SPEURTOCHT IN DE VROEGTE Gouden kettingen Koken met Joke EEN TWEE-MINUTEN MYSTERIE UIT HET ARCHIEF VAN INSPECTEUR S. HERLOK ZATERDAG 22 APRIL WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 3 Heeft U een speurneus Kijkjes in de Natuur WONDEREN DER NATUUR Spiegeltje, spiegeltje aan de u-and biedt vele mogelijkheden „Het ziet er weinig hoopvol uit, Dok!" zei inspecteur Herlok, terwijl hij met zijn assistent Harjans het doktershuis betrad, na de hele morgen bij commissaris Berenga te hebben doorgebracht. „Dat kind is nu al ruim een week geleden beroofd en nog steeds geen enkel spoor te vindenJe wordt gèk van al die anonieme tipgevers, wat een tyd je daarmee verliest!" Met een zucht liet inspecteur Herlok zich in één van de veerkrachtige zetels vallen waarvan de kamer van dokter Hompink zo wel voorzien was. „Zeg Herlok, hoe zat het ook al weer met dat tuindersechtpaar, waarmee iemand het kind gezien meende te hebben, is dat nog bekeken?" vroeg de dokter, terwijl hij zijn bezoekers een enorme havanna presenteerde. „Ja", zei Herlok, „dat heeft Berenga onderzocht.geen spoor te beken nenmaar nu je 't zegt, het zou misschien niet eens zo gek zijn als ook wij daar eens een kijkje gingen nemen!" Een uurtje later stonden inspecteur Herlok en Harjans voor het scha mele huisje, dat door het echtpaar Paddegors bewoond werd. Mevrouw Paddegors een slonzige verschijning op sloffen en met een schort voor schrok kennelijk, toen ze hoorde dat haar domein voor de tweede maal doorzocht moest worden. Ook haar echtgenoot, die zich even later presenteerde, toonde zich onaangenaam verrast. „Wat jullie toch van ons motten is me een raadsel," gromde hij. „Een paar eerlyke mensen te beschuldigen, 't is fraai hoor! Nog één keer kun nen Jullie hier rondsnuffelen, maar dan is 't radikaal afgelopen, begrijp U?" Meneer Paddegors ging de inspecteurs Herlok en Harjans voor, terwyl mevrouw met een zuur gezicht achteraan slofte. Nauwlettend werd ieder hoekje van de kelder tot de zolder bekeken, echter zonder een enkel spoor op te leveren. „Ziezo Har, nu gaan we de tuin eens in!" zei inspecteur Her lok, kennelijk bly na de muffe atmosfeer binnen, de frisse buitenlucht weer te kunnen inademen. „In de tuin is niks te zoeken!" zei de heer Paddegors. „Ik mot geen mensen over m'n nieuwe aanplantMaar zijn woorden hadden weinig invloed op inspecteur Herlok, die al met grote passen de tuin doorkliefde. Inderdaad bood deze ruimte weinig mogelijkheden. Een gammel kippen hok en een dito schuurtje waren de enige bouwsels. De deur van het schuurtje bleek gesloten te zijn. „Da's et kolenhok", zei Paddegors, „daar vindt U toch niks!" „Maakt U 't toch maar even open", vond Harlok. „Alles of niets, zeg ik altijd!" Toen de deur eindelijk knarsend openging, kwam een ongelofelijk stoffige ruimte zichtbaar, waar een grote hoeveelheid kolen de vloer bedekte. „Houdt U de deur even open, meneer Paddegors, dan stap ik even naar binnen zei Herlok, de daad bij het woord voegend. „Pas op uw kleren," zei mevrouw Paddegors nog, „alles zit vol roet, daar is al in geen maanden iemand geweest." Inderdaad was het interieur bijzonder vuil en stoffig; het roet lag cen timeters dik en het hing vol met spinnewebben. Overigens was er niets bijzonders te ontdekken, zodat inspecteur Herlok snel weer naar buiten stapte. „Nou heren", zei Paddegors met een fijn lachje, „bent U voldaan? Als U ons nu maar met rust laat!" en hij stak zyn hand uit ten afscheid. In plaats van de uitgestoken hand te drukken, legde Herlok ze met de binnenkant naar boven. „Juist, meneer Paddagors," zei hij nadenkend tot de verbaasde man. „Hoewel ik geen handlijnkundige ben,, kan ik U toch wel de nabije toe komst voorspellen en die ziet er niet zo rooskleurig uit als uw hand.... Harjans, we zyn op 't goede spoor!" Vraag; WAT WAS HET, DAT INSPECTEUR HERLOK VERDACHT VOORKWAM? j}saaA\a6 uautiiq pueuiai U3p3[36jJOq J3/A. Snp SBA\ J3 iUOOtJDS SBA\ dorofinap ap 'avb-j^ 'uItz a? (ijajo}S ua }aoi uapnoqa6 -ISba seav dorofinap ap aauuEBAv 'puBq ap ^aajq '6b[ jojs ua jaoi joa afjjnnqas iaq jaA\aoj_{ 'uapnoq aj uado jnap ap pbBBJAab sioöappEj jaaq ap pBq ^opapj :pjooA\juY Aan de overzij van het weiland vlam men bomen met geel en wit. Dat zijn wilgen, de ene soort vol met gele stuifmeelbloempjes, de andere met stamperbloempjes, wachtend op de hommels en de bijen, die het noodzake lijke contact moeten tot stand bren gen. Want het stuifmeel moet worden overgebracht van het ene „huis" naar het andere, wil de bevruchting moge lijk zijn. Op dit koele uur van de dag echter geen insekten, maar wel vogels! OVERAL in het rond is de collec tieve zang op gang gekomen. De grote zanglijster boven alles uit. Vinken in de boomgaarden bij de lende stemmen, zo overbekend door ja renlange herhaling, maar ieder voor jaar weer even nieuw, even aantrekke lijk. De geelgorzen zijn' ook al op 't appèl. Eveneens in tweefallers. Ze zitten op de top van lage dennetjes en stude ren al vast hun eentonig zangetje, dat ze tot het einde van de lange zo mer uitentreure zullen volhouden. BIJ een stil kleigat, dat als een geelbruin meer tussen kleffige oevers ligt, klinkt het „kwoerk"! van een waterhoen, dat we niet te zien krijgen in de wanorde van het oude gele riet. Wel jaagt er een eend met veel misbaar van vleugels en spattend water uit de oeverrand, maar daarna valt de wijde stilte weer over water en land. We zwerven van het ene land schapstype naar het andere, van een moeras naar een akkerrand, van het bos met een wilde onderbegroeiing van braamstruiken naar een soppig wei land, dat slechts met hoge rubberlaar zen is te betreden. Daar stuiten we op een oude den- neboom, die op z'n ouwe dag door spechten nog eens terdege is geïn specteerd. Zo hoog we kunnen zien, zitten er namelijk zuiver ronde sna velgaten in de bast, die wanneer we er een stuk afnemen, het raadsel met de oplossing erbij vrijgeeft. De schors namelijk blijkt aan de buiten kant doorzeefd te zyn van kleine mil limetergaatjes, terwijl de vermolmde binnenzijde een doolhof vertoont van ganzen, kriskras door elkaar. De ver oorzakers van al dat fraais, de schors kevertjes, kunnen we echter niet vin den, noch hun larfjes. Waarschijnlijk zijn de inspecteren de vogels met hun scherpe blik en snelle snavel ons al voor geweest. Op de levende dennebomen echter ontbreken ze ook niet, de vernielers. Misschien hebt u ze tijdens uw vakan- tietocht wel eens ontdekt, die hars klonters aan het eind van of tussen de naalden van een dennetak. Deze duidelijk zichtbare „harsmannetjes" of „harsbuilen" zijn daar ontstaan door de bemoeienis van een klein bruinach tig vlindertje, dat haar eitjes legt op de denneknoppen. Uit zo'n eitje komt een larfje, een rupsje, dat z'n knaag- en eettocht begint door het houtweef sel van de tak. dat door hars te doen vloeien naar het bedreigde punt, het harsbultje doet ontstaan. Illllllllllllllilllllllillllllilllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllliu door Sjouke van der Zee llllllllllll|iillllllllllUIIIIIIII!llll|l!lllllllllllllllllllllllllll||||||||||||||||||||||||illlllll MAAR we willen voort, dus een paar harsmannetjes gaan de tas in en dan nemen al weer nieu we bijzonderheden onze aandacht vol komen in beslag. In een kreupelbosje, langs een glasheldere beek staan ze, die we zochten de wilde primula's en de bosanemoontjes. In volle glorie, fyne tere planten, heel mooi van blad- vorm en, met hun zuiver getekende bloemen, een verrukking voor de plan tenliefhebber. En, o wonder in deze tyd van egalisering, van draglines en tractoren met zware vermorzelende wielen, een veldje van wel honderd exemplaren bijeen! Daar is ook het eerste aarzelende geluid van de tjiftjaf, het groen-gele vogeltje met zyn 2-tonig liedje, dat zo eentonig kan worden. De klimop, tegen de oude eikestam- men geplakt, is donkergroen van blad, de kamperfoelieslingers zijn alweer dicht bezet met lichtgroene spruitsels. Aan de voet van de boom staat het eerste speenkruidsterretje, in een oud wagenspoor bloeit reeds een paarse dovenetel. Zou die de hele zachte win ter hebben doorgebloeid? EN dan komt onze voorjaars ver rassing. Ik bedoel niet het twee tal buizerds, dat om een bosrand komt zwenken en vlak bij met een komt zwenken en vlak bij met 'n paar haastige vleugelslagen terug deinst, weiland met reeënsporen diep in de kleibodem en midden tussen de water planten en massa kikkerdril! Kleur loze geleiklompen met duizenden zwar te stipjes bezet. En wij, drie volwas sen kerels, we zyn weer even verrast als toen we in onze schooljaren langs de slootjes schuimden, op zoek naar dat geheimzinnige glibbergoedje. We vinden het zelfs echt jammer, dat we niets geschikts bij ons hebben, om er wat van mee te nemen! Maar we zijn nog even vinding rijk als indertijd. Een ouwe koffiepot, uit een akkersberm opgevist, zal ons helpen en zo vindt een hoeveelheid kikkereitjes toch nog z'n weg naar de geduldig wachtende auto, ergens ver weg op een zandweg. Kikkerdril voor het zoontje van een van ons. En voor de vader zelf ook, gelooft u dat maar, al weet hij pre cies wat er achtereenvolgens zal gaan gebeuren: eerst stipjes, dan kommaat- jes, die gaan trillen en bewegen, nee, ik vertel er voorlopig niets meer van. Vaders-lezers, zoek wat voorjaars kik kerdril uit de sloot en doe dat in een grote wijde fles. Zand op de boden en water er in. En dan met uw jonge kinderen af wachten, wat daar van komt. Het wordt een lange interessante geschie denis. Ik hoop er in een volledig arti kel uitvoerig op terug te komen! Londen, april 1961. lijkheden zijn: de ketting (of meerde re), die op de tailleur wordt gedragen en onder de kraag wordt doorgehaald, de ketting die bij wijze van chatelaine aan een ceintyur wordt gehecht of er om wordt gewikkeld) en al dan niet voorzien is van een pendant, die op de rok afhangt, en de keten die ceintuur is, op een lange blouse, een sportieve rok of een japon, en die losjes onder het middel afzakt, dit laatste niet al leen terwille van de mode, maar ook vanwege het metaalgewicht. Heus, het is de moeite dubbel en dwars waard eens te rommelen in dat doosje met oude sieraadoverblijfselen, waar u in jaren niet meer naar om gekeken hebt. Er valt mogelijk nog best iets van te redden en te gebruiken. Grootvaders horlogeketting is geld waard, en des te meer naarmate hij langer en dikker is. Staat de begroting geen nieuw sieraad voor 1961 toe, wees dan ingenieus: desnoods kunt u met u schakelarmband dit jaar meer doen dan u gewoonlijk met een armband doet: hang hem aan een ceintuur (een losjes en laag gedragen ceintuur), laat hem uit een steekzak tevoorschijnko- men, hecht hem onder een revers (zo natuurlijk dat het grootste deel zicht baar is). Van wat u aan kettingen bezit, zijn er misschien wel enkele niet- identieke te combineren tot een vol- collier, al zijn ze dan waarschijnlijk ook niet zo lang als de meter- en me terslange kettingen van deze mode. J.V. SELDERIEBROODJES COPYRIGHT «WMC rCATLHEa SYNDICATE Q- 59 Als de vorst is ingetreden de winterse vorst wel te verstaan en een snijdende wind ons te lijf gaat, kunnen we last krijgen van springende handen, handen waarvan de huid kloven en barsten en scheuren gaat vertonen. Gelukkig laten we het nooit zover komen en anders heb ben we er allerlei middelen tegen, wat van moeder aarde, wie niets bespaard blijft, moeilijk beweerd kan worden. In het hoge Noorden, binnen de Poolcirkel, daar waar het klimaat plantengroei vrywel uitsluit, en de eindeloze toendra's een vlakke en monotone aanblik bieden, kan men plotseling gesteld worden voor een kegelvormige heuvel waarvan de top gesprongen is. Dergelijke vorstbul- ten, of pingo's zoals de plaatselijke bevolking ze noemt, bereiken vaak hoogten van 200 meter en ontstaan als volgt: de bodem van dit woeste land is bij voortduring bevroren en bestaat voornamelijk uit ijs (permafrost). Maar in de lente zorgt de zon, bleek en zwakjes, er voor dat toch een klein gedeelte aan de oppervlakte ontdooit. Dat gedeelte wordt dus week, maar na de korte, veel te korte zomer maakt de winter zich er weer meester van en de oppervlakte bevriest. Tussen deze laag en het eeuwi ge ijs nu handhaaft zich een onbevroren laag. Deze laag ligt ingeklemd tussen de twee ijslagen en wordt tengevolge van de geweldige druk, die deze uitoefenen, er letterlijk uit gedrukt. Zo'n pingo is soms begroeid met korstmossen, de enige planten die het hier uithouden. Pingo's komen overal voor op het vasteland, binnen de poolcirkel (zwarte gedeelte). De gouden keten doet in de huidige mode opgeld. Van zoveel karaat goud hoeft hU niet te zijn, goudmetaal is goed genoeg, mits het een modelang goed en glan zend en goud blyft. (Wanneer U toevallig een „zilver-type" bent, kunt U natuur lijk gerust de vrijheid nemen het modieuze goud door zilver te vervangen en daar betrekkelijk origineel mee te zijn). Elke schakelketting in de trant van een ouderwetse horlogeketting is goed. Elke niet te dunne ketting, die van tussen- gezette pareltjes (of parelkraaltjes) is voorzien, is een waardevol modebezit. De ketting van fantasieschakels is in welke vorm ook modieus. Chanel is verzot op de ketting. En ook andere Parijse modevorsten gebruiken hem als toebehoren bij een toilet of als los sieraad. In de bijouxwinkeltjes is de vraag al groter dan hij de laatste jaren is geweest en de antiquairs schuiven hun kettingen hoopvol in het licht van het etalageraam. En niet alleen kettingen, maar ook alle moge lijke ronde (en liefst grote) metalen hangers en hangbare medailles. U kunt de ketting dragen als een ambtsketen, al dan niet met een ron de hanger van metaal of gezette ste nen eraan. Doch als uw ketting aan zienlijk minder zwaar is dan een ech te amtsketen, dan legt u er liever twee, drie of vier van verschillende lengte om uw hals. Bent u één ketting rijk en één hanger, dan kunt u die laatste vrijelijk ter hoogte van de maag aan de ketting laten bengelen, maar ook kunt u hem met de onder ste helft van de ketting naar de lin kerschouder omhooghalen, de ketting daar op de japon vastzetten en de han ger als een rozet op voor- of achter schouder laten schitteren (verder naar achteren naarmate de japon meer ge kleed is). Bij een rugdecolleté draagt u de ketenen op de rug. Andere moge- Zo, dan beginnen we maar weer. Wat ligt er klaar? Een selderieknol, een halve citroen, een half brood, 5 plakken ham, 1 hardgekookt ei. wat boter en iets zout. Eerst het werk verdelen. Wie snydt 5 sneetjes van het brood? Goed Kokkie doe jij het maar. En besmeer ze dan meteen met margarine, wil je? Heb je de eiersnijder. Jan, of snijd je liever met een telkens nat gemaakt mes mooie eipartjes? Ik rasp de knolselderie met een fyne rasp, roer er dan dadelijk wat citroen sap door, tegen het verkleuren, zie je, zet jy 5 bordjes klaar, Annemieke? Nu op ieder bordje een sneetje brood. Ik bestrooi ze met knolselderie, maar moet een restje overhouden voor ver siering Dolf legt er nu een plakje ham op en Jan daarop een plakje ei, in het midden. Ik strooi nog wat sel derie in rechte lijnen, om het plakje ei en smullen maar ZES UUR in de ochtend. Voor een vrije zondagochtend in de maand maart wel een beetje aan de vroe ge kant, want omstreeks die tijd is er in de tuin nog weinig te beleven. Die tuin is nog in nevel gehuld, het is er bar ongezellig en kil. Ik zie aan m'n haastig ontbijt een pimpel wel flitsen van het voederta feltje, dat is alles. Onze tuinpimpels zijn nu gepaard, ze hebben het broed- kastje weer betrokken. De wind is behoorlijk fris, als we, ver buiten het cement en steen van de stad, een pad inslaan, dat tussen donker opengelegde akkerlanden voert naar de wildernis van een bosrand, die aan vier zijden een uitgestrekt weiland omsluit. Zo'n bosrand is half maart nog door zichtig want het jonge blad zit vrywel overal nog opgevouwen in de win- terknoppen, op een paar vroegerds na, zoals de krentenboompjes, de kamper foelie, de meidoornhagen, die van de prachtige lentedagen duidelijk profijt hebben getrokken. boerderijen slaan, terwyl ze in hun prachtige voorjaarspak over het gras trippelen of opvliegen met veel ver toon van wit op de spiegels van hun vlerken. In deze tijd van het jaar zijn de vogels altijd het best waar te nemen door de afwezigheid van bla deren, waardoor je dwars door de boomkruinen heen kijkt en de gleurlge beweeglijke vogels onmiddellijk opval len. Met een winterkoning, dat kleine Jan tje, is dat altijd wat lastiger, omdat zyn kleur zo precies past by het bruingrauwe van het voorjaarshout, maar dan verraadt zijn driftige liedje hem wel. De roodborst met zijn lief lijk gepreveld watervalletje van toon tjes, maakt 't ons weer wat moeilijker, door dat het zo'n rustige vogel is. Toch. wie wat geduld heeft, ziet z'n moeite altijd beloond. Iedere vogel namelijk heeft een hekel aan lang achtereen stil zitten. En zo wyzen we ze elkaar aan, ter wijl we rustig over de zandpaden voort gaan, luisterend naar al die verschil-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1961 | | pagina 21