veel". Ik geloof een
typerend antwoord voor Barth, die
de dingen graag in tegenstellingen
naast elkaar laat staan. Maar ook
een wijs en pastoraal antwoord van
iemand, die ondanks zijn hoge leef
tijd open staat voor de veranderin
gen, die zich voltrekken, maar toch
ook genoeg van het leven heeft
een afstand tussen de zwervende
tentbewoners en de bewoners van
een flat-drie-hoog ergens in het
dichtbevolkte Europa!
Het merkwaardige is echter dat
de woorden van levenswijsheid, dat
de geloofsgetuigenissen van het
volk, dat in tenten rondtrok, ook
voor elk van ons nog direct tot ons
leven spreken. Wel is er tussen hen
en ons veel verandering geweest,
maar er is ook heel veel, dat niet
verbazingwekkend te overdenken
welke veranderingen de mens al
niet heeft kunnen bewerkstelligen.
Wij weten echter ook. dat de
mens bij verandering alleen niet
leven zal. Waar hij doordringt tot
de kernvragen is er herkenning en
overeenkomst. Daar blijkt veel ver
andering bijkomstig en niet tot de
essentie van het leven te behoren.
Dan leren wij de getuigenissen van
een ver en vreemd volk verstaan,
omdat zij spreken over Hem, die
ons menselijk zijn verre te boven
gaat en de mens heeft begeleid in
zijn vreugde en verdriet. Dan ver
liest veel verandering de bekoring
van het nieuwe, omdat wij gaan
zien, dat achter veel veranderde
omstandigheden dezelfde mens is
terug te vinden. Dan leren wij het
leren kennen om te weten, dat er in
de dingen waar het op aankomt in
het menselijk leven niet zo veel ver
andering is als wij soms wel zouden
denken. Misschien heeft Barth deze
wijsheid mede verworven in zijn
ambt van gevangenispredikant te
Bazel, waar hij de mensen leerde
kennen in hun uiterste nood en
schuld.
Ik moest aan de uitspraak van
Barth denken bij een bezoek aan
de boeiende tentoonstelling over de
Sahara in het Tropenmuseum te
Amsterdam. Wie een inzicht wil
krijgen in het leven van de woes-
tijnbewoners moet zich deze uiterst
boeiende expositie niet laten ont
gaan. Wie echter op deze tentoon
stelling rondgaat, zal gemakkelijk
tot de conclusie komen: wat hebben
de mensen uit de tijd van de bijbel
se verhalen toch onder heel andere
omstandigheden geleefd dan wij!
Wat een heel andere wereld was
dat daar en is dat daar nog. Wat
veranderd is. Dat is de mens in zijn
kleinheid voor de Eeuwige God. De
mens. die gebukt gaat onder nood
en schuld, die een gebed uitspreekt
voor hulp in de benauwdheid:
schep mij een rein hart. o God. Of
de mens. die gegriefd is door het
onrecht dat zijn volk moet lijden.
Ook de mens in zijn vreugde over
de goedheid van het leven, wanneer
zijn hart van dankbaarheid op
springt voor God.
Onze tijd legt graag de nadruk
op wat verandert. Ja. wij kunnen
zonder overdrijving zeggen, dat het
nieuwe zonder meer al boeit en de
aandacht vraagt. Wij kunnen dat
dagelijks ervaren in de wereld van
de reclame, waar het „nieuw" het
altijd weer moet doen. Maar niet
alleen daar: op alle gebieden des
levens zoeken wij verandering en
het andere, dat trekt en boeit. Deze
drang naar het nieuwe en het an
dere heeft de mens tot zeer grote
dingen in staat gesteld, en het is
de dichter na te zeggen:
Gij zijt de oude put waaruit
[men dronk
toen men nog leefde op der
[vad'ren erve.
tot onrust dreef, in 't leven af
[te zwerven,
en vreemde hand uit and're
[bronnen schonk.
Maar wie wil zijn omvangen
[en beschut,
moet alle ding van onrust
[achterlaten
en heel de wereld en zichzelven
[haten
en water putten uit de oude put.
(D. A. Vorster).
Dr. S. L. VERHEUS.
doopsgezind predikant
Lelden.
Een scène uit Kiss me Kate", met Olive Moorefield en Michel Lee.
N.
(Van onze Scandinavische medewerker)
Tal van schrijvers van detective-verhalen hebben de laatste jaren
in Scandinavië de aandacht op zich gevestigd en er zijn romans ver
schenen die alom belangstelling hebben gevonden. In Noorwegen is
dat een tiental jaren geleden eigenlijk begonnen met André Bjerke,
een jeugdig auteur die onder het pseudoniem Bernard Borge een paar
griezelverhalen schreef die zich afspeelden onder de jeugd van de
Noorse hoofdstad. Behalve goede ontspanning gaven zij ook een
tijdbeeld, terwijl het aan de vereiste raadselachtigheid en spanning
allerminst ontbrak. Een kinderarts van naam volgde in het spoor van
Bjerke en een paar jaar geleden openbaarde zich een nieuw talent
voor deze lectuur in de gedaante van een nog vrij jonge vrouw, de
echtgenote van een van Oslo's vooraanstaande zakenlieden uit
scheepvaartkringen, te weten mevrouw Gerd Nyquist. wier roman
,,De maan boven Munkeby" met 25.000 kronen (13.000 gulden)
werd bekroond door een damesblad.
Wij hebben mevrouw Nyquist in haar
weelderige woning, hoog boven de stad
Oslo gelegen en omringd door een wel
verzorgde, aan bloemen rijke tuin, op
gezocht. Zij is een sportieve, charman
te moeder van drie kinderen, wie men
het evenmin als haar Deense collega.
Else Faber („De strijdkreet van Siva".
in vertaling verschenen bij uitgeverij
Sijthoff» aanziet, dat zij zulke in
triges onder haar blonde lokken kan
uitbroeden.
Mevrouw Nyquist heeft kennelijk een
zakelijke aard en het succes stijgt haar
niet naar het hoofd. ZIJ is daarbij
als zovele intellectuele Noren sterk in
ternationaal in haar denken. Oslo is
als milieu voor haar boeken een kleine
stad. als milieu voor haar leven een
dierbare stad, de stad waar haar man
werkt en haar kinderen school gaan.
Een van haar zoons was overigens ook
al eens aan de andere einde van de
wereld, op Paaseiland, vertelt ze niet
zonder trots. Hetgeen voor kinderen
wier vader een leidende functie in
scheepvaartkringen heeft overigens
niet zo wonderlijk is.
Het volgende door haar behandelde
onderwerp was een volkomen crime-
story, „De overledene wenst geen
bloemen" geheten. De hoofdpersoon
was een leraar, vriend van het slacht
offer, die onafhankelijk van de re
cherche de moordenaar trachtte op te
sporen en, aangezien de kranten er
over hadden geschreven, niet vermij
den kon in de vijfde klas over het
geval te spreken en zelfs suggesties
van de leerlingen te volgen. Een in
derdaad geheel nieuwe figuur in deze
schrijverij. Bovendien Is het verhaal
met verve gebracht en al blijft het mo
tief misschien was gezocht, de span
ning wordt tot het einde bewaard.
De verkochte oplaag bedroeg dit voor
jaar 12.000! Dadelijk daarop werd de
kiel gelegd voor een volgende thriller.
ingetogen soort. Men zou er geen per
versiteiten dulden. Er zijn vele au
teurs in Zweden, de een beter of
origineler dan de ander, maar bijna
steeds speelt de historie binnen het
eigen Zweedse milieu. Maria Lang, die
eerst de representante van dit genre
was, heeft collega's gekregen, van wie
er enige hoog staan op de lijst van
de meest verkochte boeken. Dit Jaar
bijvoorbeeld Jan Ekström met „De
dood is Jarig".
H. K. Römblom („Een krans voor
de 9chone" en „De senator komt te
rug") weet behalve spanning ook hu
mor te hanteren. Z[jn boeken zijn
het meest Zweeds. Vooral het laatste
rechtvaardigt de uitspraak hem „De
Simenon van Zweden" te noemen.
Een lang geleden geëmigreerde broer
van de vader uit het Zweedse gezin,
inmiddels naar men weet senator ge
worden, komt aldus het verhaal
in Zweden terug uit Amerika Het
gezin van zijn broer zit op hem te
wachten. Enkelen gaan hem als hij
met de bus arriveer een eindje tege
moet om zijn koffer te dragen. Hij
bereikt echter het huis niet, maar wordt
op klaarlichte dag vermoord, overigens
zonder dat iemand het merkt. Het
plan voor die moord blijkt bi) verschil
lende familieleden te hebben geleefd!
Voorwaar een gegeven dat er wezen
mag en dat door zijn psychologische
verfijning de auteur in de eerste gele
deren heeft gebracht, al zal hij nim
mer zoveel schrijven als Simenon.
want daarvoor moet men in zuidelijker
streken geboren zijn.
Plato. „Gorgias en Sokrates".
Bakker/Daamen, Den Haag.
Ooievaarpocket.
Een snuifje Sokrates zal niemand
kwaad doen, integendeel. Beter ware
misschien te zeggen een snuifje Plato,
want het is deze, die de gesprekken
van zijn leermeester heeft opgetekend.
Zowel Sokrates als Plato, die onge
veer veertig jaar in leeftijd verschil
den, leefden in de st-adrepubliek Athe
ne tentijde van de Peloponnesische
oorlogen; de oorlogen tussen Sparta
en Athene om de macht over het
Griekse schiereiland, die geëindigd zijn
met de overwinning van Sparta. De
onderwerpen van gesprek tussen de
wijsgeren zijn, heel simplistisch beke
ken, de onderwerpen waar men zich
nu nog mee bezighoudt en waar men
nog steeds niet uit is gekomen: wat is
de goede levensvorm voor de mens en
wat is de beste bestuursvorm voor een
staat?.
Het gesprek tussen Sokrates en Gor
gias, dat in de vertaling van Dr. Jan
van Gelder de inhoud vormt van dit
boek, is een van de vele gesprekken
uit de Dialogen van Plato en moet
geplaatst worden daar waar Plato be
gint zijn eigen gedachten in de mond
van zijn bewonderde en geliefde leer
meester te leggen. Zoals bekend ver
ondersteld mag worden, heeft Sokrates
zelf niets op schrift gesteld.
Het onderwerp van het debat tussen
Sokrates en Gorgias. de sofist, komt
wederom zeer kort en simpel ge
zegd neer op de bestrijding door So
krates van het principe van het recht
van de sterkste en het verwerpen van
de moraal. Sokrates tracht Gorgias er
van te overtuigen, dat zijn wapen, de
retoriek, een gevaar oplevert voor het
geluk van de mens, en, gehanteerd
door politici, een gevaar voor de staat.
Giambattista Basile. „De Fen-
tamerone". J. M. Meulenhoff.
Amsterdam.
Giambattista Basile was Napolitaan
van geboorte (1575) en was in zijn le
ven krijgsman, dichter en hoveling. In
de Pentamerone heeft hij een groot
aantal sprookjes verzameld die, naar
de inleiding mededeelt, verteld werden
aan de lastige echtgenote van prins
Taddeo. Deze Moorse jongedame heeft
Taddeo op onrechtmatige wijze uit zijn
graf doen opstaan teneinde hem tot
man te krijgen. Maar als dat haar
gelukt is, is zij niet tevreden. Tijdens
haar zwangerschap houdt zij de arme
Taddeo onder de duim bij iedere ge
legenheid, waarbij er iets kan gebeu
ren, dat haar niet bevalt, met de woor
den: „Als je niet dan ikke mij
stompen op mijn buik geven en de
kleine Giorgio vermorzelen". Men be
grijpt. dat een dergelijk dreigement
een aanstaande vader tot wanhoop
moet brengen. En als Lucia, zo heet
het lastige vrouwmens, dan ook in de
laatste vijf dagen van haar zwanger
schap verhaaltjes wil horen, roept Tad
deo alle vrouwen uit het land bij el
kaar en kiest de tien grootste oude
babbelkousen uit om haar te verma
ken. In die vijf dagen vertelt het
tiental 49 verhalen, die in hoge mate
levendig en amusant zijn, maar die de
moderne psycholoog de haren ten bergé
zouden doen rijzen bij de gedachte
dat een a.s. moeder die aan zou moeten
horen.
De bewerking van Rein Valkhof laat
m.i. niets te wensen over.
Mark Twain. „De Avonturen
van Huckleberry Finn". Zuid-
udQ TitusjaAaSjjii aqospuvuoH
Haag.
Op geheel andere wijze klassiek kan
men het verhaal van Huckleberry Finn
noemen van de Amerikaanse schrijver
Mark Twain.
Mark Twain was het pseudoniem
van Samuel Langhorne Clemens (1855-
1910).
Als twaalfjarige was deze Clemens
voorbestemd om drukker te worden,
maar tijdens de reis in zijn leerjaren,
gaf hij het drukkersvak er aan en
werd stuurman op een van de stoom
boten, die een geregelde dienst onder
hielden op de grootse en romantische
rivier, de Mississippi. Vervolgens trekt
hij, aangelokt door de belofte van rijk
dom, mee naar de legendarische goud
velden van het westen. Hij heeft zo
nu en dan brieven geschreven voor een
krant in de stad Virginia en als de
nood op zijn hoogst is, biedt deze krant
hem een verslaggeverschap aan. Z[jn
geestige reportages trekken de aan
dacht evenals zijn pseudoniem, dat in
wezen niet ander betekent dan ..twee
vadem"; de roep op de rivier als de
boot in veilig diep water is. Mark
Twain is een van Amerika's beroemd
ste schrijvers geworden en dat niet al
leen om zijn nog steed gelezen jongens
boeken: Tom Sawyer en deze Avontu
ren. Het laatste is minder bekend dat
het eerste. Toch doet het verhaal van
Huck, de zoon van een dronkaard, die
zich met de gevluchte negerslaaf Jim
in de wildernis van de machtige rivier
schuilhoudt, niet onder voor het eerste.
Deze Nederlandse uitgave is voorzien
van filmfoto's.
CLARA EGGINK.
Ofschoon ik niet gekomen ben voor
een intervieuw stel ik onwillekeurig
toch een paar vragen.
„Weet u van tevoren al hoe de ge
schiedenis zal verlopen eer u begint
te schrijven?"
„Men moet zijn personages eerst le
ren kennen. Dan ontdekt men de nor
men voor hun optreden en volgt het
verhaal zich logisch uit de beperkte
mogelijkheden, die iedere figuur heeft
meegekregen. Neen, van te voren weet
ik het niet".
„Waarom een detective-verhaal?"
„Ik heb ze altijd graag gelezen en
geleidelijk rijpte de gedachte of de
droom om zelf eens zulk een roman
te schrijven en nu ligt zij daar
gedrukt en wel".
Mevrouw Nyquist wil overigens lie
ver over het weer praten en over het
weer van dit voorjaar en van virig
Jaar. Ze weet nog precies hoe het toen
was leeft kennelijk mee met haar
mooie turn vandaar de bloemen in
de titel? Maar ze is wel benieuwd
hoe ik het vinden zal, dit nieuwe boek.
Ze schrijft aan een keurig bureau.
Heel anders als Else Faber (Denemar
ken), die het liefst op de rad van
haar hemelbed, dat nog aan de beeld
houwer Thorwaldsen heeft toebehoord,
zit te schrijven: een siragillos in de
mond zoals een Deense dame gaarne
pleegt te hebben. Gerd Nyquist rookt
geen sigaren.
In Zweden evenals ln Noorwe
gen ls de detective-lectuur van een
De in haar land bekende Deense
schrijfster van detectiveromans
Else Faber.