Jules Roy NEDERLANDERS WERKEN AAN AUSTRALISCHE TUNNELBOUW Stuwdam van 70 meter hoogte is onderdeel van het project u*i*„ SCHREEF ZIJN TWEEDE TONEELSTUK „De Rode Rivier" is een appèl aan liet geweten der Fransen Jonge mensen op alle leidende posten (Bijzondere medewerking) Thiessdorp vindt U op geen enkele landkaart, zelfs niet op de Australische stafkaarten. Toch bestaat dat dorp. Het ligt op ruim 1200 meter hoogte in de Snowy Mountains in zuidoostelijk Australië. Een dorp? Ja, want hoe zouden wij die verzameling barakken, huizen, schuren, werkplaatsen en stoffige wegen anders moeten noemen? Trouwens, de officiële naam is nu eenmaal Thiessdorp. Dit dorp is slechts een kortstondig bestaan beschoren, want over een jaar zullen er weinig sporen meer van over zijn. Toch vervult het thans nog de belangrijke functie van hoofdkwartier en wel hoofdkwartier van een groep dam- en tunnelbouwers, die een stuwdam oprichten van 70 meter hoogte en een „door-de-bergse" verbinding graven en boren van ongeveer 15 kilometer lengte tussen twee rivieren, te weten de Tooma en de Tumut. Kijkje op het werk aan de T ooma-stuwdam De lust om te bouwen is iedere echte man ingeschapen. Hieraan dankt de mens een groot deel van de technische vooruitgang en van de huidige welvaart. Let wel: „bouwen" omvat ook graven en boren. Dit zagen wij hoog in de Australische Snowy Mountains, toen wy er de „bouw" van een tunnel en een dam konden gadeslaan. In mei 1958 kwam het contract voor het werk getekend uit de bus. Twin tig maanden later, op 27 februari 1960, verwijderde men met behulp van een paar springstofladingen de laatste graniet-obstakels en was de (nog dro ge) verbinding tussen de beide rivieren klaar. Er werd op die gedenkwaardige februari-dag een dubbel wereldrecord gevestigd op het gebied van tunnel bouw. Immers, nooit eerder was een tunnel in zo'n snel tempo als het „Thiessdorp-tempo" gereedgekomen. En nooit waren er aan de bouw van een tunnel werkers van zoveel ver schillende nationaliteiten te pas geko men. Het „record der records" haalden de Thiessdorpelingen in september 1959. Toen kwam er namelijk onder leiding van de hoofdopzichter Paul Cellilittl in één werkweek van zes dagen een tunnelsegment van 160 me ter gereed! Paul Cellilittl is een typische Thiess- dorpeling. Hij en de overige 839 Thiessdorpelingen. die geza menlijk de bouw verrichten zijn allen jong, bekwaam, vlijtig en trots op hun arbeidsprestatie. Ruim 40 dezer 840 mannen zijn geboren Australiërs, de overigen aanschouwden het levenslicht in twaalf verschillende landen. Thiessdorp is dus in de ware zin des woords een internationale ge meenschap. Tot deze gemeenschap be horen ook een aantal Nederlan ders. Allen jonge mannen. Daar zijn wij doen slechts een greep bij voorbeeld de stoere fitter Cornelis Bos (afkomstig uit Alkmaar) en de teke naars Hendrik Thieme (uit Rotter dam) en Hendrik Olthof (uit Gronin gen). Ik ben met mijn 37 jaren een der oudste hier, zei Bos, maar Thieme, 27 jaar, en Olthof 32 jaar behoren tot de „jonkies". Inderdaad kan men Thiessdorp een „jong dorp" noemen. De gemiddelde leeftijd der bevolking (uitsluitend vol wassenen!) is minder dan 35 jaar. Alle „bestuursfuncties" worden vervuld door jonge mensen. De hoofdinge nieur is 31 jaar, de administratieve directeur is 27, de hoofdopzichters zyn 33 en 28 jaar, de personeelschef is 29 jaar, de terrein-ingenieur is 27 jaar, de hoofdopzichter-timmerman is 29 jaar en de hoofdboekhouder is slechts 24 jaar. Toen de tunnel geboord, dus de „door-de-bergse" verbinding tus sen de Tooma en de Tumut be gaanbaar was, begon men onmiddel lijk met de tweede fase van de bouw. Daar de rotsen en gesteentes niet op alle plaatsen voldoende betrouwbaar bleken, moest men hier en daar een cementen „voering" aanbrengen. Met dit „binnenwerk" is men nog steeds bezig. Dag in dag uit rijden „Jumbo's" (op rails) de tunnel binnen met de werkers, die het binnenwerk moeten verzorgen. Het zijn vrolijke ploegen, die in het ingewand van de berg ver dwijnen. In de werkplaatsen wordt eveneens dag en nacht gewerkt aan de vervaardiging en verzorging der mechanische hulpmiddelen en voertui gen. In de keukens is het al evenzeer dag en nacht volop leven en bedrijf, ÉV w Mannen van twaalf verschillen de nationaliteit (onder wie ver scheidene Nederlanders) werken aan de Tooma-tunnel. De tunnelboorders en dambouwers van Thiessdorp voeren een deel uit van het reusachtige hydro- electrische en irrigatie-project, dat men samenvattend het „Snowy Moun tain Scheme" noemt. Het is een der grootste bouwwerken, die ooit op aar de zijn ondernomen en het grootste, dat totnutoe in Australië tot uitvoe ring is gekomen. Men beoogt met dit project een zeer grote hoeveelheid goedkope electrische stroom te kunnen opwekken en delen van Australië, die tot dusverre onvoldoende water heb ben om agrarisch bruikbaar te kun nen zijn, te verzekeren van een vol doende watertoevoer. Door enige tun nels zal namelijk (als het project ge heel is uitgevoerd) het water van de Snowy River en zijn zijrivier de Eucumbene kunnen worden „overge heveld" in twee andere .rivieren, de Murray en de Murrumbidgee. Grote uit vruchtbare grond bestaande vlak ten zullen dan het nodige water krij gen, waardoor Australië's agrarische mogelijkheden zeer aanmerkelijk zul len stijgen. Met de uitvoering van het project is men nog druk bezig. Het zal pas ge reed zijn, als Thiessdorp reeds enige jaren van de aardbodem verdwenen zal zijn. Waarom? De „Tunnel en de Dam van Thiessdorp" moeten gereed zijn op 1 maart 1961. Zijn zij gereed en het ziet er naar uit, dat men de gestelde termijn zal halen dan zul len rappe handen onmiddellijk begin nen met de afbraak der barakken, huizen, werkplaatsen en keukens. De mannen, die er thans werken en zwoe gen. zullen elders met een nieuw werk beginnen. Lage struiken en de sneeuw- gombomen zullen dan hun „Lebens- raum" gretig en in snel tempo herove ren. De Tooma Dam zal het doel zijn van veel toeristen en talloze bergforel- len zullen het door die dam begrensde waterrijk tot het hunnen maken. Heel weinig mensen slechts zullen ooit in de tunnel mogen doordringen, die thans nog het toneel is van koortsachtige be drijvigheid. Toch zullen Thiessdorp en zijn inter nationale bevolking niet vergeten wor den in Australië. Ja, jaren nog narinl er geen spoor meer te vinden zal zijn van dat merkwaardige en bont-ge schakeerde dorp in de Snowy Moun tains, zal men Thiessdorp en de Thiessdorpelingen dankbaar gedenken, omdat zij een der fundamenten zijn, waarop de Australische gemeenschap en welvaart zullen komen te rusten en wij klappen niet uit de school, als wij tot besluit schrijven, dat menige huidige Thiessdorpeling vast voor nemens is om later nog eens een tocht te maken naar de plek, waar Thiess dorp thans staat en waar 840 mannen afkomstig uit ruim een dozijn landen in het zweet huns aanschyns een even eervolle als goed belegde boterham ver dienen. (NIVANO NADRUK VERBODEN) want om 840 hard werkende mannen in de kracht van hun leven te voorzien van hun natje en hun droogje moet veel werk worden verzet. De koks en koksmaatjes doen dit met liefde en toewijding. Op geld behoeven zij niet te kijken. Immers, wie zwaar werk verricht, moet goed te eten hebben. Iets ruwer, maar wel geestig, formuleerde een der mannen het, toen hij tegen ons zei: „U begrijpt toch wel, dat grote honden veel voer moeten hebben!" Gelijktijdig met de afwerking van de tunnel is men bij Thiessdorp bezig met de bouw van een reusachtige stuwdam van 70 meter hoogte. Ook dit werk gaat dag en nacht door. Zware trucks brengen in gestadig tem po ladingen aarde en gesteente naar het „damslagveld". Machines van zwaar kaliber spreiden dit bouwmate riaal uit en stampen het vast. Des nachts, als reusachtige schijnwerpers het „damterrein" fantastisch belichten, ziet dit er uit als een antiek amfithea ter. Het gedreun en gedaver der ma chines schept een sfeer van noeste haast, die welhaast inspirerend werkt op de mensen, die bezig zijn de dam te bouwen. Inspirerend werken ook de hoge lonen op dat hoog gelegen ar beidsterrein. Een ongeschoolde arbei der (vernamen zy) verdient daar min stens f 200.per week. Veel geschoolde krachten halen het dubbele en meer. Dat die zware loonzakjes animerend werken, behoeven wij wel niet te be wijzen. Opzichte r Cellilitti inspecteert eerst met een elektricien de lei dingen in een pas met beton ver sterkt deel van de tunnel. (Van onze Parijse correspondent) Jules Roy, wiens tweede toneelstuk ,,Le fleuve rouge" (de Rode Rivier) thans in het Parijse „Théatre en rond" wordt opgevoerd, behoort tot de Franse schrijvers, voor wie het .begrip literatuur niet door de woorden „schone lebteren" wordt gedekt. Het best kan men in zijn geval het bekende woord van Beethoven willen parafraseren door te zeggen, dat hij zich de vonk ten doel stelt die moet oversprin gen van geweten tot geweten. Hij strijdt voor de (of „een") recht vaardigheid en zijn wapen is de pen. In de Franse letterkunde is hij de achterneef van een Zola en, in nog rechtere lijn, verwant met de vlieger-schrijver Saint-Exupéry voor \Vie „kunst", „woord" en „daad" evenmin te scheiden vielen. Inplaats van Vietnam kan men eventueel ook Algerije lezen Als man van de daad en als schrij ver stelt Roy zichzelf en zijn publiek vooral viragen, die worden opgeworpen door de grote politieke problemen van deze tijd, die hij eerst zelf heeft be en doorleefd. Zijn eerste toneelstuk Les Cyclones speelde in de wereld van de militaire vliegerij en zijn Rode Ri vier heeft nu de Indochinese oorlog tot onderwerp. Hij schreef dit werk in 1953, toen hij als kolonel zelf in die oorlog meevocht, maar de vraagstuk ken of gewetenskwesties die hij hier aan de orde stelt hebben voor de Fransen helaas nog niets van hun actualiteit verloren. Het zijn de vragen met betrekking tot doel en ook vooral middelen, waardoor de jonge bevelvoerder commandant Valion wordt bestormd en gekweld, die een eenzame post moet verdedigen die door de vijand, de Viets wordt be laagd. Vervang „Viets" door „fellaga" en ge zit midden in de problematiek waarmee thans tal van Franse offi cieren moeten worstelen en waardoor het leger wordt verdeeld. Die twee types van officieren worden door Jules Roy in voornoemde com mandant èn in diens adjudant, kapi tein Chamfort, getekend. z?nder-meer. is aarzeling hier misda dig en mag de veiligheid van het gar nizoen en indirect de beslissing van de oorlog niet afhankelijk worden gesteld van de uitkomst van Mau Van-Tri's persoonlijke gewetensonderzoek. De commandant, die zich ook niet zo heel zeker meer voelt, besluit het vertrou wen in de luitenant echter niet voor tijdig op te zeggen, doch het Viet-of - fensief, dat dan ontbrandt, laat het publiek in het ongewisse over de juist heid van die houding en die keuze. De commandant personifieert voor Jules Roy dus de beroepsmilitair, die zich als verantwoordelijk bevelvoerder in een (koloniale) oorlog niet als een automaat, als een levend verlengstuk van zijn wapens, doch ais een mens met eigen geweten wil blijven gedra gen, Een geweten, dat hem sceptisch stemt omtrent de heilige doelstellin gen van de oorlog, waarin hij tenslot te niet meer geloven kan, doch waar aan hij zich evenmin onttrekt. Antimilitaristisch zonder meer kan de tendens van de Rode Rivier niet worden genoemd. Het conflict tussen militaire plicht en menselijk geweten is hier afgestemd op een speciale oor- logstaak. De taak. die een officier wordt opgedragen in de ideologische guerrilla-oorlog, waarbij men verlangt dat hij een „psychologische actie" voert en gelijktijdig het krijgsvak uit oefent. Doch zoals de schoenmaker zich bij zijn leest moet houden, zo dient de krijgsman zich uitsluitend op zijn wapens te kunnen concentreren. Maar dan moet hij de oorlog, moreel bewust of onbewust, ook kunnen „dra gen". En in dat opzicht schiet de commandant, die niet enkel „instru ment" wil zijn, tekort, en lanceert Ju les Roy, indirect bot ai zijn landgeno ten dus d« vraag Inzake de motieven van „hun" oorlog. Een appèl in de vorm van een toneelstuk, dat echter ook dramatisch en literair aan hoge maatstaven beantwoordt. Twee typen De kapitein is uit het hout- of het staal- van een Massu gesneden of ge smeed: de man die recht wil afgaan op een doel waardoor alle middelen geheiligd worden, en voor wie verdere morele overwegingen zonder zin en nut zijn, zo hij ze niet met landver raad zou willen identificeren. Hij is een van de gesprekspartners, of gees telijke tegenstanders, van de comman dant die door die discussies zich de vraagstukken helderder en zuiverder voor ogen stelt. Doch de kern wordt pas geraakt in en door een dialoog tussen de commandant en de jonge Indochinese luitenant, die altijd in Frankrijk heeft geleefd en die op zijn vooruitgeschoven post het lot van het garnizoen in handen houdt. Mau Van- Tri, die luitenant, laat weinig twijfel bestaan over zijn eigen twijfelingen. Pleegt hij als officier van het Franse leger verraad jegens zijn land? Deser teren? Voor de kapitein, vechtjas Twee officieren uit Jules Roy's laatste toneelstuk „Rode Rivier". Rechts: Michel Karlof, links Alain Quercy, achter welk pseudoniem zich de zoon van de vroegere minister van Buitenlandse Zaken Christian Pineau verbergt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1961 | | pagina 23