LUCHTACROBATEN Hun -veili9 Plekje in de zon---- éen kopieermachine HUMOR IN EXAMENTIJD <ni> ZATERDAG 2 7 MEI WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 4 Kijkjes in de Natuur en sloi HOE WERKT HET? reflector I transport- bond voltooide kopie Bij een veel gebruikt type wordt een warm- tegevoelig papier gebruikt transport- 1 bond belicht negatief ontwikkel- bad ontwikkeld negatief negatief kopieblad ontwikkel- papier drukrollen ontwikkel- bad origineel Op het origineel met het beeld naar boven wordt het ontwikkel- papier met de gevoelige laog naar beneden gelegd. ptastic- cilinder TECH. IVDIJK EÉN zwaluw maakt nog geen zomer! Herkan zyn, dat dit waar is. hoe wel onze binnenvallende zomer vogels zich anders niet zo gemakkelijk vergissen, dank zy hun inwendige „uurwerk", dat beter op onze kllimaat- wisselingen is afgestemd dan wij men sen kunnen vermoeden. Zodra zich de eerste gierzwaluwen echter vertonen (dit jaar reeds eind april), mogen wij gerust zeggen, dat we met de winter definitief hebben af gerekend. Dat de gierzwaluw, vogelkundig be zien, geen zwaluw is, maar tot een aparte kleine groep wordt gerekend (evenals de z.g. nachtzwaluw of geite melker), doet aan haar kwaliteit van „zomerbode" niets af. Bij overvliegende en hoog in de lucht rondciricelende of achter elkaar aansuizende gierzwalu wen hoort een wolkenloze zomerhemel en in volle pracht bloesemende mei doorn, goudenregen en sering. Bij deze kringenschrijvende lang- zoele avond met alleen maar het verre geluid van deze vogels, die op zeer grote hoogte hun acrobatische kunsten ver tonen. tralies, onverdroten en zonder ophou den, waarbij hij steeds zijn mooie pun tige vlerken trillend gespreid houdt. Hij wil niet eten, wil niet zitten, hU heeft maar één verlangen. Eruit! Weg! Vliegen! DAT ik gierzwaluwen in deze toe stand zo triest vindt, komt voor namelijk omdat ze zo weerloos zijn. Ze doen niets, ze bijten nooit, ze krabben niet, ze willen alleen maar van ons vandaan. En ze zijn zo bui tengewoon mooi. In de lucht hoog boven ons, lijken ze wei allemaal zwart, maar als we ze in de hand hebben, blijkt dat zwart een donkerbepareld grijsachtig bruin te zijn, dat in het zonlicht een prachtige diepe tint ver toont. Het zeer donkere oog ligt onder een rechte wenkbrauwboog, die ook fijn bepareld is. Soms gaat het fijne IIIIIIIIIIII||||||||||||IUIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIM door Sjouke van der Zee iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin Wat voeren ze uit. daar boven in die heldere roodbevlamde avondhemel? Jagen ze daar naar voedsel? Zijn de muggen en vliegen zo duizelingwek kend hoog gestegen, dat ze tot op die hoogte moeten worden achtervolgd? Of is het alleen maar uit louter genoegen en speeldrift, dat de ranke vogels in de hogere regionen blijven ronddraaien en zwieren en zwenken? Wie geeft antwoord op deze vraag? En 's nachts, waar blijven ze dan? Kruipen ze allemaal onder de dakpan nen of in de muurgaten van torens en fabrieken in hun slordige nesten? We weten het niet, hoewel iedere aan dachtige waarnemer kan zien, hoe de vogels met het verdwijnen van het licht in hun schuilplaatsen schieten. Nu zijn er lieden, die met stelligheid vertellen, wat de gierzwaluwen de hele nacht daar in de hoogte uitvoeren. Ze zeggen er helaas nooit by, hoe ze aan die wysheid komen. Ik, voor mij, pre fereer in zulke oncontroleerbare ge vallen te zeggen, dat ik het niet weet en dat niemand dit kan weten. NOG een vraag: kan een gierzwa luw van de grond opkomen? Ja, wis en zeker. Dit kunnen we zelf waarnemen, by een exemplaar, dat we in onze kamer op de grond laten scharrelen. We zien dan, dat de vogel zyn staart opheft om hem dan met kracht op de grond te slaan. Wipt het lichaam dan even van de grond, dan zyn een paar vleugelslagen voldoende, om lucht eronder te krijgen en dan is de vogel zó omhoog. Wat me by de gierzwaluw altyd frappeert, dat is de buitengewone doel matigheid van het hele lichaam ten opzichte van zijn leefwyze. Nergens uitstekende lichaamsdelen, een zuiver gestroomlynd lyfje, dat gedragen wordt door 2 vleugels ,die van punt tot punt in de vlucht een fraai gebogen lyn vormen, en een vorkstaart, die als roer de snelste wendingen mogelyk maakt. Een wonder van bouw, een wonder van vliegkunst. Er is dan ook maar een heel enkele roofvogel, die deze snelle duiveltjes in volle vaart weet te grypen en dan nog in hoofdzaak Jonge exemplaren. Die roofvogel is de boomvalk, ook zo'n bliksemsnelle jager. MAAR nu zit u nog steeds te wach ten op myn advies, wat er moet gebeuren met een gierzwaluw, die nooit meer zal kunnen vliegen. Tja nu moet ilk u iets opbiechten, dat my verleden week is overkomen en dat in tegenspraak is (of ïykt te zijn) met hetgeen ik zojuist heb geschreven. Ik kreeg een gierzwaluw in handen, met een goed en een ietwat hangende vleugel. De grote beweeglijkheid van beide vleugels deed me echter twyfe- len, zodat ik besloot, de vogel buiten, DAAR zitten ze: de „toe kijkers". Ze zouden nog graag méé willen doen! Maar ze mogen- of... kunnen niet. Terwyl anderen te keer gaan over een zes- of vijfdaagse werk week, zelfs over een uurtje meer of minder ploeteren in de week, zouden zy graag nog een volle week de zeilen willen hysen. Zo Is dat, als ge uitgescha keld bent DAAR zitten ze dan om te kyken wat ènderen doen. Dat is hèèl veel, nu in stad en land nieuwe huizen, nieuwe gebouwen, nieuwe fa brieken, ja. ganse nieuwe wy- ken aan alle kanten oprijzen, omdat de toverstaf van de nieuwbouw er overheen gestre ken wordt. En zy zitten daar maar en ze moeten .itoekyken". Dat is niet prettig De bomen zyn geveld. De bomen vóór hen ook. Straks, als de vlakte schoon geveegd is, komen de graafma chines en met deze èl het daar aan verbonden geweld. Het klinkt de toekykers als muziek in de oren. Ze willen geen dwarskykers zyn, maar diep in hun hart klinkt het „lied van de arbeid", dat ze nog graag zouden willen méézingen. Finks en flink hun partytje meeblazen, zoals eertijds, toen ze jong en krachtig waren. Het is verdrietig, dat gevoel er niet meer „by" te zyn, alleen aangewezen op een A. O. Wtje of een „onaangepast" pensioen tje, juist nu de lonen overal zo gestegen zyn ZE hebben indertyd dapper hun best gedaan! In de jaren, toen het moeilijk was werk te vinden. Ze begrijpen niet goed, dat er tóen dikwijls zo weinig te doen was en dat nu blijkbaar Alles kan. Ze hebben toch altyd gewild. En nu overal het nieuwe uit de grond gestampt wordt, krygen ze voor de tweede maal de kous op de kop. .Het leven is vreemd", denken ze. Het is misschien wel rustig op hun bankje in de zon, maar ze willen graag zélf de handen uit de mouwen steken en zeggen: „daar hebben we aan meege holpen". Dat denkt iedereen, die er „uit" ligt, omdat het leven on barmhartig een eind aan hun werkzaamheid maakte. Wie denkt, in het ijltempo waarin wy leven, nog aan hen, die daar zo zitten? Iedereen is in de eerste plaats met zichzélf bezig. Het leven gaat verder: wie zal zich nu bekommeren om hen, die „afgedaan" hebben? STRAKS gaan ze naar huis. Ze zaten „heerlyk" op hun bankje. Zolang het nog kin. Straks zal ook dat ver trouwde bankje verdwynen en het nieuwe gebouw van de Ne- derlandsche Bank aan het Am sterdamse Frederiksplein zal er voor in de plaats staan. Hun eigen, veilige bankje blykt dan niet zó veilig voor hen geweest te zyn. Die nieuwe bank zal veler veiligheid wél beschermen. Voor hen is weinig plaats meer Ze zullen wel een ander bankje vinden. Maar de veiligheid voor hen, die oud geworden zyn, is broos. Letterlijk zowel als figuurlyk. Dat zal blyken als deze man netjes ook dit plekje onder de zon verliezen. 't Zal zo lang niet duren Want er wordt tegenwoordig snel gebouwd! FANTASIO Het papier wordt op het origineel gelegd met de gevoelige kant naar boven. Door een band zonder eind worden beide om een rol gevoerd. De warmtestralen van een sterke lamp passeren het gevoelig papier en daarna het origineel. De kopieermachine is een gemakkelijk te bedienen kantoormachine voor het snel maken van kopieën van brieven, documenten en tekeningen op speciaal geprepareerd papier. warmtestralen De donkere lijnen absorberen meer warmte dan de witte partijen. De donkere lijnen worden warm en stralen warmte terug cfoor het gevoelig papier dat op die plaat sen bruin-zwart verkleurtDit procédé werkt dus zonder chemische hulpmiddelen. Bij een ander type wordt een fotografisch ontwikkel papier gebruikt, dat langs een lamp wordt geschoven zodat een negatief beeld onstaat. Met behulp van enkele drukrollen en een transport- tjand worden beide bloden om een doorschijnende plastic cilinder gevoerd. Een sterke lomp werpt nu licht- stralen door het ontwikkelpapier en het origineel. De lichte partijen kaatsen het licht terug, de donkere ab sorberen net, zodat op het gevoelig papier een r onzichtbaar negatief beeld gevormd wordt. kope met been nog Tezamen met een eveneens c kopieblad wordt het negatief door een ontwikkel bad en twee drukrollen gevoerd. Daarbij wordt het negatief ontwikkeld en het beeld overgebra:' - op het kopieblad. Voor my en myn hulsgenoten be tekent de terugkeer der gierzwaluwen (uit Madagaskar en Zuid-Afrika evenwel ook nog iets anders. Het be tekent telefonische SOS-berlohten en boodschappen aan de deur. En als het dan gaat over „een zwarte vogel met lange vleugels" en „hy ziet eruit als een uil, meneer," dan weet ik al hoe laat het is. Dat laatste, van die uil be grijp ik nooit goed, want een uil, elke uil met zijn formidabele haaksnavel en zyn felle karbonkels van ogen, heeft •toch werkeiyk niets gemeen met dit fyne vogeltje met het korte snavel puntje (al kan het zyn bek dan ook tot achter zyn „oren" opensperren!) en de zwakke klemvoetjes. DUSals de gierzwaluwen in het land zyn, geven de goedwillende dierenvrienden by my him doos met Inhoud af en gaan getroost naar huis, bevryd van de zorg, die ze aan niy vriendelyk hebben overgedrgen. Met recht een zorg! Want stryk en zet betreft het een volwassen dier, dat met een telefoondraad of antenne in aanraking is gekomen en midden op straat is neergesmakt. Met één oogop- siag kan ik dan zien, dat het mis ls. want meestal is een der lange vleugels gebroken, hetgeen voor een vogel, die het grootste deel van zyn leven vlie gend doorbrengt en voor zyn voedsel geheel op die vleugels is aangewezen, eenvoudig funest is. Het trieste van dat ontvangen van gierzwaluwen met gebroken vleugel ls. dat er niets, helemaal niets mee is aan te vangen. Een merel kun Je nog in een volière plaatsen en die kan dan in zo'n ver zorgingshuis nog jaren lang, als Invalide weliswaar, zyn verpleger aan werk helpen. Een kraai kan, al is hy vleu gellam, altyd wel een goed kosthuis krygen. Maar een volwassen gierzwaluw? Spaar u de moeite. Hy neemt geen voedsel aan, wat u hem ook aan vlie gen, meelwormen, mierepoppen voor houdt. Ook het openmaken van de tere snavel zal u niet veel succes opleveren. En een gierzwaluw in een kooi? Dat houdt u geen half uur uit. Deze vogel loopt nJ. niet, hy kruipt, en altyd om hoog, langs een stenen muur, langs de op een open terrein op te gooien. Het was een gok! Tot myn stomme verba zing en grote vreugde functioneerden de vleugels goed en wiekte het dier langzaam maar zeker de lucht in en verdween snel. Vreemd maar waar Het was in de tyd, toen alle leer lingen van de HBS nog mon deling eindexamen moesten doen in de geschiedenis, de aardrykskunde en de staathuishoudkunde (nu zegt men „economie'Een kandidaat, die als erg knap gold, verscheen in het examenlokaal voor geschiedenis. De le raar, iemand met een grote bewonde ring voor Karl Marx, bracht het ge sprek op de negentiende eeuw. „Noem my", zei hy, „de grootste drie figuren uit de vorig eeeuwDe kandidaat aar zelde geen ogenblik en antwoordde: „Napoleon, Bismarck en Karl Marx, mijnheer". De leraar knikte goedkeu rend en vroeg: „Waarom was Karl Marx een groot man?" De kandidaat antwoordde: „Hy was de grondlegger van het socialisme, mynheer". Heel goed, vond de leraar. En wilde de kan didaat nu eens kort samenvatten, wat er voor gede dingen in het socialisme waren? De kandidaat ratelde de zes of zeven punten af, die de leraar de klas in het laatste schooljaar herhaal- delyk had opgelepeld als „de goede dingen van het socialisme". De leer ling kreeg, met algehele instemming van de deskundige, een negen voor dit examen. Een half uur later moest hy mon deling staathuishoudkunde doen. De leraar in dit vak was een overtuigde liberaal, die van het socialisme en de leer van Marx niets moest hebben. Hy vroeg de kandidaat, een paar econo mische stelsels te noemen. De jongen antwoordde: „Het mercantilisme, het liberalisme, het socialisme „Ja tja, tja", zei de leraar, „en wat vind je nu van dat socialisme?" „dat heeft veel bezwaren, mynheer", antwoordde de kandidaat en hy somde de bezwaren op, die zyn leraar herhaaldelyk naar voren had gebracht. Ook voor dit vak haalde de kandi daat een negen met volle instemming van de deskundige. En dan te bedenken, dat de deskun dige voor geschiedenis een-en-dezelfde man was als de deskundige voor staat huishoudkunde Leraar - vader Eens moest een tameiyk brutale jongen mondeling eindexamen doen in de biologie. Het toeval wilde, dat de biologie-leraar zyn vader was. Eerst had de leraar bezwaar ge maakt om het examen af te nemen, maar deze bezwaren waren terzyde ge schoven. „Denk er aan, jongen", had hij tot in den treure gezegd, „dat je my niet vader noemt tydens het exa men!" Het uur van het examen was ge komen. De deskundige was present in het examenlokaal. De kandidaat trad binnen en ging zitten. De leraar be gon met een heel moeilyke vraag. De kandiaat antwoordde: „Dat weet ik niet, vader!" De leraar wond zich op en zei: „Ik heb je herhaaldelijk gezegd, dat ik je va der niet ben!" De kandidaat antwoordde: „Nu, als» U dat vol durft te houden, weet U als bioloog toch bitter weinig van de erfelijkheid en wat hiermede samen hangt!" De deskundige had, eerlyk gezegd, wel enige moeite om niet in lachen uit te barsten. Het „geval Huygens" En dan is er het „Geval Huygens". Mondeling examen Nederlandse letterkunde. Er werd gesproken over onze zeventiende-eeuwse dichters. Vondel, Hooft en zo meer. De kandi date noemde de naam Huygens niet. „Heb je wel eens van Huygens ge hoord?", vroeg de examinator. Ja, die naam kwam de kandidate wel bekend voor. „Waren er niet twee?", vroeg zij. Ja, er waren er twee. En hoe luiden hun voornamen?, wilde de examina tor weten. „Het begint met een C", voegde hy er hulpvaardig aan toe, toen hy de doffe examenblik van de kandidate gewaar werd. „Christiaan", zei de kandidate na enige ogenblik ken. „Heel goed", zei de nog steeds hulpvaardige leraar, „ja, zo heette de ene. Dat was een beroemd man, die ook enige uitvindingen op zijn naam heeft staan. Maar Constantyn, zo heette de andere Huygens immers (het meisje knikte dankbaar van ja!) zeg, was die Constantyn ook een uitvinder?" Hy dacht het meisje te helpen en hoopte op een ferm neen. Doch de kandidate was nerveus en in de war. En dus antwoordde ze niet met „Neen", doch met de van weinig littérair gevoel getuigende uitroep: „Natuurlyk, Constantyn vond de ko renbloem uit!" „Nu ja", zei de gecommitteerde na dat de kandidate vertrokken was, „zy had toch blykbaar wel eens van Huy gens' .Korenbloemen" gehoord!" Goede raad tot besluit Er was in het begin onzer eeuw een hoogleraar in de economie, die op ieder examen de vraag stelde: „Wie was de belangrykste econoom, die ooit heeft geleefd?" Dan antwoord de de kandidaat steeds: „De belang rykste econoom, die ooit heeft geleefd, was Adam Smith, professor". En de hoogleraar vervolgde dan het examen met als tweede vraag: „Heel goed, mynheer, wie was Adam Smith en wat weet Gy van dezelve?" Jarenlang was dit reeds zo gegaan, toen een hooggeleerde collega de hoog leraar er eens opmerkzaam op maakte, dat hy toch wel erg weinig variatie bracht in zyn manier van vragen. De hoogleraar in de economie nam de wenk ter harte en begon zyn eerstvol gende examen met de vraag: „Wat houdt de pachtleer van Ricardo in, mynheer?" De examinandus, niet voorbereid op deze vraag en alleen getraind op Adam Smith, keek de hoogleraar een beetje verwyitend aan wachtte enige ogen blikken alvorens te antwoorden en zei toen: „Professor, om de pachtleer van Ricardo goed te kunnen begrypen en uit te leggen, moet men teruggrypen op de leer van Adam Smith De hoogleraar, biy, dat alles weer in de vertrouwde banen kwam, zei: „Zéér juist, mynheer. En vertelt U my dus nu maar eens, wie Adam Smith was en wat gy van dezelve weet". De student draaide het Adam- Smith-deuntje af en slaagde met een behoorlyk judicium. Het bovenstaande verhaal behoort tot de klassieke examenverhalen. En het is in hoofdzaak waar. Maar het is thans bekend by alle examinatoren, gecommitteerden, deskundigen en by- zitters, zodat zy, die dit jaar examen doen, maar beter niet kunnen zeggen, als men by voorbeeld iets vraagt over Goethe en zy niet te best op de hoogte zyn van die figuur: „Mynheer, alvo rens enige werken van Goethe te noemen, geef ik eerst een opsomming van Schiller's toneelstukken Want zo'n Adam-Smith-trucJe iukt tegenwoordig alleen nog maar by ho ge uitzondering! snaveltje even open en dan biykt daar een mondopening by te horen, nee maar, wat een muil by zo'n „aristocra tisch" voorkomen! De staart is gevorkt als by een echte zwaluw en hoe zy dit stuurorgaan ge bruiken, kan leder waarnemen, die op een zomeravond, languit in een luie stoel gelegen, aandachtig de figuren volgt, die de wonderbaarlyke vliegers in de lucht sóhry ven. Nu is het helemaal niet ondenkbaar, dat hy het toch niet heeft gehaald, maar by dit dier was ik tenminste ont slagen van de plicht, hem pynloos te laten doden of het zelf te doen. Een zeer onaangename plicht maar bittere noodzaak Tot slot nog dit: het bovenstaande heeft uitsluitend betrekking op volwas sen gierzwaluwen. Eind juni, als de Jongen en de halfwasjes worden afge leverd, begint de narigheid op een heel andere manier. Maar dat wordt een nieuw verhaal. Eigeniyk ook een ver haal in mineur!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1961 | | pagina 22