PAK UW BEZEM Een Zoeklicht D UE7VJ Ridderslagen en lintjesregen in Buckingham Palace Verandering van de Heer P. Smith in Sir Peter Smith duurt 20 seconden v OP DE BOEKENMARKT) Zaterdag 3 juni 19G1 wÊtëmSsfM És^K ls wy nu eens op dit mo- Ament, allen tegelijk, een bezem zouden nemen! Waarom dan wel? Om het „beetje" vuil in Uw eigen stuk straat op te ruimen! Of ziet U vóór Uw deur, op Uw stoep, in Uw goot geen pa piertje, doosje, schil of geen broodkorst liggen? Dat is dan een grote uitzondering. Ik ben de laatste weken door straten gekomen, waar een komplete mestvaalt lag uitgespreid! O ja, er gebeurt al iets voor; beter gezegd: er gebeurt iets té gen. Een grootscheepse aktie tegen de algemene vervuiling is bezig. Maar vindt U het niet bescha mend en ontstellend, dat voor zo iets vanzelfsprekends als het schoonhouden van de straat een speciale aktie nodig is? Terwijl dat bovendien duizen den guldens gaat kosten. Hebben we werkelijk geld te veel? Of zijn we werkelijk zo grenzeloos slordig en roekeloos verkwistend als de aanblik van onze straten, ook in andere ste den, ons blijkbaar wil laten zien? Hebben we het al te goed? Want heus, dat is toch al te mal: een kind pakt komend over onze stoep een snoepje uit en laat het papiertje vallen, alsof een kamenierster achter haar loopt om het op te rapen. Een verlopen rittenkaartje wordt door een dame zonder meer op de vloer van de bus ge gooid. Een heer haalt de laatste si garet uit een pakje; het lege Koningin Elizabeth II hanteert het zwaard anders dan haar vader, koning George VI (Bijzondere medewerking) De Engelse koninginnedag komt al dicht in zicht. Op 10 juni zal de „Birthday Honours List", de jaarlijkse lijst van koninklijke onder scheidingen, verleend ter gelegenheid van de koninginnedag, gepubli ceerd worden. Dit betekent dan weer een „investituur", zoals men in Engeland de plechtige uitreiking door de Koningin van ordetekens noemt. Ik zal bij die investituur aanwezig moeten zijn, zoals ik reeds meer dan vijftien jaren alle investituren ongeveer tien per jaar bijgewoond en voor mijn bladen verslagen heb. Iedere investituur geschiedt in de prachtige, in wit en goud gehouden, grote balzaal op de eerste verdieping van Buckingham Palace. Schitterende kroon luchters verlichten de zaal. Kostbare gobelins met voorstellingen ontleend aan het verhaal van Jason en het Gulden Vlies sieren de wanden. Ja, die balzaal is echt een koninklijke zaal! De recipiënten De koningin brengt de ridder slag toe met een zwaard. Tot de kroonjuwelen behoort een aantal zwaarden en scepters, en wel van links naar rechts): >1. Sword of State; 2. ,Curtana' sword of Mer cy; 3. Ivory Sceptre; 4. Sceptre with Dove5. Royal Sceptre; 6. Jewelled State Sword; 7. Sceptre with Crown; 8. Sword of Spiri tual Justice; 9. Sword of Tempo ral Justice. Ook in Engeland verleent de Koningin verdienstelijke onder danen onderscheidingen. Anders dan bij ons echter reikt de vorstin die onderscheidingen in de regel zelf uit aan de begif tigden. Anders dan bij ons ook heeft men in Engeland de rid derslag in ere gehouden bij de verlening van sommige burger lijke onderscheidingen. Hoe zo'n uitreikingsplechtigheid in Buc kingham Palace verloopt, vertelt de bekende journalist Louis Nickolls U. Hij kan het weten, want hij is reeds vele jaren „hof-correspondent". Hoewel ik meer dan honderdvijftig investituren heb bijgewoond, vind ik toch iedere nieuwe investituur weer boeiend. En in ieder verslag zou ik eigenlyk korte levensschetsen van al le begiftigden moeten opnemen. Behou dens bijzondere omstandigheden ge schiedt een investituur steeds op een dinsdag. En altijd is het de koningin, uit wier handen zij, die onderscheiden werden, de ordetekens ontvangen. Al tijd? Praktisch gesproken wel, maar strikt genomen niet, want als de vorstin ziek of buitenlands is, draagt zij haar hoge taak over aan een lid der konink lijke familie. Zij, die een onderscheiding krijgen, heten met een mooi woord „recipiën ten" (ontvangenden). Telkens als men een aantal recipiënten in het paleis ziet, ziet men vogels van velerlei pluimage. Er zijn mannen en vrouwen bij, wier namen en portretten „gemeengoed" zijn op de voorpagina's der kranten. Er zijn er ook, die in het verborgene hebben geleefd. Er zijn dappere mannen onder hen, die wegens heldendaden gedeco reerd werden. Maar men treft onder hen ook „stillen in den lande" aan. die jarenlang mooi werk voor hun mede mensen hebben gedaan. Ik denk, terwijl ik dit schrijf, aan een oud dametje ja, zij was oud, de tachtig reeds gepas seerd dat sedert het einde van de eer ste wereldoorlog haar goede zorgen had gegeven aan oorlogsverminkten. Zij was, ondanks haar werkzaam leven ep hoge leeftijd, vitaal, opgewekt en geestig. „Vaak gaan wij met de mannen in hun invalidewagentjes naar het park", ver telde zij mij. „Wij vormen dan een lange rij. Daarom noemt men ons wel plagend het Kameelkorps!" De plechtigheid Geruime tijd vóór het begin der plechtigheid komen de familiele den en vrienden der recipiënten de achtendertig meter lange balzaal bin nen. Iedere recipiënt krijgt namelijk twee toegangsbewijzen, die hij of zij mag geven aan belangstellenden. Daar het er vrijwel nooit meer zijn dan twee, ontstaan in de familie- en vrienden kring wel eens moeilijkheden over de vraag, wie wel en wie niet zullen gaan. Terwijl de toeschouwers zich in de balzaal verzamelen, worden de recipiën ten in een ander vertrek in een rij opge steld in de volgorde, waarin zij voor hun vorstin zullen verschijnen. Leden der hofhouding leggen de recipiënten haar fijn uit, hoe zij zich moeten gedragen. Zodra iemands naam wordt afgeroepen, loopt hij naar de estrada, waarop de koningin heeft plaatsgenomen. Hij blijft op enige afstand van haar staan en maakt een buiging. Dan doet hij. een paar stappen naar voren en ontvangt de ordetekens. De koningin «egt een paar vriendelijke woorden, glimlacht tegen hem en drukt hem de hand. Hier na gaat hij een paar passen achteruit, buigt ten tweeden male, draait zich om en verlaat de zaal. Is de recipiënt een vrouw, dan maakt zij natuurlijk geen buigingen, maar twee références. Een der meest gracieuse toneeltjes, die ik mij herinner, was. toen een bekende ballerina als recipiënt verscheen en in volmaakt hoofse stijl haar références maakte. Dat was „vakwerk" in de beste zin des woords! Een paar minuten vóór de koningin de zaal betreedt, wordt de eerste groep recipiënten naar binnen geleid. De mili taire kapel, die tot dan zachte muziek ten gehore heeft gebracht, stopt. De di rigent wacht met opgeheven dirigeer stok op de komst der koningin. Iedereen is opgestaan. Elizabeth II geëscor teerd door de Lord Chamberlain (een hooggeplaatst hofdignitaris) betreedt dan met haar gevolg de zaal en begeeft zich naar de estrade. De kapel speelt het volkslied. Daarna zagt de vorstin duidelijk verstaanbaar: „Dames en he ren, gaat U astublieft zitten". De Lord Chamberlain roept de eerste naam op de recipiëntenlijst af en de wat men in Nederland noemt „lintjesregen" be gint. Natuurlijk zien de leden der hofhou ding er zeer scherp op toe, dat iedereen in de rij der recipiënten op de juiste plaats komt te staan. Ik heb in de afgelopen vijftien jaar maar één keer een fout meegemaakt. Toen werd de naam afgeroepen van een bekend op- perofficier van de luchtstrijdkrachten. En wie bleek er toen op zijn plaats te staan? Een keurige mevrouw van mid delbare leeftijd. Gelukkig kon de fout nog op het laatste moment hersteld worden en had de „misplaatste" me vrouw niet meer dan twee passen ge daan, toen een hoveling haar nog kon tegenhouden. Sommige recipiënten zijn beslist zenuwachtig. Ik heb mannen gesproken, die wegens dapperheid te velde gedeco reerd zouden worden en die zeiden: „Ik heb de laatste nachten geen oog dicht gedaan uit angst, dat ik vandaag een blunder zou begaan". Er zijn zelfs to neelspelers (die toch in de regel geen last hebben van plankenkoorts), die door het vooruitzicht van een investi tuur ten hove zenuwachtig worden. „Dat komt", zei een hunner eens, „omdat er in de balzaal geen souffleur is en om dat we niet tevoren repeteren." Maar de ervaring leerde mij, dat er ondanks alle nervositeit tijdens een investituur vrij wel nooit protocollaire fouten .worden gemaakt en dat nagenoeg iedere reci piënt het er goed afbrengt. De duur van een investituur bedraagt meestal vijf kwartier anderhalf uur. Al die tijd staan de leden van de .Yeo men of the Guard", gestoken in hun schilderachtige uniformen, stram achter de vorstin. De karmozijnkleurige balda kijn, die bij de estrade behoort, is met het koninklijk wapen in goud geblazoe- neerd. Twee statige zetels op de estrade verhogen het decorum. Kortom, de dé cors van een investituur zijn altijd weer vorstelijk. Tof ridder geslagen Voor sommige recipiënten heeft de investituur gevolgen wat hun naam betreft. Zij betreden de bal zaal als de heer Zo-of-Zo en verlaten ze met „Sir" voor hun naam. Zij zijn de nieuwe ridders, die er recht op hebben om voortaan te worden aangesproken als Sir John, Sir Edwin of hoe ieders voornaam ook mag luiden. Zij ontvan gen van de koningin de ridderslag. Daartoe moeten zij voor haar knielen op een laag rood-overtrokken bankje. Elizabeth II geeft hun dan met het plat van een zwaard een lichte tik op beide schouders. Zij dient hun dus de ridder slag toe naar middeleeuwse trant. Ko ningin Elizabeth hanteert het zwaard enigszins anders dan wijlen haar vader George VI. Deze vorst raakte namelijk eerst de linkerschouder en dan de rech terschouder. Elizabeth „slaat" eerst de rechter- en dan de linkerschouder, dus precies in omgekeerde volgorde. Velen menen, dat de koningin na de ridderslag zegt tot de nieuwe ridder: „Sta thans op, Sir. Dit is echter een misvatting. De nieuwe ridder staat eigener beweging op. Dan neemt hij zijn ordetekens in ontvangst, waarna de koningin hem de hand drukt. Hij doet dan enige passen achteruit, buigt en verlaat de zaal. Twee soorten ridders zijn er in Enge land, te weten zij, die lid zijn van een ridderlijke orde en dan de „Knights Bachelor", ridders, die niet zijn opgeno men in zo'n orde. De eersten ontvange.n na de ridderslag de insignia hunner or de, de anderen niet en moeten het dus met de ridderslag alleen doen. Hoe lang duurt het om van iemand, zeg van de heer P. Smith, een Knight Bachelor en dus Sir Peter (Smith) te maken? Ik heb dit eens met een stop watch in de hand nagegaan. Tussen het moment, dat de naam van de nieuwe ridder werd afgeroepen tot het ogenblik, dat hy na zijn tweede buiging de zaal verliet, waren op de kop af twintig se conden verlopen! Twintig seconden zijn een heel korte spanne tjjds, maar U moet hierbij be denken, dat in de meeste gevallen aan die twintig seconden een lang leven van hard en vaak opofferend werk vooraf ia gegaan. Voorzover ik weet ,gaat in Nederland behalve bij verlening van de Militaire Willemsorde een koninkyke onder scheiding niet meer gepaard met een ridderslag. Ook in dit opzicht is dus de „lintjesregen" in Nederland een ander „onderscheidingsverschijnsel" dan in Engeland. (NIVANO—NADRUK VERBODEN) Koningin Elizabeth II in het ge waad van een der hoogste rid derlijke ordes, de „Orde van de Kouseband". WOORD VAN BEZINNING omhulsel valt op de grond. Zakjes, halve kranten, pak papier, plastic verpakking, alles waait bij een hevige wind door onze straat, nestelt zich in hoe ken en gaten, achter muren van tuintjes, tussen struiken, langs het trottoir. Om van etensresten, goed be legde boterhammen, die soms midden op de rijweg liggen en platgereden worden, maar niet te spreken. Een grof schandaal. Ik heb er geen woorden voor. Ruim die bende met elkaar op, want de normale dienst van straatvegers kan dit beslist niet meer aan. En „hóudt Uw stad rein". O ja, weet U nog, dat stond op de wagens van de vuilnisop haaldienst. Ik heb het de laat ste tijd niet meer gezien. Zouden ze daar gedacht heb ben: „t' Is toch hopeloos; een aanfluiting"? Toch vraag ik met U dit stukje heet immers bezinning of de uiterlijke vervuiling soms te maken heeft met onze in nerlijke houding? Neen, neen, ik ga niet de ze- demeester uithangen. Dat zou ook niets helpen, want iedereen vrijwel geeft me bU voorbaat gelijk. Het snijdt veel dieper. Want slordigheid wijst op nonchalan ce tegenover onze omgeving, te genover onze medemens, Ja te genover God. Dat laatste kunt U mij kwa lijk nemen. U kunt er om glim lachen. Best, maar alle goede dingen, ook alle kwade dingen, komen tenslotte van binnen uit. Wij zijn persoonlijk verant woordelijk. Ook voor onze slor digheid, die een belediging is tegenover onszelf want wy wéten wel beter tegenover onze medemens want die ver dient van ons een betere hou ding en bovenal tegenover God want Hij stelt Zijn eisen van orde en stiptheid. Hij heeft ook recht om dat van ons te vragen. Niet mee eens? Goed, noem andere redenen, geef betere ar gumenten, maar in ieder geval: houd grondig opruiming en schoonmaak, uiterlijk èn vooral innerlijk; stel niet uit, pak Uw bezem. Dr. P. L. SCHOONHEIM. Predikant Open Deur-werk Hervormde Gemeente Leiden. Ds. M. E. Voila. „De Weleer waarde heer". J. H. Kok, Kam pen. 1961. Waarom ik niet, heeft de weleer waarde heer M. E. Voilé, gedacht. Iedereen schrijft tegenwoordig schets jes over dit en dat en over die en die dat moet ik toch ook kunnen. En de heer Voila heeft geen ongelijk. Hij kan het ook. Als men over het even vreemde idee heenstapt, dat een dominé zich met het lichtere genre li teratuur zou bezighouden en iets an ders de wereld in sturen dan gebun delde preken, dan zal men dit boekje kunnen waarderen. En, niet waar, do- miné Voilé, heeft voorgangers gehad. Hebben niet zowel Nicolaas Beets als De Genestet, beide predikant bij le ven, ons vermaakt met hun amusante geschriften? Deze beide negentiende eeuwers bleven wel iets minder dicht bij huis dan de twintigste eeuwse pre dikant, doch dat maakt weinig ver schil. Men heeft de schrijver van de Camera Obscura ook verweten, dat hij de mensen uit zijn naaste omgeving had beschreven en dat was ook niet waar. Misschien komt het wel omdat „(hij) steeds op de kleine steentjes moet lo pen, omdat (hij) nu eenmaal dominé (is)" dat deze voorganger een onbe dwingbare behoefte heeft gevoeld zijn kerkgenoten eens iets anders te laten horen dan Gods woord. Zijn boekje bevat wijze en soms zeer krachtig en raak geformuleerde lessen. Daarin staat, naar ik aanneem, alles wat hem soms op de lippen gebrand heeft, maar dat hij om der wille van de lieve vrede weer in heeft moeten slikken. Doch, zoals de schrijver zelf ergens zegt: „Of het helemaal Christelijk (is), weet ik niet, maar plezierig is het wel". Deze hartekreet zal, naar ik meen. zowel voor de auteur als voor de le zer van toepassing zijn. Walter Breedveld. „Johan Appel". Njjgh en Van Ditmar. 's-Gravenhage 1961. Deze roman over de figuur van Jo han Appel, van oorsprong Heinrich Apfel is een halfom roman. Zolang de auteur zich bezighoudt met de da den van zijn hoofdfiguur, een hoogst louche Duitser, die zich na de oorlog op illegale wijze in Nederland genes teld heeft in hoeverre zoiets met onze preciese ambtenaren mogelijk is, staat te bezien gaat alles best. Breedveld is dan de verteller, de goede verteller van kwalijke zaken. Maar ojè als het keerpunt komt in de vorm van de Jeugdige huishoudster Erica Leeuwendonk, die voor Appels pas ge nezen dochter Randi moet zorgen. Dan raken wij in dat vervelende soort kritsch commentaar verzeild met ter men zoals „de schoft" en „die schurk"; alsof wy niet reeds lang weten, dat dergelyke betitelingen geknipt zyn voor vriend Appel. Gelukkig gaat Breedveld niét zover ons Appel ook nog als bekeerde zondaar voor te scho telen. Het verhaal gaat, zy het dan uiterst traag, gewoon door, want Ap pel weet zich uiterst handig uit alle pynlyke situaties te redden. Behalve uit de laatste, als hy zyn inmiddels byna volwassen dochter de waarheid over haar zelf en over haar vader zal moeten vertellen. Hy vraagt zich even wel af of het „soms toch zo is dat de nieuwe generatie door openheid en zin voor eeriykheid bezig is te bouwen aan een nieuwe groots tydperk in het leven van de mensen". Daar zullen wy maar het beste van hopen, want zoiets ligt nog op de knieën der go den. Nevil Shute. „De laatste Oever". Zuid-Hollandsche uitgevers mij. Den Haag zj. Nevil Shute is heus geen onver- diensteiyk auteur, maar aan toe komstromans moet hy zich toch niet wagen. Want hoe aller diepst van tra giek het leven van gewone mensen op de rand van de dood ook in de realiteit wezen mag. in een verhaal als dit over atoomduikbootvscarders en hun familieleden, die weten dat er radio actieve wolken naderen, is de tragiek er te veel als een sausje overheen ge goten. Een sausje namely k om te ver doezelen. dat zo'n geschiedenis van ja- liefde en nee-liefde eigeniyk een opge warmd kliekje is. Op de talryke filmfoto's zullen ve len niet uitgekeken raken. CLARA EGGINK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1961 | | pagina 15