Onder gouden koepels van Zagorsk vormf Russisch-orthodoxe kerk haar priesters PREDIKER PILATUS KEN UW KUNSTENAARS u Een Zoeklicht Terwijl vrouwen zongen en huilden bij graf van heilige Sergiusvertrok ruimtestation naar Venus WOORD VAN BEZINNING Zaterdag 25 maart 1961 Tocht naar het eeuwige Rusland (Van onze reisdedacteur, W. L. Brugsma) III. Na het glas en graniet van de Lenin-bibliotheek de stenen woningblokken van het Moskou-centrum, ziet men de eerste, oude houten huizen van Mos kou-oost met opgetogenheid. Een beetje scheef verzakt, de dikke bruinen balken opgesierd met houtsnijwerk en vrolijk geverfde kozijnen, staan zij in de sneeuw en veinzen manmoedig de bouw- kranen en de geraamtes van nieuwe blokken, die achter hun rug verrijzen, niet te zien. Zo gauw die klaar zijn moeten de houten oudgedienden ver dwijnen: er blijven dan meteen gigantisch brede boulevards over. Vooruitgang? Welzeker, maar de tocht van vandaag is er een naar het oude Rusland. Meer gas dus, voorwaarts het verleden in, na tien kilometer zijn er al geen woonblokken meer. in de dorpen drommen de houten huizen om de kerkjes met een ui op de toren. Alleen de witte opschriften op de rode borden van het „Agitpunkt" van de partij duiden op verandering in het eeuwige Rus land. Nog tien kilometer verder en het landschap begint te golven, in zijn besneeuwde onmetelijkheid staan dunne, witte berken- liggen donkere, zware dennenbossen. In dit decor van Gogols ,,Dode zielen" wil het woord kilometer niet meer over de lippen, hier legt men „werst" af op reis naar Oompje en samowar in de stad Z. Vrouwen in Zagorsk. Links ziet men een kist in de sneeuw staan met het opschrift ,.Knigè", d.w.z. ..boeken", zoals wij onze Rode-Kruisboxen voor lectuur hebben. Diplomatiek De priester laat u door een kerk deur naar binnen, de deur valt dicht sluit de kou en harde licht van Rus land buiten. Hier is het warm en eerst nog donker. Dan wennen de ogen zich aan de schemering en beginnen de ikonen te glanzen, goud, bruin, purper, muren vol ikonen. In de ruimte han gen oranje, rode en groene lichtjes. Kransen van kaarsjes verlichten een groep vrouwen in de hoek die om een open graf drommen. Een pope bidt voor. De vrouwen gaan door hun moe de knieën en kussen de grond. Dan staan zij op en zingen en huilen aan het graf, dat van de heilige Sergius is. Zo zoekt de ziel van Rusland troost voor eeuwen van pijn en nood, die in alle rimpels op de gezichten van de vrouwen staan, in Zagorsk op 65 kilometer van de rode sterren op het Kremlin die van een nieuwe wereld zonder God' spreken. De partij heeft zes miljoen leden, de kerk hoedt vijf tig miljoen zielen. Tekst en uitleg In een grote, lichte kamer geeft Konstantin Roezjitski, rector van se minarie en academie van Zagorsk, tekst en uitleg over de priesterscholing in de Unie van Socialistische Sovjet- Republieken. Zyn smalle gezicht heeft niet de gladde extase van de monniken van Zagorsk, hij is dorpspriester in de Oekraine geweest en heeft er harde tijden gekend. Men ziet het in zijn in telligente ogen, die in een getekend gezicht staan. Een grijze baard valt over zijn soutane, gesierd door een kruis. Hij heeft alle vragen al duizend maal gehoord en geeft er in één over zicht antwoord op. „Zarorsk heeft in seminarie en aca demie 240 studenten in opleiding. De semenaristen beginnen op hun acht tiende jaar en hebben dan al een mid delbare opleiding achter de rus. Het peil van hun scholing is dus veel hoger dan voor de revolutie, het peil van de parochianen ook trouwens nu het analfabetisme zo goed als verdwenen is. Er zijn acht seminaries en twee academies in de Sovjet-Unie. Dat is genoeg om alle openvallende posten te bezetten. Vergeet niet dat alle privé- kerken van de landeigenaars gesloten zijn, er resten alleen de echte paro chiekerken. Er zijn ook corresponden tie-cursussen voor mensen die al pries De priester toont zich ook een diplo maat: „De Sovjet-Unie is de leidende kracht in het wereldvredesstreven, de Russisch-orthodoxe kerk doet daar van harte aan mee. Ik zit zelf met verte genwoordigers van de andere religies, maar uiteraard ook met mensen uit andere groeperingen, ook uit de partij, in de vredescomité. Ik verschijn daar altijd in priesterkleed, nooit heeft iemand daar een laatdunkende op merking over gemaakt. De staat laat ons ook onze kerkfeesten vieren op de traditionele data van de oude kalen der". Zelfs in een gesprek van vier uur lang geeft rector Koezjitski geen alles omvattend beeld van de positie van de kerk in de Sovjet-Unie. Hij praat be reidwillig, maar ontwijkt sierlijk de principiële knelpunten. Men moet doen, wat een interviewer eigenlijk be hoort te laten: een indruk construe ren uit hetgeen hij niet zegt, een paar aanduidingen extra benadrukken. kent die naam, Pilatus, toch wel? Het is de naam van de heiden, die voorkomt in de kortste samenvatting van het chris telijk geloof, de z.g.n. apostolische geloofsbelijdenis. Dat daar de naam van een hei den in voorkomt! Ja, maar ten tijde van zijn regering is er ook ook iets gebeurd, wat het centrale uitmaakt van het christelijk belijden, de krui siging van Hem, die de kerk als haar Heer en Koning belijdt. Pilatus, de heidense Romein, was stadhouder, de hoogste autoriteit in het joodse land in die dagen. Maar had U nu ooit gedacht, dat uitgerekend deze heiden genoemd zou kunnen worden, niet alleen stad houder, maar ook prediker Pilatus? Toch is het zo. Pilatus mag ook prediker worden genoemd. Hij is n.l. op een ogenblik boodschapper van de waarheid Gods geweest. Weet U wanneer? Toen hy, na de kruisiging van de Here Jezus boven diens kruis een bordje liet aanbrengen waarop hü liet schrijven: „Jezus, de Nazo- reeër, de Koning der Joden". O nee, het was niet de bedoeling van Pilatus, om door die woorden de waarheid, de Goddelijke waar heid aangaande het heil, juist door deze kruiseling bereid, te formule ren. Pilatus deed het zijns ondanks. Pilatus deed het, omdat zijn hand door Hogerhand bestuurd werd. Desalniettemin is het toch zo. Want die kruiseling is inderdaad de Koning der Joden. Juist nu Hij daar hangt aan het kruis wordt in Hem volledig geldig, wat de oude profeet reeds eeuwen her van de Messias had voorzegd. Jesaja had ervan gesproken, dat deze Messias als lijdende knecht, door zijn lijden de vrede, het waarachtige heil, zou aanbrengen. Leest U maar eens zijn 53ste hoofdstuk. De diepe achtergrond van dat hoofdstuk is waarschijnlijk een heel merkwaardige gewoonte in het oude Oosten. Als een koning de troon besteeg, dan ging dat gepaard met een zin- nebeledige handeling. Terwijl hij stond op een plaats, waar allen hem konden zien, werden hem één voor één de tekenen van zijn ko ninklijke waardigheid ontnomen. Ja, steeds erger werd de vernedering, die hij moest ondergaan. Tot bloe dens toe werd hij geslagen. Spot woorden werden hem toegeroepen. Zo stond hij er tenslotte totaal be rooid, als de minste van zyn volk. En als dan het dieptepunt bereikt was, kwam de ommekeer. Hij kreeg stuk voor stuk zijn kleren en sieraden terug. En dan, als dat ge beurd was, hief het volk een groot gejuich aan ter ere van de nieuwe vorst. Nu was hij werkelijk koning. Echt vertegenwoordiger van zijn volk. Want hü had gedragen alle onrecht en smaad voor degenen, over wie hü koning was geworden. Jezus hangt aan het kruis. Pi latus laat als opschrift erboven plaatsen: „Jezus, de Nazoreeër, de Koning der Joden". Pilatus, de Romein, de heiden, is prediker geworden! Want dit is de waarheid voor Gods aangezicht! Hier hangt de „Nazoreeër", een woord, dat in het Hebreeuws ook „spruite", een benaming voor Mes- sias-Koning, kan betekenen. Hü is de ware Koning Israels. Want hü draagt, genageld aan het kruis, alles, wat er voor zün onderdanen, naar goddelijk recht, te dragen viel. Zo is er door Hem genade voor schuldigen. In drie talen laat Pilatus het schrüven. Want voor heel de wereld is deze Koning tot heil. En dit woord is het eeuwige Gods woord. Want als mond Gods, als prediker zegt Pilatus: „Wat ik ge schreven heb, dat heb ik geschre ven". Dit woord geldt ook vandaag nog. Hier is de Koning, die droeg des zondaars droeve last. Is Hy reeds uw Koning? Bent U zyn on derdaan? Alleen onder de heer- schappü van deze Koning is er eeuwig leven in Zün Rük, dat geen einde heeft. Belydt dan, wat zo- velen deze zondag belüden: Ja, U kiest ons hart Eeuwig tot zün Koning. Onder vreugd en smart geld' Uw liefde ons het meest. Strekk' ons hart Uw Geest Eeuwig tot een woning. Jac. de Vos herv. predikant te Katwyk aan Zee. Hypothese Onder dat voorbehoud volgt deze hy pothese: de party die met alle moge lijke middelen geprobeerd heeft de kerk en het geloof te vernietigen, is daar niet in geslaagd. Maar, zelf niet meer bedreigd, voelt de partij zich nu sterk genoeg om het motto: „leven en laten leven" of liever gezegd: „laten leven, laten sterven' 'toe te passen. Met andere woorden: te wachten tot kerk en geloof mét de oudere gene ratie, die nu de kerken vult, uiteinde lijk ten grave gedragen zullen worden, al maakt zy zich zorgen over een her leving der religieuze gevoelens bü de jeugd, zelfs by de leden van de Kom somol. In ruil daarvoor eist zü van de kerk maatschappelijke en politieke loyali teit. De kerk is inderdaad tot alle con cessies bereid gebleken die niet op het essentiële terrein van haar apostoli sche taak liggen. Zelfs daar is zy tot een voorzichtige en wat passieve rol gekomen, want haar alleressentieelste taak ziet zij in haar voortbestaan. Op basis van dit stilzwygende de facto concordaat wachten kerk en party de ontwikkeling af, de party steunend op haar inzichten omtrent de onvermij delijke ontwikkelingsgang van de his torie, de kerk in haar vertrouwen op de eeuwigheid. Als rector Koezjitski ons uitlaat, valt de schemering over de blauwe en gouden koepels van Zagorsk. Weer gaan de oude vrouwen over de be sneeuwde paden naar het licht en de troost in de kerken. Er wordt gebeden en gezongen. Als wij zwqgend naar Moskou terug gereden zijn, besluiten wij langs het telegraafkantoor te rijden om te zien of er nog nieuws is, Binnen werken de buitenlandse correspondenten als ra- zenden. De Sovjet-Unie heeft een in terplanetair station het heelal in ge zonden: het zal in mei by Venus zyn. V. OP DE BOEKENMARKT) Hoeveel „werst" nog naar Zagorsk? De weg klimt een laatste heuvel op en dan ryst uit de sneeuw een verbijsterend complex van kerken op. Rood-witte torens dragen gouden bollen, uien van blauw met gouden sterren, bronzen klok ken die de bevroren lucht openbreken met hun gebeier. Men gaat een oude poort door en staat in de moederschoot van de Russisch-orthodoxe kerk, tussen de kapellen, kerken, seminarie en academie van Zagorsk. Men stoot zijn voet aan een grote grafsteen: hier ligt tsaar Boris Godoenov. Men volgt een pope een bleek extatisch gelaat met lang zijden haar onder de hoge zwarte priesterhoed zijn weg wordt vertraagd door gelovigen, die zijn handen kussen, oude boerenvrouwen in omslagdoeken en gewatteerde jassen en viltlaarzen die over de aangestampte sneeuw schuifelen. ter zijn en die hun kennis willen aan vullen. „De studenten, die vier jaar in semi narie en vier jaar op de academie blijven, krijgen alles vrij: kleding, boe ken, studie, zakgeld, onderkomen, vier maaltijden per dag. Wie dat betaalt? De staat heeft alleen de terreinen gra tis ter beschikking gesteld. Verder be druipt de kerk zichzelf uit de bydra- gen der gelovigen. De materiële po sitie van de Russisch orthodoxe kerk is zeer stevig". Aangenaam leven „De studenten", zegt rector Roezjit ski, „hebben een aangenaam leven. Zij hebben hun hobbyclubs voor sport, fotografie, schilderen en zij mogen uit gaan. Zij mogen ook trouwen, maar slechts één keer en niet met een we duwe of een gescheiden vrouw. Er zijn vry wat meisjes die in die beperkin gen juist een reden zien om met een priester te trouwen, hoewel het pries terleven niet gemakkelyk is". Hoezo niet gemakkelyk, zyn er moei lijkheden met de staat? De rector blijkt een meester in de omtrekkende beweging: „De Sovjet-Unie is op mars naar de vooruitgang. Maar in kerke lijke zaken heerst nog veel conserva tisme. Progressieve priesters hebben moeilijkheden met behoudzuchtige parochianen. Die willen niet dat de priester over politiek of Spoetniks praat, maar wensen dat hy zich by Christus en de apostelen houdt". Rector Koezjitski blijkt ook voor stander van een kerkelijk streven naar goede externe betrekkingen op ieder terrein. „Op kerkelijk gebied zoeken wij veel contact. Onder andere met de Grieks-orthodoxe kerk en vooral mei de Anglicaanse met wie wy een kerk- hereniging nastreven. Wij voeden on ze seminaristen op in een geest van grote verdraagzaamheid jegens alle re ligies en ideologieën. De oude animo- siteiten verdwijnen. Zelfs met de atheïsten hebben wij goede betrekkin gen en levendige discussies. Alle atheïstische publikaties liggen voor onze studenten ter lezing in de biblio theek. Zeker is dat onze kerk tegen over een godloochenende wereldbe schouwing staat. Maar de kerken in het Westen moeten strijden tegen on verschilligheid. De vraag blijft wat de moeilykste taak is". Wie een boek leest, weet tien tegen één later alleen nog maar de inhoud en soms de auteur. Maar hebt u ooit bewust gelet op de typografie 'letter druk), bladverdeling en omslag van het boek? Behalve aan de auteur is een boek immers ook eigen aan degene, die het voor de uitgever verzorgde. De eerste indruk van een boek geeft de omslag en op dit gebied is Will Tweehuysen volkomen thuis. Toch komt het ver zorgen van boekomslagen en typogra fie pas na zijn dagelijks werk op het gebied van reclame-ontwerpen. Hy is enorm veelzijdig, want naast dit werk is hy ook schilder en tekenaar, ont werpt mozaieken en wandschilderin gen en ook het ontwerp van een muur tapijt staan op zijn naam. In 1938 ging Will Tweehuysen op 17- jarige leeftijd naar de Academie voor Beeldende kunsten, waar hij de les sen volgde van Rosendaal, Paul Ci troen, Schrofer en Drayer. Voordien had hij nooit les gehad. Wel was hij veel bezig met tekenen en voerde dikwyls gesprekken met de Limburgse schilderes Gisèle Kuster, die toen in Leiden woonde. Zy betekende een enorme stimulans. Tweehuysens eerste tentoonstelling werd gehouden in een zaaltje van „Pro Arte" op de Bree- straat. Er waren' bizarre en surrealis tische tekeningen opgehangen. Nu denkt hy er met 'n glimlach aan te rug. Hij was toen één jaar op de Aca demie; sindsdien heeft zün styl een grote ontwikkeling doorgemaakt. Will Tweehuysen maakt graag werkstukken van groot formaat. In 1956 aanvaardde hy de opdracht voor een wandschildering in een school en verenigingsgebouw te Voorschoten, dat „De Dag en Nacht" uitbeeldt. In het Gravensteen is een muurschildering te zien van (heel toepasselyk) Vrouwe Justitia, maar op een by zonder aardige Prof. dr. P. Geyl. „Nederlandse Figuren I en II" Wereldboog- pocket. Wereld-bibliotheek. Am sterdam 1960. Verfrissend voor het geheugen zo wel als voor de geest zyn de opstel len van de historicus Prof. Dr. Geyl, verzameld in deze beide bundels. Deze opstellen zyn, naar ik meen. voor het merendeel eenmaal gepubliceerd ge weest in het weekblad „Vrij Neder land" en het is goed, dat zy niet als eenweeksvliegen onder zyn gegaan in de archieven van dat blad. Het zijn meestal korte artikelen van gemiddeld een bladzijde of zeven, acht. Maar met elkaar vormen zij een reeks hoogst belangrijke punten, in de Nederland se historie zowel als in de heden daagse tyd, van het Nederlandse gees telijke en politieke leven. Prof. Geyl voert een militante let wel, ik zeg niet querulante pen, die de weerspiegeling is van zyn hel der analyserende en levendig reage rende geest. Hij bezit de merkwaardi ge eigenschap om als het ware met zyn stem te schryven zonder even wel in de gesprektoon te vervallen. Deze opstellen zyn veelal geschre ven naar aanleiding van een publika- tie, maar al oordelende en commenta riërende geeft Geyl een oorspronke lijke visie op de in die publikaties naar voren gebrachte tyden, toestan den of gestalten, die de lezer soms meer begrip daarover bybrengen dan beschouwingen van langere adem of van andere vorm. Men neme b.v. eens het opstel waar mee het eerste deel opent; Broeder Wouter en de Geuzen", geschreven naar aanleiding van een uitgave van het Historisch Genootschap te Utrecht, te weten het zestiende-eeuwse dag- manier weergegeven. En wie ooit in de trouwkamer van het Leidse Stad huis is geweest, heeft vast wel het enorm grote wandtapyt bewonderd, dat door Tweehuysen werd ontworpen. Deze grote opdrachten werden alle in het zelfde jaar voltooid, maar de hoop volle toekomstverwachtingen werden te niet. gedaan door de bestedingsbeper king, die vele kunstenaars zorgen gaf. Op het ogenblik is Will Tweehuysen voor zich zelf bezig met een groot mo zaïek, voorstellende de Apocalyptische ruiters. Misschien zal het later een kerk sieren. Zijn techniek vereist veel werk, maar het resultaat is bijzonder mooi en een groot voordeel is het ge ringe gewicht. Met lijm worden stukjes glas of steen vastgekit aan platen mul tiplex, waarna er specie over wordt aangebracht. Deze moet dan later weer van de steentjes worden afgebikt en blyft slechts acchter in de naden. Een andere methode is het vastzetten van steentjes in de specie, waardoor het stuk echter ontilbaar wordt. Twee klei nere mozaieken zullen in scholen te Voorschoten en Leiden (Karei Door- manschool) worden uitgevoerd. Will Tweehuysens tekeningen en schilderüen berusten op zuivere waar neming; hy zoekt vaak kracntige beelden in gebouwen of bruggen. Zijn werk is recht, precies en eerlyk als hijzelf. Hij staat geheel open voor de kunst van deze tijd, maar ziet neel goed de excessen, die door sommigen toch hooggewaardeerd worden. By voor keur maakt Tweehuysen reizen naar Frankrük, luistert graag naar muriek van Bach en leest veel van de schrij- ver Ortega y Gasset, (al of niet ooor hemzelf geillustreerd). In 1959 heeft Jan van Hillo, een Haags cineast, een twéémaal bekroon de) documentaire film gemaakt over het tot stand komen van een schildery. Tweehuysen. die toen nog een baard droeg, hanteert in deze film het pen seel. Bijzonder aardig zijn de ideeën voor het schildery, zoals die zouden kunnen zyn ontstaan, door de cineast uitgebeeld. Het schildery hangt in de woning van Will Tweehuysen. ANNE MALGRé boek van broeder Wouter Jacobsz. van Stein. Hierin stelt Geyl zyn le zers in het kort in kennis met een zeer persoonlijk en zeer menselyk commentaar op de tijd van de Tach tigjarige Oorlog; met een dagboek, dat bovendien de zaken eens beziet van een andere kant - - met name van r.k. zyde dan man gemeenlijk onder ogen krügt. Het is amusant en boeiend die feiten, die ons allen be kend zijn althans moeten zijn eens te zien met de ogen van een brave in diepe benauwenissen leven de kloosterbroeder op de vlucht voor de Geuzen. Deze toch Atelt datgene waarover wy ons nog he<£n gaarne op de borst kloppen, n.l. het verzet tegen Spanje en tegen de toen overheersen de kerk, voor als een „sppntane uiting van menselyke boosheid". Terecht wyst Geyl er op hoe goed het is de zaken zo nu en dan van twee kan ten te kunnen bekykep, ook al zal men de opvattingen van de benarde broeder Wouter niet delen. Op dezelfde interessante manier be handelt Geyl een ander onderwerp van belang n.l. het oordeel van dto tijdgenoten over het werk van Rem brand, waarby hy in de gauwheid, nog enige averechtse opvattingen rechtzet. Gangbare en helaas da^x- door gewoonlyk averechtse opvattin gen rechtzetten Geyl is er een meester in, dan zü zijn eigen gron dige kennis en dankzy de rust, waar mee hy tegen de communis opinio in schrijft. Toch is hü gematigd in zijn oordeel en stellig geen beeldenstormer. Hy steekt alleen maar zyn goed ge fundeerde persoonlijke mening niet on der stoelen of banken; of het nu gaat over Multatuli, over Prinses Wilhel- mina, over minister De Quay en het weekblad „De Linie" of over de Vlaam se kwestie, om even een paar van de vele in deze toch kleine boekjes aan geroerde figuren en zaken op te noe men. Tevens weet Geyl in veel van zijn commentaren historische onder werpen betreffende op ingenieuze wij ze vergelykingen te treffen met he dendaagse gebeurtenissen en omge keerd, het heden aan het verleden te toetsen. In deze boekjes staat veel, dat. ik niet gaarne had willen missen en dus nogmaals verfrissend voor geest en geheugen beide. „Nieuwe Geïllustreerde Wereld geschiedenis". Sesamreeks. Bosch en Keuning N.V. Baam 1960. De eerste vier delen van een wereld geschiedenis, die tot achttien san zul len groeien, zyn verschenen. De fol der zegt dat er elke twee maanden twee delen tegelyk uit zullen komen, te beginnen met oktober 1960. Wy kunnen dus aannemen, dat er inmid dels zes in de boekhandel verkryg- baar zün. Nu wil ik niet beweren, dat ik deze vier delen, die in opvolging behande len: „Egypte en zyn buren", ,De Per zen en Grieken", het Hellenisme en het Oudste Rome", en „Romes Bloei tijd", letter voor letter gelezen heb. maar daar zijn zü ook niet voor be stemd. Wel heb ik er met enige uit voerigheid in rondgeneusd en telkens als ik dit deed, moest ik er mijzelf op betrappen, dat ik mün tyd „verlezen" had. Ik geloof, dat dit een van de be stedingen is, die men over een zui ver geschiedkundig werk van een der- gelyke omvang zeggen kan. Het boeit. Het wordt uitermate vervelend by het verschijnen van zulk een werk en dankzy de pocketuitgaven beschikken wy tegenwoordig over heel wat ge schiedkundige uitgaven te spreken van „populair" en de uitgever doet dat zelf gelukkig ook niet. Wel dient ge zegd, dat deze wereldgeschiedenis in zeer bevattelüke taal is gescnreven evenwel zonder oppervlakkig te zün.' Voor de degelükheid en de juistheid van het volgens moderne opvattingen verwerkte materiaal in dit oorspronke- lyk Zweedse standaardwerk hebben wü de garantie van de redactie van Mr. E. Straat. CLARA EGGINK

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1961 | | pagina 17