„Ridders en edelvrouwen van de straat" zijn trots op hun onafhankelijkheid
Een van KOKOSCHKA's drama's
voor 'i eersi in Wenen opgevoerd
Kleinste zelfstandigen moeten hun mondje roeren
Schilder groter dan schrijver
maar merkwaardige overeenkomst
met het experimentele toneel l
In de vodden zit niet veel muziek meer
(Bijzondere medewerking)
HET straatbeeld van iedere stad verandert geleidelijk. Zó geleide
lijk vaak, dat men zo nu en dan plotseling ontdekt, dat 't 'n tijdje
geleden „anders" was. Zo'n ontdekking is soms zelfs een beetje
schokkend. Immers, dan worden we ons ervan bewust, dat we
ongemerkt een nieuw „tijdvak" zijn binnengegleden.
Maar wat er ook moge veranderd zijn, de kleinste zelfstandigen
zijn tot dusverre niet van de straat verdwenen. Onder de „kleinste
zelfstandigen" verstaan wij hen, die huis-aan-huis aanbellen om te
vragen of er een karweitje is te doen of „iets nodig" is. Die mensen
leven en werken op straat. Alleen 's nachts willen zij een dak boven
hun hoofd hebben. En dit geldt nog niet eens voor allen!
Men vindt ze in alle steden en
stadjes, die kleinste zelfstandi
gen, die „Ridders en Edelvrou-
wen van de Straat", zoals een
romantisch getint schrijver hen
noemde. Zü vormen een klasse
en een stand apart, klein maar
sterk, dank zij hun onafhanke
lijkheidszin en aanpassingsver
mogen.
stade. Tegenslagen verwerkte hij als
een filosoof, 't Kan mee- en 't kan
tegenlopen. placht hij te zeggen. Het
was zijn trots en zijn vreugde, dat
hij niemand boven zich had en dat
hij nooit voor een vaste baas had ge
werkt. Eén ding was er echter, dat
hem geducht kon ergeren. Dat was, als
hij de mensen met een zekere minach
ting de woorden „ketellappen" en „op
knappen" hoorde gebruiken. Zó gezegd
klinken die woorden als prutsen of
knoeien, vond hij. Het gevoel, met een
prutser of knoeier te doen te hebben,
maakt de klanten onwillig (vond hij).
Daarom verklaarde hij eens kost
het mij vaak meer tijd om een kar
weitje te vinden dan om het op te
knappen! De mensen hebben niet het
recht om vaktermen zo van-boven-af
te gebruiken. Bill, in hart en nieren
lid van de groep der kleinste zelf
standigen, was niet jong meer, maar
hij werkte vrolijk en blij als er te wer
ken viel. Een vaste wijk had hij niet.
Hij ging daar heen waar hij zin in
had. En hij bleef er zolang het werk
duurde of het hem in die buurt be
viel. Is de ketellapperij wat „zwak",
welnu (zei hij), dan vind ik wel een
kapotte stoel of een vastgelopen tuin
hek om in orde te maken.
Vodden zonder muziek
Ruth, het bloemenmeisje.
(Van onze Weense correspondent)
Op het traject tussen Salzburg en Wenen ligt een van de meest
prozaïsche plaatsen, die Oostenrijk kent. Het stadje heet Pöchlarn. Het
moet oeroud zijn. omdat deze naam al in het Nibelungenlied voorkomt,
maar desondanks blijft Pöchlarn nuchter en prozaïsch en het is dan
ook niet beroemd of bekend geworden behalve door het feit, dat hier
de schilder O. Kokoschka werd geboren. Hier heeft hij een gedeelte
van zijn jeugd doorgebracht. Daarna ging hij naar Wenen, waar hij
in grootste ontbering het economische, sociale en ook culturele verval
na de eerste wereldoorlog meemaakte en zich als schilder bij de expres
sionistische richting aansloot.
Veel inspiratie van
hij mag niet vragen naar het verleden
van de geliefde. Aan het begin ligt niet
de liefde, maar de strijd tussen de ge-
V! ill*i Sfllinnipr slachten. In het stuk "van Kokoschka
lintel draact. Eurydice een kind van Hades on-
De gevolgen van de eerste nereldoor- <>er he' Jart e" daarom moet z« naar
het rijk der schaduwen terugkeren,
log maakten een zo deprimerende indruk
op hem, dat hü zün ideeën en gevoelens Drukkende atmosfeer
niet alleen in schilderijen, maar ook in
1C Het staat een dichter vni om zijn stof
essays en zelfs in vier toneelstukken tot v u
4 uit te kiezen of een oud gegeven zelf-
uitdrukking moest brengen. In deze tijd
f J standig om te werken. Van deze vrhheid
stond hij in nauwe relatie met Alma
heeft Kokoschka in ruime mate gebruik
Schmdler, een buitengewone vrouw, die
gemaakt en men moet eigenlnk toegeven
achtereenvolgens de echtgenote was
dat zyn variant niet alleen nieuw is,
van drie vooraanstaande kunstenaars:
maar bovendien ruke mogelnkheden be-
eerst van de architect Gropius, daarna
vat. Kokoschka is echter veel verder ge-
Franz WerfeL
van Gustav Mahler en tenslotte van
gaan. IIu heeft de wetten van het drama
overschreden en maakte van dit gege-
Men behoeft de herinneringen van ven een expressionistische vertolking,
deze uitzonderlijke vrouw maar te lezen
om enigszins te bevroeden, hoe zij met g drama meer is eiv die groten-
haar grote gaven, maar ook met haar d*e's bestaat uit losse zinnen, uitroepen,
eigengereidheid en haar fel tempera- onderdrukt geschreeuw en tussenwerp-
ment voor de ene man een zegen kon seis. De verschillende tonelen hangen
worden en voor de ander een kwelling.
Met Kokoschka kwam het tot de groot- s'echts l°s aan elkaar, ze roepen wel n
ste conflicten, maar dat nam niet weg bepaalde drukkende atmosfeer op met
dat Alma ook op deze kunstenaar inspi- associaties en visioenen, maar het blijft
rerend heeft gewerkt. Dat bewijst het hii
drama „Orfeus en Eurydice" dat de b» losse ei'Mirrksflardeu die geen orga-
schilder-schrijver in de jaren '20 op nisch laat staan een dramatisch
schrift stelde, maar dat totnutoe niet geheel vormen,
werd opgevoerd.
Nu bijna veertig jaar later leerde stuk is een interessant staal van
Wenen deze onbekende Kokoschka ken- expressionistische literatuur, dat echter
nen als de auteur van een expressionis- reeds lang tot het verleden behoort, zo-
tisch drama. De mythe van het liefheb- dat het alleen nog als document beteke-
bende godenpaar wordt hier omgewerkt nis heeft Toch heeft een Weens kelder
en op grond van Kokoschka's ervaringen theater, in dit geval het „Ateliertheater
met Alma verdiept. Andere kunstenaars am Naschmarkt". er goed aan gedaan
hebben in dit thema het symbool ge- door dit werk eindelijk eens op te voe-
zien van de onvergankelijke liefde tus- ren. omdat men daardoor kennis maakt
sen man en vrouw, van een liefde die met een soort literatuur, die ondanks al-
zelfs de dood en de Hades wist te over- le verschillen toch ook merkwaardige
winnen. Gluck bijvoorbeeld heeft deze overeenkomsten vertoont met het hui
liefde op meeslepende wijze in zijn ge- dige experimentele toneel! Bovendien
'ijknamige opera vertolkt. In zijn on- leert men hier Kokoschka als een veel-
ierwereld blijft de lier van Orfeus be- zijdig kunstenaar kennen, die aan de
toverende melodieën spelen, in Ko- schilderkunst niet genoeg meende te
koschka's drama echter krijgt de lier als hebben en die daarom toneelstukken,
het ware een barst. De samenklank tus- essays en manifesten schreef. Het is een
sen man en vrouw is verdwenen en het interessante ontdekking, ook al moet
geluid dat hier weerklinkt barst uit in men tenslotte toegeven, dat hij als schil-
haat en geschreeuw. Volgens de oude der groter was dan als schrijver. Hij
?age vindt Orfeus zijn Eurydice wellis- schijnt dit ook zelf te hebben begrepen,
waar in de onderwereld, maar hij mag want aan het schrijven van drama's
haar gelaat niet zien. Kokoschka werkt heeft hij al lang een einde gemaakt, het
dit motief als volgt uit: de man die een schilderen echter kan hij niet laten,
vrouw leert liefhebben, mag niet omzien, al is hü nu 74 jaar..
Jim de stoelenmatter
Ketellapper-filosoc"
t IM had veelal een klein tweewieli-
I wagentje bij zich. Bill de ketellap
J per, die wij ook kenden, droeg zijn
gereedschap in de regel in een zak
op de rug. Hij was een man met guitige
FRED ook een bekende van mij
en een der kleinste zelfstandigen
was van beroep voddenman.
Neen, hü was opkoper van lappen en
oude kleren. Hü was afkomstig uit
Yorkshire en opgevoed in een harde
leerschool. Zij vader leerde hem het
vak. Kwam Fred thuis met een bun
deltje. waarin geen winst zat, dan rea
geerde zün vader met hem een afram
meling te geven. Dat was zei Fred
tegen ons de beste manier om te
leren inkopen en verkopen. Eens vroeg
ik mijn vader zo vervolgde Fred
hoe hij zijn prijs bepaalde. Toen licht
te de ogen van de oude baas op en
hü antwoordde: Fred, mijn zoon, ik
laat het bü voorkeur aan de verko
pers over om hun prijs te noemen.
Waarom? Omdat ze in de regel min
der vragen dan d$ koopman desnoods
zou willen betalen.
Vroeger sorteerden (vertelde Fred
mü> de voddenrapers en klerenopko-
pers hun waren zelf. Wol bü wol.
Katoen bü katoen. En zo meer. Dan
verkochten ze de assortimenten aan
de kooplieden, die er het meeste voor
betaalden. Maar tegenwoordig? Tegen
woordig zit er geen muziek meer in.
De jongelui nemen de moeite van het
sorteren niet meer. Zü verkopen hun
hele oogst aan een handelaar, die de
spullen dan zelf maar moet uitzoeken
en er daardoor op kan verdienen!
TOT de kleinste zelfstandigen be
horen ook de bloemenmeisjes.
„Meisjes" is misschien wat on
juist, want er zün er onder haar,
die de zestig lentes al achter de rug
hebben. Een van die „meisjes" heb ik
gekend. Ze heette Ruth. Zij werkte,
beter: „stond" altijd op de zelfde plaats
in een Londense buitenwük. Zij zag er
uit zoals een „bloemenmeisje" er uit
behoort te zien. Rode koontjes. Ste
vig gebouwd. Een gulle glimlach. Zij
was altijd op haar post in de laatste
dagen van de week. Voor iedere klant
had zü een lachje. Er waren klanten,
die alleen om dat lachje van haar
kochten. In haar jeugd had zü bloe
men gevent langs de huizen. Zij had
onder haar kopers mensen, die zij nog
kende uit haar „huis-aan-huis-jaren".
Ouwe getrouwen, placht zij te zeggen.
Haar gezicht animeerde tot kopen.
Bill, de ketellapper
Nooit ging zij naar huis vóór zü „los"
of uitverkocht was. Thuis zorgde haar
man voor de bestellingen, want zij had
ook klanten, bij wie zij de bloemen
thuis moest bezorgen. Misschien ver
diende zü wel meer aan deze groep
dan aan haar ..losse kopers". Niette
min bleef zü als een der kleinste
zelfstandigen de straat trouw en
betrok zü steeds weer haar post. Na
tuurlijk legende het zaterdags wel eens.
Wat deed zü dan? Dan kwamen er
weinig kopers en dan gaf zü haar
bloemen büna cadeau.
Levensmoed
DE groep der kleinste zelfstandigen,
eigenlijk een aparte klasse en
stand, is bont geschakeerd, maar
allen, die er deel van uitmaken, zijn
vasthoudende aanpassingsvaardige, on
dernemende en niet verbitterde men
sen, ja, levenskunstenaars. Zü hebben
de moed om hun leven te leiden zoals
zy dat prettig vinden. Zü wensen
niemand boven zich te zien en behoe
ven tegen niemand „baas" of „patroon"
te zeggen. Rijk zün ze niet. Maar hun
gemis aan geld wordt ruimschoots ge
compenseerd (vinden zij) door de
vreugde en blijdschap, die zü steeds
weer in zich voelen tintelen, omdat
zün onafhankelijke mensen zün.
Londen en alle andere steden en
stadjes zouden armer worden, als die
kleinste zelfstandigen uit het stads
beeld en „van de straat" zouden ver
dwijnen.
DIE kleinste zelfstandigen vindt U
vrijwel overal op aarde. Zij heb
ben steeds onze bijzondere be
langstelling gehad, omdat zü een zeer
aparte groep vormen en veelal men
senkenners zün van formaat. Een be
kende Engelse psychiater zei eens te
gen ons, het jammer te vinden, dat
studenten in de psychologie niet ver
plicht konden worden om een paar
maanden „de straat op te gaan" om
de gelegenheid te hebben, toegepaste
psychologie en (andere) levenswijsheid
te leren van de kleinste zelfstandigen.
In Londen kenden wü een stoelen
matter. Hij heette Jim. Toen wü hem
de eerste maal ontmoetten, „deed" hij
de straten van Knightsbridge. Vaak
spraken wü met hem. Hij kreeg zijn
eerste vergunning om zün vak uit te
oefenen in 1909. Jong was hü dus be
slist niet meer, al was hij reeds op
jeugdige leeftüd „zelfstandig" gewor
den. Hü had een eigen woordenschat.
Zijn vergunning noemde hij zün „in
structie". Kreeg hü een deurmat te
repareren, dan noemde hü de mat een
„tijger". Hij kon zün mondje roeren
als de beste en verstond de kunst, die
tegenwoordig „public relations" heet,
ten volle. Hü had een grote kennis
van Engelse dialecten. Belde hü aan
en vroeg men hem wat hij wenste, dan
onderkende hij bij voorbeeld het
Norfolkse accent. Hü antwoordde dan
in onvervalst Norfolks: „Ja. mevrouw,
maar mag ik vragen uit welke plaats
in Norfolk U komt?" Zo'n taalgemeen
schap is «aak een goede manier om
een karweitje te krügen ,zei Jim tegen
ons. Jim was altijd beleefd en vrien
delijk. Hij zorgde steeds, dat de kin
deren en de honden op zijn hand
waren. Elke kleine „overwinning" (re
deneerde hij) kan zakelijk nuttig zün.
Dat Jim de waarde van de publici
teit kende, bleek ook uit de keuze van
de plaats waar hij zün werk deed.
Gaf men hem een mat of een stoel
om „ter plaatse" te herstellen, dan
nam hij dikwijls het voorwerp mee
naar een plek in de buurt van een
nabijzünd postkantoor, een winkel
straat of een warenhuis. Dan was hü
zeker van publiek, dan zagen de men
sen hem aan het werk en zei hü
tegen ons zien eten doet eten, niet
waar? Door een „juiste plaats" te kie
zen, haalde hü menige opdracht bin
nen.
ogen, een vrolüke lach en wüsgerige
neigingen. Hij was onmiskenbaar af
komstig uit Londen's East End. Viel
er in de ketellaperij niets te verdie
nen, dat pakte hij ieder ander karweitje
aan. dat hij kon krijgen. Zijn veel-
züdige ervaring en zijn ondernemings
lust kwamen hem daarvoor zeer te