Drielandenpunt" midden in Nederland PRO DEO HELGOLAND Een Zoeklicht WÊIsBS stortplaats voor Engelands bommen thans weer attractief toeristenoord Rode rozen langs weg naar Loevestein WOORD VAN BEZINNING DAGELIJKS INVASIES VAN KOOPLUSTIGE DUITSERS Zaterdag 24 juni 1961 n Slot Loevestein in zijn tegenwoordige staat. (Speciale berichtgeving) Drie provincies komen er aan te pas, als een gezelschap van enige omvang Loevestein wil bezichtigen. Men stapt op de boot te Woudrichem, een droom van een vestingstadje in Noord-Brabant. De koffie, die men wenst te gebruiken, komt uit Gorkum Zuidholland dus. En het kasteel zelf staat op Gelderse grond, nog niet zo heel lang (pas sedert 1814), maar toch in Gelderland, op de tip tussen Maas en Waal, die als Merwede samen verder stromen. Schilderachtig mooi is het landschap langs de weg er naar toe; in de Bomme- lerwaard schijnt men een voorliefde voor rode klimrozen te hebben. Ze bloeien nu overal, en bijna elk huisje onder aan de dijk is er mee getooid. Niet overdadig maar er is aan te zien, dat ze met veel liefde worden verzorgd. Klimrozen man keren ook niet op Loevestein, en geven er veel fleur aan het van huis uit wat sombere samenspel van verweerde baksteenmuren en hoge wallen. Nederlands beroemdste gevangenis „Loevestein, zo bekend uit de va derlandse geschiedenis, heeft in de middeleeuwen geen rol van beteke nis gespeeld. T slot is waarschijn lijk gesticht omstreeks 1360, door een lid van het geslacht van Horne. Zijn ligging bestemde het door grensbeveiliging, als vooruitgescho ven post van het graafschap Hol land tegen Gelre. Veel gedenkwaar dige feiten zijn niet te vermelden. De enige gebeurtenis van belang is de belegering in 1397 door hertog Albrecht van Beieren, die zich te beklagen had over het gedrag van zijn slotvoogd op Loevestein, heer Brusten van Herwinen. Vrij spoedig is het slot gevangenis geworden, en als zodanig verwierf het dan ook zijn bekendheid. Men zou het Ne derlands beroemdste gevangenis kunnen noemen! Pas in de 19de eeuw legerde men er weer een garnizoen, en werd het. in staat van verdediging gebracht. De meest bekende gevangenen zijn Hugo de Groot, die hier van 1619 tot 1621 vertoefde, en in 1650 de zes leden van de Staten van Holland, tegenstanders van Willem III, onder wie Jacob de Witt, de vader van Johan de Witt. Bekend is ook de inneming van Loevestein door Herman de Ruyter, die het kort daarop tegen de Span jaarden moest, verdedigen, in 1572". (Gids voor de Nederlandse kaste len 1957). Slotvoogd mr. L. R. J. Ridder van Rappard, burgemeester van Gorin- chem, verzamelt zijn gasten het liefst in de openlucht, in de luwte van de wallen bij de kruittoren, die los van het kasteel staat. Daar kan hij zich zonder buitensporige stemverheffing het best verstaanbaar maken. Dat hoekje van het kasteelterrein is bij uitstek geschikt voor een openlucht theater decor is er al, en wat voor een decor. Een van Nederlands mooi ste kastalen, dat hier en daar nog wel wat restauratie nodig heeft, maar na- uiterlijk nog best in staat is aan de stoutste fantasieën omtrent een mid deleeuwse burcht te beantwoorden. „U staat hier op oer-Hollandse grond", zegt de heer Van Rappard, „maar in één ding moet ik u wel teleurstellen: dit kasteel is niet gebouwd door een roofridder, zoals veelal wordt beweerd. Een roofridder zou het hier niet lang hebben uitgehouden, en een geschied kundige zal u wel kunnen zeggen waarom". Als wat in het kasteel, waarvan ook wordt gezegd, dat Noormannen het in eerste aanleg hebben gesticht, dan wel gebouwd? „Als een bolwerk, een middeleeuws fort ter bescherming van het Hollandse grondgebied en van be paalde rechten, o.a. van tolheffing op de waterwegen", verklaart de slot voogd verder. „Aan het uiterlijk is dui delijk te zien, dat het geen woonkasteel is geweest, maar hoofdzakelijk op ver dediging was ingesteld". Onze ogen glijden over zware mu ren met onevenredig kleine tralie raampjes in diepe nissen, dikke torens met blinkende leien daken, het gebouw op enkele hoeken iets aangezet, ver zwaard, ter versterking van de funde ring tegen het grachtwater rondom dat alles in de veilige beschutting van zware wallen, met bomen bezet, met gras begroeid en nogal glibberig om te betreden vanwege de schapen, die daar hun voedsel vinden. Een fort, dat is Loevestein tot in onze dagen geweest. „Niet erg belang rijk", zegt de slotvoogd, „maar toch militair terrein. Tot 1947 stonden hier op de wallen de bordjes „fotograferen verboden Departement van Defen sie". Nu niet meer men kan er ge rust op los fotograferen, onverschillig wat: de zware fortmuren van de vori ge eeuw, de pittoreske huisjes van het militaire personeel, de remises, heel het militaire verleden van Loevestein van de Middeleeuwen en de tach tigjarige oorlog tot en met het ves tingstelsel van de vorige eeuw Het kasteel, waarvan het middeleeuwse aanzien in wezen onveranderd is ge bleven, was middelpunt van het fort, een „reduit" de centrale wijkplaats, met de kelders tot kazematten omge bouwd. Maar tientallen jaren reeds gold het fort Loevestein in feite niet meer als een sterkte van betekenis, want in de dreigende jaren voor de tweede wereldoorlog, toen verschillende forten terdege werden versterkt, ge beurde er met Loevestein niets, en dat is wellicht ook het behoud van een van Nederlands mooiste kastelen ge weest. De boekenkist van Hugo de Groot En nu wandelen er ongestoord de velen (enkele tienduizenden per jaar), die per boot uit Woudrichem of Gor kum, via de sluis bij Giessen, of langs het binnenweggetje door de westpunt van de Bommelerwaard naar Loeve stein komen kijken en allicht- een prentbriefkaart kopen van de grootste bezienswaardigheid '/an het slot: de kamer van Hugo de Groot, die hier twee jaren van zijn levenslange ge vangenisstraf doorbracht en toen de wijk nam, dank zij Elsje van Houwe- ningen, een dappere vrouw zoals er zovelen door de eeuwen heen zijn ge weest. En voor Hugo was Nederland toen „vaderland in de verte", zoals dr. Annie Romein-Verschoor haar boek over deze door en door Nederlandse historische figuur zo treffend heeft ge noemd. Buiten dat. wel zeer bekende ge schiedkundige feit van de boekenkist, is er over Loevestein als staatsgevan genis en als fort weinig roemruchts te vermelden Ja, toch. Eén bele gering heeft het kasteel zeker moeten doorstaan, en het staat zelfs nog zwart op wit-, dat het er niet best is afge komen. Dat verhaal speelt in 1397. betrek kelijk kort nadat Dirk Loef, graaf van Hoorne, erfelijk opperjagermeester van de Duitse keizer, (vermoedelijk) de burcht heeft doen bouwen. Hertog Al brecht, graaf van Holland, zond in dat jaar zijn zoon, de graaf van Ooster- vant, uit om zich meester te maken van Loevestein „ende dede dat huis dagelix anstormen mit groote donrebussen ende quetsede een toirne die ant voirborch stont so, dat hij stortede ende daer viel een stuck van den ringmuur mede neder so dat men bescheidenlike doir dat gat van buten mochte sien in dat voerborcht". Ten slotte liet men. aldus prof. dr. E. H. ter Kuile, die dit verhaal aan de ver getelheid heeft ontrukt, „die stede bus- se van Dordrecht" schieten, waardoor het mogelijk werd de voorburcht te berennen, en na nog een dag en een nacht gaven de belegerden ook het ho- gehuis op. Om misverstand te voorkofnen. zij opgemerkt, dat hier niet de stadsbus van Dordrecht wordt, bedoeld, maar stukken geschut, door de stad in bruik leen afgestaan. Ook daar heeft men. kennelijk iets tegen Loevestein en zijn bewoners gehad tegen de „stein" of stins, die Dirk Loef zou hebben la ten bouwen en derhalve zijn naam draagt. Wel een beetje twijfelachtige naamsafleiding, naar het ons voor komt. Echt iets uit de romantische tijd. Maar goed, het „staatsmonument „slot Loevestein" is in elk geval een stevige realiteit, een massief blok steen aan een van de Nederlands drukste waterwegen. En in slotvoogd mr. Van Rappard treft de bezoeker een pretti ge causeur, die veel van het naar stof fige archieven en twijfelachtige con clusies riekende verleden op charman te en amusante wijze weet te ver klaren. oor niets gaat de zon op. Ver- \T der kost alles geld. Zelfs de kerk of de groep waarin U Uw overtuiging met an deren samen tracht te verdiepen, kost geld. Wanneer wij iets kosteloos ont vangen hebben wij meestal het on prettige gevoel, dat andere betalen wat wij zelf niet kunnen bekosti gen. Ook al doen zij dit van harte en geheel vrijwillig, we Zijn niet graag afhankelijk. „Dat zal ik zelf wel betalen", zegt iemand met karakter. Zogenaamde klaplopers hebben nu eenmaal geen zelfrespect. Volgens de bijbel is de hulp van God voor ieder gratis verkrijgbaar. Het woord genade brengt deze vrijgevigheid volledig tot uitdruk king. Tegelijk geeft dit woord genade aan velen aanstoot. Genadebrood eten wordt als een zwakheid, als een hulpeloze afhankelijkheid ge voeld. Ik wil mezelf redden. Geen hulp van buitenaf! Pas op, deze zelfstandigheid kan een stugge trots worden. Wij geven ons een houding voor de buitenwe reld, maar in ons hart zyn we ang stig en onzeker. Trots isoleert ons van onze mede mensen. Trots isoleert ons van God. Iemand, die overspannen raakt, weert meestal hulp en goede raad gevingen vinnig af. Dat maakt zijn ziekte des te tragischer. O neen, maak je om mij geen zorgen. Naar een dokter gaan? Rust nemen? Kom, het zal wel weer overgaan. En in deze geforceerde toestand leeft de patiënt verder, zonder te (willen) weten patiënt te zijn. Geen hulp nodig. Dat zeggen ook zogenaamde ge zonden. Geen hulp van medemensen. Geen goede raad. Ook niet van God. Terwijl Hij ons dit kosteloos geven wil. Letter lijk: Pro Deo, terwille van God, terwille van Zichzelf, ten bate van U en anderen. Zonder winstbejag of heimelijke hoop er iets te gelege ner tjjd voor terug te ontvangen. Maar het is o zo moeilijk voor ons die hulp te aanvaarden, ons te laten helpen, onze trots tegen over God te laten varen en te bui gen voor Zijn Goedheid. De Boodschap van Gods persoon lijke belangstelling voor alle men sen is sinds onheugelijke tijden overgebracht door mensen. Het wa ren profeten en apostelen, evange listen, zendelingen, geestelijken, ge leerden en ongeletterden, aanzien lijken en eenvoudigen. Maar allen getuigen, thans nog, van Gods Lief de en Vergeving: in opdracht van God. met andere woorden: Pro Deo. Wie priester, profeet, getuige wil de zijn in eigen naam, ten eigen voordeel, wordt scherp veroordeeld door de bijbel. Verkoop van Gods Goedheid is een goddeloos en ver achtelijk bedrijf. Een geestelijke heeft levenson derhoud nodig, maar hij werkt niet per uur of tegen zoveel vergoeding voor een bepaald werk: bezoek, preek, huwelijksbevestiging. Heilige Doop. „Wat kost dat?" vroeg eens iemand mij. toen ik hem een schrif telijke toestemming had gegeven voor de doop van zijn kind in een andere gemeente. Antwoord: „Dat kost niets". Dit is louter service, Pro Deo. Ook bij ander werk. Pro Deo vindt U in het woorden boek vooral in verband met koste loos pleidooi voor on- of minvermo genden. Als het werkelijk gaat Pro Deo, om God, in Uw leven vindt U in Jezus Christus Uw persoonlijke Pleitbezorger, geheel Pro Deo. DR. P. L. SCHOONHBIM, Predikant Open Deur-werk Lelden. Oude sfeer is volkomen verdwenen (Van een medewerker) Een van de meest getroffen en geschonden plaatsen ter wereld door vernietigingen, welke een triest gevolg waren van de Tweede Wereldoorlog is het eiland Helgoland. Een massieve strook rode rots, nauwelijks één km breed en drie km lang, die als een onneem bare vesting, ter hoogte van de Duits-Deense grens, uit het water van de Noordzee rijst. Na de oorlog wist eigenlijk geen der Duitsland bezettende geallieer de mogenheden goed raad met dit voormalig bolwerk der Duitse Kriegsmarine. De bewoners werden geëvacueerd en de Engelsen beslo ten het als oefenterrein voor de Royal Air Force te gebruiken. De bommen- en trotylarsenalen lagen immers nog boordevol met moor dend staal, dat nu. na het beëindi gen der vijandelijkheden, van geen enkel nut meer ivas. Het bleek een ideale schietschijf te zijn, dit ver in de Noordzee vooruitgeschoven eiland Helgoland. OP DE BOEKENMARKT) William Golding. „Heer der Vlie gen." De Tijdstroom Lochem z.j. In de oudere verhalen, die op on bewoonde eilanden spelen, waren ge woonlijk de gestranden toonbeelden van dapperheid, volharding en vin dingrijkheid. De enkele slappelingen in zo'n gezelschap van door het lot verbannenen, werden meestal wel door datzelfde lot uit de weg geruimd of zij keerden terug van de dwalingen huns weegs. Dit daargelaten, was het eerste wat zo'n gezelschap, dat komt te staan in de strijd om het naakte lijfsbehoud zonder zelfs maar de ge- Loevesteinwoningen van het. voormalige fort. ringste steun van materiële aard, gaat doen, is trachten een maatschappijtje te vormen, dat zoveel mogelijk lijkt op die grote maatschappij, waar zij tegen hun wil uit weggerukt zijn. Op die oudere onbewoonde eilanden ge schiedde dat op grond van de toen heersende moraal met de hierboven genoemde resultaten. Als het waar mocht zijn, dat het plaatsen van een aantal personen uit de z.g. beschaving in de verla- ten-eilandsituatie, een toetssteen is voor die heersende moraal in de we reld, die deze mensen zojuist hebben moeten verlaten, dan moet de schrij ver van „De Heer der Vliegen", Wil liam Golding, wel een ontstellende in druk hebben gekregen van de heden daagse maatschappij. De troep jongens, die door een nood landing zonder volwassenen op een tropisch eiland terecht komen, vormt een stel boefjes van het zuiverste wa ter. Waar die jongens oorspronkelijk vandaan kwamen, wordt ons niet ver teld. Men zou denken uit een miserabel feleid verbeterhuis voor jeugdige de- inquenten. Machtswellust, bloeddorst, sadisme, moordlust dat zyn de karaktereigenschappen, die onmiddel lijk aan het felle zonlicht treden. De ze zaken plus een allerprimitiefst in stinct om zich, gedreven door de angst, een afgod te scheppen en daar aan te offeren. Er zijn tot je verba zing nog maar twee doden gevallen als de knapen weer gered worden, welk laatste men niet. anders dan jammer kan vinden. Want als dit hele ge zelschap misdadigers in de dop ge storven zou zenn aan een zonnesteek of aan vergiftige vruchten, dan zou daar waarlijk niets aan verloren zijn geweest. Het is een weerzinwekkend verhaal, dat echter op zodanige wijze geschreven is, dat men het vermoeden krijgt, dat er een grond van waarheid in moet zitten. De vertaler heeft er nog een schepje opgedaan door het boek te vertalen in een uitzonderlijk verwrongen Nederlands, dat zich be weegt tussen kreten zoals: „Barst met je assema" en beschrijvingen in de trant van: „Een uitdrukking van pijn en geconcentreerde verinnerlijking ver schoof de bleke omtrekken van zijn gezicht". A. Volmer Weyland. „Klein Kansje". Zuid-Hollandsche uit- geversmü. Den Haag z.j. Dat. bij dit werk een kaartje wordt gepresenteerd waarop de criticus ver zocht wordt „met zijn objectieve kri tiek dit verhaal een klein kansje te ge ven", zullen wij vooral niet op de re kening van de schrijfster plaatsen. De in dit geval helemaal niet „Verborgen Verleiders" weten langzamerhand van smakeloosheid niet meer wat ze begin nen moeten. En wat deze heren en dames onder „objectieve kritiek" ver staan, moeten zij mij nog altijd uit leggen. Dat zal wel niet veel goeds zijn. Doch thans terzake. „Klein Kansje" is zonder twijfel een merkwaardig ge schrift. Een vrouw, Annemarie, ligt alleen in een ziekenhuiskamer. Zij beleeft de laatste uren voor zij een zware hersenoperatie zal moeten on dergaan. De kans. dat zy die over leven zal, is heel gering. De schrijfster stelt het voor alsof déze Annemarie in die korte tijd haar leven overziet zij is pas zesentwintig jaar in het sombere licht van de naderende dood, waarvoor zij doodsbang is. Zij vertelt haar gedachten over geloof, hu welijk en kinderen aan een gestalte van haar verbeelding, die zij Djoel noemt. Deze biecht is een treffend mengsel geworden van oorspronkelijk heid en kitsch. De oorspronkelijkheid uit zich in de beelden en vergelijkin gen. die van een onthutsende raak heid en eerlijkheid kunnen zijn. Dit is galgenhumor in de letterlijkste zin van het woord en van een zeldzame oprechtheid. Daarnaast is dit boek niet geheel vrij van het element, dat men kitsch pleegt te noemen, zoals ik reeds opmerkte, maar die blijft gelukkig in de minderheid. Hoe geboeid men dit relaas van angst en doodsnood ook leest, men houdt zijn hart vast voor het slot. Dat slot is wat vaag tegen over de grote onrust van het geheel, maar het had zoveel erger kunnen zijn. CLARA EOGINK Tot 1952 heeft het geduurd. Dag en nacht vlogen de Engelse jagers en bommenwerpers in gesloten formaties over het eiland, om met hun vernieti gende lading dit rotsblok te spijten. Het plan om het eiland door deze bombardementen volkomen te vernieti gen mislukte echter. De bouwtrant van de natuur was te solide in dit geval. Zeven jaar lang huilden en gierden miljoen kilo's bommen en granaten op dit eens zo trotse eiland. Na zeven jaar Toen het dan eindelijk in 1952, weer voor de bewoners werd vrijgegeven, vond men bij een „zuivering" maar liefst veertigduizend blindgangers. „Toch ziet het er niet zo gehavend uit", denkt men als men langzaam met de boot uit Cuxhaven het eiland nadert. Echter op het eiland aangekomen, weet men bepaald niet wat te doen. De oude sfeer van scheve vissershuizen, oude Kurhotels en wuivende visnetten in de schrale wind is volkomen ver dwenen. het overbevolkt. Voor het natuur schoon. de broeiende meeuwenkolonies, of andere vogelkolonies waar het eiland zo ryk aan is, komen ze niet. De als een leger vraatzuchtigen insek- ten over het eiland verspreide meute „Lederhosen" komt er in de vier uur da* ze er is, slechts om te kopen. Luid keels zingend van vakantiejolyt, schaft men zich in snel tempo de meest uit eenlopende zaken aan. Helgoland valt namelijk buiten Duits accijnsgebicd. Een oase van goedkoopte in het zo dure Duitsland. Men vergeet daarby dan weliswaar, dat men voor een retourtje met de boot nog altijd achttien marken betalen moet. De be volking leeft er echter van. Van de ongeveer vijftienhonderd zielen die op het eiland als vaste bewoners staan ingeschreven, leeft tachtig procent van de toeristenindustrie. Huis aan huis zijn dan ook de winkeltjes. Overal kon digen de grote uithangborden aan dat er „Zolfrei" gekocht kan worden. Er wordt dan ook gretig van dit aanbod gebruik gemaakt. Nederlandse produkten De meest gevraagde artikelen zijn drank en sigaretten. Fototoestellen zijn er niet, deze zyn .mmers net zo duur als op het vasteland. Het verbazing wekkende is echter wel. dat het me rendeel van de verkochte produkten uit Nederland afkomstig is. De aan kondiging „Hollandse chocolade" of „Hollandse Schnaps" ziet men bij ieder zichzelf respecterend bedryf op de rui ten geschilderd. Toch houdt de Duitse douane wel degelijk rekening met dergelijke ac cijnsvrije snoepreisjes naar het goed kope Helgoland. Als buitenlander heeft Het is een eng glad eiland geworden, zonder een enkel houvast. Alles is nieuw en modern. De huisjes staan pastel gekleurd, netjes gegroepeerd op het lage gedeelte. Het is alsof zij be vreesd bescherming zoeken achter de grote brede rug van het hoogland, te gen de volgende aanval. Het zijn nog slechts de mannen met de nostalgisch over zee starende blik in de ogen, die het rechtvaardigen dat dit. land niet zomaar uit de lucht gevallen is, maar wel degelyk een historie heeft. Trou wens, de bomkraters bewijzen het nog wel. Duitse invasie Het is druk op het eiland. De vier boten die dagelijks van Hamburg via Cuxhaven naar Helgoland varen zijn, zoals iedere dag. weer afgestampt met vakantiegangers, die veelal slechts voor een paar uur op het eiland vertoeven en het een schiJnaanblik geven als was men, op vertoon van het paspoort, geen last. Men kan meenemen wat men wil. Bij de Duitsers echter niets daarvan. De man slechts twee pakjes sigaretten en een halve liter sterke drank. Uiteraard koopt de toch al „Schnaps- lustige" Duitser meer dan de toege stane hoeveelheid, zodat voor velen de terugreis naar Hamburg eén groot feest is. Men consumeert het teveel gekochte aan boord. Het bedienend personeel vaart, er wel bU. Zy leveren Immers de soda's en andere drankjes, die voor de longdrinks onontbeerlijk zijn. De Helgoland?™ varen er ook wel by. Iedere dag opnieuw ontvangen zij met open armen de stroom van kopers, die ze dan na 4 uur met evenveel enthousiasme weer zien vertrekken. De winkels zijn leeg. de kasregisters gevuld. De Helgoland?™ bereiden r'ch vast voor op de volgende invasie.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1961 | | pagina 15