LAAT ER
IETS NOG BESTAAN!
DE TELESCOOP
Nederlandse diplomatenzoon wint
Francois Périer-prijs in Parijs
Loudens handwerk bleef zichzelf
na industriële revolutie
ZATERDAG 22 JULI
WEKELIJKS BIJVOEGSEL
PAGINA 4
Q
TONEEL IN PARIJS
Het mankeert Arnold Gelderman
beslist niet aan ambities
IIOE WERKT HET?
Een wenoude ervaring; en grote
kennis van wol
objectief
oculair
beeldvlak of focus
kleine
1 DAMPKRING^
horizontale as
NIET IN
RICHTING
POOLAS
Vooral in de loop der laatste ander
halve eeuw zyn er veel bedrijven uit
de „City" en ruimer uit Londen
verdwenen, die er lange tijd thuis wa
ren geweest. De „City" beslaat slechts
een gebied ter grootte van 2,58 km2, zo
dat er na de industriële revolutie on
mogelijk plaats kon worden gemaakt
voor fabrieken. Aan deze ..evacuatie"
is het toe te schrijven, dat tegenoordig
de connectie tussen een aantal „Livery
Companies" en de bedrijfstak, waar
aan zij hun naam ontlenen, tamelijk
vaag is. Er zijn echter ook „Gilden",
die wel degelijk nog écht bij Londen
behoren. Wij denken in zonderheid aan
de ..Clothworkers' Company", opgericht
krachtens een koninklijk Octrooi van
1528 en ontstaan door samensmelting
van het in 1480 gestichte „Guild of
Pullers" en het uit 1507 daterende
„Guild of Shearmen".
De ..Clothworkers" zyn de mannen,
die tot op de huidige dag zorgen voor
de afwerking van geweven wollen stof
fen. Zij hadden en hebben tot taak
om die stoffen te „scheren", te „krim
pen". te controleren op weeffouten, te
„stabiliseren" en zo meer. Vroeger, toen
Deze drie oude prenten geven
een indruk van de wolbewerking
in vroeger eeuwen. Boven het
kaarden van de wol, midden het
invochten en ruwen, beneden het
samenpersen van de kleden.
de weverij nog vrijwel geheel huisin
dustrie was. kochten de textielhande
laren het weefsel in laat ons zeggen
„ruwe staat" op. Vervolgens gaven zij
het aan de Londense „afwerkers". Deze
vaklieden ontvingen bij iedere zending
nauwkeurige aanwijzingen, hoe zy de
stof moesten afwerken. Dit kon zeer
variëren al naar gelang de toepassing
der stof «mannenkleding, vrouwenkle
ding, meubelbekleding, en zo meen. De
„afwerkers" moesten dus beschikken
over grote kennis van wollen stoffen
en bovendien moesten zij op de hoogte
zijn van alle in de loop van eeuwen
opgedane ervaringen met de gedragin
gen van die stoffen.
(Van onze correspondent te Parijs)
Hij heet Arnold Gelderman en zijn vader, mr. F. J. Gelderman, die
vroeger het hoofd n'os van de Nederlandse missie in Parijs bij de
Europese Organisatie voor Economische Samenwerking, is nu de
tweede man' op onze ambassade in Bonn. Maar ook zonder die
antecedenten mag deze jonge landgenoot ruimschoots aanspraak
maken op belangstelling in het vaderland, want Arnold Gelderman is
zojuist, als eerste buitenlander, de Francois Périer-prijs toegekend.
Een prijs die verbonden is aan het eindexamen van de vermaarde
toneelschool van René Simon die al zovele film- en toneelspelers met
nü klinkende namen als Michèle Morgan, Périer en Micheline Preste
heeft afgeleverd.
Do telescoop is een verrekijker
voor het waarnemen van hemel
lichamen (astronomie). Men
onderscheidt refractor-kijkers
en reflector-kijkers.
FLr RACTCF
Moderne grote telescopen worden daarom meest
als reflector-kijker uitgevoerd. De bundel wordt
hierbij teruggekaatst door een geslepen spiegel die
de stralenbundel concentreert. Bij de Newton-kijker
wordt deze teruggekaatste bundel door een kleine
spiegel zijwaarts uit de buis geprojecteerd. Bij de
Cassegrain-kijker wordt de teruggekaatste bundel
door een kleine hyperbolische vangspiegel weer in
de richting van de as gekaatst en door een gat in hel
midden van de grote spiegel naar buiten geleid.
Bij een refractor wordt de licht
bundel in een objectief gebroken
en naar het oculair geleid. Er
ontstaat dan een omgekeerd beeld.
De lenzen van het objectief veroor
zaken lichtverlies of kleine fouten,
zoals door de ongelijke breking van
stralen van verschillende kleur (chro
matische aberratie).
I NEWTON
CASSEGPAIN
hyperbolische
vangspiegel
spiegel
grote
parabolische
spiegel
parabolische
spiegel met
gat
REFLECTOR
oculair
Reeds sinds de oudheid streven
de sterrekundigen ernaar een
steeds groter deel van het heelal
met hun waarnemingen te be
strijken, met anderewoorden,
op steeds groter afstanden ge
legen hemellichamen te obser
veren.
ALLE STANDEN
Dit is te bereiken door het opvangen van
meer stralen en het verminderen van de
verliezen. De middelen zijnA, het ge
bruik van spiegels in plaats van objectieven.
B; het instrument hóger plaatsen, zodat
de stralen een dunnere luchtlaag moeten
passeren. C; het bouwen van grotere teles
copen (een spiegel die tweemaal zo groot
is als een andere vangt vier maal zoveel
licht op en reikt tweemaal zo ver).D; het
gebruik van stralen die minder worden
geabsorbeerd, zoals in de radio-telescoop.
Er zijn verschillende grote
telescopen in gebruik die,
gezien punt B, hoog in de
bergen zijn geplaatst (b.v.
Mount Wilson). Voorts wordt
beproefd een telescoop te
plaatsen in een kunstmatige
satelliet.
Een zestig kandidaten en leerlingen
waren voor dit concours aangetreden
in de hoop een der vfjf prijzen in de
wacht te kunnen slepen, waarvan de
Prix Périer voor de mannelijke mede
dingers het hoogste stond genoteerd. En
het waren geen kleine jongens en
meisjes die in de jury hadden plaats
genomen met imposante namens als
Claude Génia en Marguérite Jamois,
actrice-directrice van twee grote Pa-
rijse theaters, de critici Gautier en
Favalelli. blijspelschrijver Marcel
Achard en nog ettelijke andere groot
heden.
Het was trouwens Achard, de vader
van „Het dwaze meisje" en van „Pa-
tate". die Arnold Gelderman zijn hoge
onderscheiding heeft uitgereikt met
een commentaar waarop hij, terecht,
niet weinig trots is: „dat hij ook ac
teert. wanneer hij niets heeft te zeg
gen".
Ook wanneer je hem nog nooit op
het toneel hebt zien staan, is 't wel
duidelijk dat Arnold Gelderman in elk
geval over één essentiële kwaliteit van
de geboren acteur beschikt: hij heeft
„presence".
We hadden via de telefoon een af
spraakje gemaakt op het terras van
een café, maar het traditionele her
kenningsteken van een Nederlandse
krant behoefde hy van zijn kant. niet
eens te etaleren, want ook zó stevende
ik rechtstreeks op zijn tafeltje af. Die
mengeling van losse nonchalance en
zelfbewustheid de grijze ogen en
de ironische blik het blonde haar,
ae slanke handen dat moest mijn
man wel zijn, en hij was 't ook.
„Ja. en eo zit ik dan opeens midden
in het nieuws", zegt hy ongeveinsd
voldaan, „en t is soms net of ik een
nieuwe rol reciteer wanneer ik
wéér mijn levensverhaal moet vertel
len. Een stuk. dat verhaal, met veel
decorwisselingen, want mijn vader, die
diplomaat is, heeft dus geen hokvast
beroep. Ik was tien toen we naar Pa
rijs kwamen en op myn zes
tiende werd vader alweer naar Bonn
overgeplaatst. Voor mij een streep door
mijn rekening als kandidaat voor het
Franse Bac. Mijn eindexamen lyceum
„En toen trok het hart dus weer
terug naar Parijs?"
„Ja, en nogal sterk. Het toneelspelen
moet er al vrij vroeg hebben ingezeten,
en vermoedelijk ben ik ook wel wat
erfelijk belast. Mijn grootmoeder van
vaders kant was een Weense opera
zangeres, Therese Lackner, die zelfs
triomfen in Moskou moet hebben ge
vierd. Als kind zat ik altijd graag op
zolder om me met oude kleren toe te
takelen, en. later op het lyceum in Den
Haag, gaf ik al voordrachten met
Franse poëzie waarover óók in de
krant werd geschreven. Bij een leer
lingenuitvoering schreef een Haagse
criticus in diezelfde tijd, dat 't hem
niet zou verwonderen wanneer ik later
van die liefhebberij nog 's mijn be
roep ging maken".
„Het moment dat nu dus is aange
broken?"
„Eerlyk gezegd hèb ik al een paar
bijrolletjes in Franse stukken gespeeld,
maar nu lijkt 't ernst te zullen worden.
Regisseur Paul Mesnier heeft me zelfs
de hoofdrol aangeboden in zijn vol
gend produkt, „Au diable les filles", en
in augustus speel ik een Duitse officier
in de grote film die naar Ryan's best
seller „De langste dag" over de geal
lieerde invasie in Normandië zal wor
den opgenomen. Verder verschillende
televisiebezigheden".
„En 't toneel?"
Arnold bijt nu vinnig op een wijs
vinger om zijn spijt en teleurstelling
uit te drukken wegens het feit dat
Claude Rich in september toch weer
in Parijs zal opduiken. Hij had hem
namelijk moeten vervangen in de man
nelijke hoofdrol in Francoise Sagans
„Chateau en Suède", en die vlieger
gaat nu dus niet op.
„Of hij, professioneel gesproken, ook
nog wel eens terugdenkt aan het lieve
vaderland?" Het antwoord luidt posi
tief, hoewel de jeune premier dan toch
meer aan de film dan aan het toneel
blijkt te denken.
„Vreemd misschien", zo verklaart hij
zich nader, „maar ofschoon in Parijs
een enorm teveel is aan goede acteurs
en in Holland eerder een tekort, zie
ik mijn toekomst toch liever hier dan
daar op de planken. Wist u dat er in
Parijs alleen al achtduizend toneelar
tiesten rondlopen? Eéntiende deel, een
achthonderd, verdient goed tot heel
veel geld, nog een dikke duizend heb
ben tenminste werk. en de rest moet
bijna voortdurend leeg lopen. Toch wil
ik hier eerst myn kansen wagen".
En de film? „Als 't pedant klinkt dan
spijt 't me erg", antwoordt hij, „maai
de Nederlandse film heeft, volgens mij,
tot dusver zijn Ingmar Bergmann ge
mist. Niet dat ik van zijn Scandina
vische verhalen nu zo erg veel houd,
maar voor mij ligt zijn kracht dan ook
in de wyze waarop hij de noordelijke
natuur en de landschappen steeds in
zijn films weet te vangen. Waar zijn
op de Nederlandse films de wolken
over de velden, de winden die het
landschap voortdurend van kleur en
beweging doen veranderen? Die
natuur hoeft niet de hoofdrol te spe
len, maar moet toch wél aanwezig zijn
in het ritme. De grote namen van
filmregisseurs zijn voor mij nog altijd
Chaplin, René Clair en natuurlijk
Eissenstein".
Aan ambities mankeert 't de jonge
Arnold Gelderman die ook de rol van
Hamlet nog op zijn verlanglijstje heeft
geschreven, dus zeker niet. Maar met
de Prix Francois Périer als
maarschalkstaf in zijn ransel, wordt
hij door moeilijkheden en obstakels
die hij zeker nog wel op zijn levens
weg en loopbaan ontmoeten zal. toch
helemaal niet afgeschrokken. En wie
geeft hem ongelijk?
Arnold Geld er man, Nederlands-Franse jeune premier,
haaide ik daardoor pas twee jaar later winnaar van de Francois Périer-prijs, flanerend langs de
in Den Haag. na ook nog een Frans
college in Koblenz te hebben bezocht." oeine.
Heel oud Is hun vak en toch
kan men de Londense afwerkers
van wollen stoffen in onze tyd
van reusachtige textielfabrieken
nog niet missen, als men de
kwaliteit van het produkt op
peil wil houden.
(Bijzondere medewerking)
De geschiedenis van Londen's kern. van de „City of London", is, economisch
gezien, dc geschiedenis van de „City Livery Companies", van de „Stadsgilden".
Zij zijn in de loop der laatste vijfhonderd jaar ontstaan. Stuk voor stuk danken
zij hun ontstaan aan een „Royal Charter", aan een „Koninklijk Octrooi". Som
mige gilden zijn de directe afstammelingen van middeleeuwse gilden. Andere
niet. Maar alle tezamen tonen zy ons de opbouw van Londen's handel en
bedrijfsleven in voorbye eeuwen.
De goudsmeden, de manufacturers, de wevers en tal van andere bedrijfsgroe
pen hadden hun eigen „Gilde". Die „Gilden" maakten dwingende voorschriften
met betrekking tot de uitoefening der bedrijven. Zij kwamen op voor de bedrijfs
belangen en beschermden de bedrijfsgenoten tegen de overheid zowel als tegen
particulieren. Uit hun voormannen werd het stadsbestuur (van de „City")
samengesteld met de Lord Mayor aan het hoofd. Nog heden ten dage is de Lord
Mayor (die ren ambtstermijn heeft van een jaar) in de regel een „Liveryman",
dus een „Gildebroeder".
Ook ln onze tyd nu de fabrieken
de stoffen aan de „afwerkers" zenden
Is de afwerking van wollen weefsels
nog voor een groot deel handwerk. Ook
thans nog moet een „afwerker" een
grote vakkennis hebben en moet hy
vertrouwd zyn met ln vroeger fcljd opge
dane ervaring. Dit laatste is mede mo
gelijk, omdat er tal van „afwerkersge-
slachten" zijn. die van vader op zoon
het „afwerkersberoep" hebben uitge
oefend. Ieder stuk wollen stof, ieder
stuk kamgaren heeft speciale eigen
schappen. bijna zouden wij schrijven
„individuele" eigenschappen, die een
„eigen", een „individuële" behandeling
noodzakelijk maken. Hoe die behande
ling moet zyn van geval tot geval, kan
alleen een ervaren „afwerker" weten.
Hij beschikt in de regel over „wol-
instict" en dan natuurlijk ook over
een groter vakkennis.
Neemt U een procédé, een behan
delingswijze, die men veelal in het ene
woordje .shrinking" samenvat. Maar
dit ..shrinking" is een uiterst ingewik
keld procédé, dat wil het resultaat
goed zijn telkens weer moet worden
aangepast bij de eigenschappen van de
te „shrinken" stoffen. De tijdsduur, de
hoeveelheid vocht, de hittegraad en de
mate van druk «om dan slechts enige
factoren te noemen) zijn uiterst be
langrijk en variëren van geval tot ge
val. Een kleinigheid te veel van dit,
een kleinigheid te weinig van dat kan
ruïneus zijn voor de af te werken stof.
In de achttiende eeuw nog liet men
het „shrinken" over aan de natuur.
Men spreidde de wollen stof uit op
graslanden buiten de „City" en liet de
dauw het werk doen- Geleidelijk aan
nam de mens de taak van de dauw
zelf in handen. De Londense wol-af-
werkers" ontwikkelde een procédé, dat
als ..London Shrunk" en, later, als
..Shrunk in London" in textiel- en
kleermakerskringen alom ter wereld
een zeer goede naam kreeg. Tegen
woordig wordt het procédé (dat na-
tuudlijk gepatenteerd is) buiten Enge
land hier en daar in licentie toegepast.
Dat dit gebeurt zei een Londense
textielmakelaar is in feite een in
ternationale erkenning van de deskun
digheidervaring en grote vakbekwaam
held der leden van Londen's reeds
meer dan vier eeuwen oude „Clothwor
kers* Company". De Londense .Cloth
workers" beoefenen ondanks de indus
triële revolutie, ondanks alle streven
naar automatte nog steeds een hand
we rk, dat tot de mooiste en interes
santste Engeise beroepen behoort!
Leiden is niet zó maar een
gewone stad. Nee, het is een
stad vol schilderachtige
plekjes en hoekjes, die u plot
seling op bijna toverachtige wij
ze kunnen verrassen.
We kunnen bést begrijpen, dat
de buitenlander er in zijn va-
kan tietijd door getroffen wordt
en hij het prettig vindt hier wat
rustig rond te slenteren, geboeid
door datgene, wat zijn oog te
zien geeft.
Telkens ontmoet ge van die
wandelaars. Ze hebben hun fo
totoestel bü de hand en laten
de sluiter klikken, zodra het
steegje hier of het steegje daar,
het grachtje hier of het grachtje
daar, iets van zijn rustieke
schoonheid prijs geeft.
Het kan ook een oud huis of
een hofje zyn. Het is, in deee
schoonheid, altyd apart en
daarom zo aantrekkelijk.
Nu is t wel zó. dat naast dat
„oude" Lelden, bet „nieu
we" Leiden met zijn in
drukwekkende flatgebouwen aan
alle kanten oprijst
Maar t is gelukkig niet zo,
dat het eerste door het tweede
totaal verdrongen wordt.
Tegen alle verdrukking in
handhaaft zich het „schote-en-
acheve" uit de tyd toen er nog
geen rechtlijnige plannenma
kers, wie het „ruim baan" voor
alle verkeer op 't voorhoofd
staat, de wereld bevolkten.
De leuze „opgeruimd staat net
jes" wint, omdat we een „net"
volk heten te zyn, meer en meer
veld. De binnenstad evenwel
„houdt braef stand" en behoudt
daarom zyn speciale attractie
tot het ogenblik waarop er geen
houden meer aan zal zyn en
alles wat uit een vorige eeuw
stamt, tegen de vlakte moet
gaan....
Zo'n oud lantaarntje. Zo'n
brokkelig muurtje. Zo'n
hobbelige klinkerbestrating,
die er toch altyd, ondanks „Ge
meentewerken" in overvloed
zyn, zo'n gangetje of zo'n
grachtje: ze hebben een speci
fieke charme, onze stad „eigen",
waaraan men liever (nog) niet
raken moet.
Anders verliest Leiden zyn
bijzondere aantrekkingskracht
voor zowel „inboorling" als
„vreemdeling". Flatgebouwen
zijn er elders ook in overvloed.
Zy vormen de weerspiegeling
«Foto Will Eiselin, Rijswijk)
van geest en sfeer van de hui
dige „welvaartsstaat".
Zij zyn even imponerend als
bewonderenswaardig, gezien de
kernachtige energie, welke aan
hun totstandkoming ten grond
slag ligt.
Maar laat in 's hemelsnaam
nog iets van dat oud-vertrouw
de uit vroeger jaargangen be
houden blijven.
Hij, die „traditie" en „stijl"
in het hart draagt, wil niet ho
peloos in het massale verloren
gaan
Laat iets bestaan van het
geen een „individueel" karakter
draagt.
Al is dat misschien ook roei
en tegen de „moderne" stroom
in.
FANTASIO.