Huren liggen nog altijd enkele
tientallen procenten te laag
De S.E.R. is verdeeld over liet
huurbeleid op lange termijn
Huurquote is spil waar
hogere huur om draait
Zal het statitisch woningtekort
in het jaar 65 opgeheven zijn
ABDIJSIROOP
Militair vliegtuigje sloeg te
pletter op wegdek afsluitdijk
Regering zal knoop moeten doorhakken
Sociale motieven staan tegenover
economische standpunten
S.E.R. over huren:
Reële loonstijging 2% per jaar?
Opgericht 1 maart 1860
Donderdag 9 februari 1961
Vierde blad no. 30276
Regering moet op korte termijn beslissen
(Van onze correspondent)
Al heeft de S.E.R. geen eenstemmig advies aan de regering weten uit te brengen
met betrekking tot het op langere termijn te voeren huurbeleid, het uitgangspunt
voor de drie elders gereleveerde standpunten is hetzelfde. De meningen van de
S.E.R.-leden zijn gaan divergeren op het stuk van de al of niet sociale aanvaard
baarheid van het economisch noodzakelijke.
Zoals bekend, heeft de S.E.R. in zjjnbelangwekken advies van 24 april 1959
inzake het in 1959 en 1960 te voeren sociaal-economische beleid een advies
overigens, waarin over nagenoeg geen enkel punt eenstemmigheid van mening
heerste het hpurprobleem reeds uitvoerig behandeld. De op langere termijn
te nemen maatregelen bleven in dat advies echter nog onbesproken.
De z.g. „zware" commissie ontwikke
ling nationale economie, die dit advies
van '59 voorbereidde, heeft het huur-
probleem intussen nader bestudeerd, het
leeuwedeel van deze onderzoekingen
delegerend aan een werkgroep onder
voorzitterschap van dr. G. A. Kessler
van de Nederlandse Bank.
Het thans uitgebrachte advies plaatst
de regering echter bepaald niet voor
een verrassing, want niet minder dan
vijf ministeriële vertegenwoordigers
hebben de vergaderingen van de werk
groep bijgewoond, benevens nog een ver
tegenwoordiger van het centraal plan
bureau. Men mag dan ook de verwach
ting uitspreken, dat de regering op zo
kort mogelijke termijn een beslissing
neemt. Niet alleen de huurders, maar
ook de huiseigenaren wachten thans op
het Salomo's oordeel van de regering.
Sociaal aanvaardbare huren
Het huurbeleid op langere termijn be
vat een tweetal aspecten. Het eerste is
van economische aard.
Het uiteindelijke doel van het huur
beleid dient immers te zijn het herstel
van een evenwichtige woningmarkt,
waarbij de vraag naar woningen onge
veer gelijk zal zijn aan het aanbod
van woningen, terwijl het algemene
huurniveau op langere termijn
bepaald moet worden door de stichtings-
kosten van nieuw te bouwen woningen.
In het kort gezegd, de vrije ongesub
sidieerde markt van vraag en aanbod
dient te worden hersteld.
Niet op kwaliteitsverschillen berusten
de huurverschillen moeten dus geëlimi
neerd woren, terwijl de huren van alle
woningen ongeacht het bouwjaar
opgetrokken dienen te worden tot het
van de stichtingskosten van nieuwbouw
woningen afgeleide huurpeil. Hiermede
dient een geleidelijke afbraak van de
subsidie op nieuw te bouwen woningen
(en op bestaande woningen, voor zover
de feitelijke verhoudingen dit toelaten)
gepaard te gaan.
Het tweede aspect is van sociale aard.
Er dient in dit verband tegen gewaakt
dat de last, die de huur betekent be
paalde nog aanvaardbaar geachte, gren
zen overschrijdt. In dit verband is met
name het TEMPO van belang, waar
mede de huurverhogingen worden door
gevoerd. Daarnevens dient, aldus het
advies, het huurniveau sociaal aan
vaardbaar te blijven, hetgeen inhoudt,
dat een subsidiëring van de huisvesting
van bepaalde sociale groepen of een
subsidiëring van de huisvesting in bij
zondere gevallen noodzakelijk is...
De oudere woningen
Uitgaande van bepaalde premissen
concludeert de SER dat het landelijke
gemiddelde van de nog noodzakelijke
huurverhoging voor woningwetwoningen
28% bedraagt, met een spreiding naar
gemeenteklassen tussen 25 en 34%.
Voorts wordt geconcludeerd, uitgaan
de van het feit, dat het algemene
huurniveau (althans op langere ter
mijn) bepaald dient te worden door de
stichtingskosten van nieuw te bouwen
woningen, dat woningen van oudere da
tum een belangrijke huurverhoging zul
len moeten ondergaan. Bepaalde kwa
liteitsverschillen hebben echter tot ge
volg dat de huuraanpassing voor tal
rijke bestaande huizen niet die om
vang zal behoeven te hebben als op
grond van de afstand van de huidige
vraaghuren tot de kostprijshuren van
nieuw te bouwen woningen zou kunnen
worden afgeleid. De SER erkent echter
dat het in de praktijk zeer moeilijk zal
zjjn met zekerheid uitspraken te doen
inzake de kwaliteitsverschillen, daar deze
ten dele van subjectieve aard zijn.
Statistisch woningtekort
Van groot belang voor het huurbe
leid op langere termijn is de duur van
het z.g. „statistische woningtekort".
Volgens de SER zal dit tekort in
1965 in de meeste plaatsen zijn opge
heven. Hierbij is echter GEEN rekening
gehouden met Duplexwoningen, nood
woningen, nog in gebruik zijnde krot
woningen e.d., terwijl tevens geen re
kening is gehouden met een reserve,
noodzakelijk voor een normaal func
tionerende woningmarkt.
Het werkelijke woningtekort zal dus
wel al zegt de SER dit niet met
zoveel woorden in een bepaald jaar na
1965 opgeheven zijn.
De kritiek, die allerwege tegen het
hanteren van het begrip „statistisch wo
ningtekort" gehanteerd wordt, heeft de
SER dus min of meer terzijde gescho
ven.
Stijging prijspeil
Zou in de toekomst een inflatoire ont
wikkeling plaatsvinden, dan zullen ook
de kostprijshuren van nieuw te bou
wen woningen (en daarmede het even-
wichtshuurpeil) de invloed van de al
gemene prijs en kostenstijging on
dergaan. Daar de huren bezwaarlijk bui
ten een algemene prijsstijging kunnen
worden gehouden, zou om het proces
van huur aanpassing niet te vertra
gen overgegaan moeten worden tot
additionele huuraanpassingen.
Voorts is het van belang, dat er ze
kere waarborgen worden geschapen om
te voorkomen dat de algemene huur
verhogingen het toekomstige evenwichts-
niveau zullen overschrijden. In de eer
ste plaats kan dit bereikt worden door
te bepalen, dat de algemene huurmaat-
regelen geen VERPLICHTING inhou
den tot huurverhoging, doch ruimte la
ten voor een door partijen zélf over
een te komen lagere huurprijs dan het
bij de huurmaatregelen gestelde maxi
mum. in art. 2 van de huidige huur
wet is dit overigens reeds vastgelegd).
In het bijzonder zal het ontbreken
van deze verplichting van betekenis wor
den voor zover een deel van de nood
zakelijke geachte huurverhogingen valt
na beëindiging van het statistisch wo
ningtekort. Een tweede waarborg tegen
te grote huurverhogingen is te vinden
in het z.g. „klachtrecht" van de huur
der. De huuradviescommissie immers
kan een woning, daterend van voor 5
mei 1945, van huurverhoging uitsluiten,
indien deze gebreken vertoont, dan wel
indien er sprake is van verwaarlozing
van onderhoud.
Heeft het bovenstaande betrekking op
woningwetwoningen en vergelijkbare
vooroorlogse arbeiderswoningen, ook voor
de overige huurwoningen moet, aldus
het SER advies, worden gestreefd naar
een geleidelijke afschaffing van de sub
sidies, welke thans nog bij de nieuw
bouw worden verleend, met een daar
mede gepaard gaande aanpassing van
het huurniveau van de reeds bestaan-
2.368.000 WONINGEN
1 Per april 1960 telde ons land, n
H niet meegerekend boerderijen,g
m tuinderswoningen en overige
woningen-met-bedrijf, 2.368.000
woningen.
Van vóór '45 dateren 162.000
1 woningwetwoningen, 830.000 ar-
1 beidersiooningen, 234.000 overige g
1 huurwoningen en 364.000 door
H de eigenaar bewoonde woningen,
1 in totaal 1.590.000 woningen.
p Van na '45 dateren 432.000 wo- g
g ningwetwoningen, 167.000 huur- g
woningen en 179.000 door deg
1 eigenaar bewoonde woningen, in g
1 totaal 778.000 woningen. g
g Onder arbeiderswoningen wor- g
g den huisjes verstaan, die medio g
1956 een huur deden van 130 g
1 tot 600 per jaar. g
de woningen. Een en ander zou resul
teren in een huurverhogingspercentage
van circa 30%
De huurquote
Uitgaande van een nog noodzakelijke
huurverhoging van in totaal gemiddeld
30% en aannemende, dat de huuraan
passing uiterlijk in 1965 voltooid dient
te zijn, komt de SER tot huurquotes
voor de gemiddelde ongeschoolde arbei
der, wonend in een na 1960 voltooide
woningwetwoning, van 28% in de eerste
gemeenteklasse en 21% in de vijfde ge
meenteklasse. Voor de gemiddeld ge
schoolde arbeider bedragen deze percen
tages resp. 24 en 18.
In het advies worden vervolgens vier
mogelijkheden om tot verlaging van de
huurquote te komen geanalyseerd.
Ongeregeldheden in
Napels50 gewonden
Bij ongeregeldheden in Napels zijn
gisteravond vijftig mensen gewond en
honderd aangehouden.
Militairen en politiemannen werden
te hulp geroepen, toen arbeiders uit
verbolgenheid over het feit, dat zij ten
gevolge van een onverwachte staking
van het autobuspersoneel geen vervoer
naar huis hadden, autobussen gingen
vernielen. Vijf bussen en een auto van
de politie werden in brand gestoken.
Ook trachtten de naar schatting dui
zend demonstranten brand te stichten
in een autobusremise.
Onder de gewonden bevonden zich
twintig militairen, zes politiemannen,
vies busconducteurs en zes brandweer
lieden. Omstreeks middernacht waren,
de demonstranten, o.a. met behulp van
een pantserwagen, uit elkaar gedreven. I
Dr. Fisher spreekt drie
geruchten tegen
De Anglicaanse aartsbisschop van
Canterbury, dr. Geoffrey Fisher, heeft
op een bijeenkomst van geestelijken in
Londen een categorische tegenspraak
geleverd op drie geruchten die volgens
hem naar aanleiding van zijn aanstaan
de aftreden de ronde doen. Volgens het
eerste gerucht, uit Amerika en Canada
afkomstig, zou hij van plan zijn zich
aan Rome te onderwerpen. „Men kan
even goed beweren dat de Paus, na
mijn bezoek, het plan zou hebben op
gevat tot de Anglicaanse kerk over te
gaan", aldus dr. Fisher. Volgens het
tweede gerucht, dat in Europa dé ron
de doet, zou hij aftreden vanwege ge
schillen die door zijn bezoek aan de
Paus in Engelse kerkelijke kringen zou
den zijn ontstaan. Het derde, van com
munistische zijde afkomstige gerucht
Zo'n klein kuchje
kan een nare en langduri
ge griephoest worden. De 23
genezende bestanddelen van
Abdijsiroop (Akker-Siroop)
bestrijden het kwaad snél.
wil dat dr. Fisher aftreedt omdat zijn
bezoek aan de Paus niet de beoogde
„politieke" resultaten zou hebben gehad.
De Anglicaanse aartsbisschop noemde
alle drie de geruchten „absurd".
Piloot omgekomen
passagier gewond
(Van onze Groningse correspondent)
Op de Afsluitdijk, op ongeveer 2% km
afstand van de kop is gistermiddag
zoals wjj nog in een gedeelte van onze
oplage konden vermelden een enkel-
motorige Piper Super Cup van de vlieg
basis Leeuwarden tegen het wegdek te
pletter geslagen. De piloot, de 40-jarige
adjudant-onderofficier-vlieger G. J. H.
Dijkman uit Huizum kwam om het le
ven. Een mede-inzittende werd zwaar
gewond door een passerende automo
bilist naar het St.-Jozefziekenhuis te
Harlingen gebracht.
Het vliegtuig, dat als kentekens L-21b
droeg, was in dichte mist van Vlieland
onderweg naar Leeuwarden, vloog voor
de wind en trachtte zich boven de Af
sluitdijk te oriënteren. Daarbij is het te
laag gekomen en onderuit gezakt. Het
vloog rakelings over een tankauto heen.,
raakte toen de weg en sloeg over de kop
de berm in. Een vrachtauto, die van de
andere kant naderde, richting Den Oe
ver, kon ternauwernood op tijd stoppen.
Snelle hulp
Ook van een bestelwagentje uit, dat
richting Kornwerderzand reed, werd het
ongeval waargenomen. Het reed onmid
dellijk door naar het restaurant van de
heer W. Roubos Keyzer te Kornwerder
zand, waar een jongen uitstapte en de
restaurateur waarschuwde, die toen de
politie op de hoogte stelde. In het res
taurant bevond zioh ook de wegenwach
ter Arie de Raat, die zich meteen naar
de plaats van het onheil spoedde en met
behulp van de politie, die vrijwel tege
lijkertijd arriveerde, de beide inzittenden
van het vliegtuig begon uit te zagen.
Beide inzittenden leefden toen nog. Pi
loot Dijkman, gehuwd en vader van twee
kinderen, zat met benen en onder
lichaam verwrongen in de motor.
Passagier
Zijn passagier was de heer H. Veld
kamp (33) uit Leeuwarden, eveneens ge-
Een Piper Cub van de vliegbasis
Leeuwarden is gisteren in Friesland
bij de Afsluitdijk neergestort, waar
bij de militaire piloot om het leven
kwam en een burger passagier ern
stig werd gewond. Het wrak van
het toestel.
PROY. STATEN WILLEN
GEEN „GROENSTROOK"
Ged. Staten van Zuid-Holland zijn
niet erg onder de indruk van de sugges
tie van de ANWB voor een zg. „groene
strook" in de Randstad Holland tussen
Rotterdam en Amsterdam. Dit verklaar
de gistermiddag de gedeputeerde mevr.
Chr. A. de Ruyter-De Zeeuw in de ver
gadering van Prov. Staten. Gedeputeer
den zijn niet enthousiast voor dit plan,
omdat de groene strook dwars door plas
sen, dorpen en tuinbouwgebieden zou
gaan. Mevrouw De Ruyter zei eventueel
wel een mogelijkheid te zien in een
„groene route" in de Randstad. Overi
gens zijn gedeputeerden van Zuid-Hol
land nog niet door de ANWB benaderd
over het plan voor de groene strook.
huwd en vader van twee kinderen, amb
tenaar van de militaire instelling Babov
(Bureau Aanleg en Onderhoud van
Vliegvelden), die een zakenbezoek op
Vlieland had gebracht. Hij kon als eer
ste uit het wrak worden bevrijd. Hij
bleek inwendige kneuzingen, een her
senschudding en diverse verwondingen
te hebben opgelopen. Kort nadat men
piloot Dijkman had bevrijd, overleed hjj,
nog voor men hem had kunnen vervoe
ren. Tijdens de reddingsactie werd het
verkeer langs de Afsluitdijk stop gezet,
zodat zioh aan beide zijden van de
plaats van de ramp lange files vormden.
De Rijkspolitie trad hierbij doortastend
en snel op en wist, nadat de slachtoffers
eenmaal waren weggevoerd de normale
gang van het verkeer spoedig te her
stellen. Het vliegtuigwrak, waarvan men
eerst een vleugel moest stutten om mgt
het uitzaag-werk te kunnen beginnen,
ligt zover in de berm, dat het niet hin
derlijk is voor het verkeer.
(Van onze correspondent)
De Sociaal-Economische Raad is er niet in geslaagd, zo blijkt uit het
vandaag gepubliceerde advies, de regering onverdeeld te adviseren
met betrekking tot het huurbeleid op langere termijn.
De regering staat thans dus, zoals wij begin januari reeds meldden,
voor de taak zélf het huurbeleid te bepalen, waarbij zij zich kan oriën
teren op de drie principieel verschillende systemen voor een reeks
huurverhogingen, neergelegd in dit op 27 januari j.l. door de S.E.R.
vastgestelde advies, dat voorbereid werd door een werkgroep van de
commissie ontwikkeling nationale economie. De drie standpunten, die
door vrij nauwkeurig afgebakende groeperingen in de S.E.R. verdedigd
werden en waartussen geen brug bleek te slaan, onderscheiden zich
voornamelijk door principiële inzichten, liggend hoofdzakelijk op het
sociaal-economische vlak.
Zeer in het kort kunnen deze standpunten als volgt worden samen
gevat:
EERSTE STANDPUNT (verdedigd door
de werknemersvertegenwoordigers)
een huurverhoging voor na 1945
gebouwde woningwetwoningen van 3%
in de eerste, tweede en derde gemeen
teklasse en van 4 in de vierde en
vijfde gemeenteklassen in de jaren 1962,
1963 en 1964, waarbij echter als beper
king dient te gelden dat géén huurver
hoging zal worden doorgevoerd indien
de huren op het moment van de huur
verhoging méér dan 15% van het netto-
arbeidersloon (incl. kinderbijslag en va
kantietoeslag) bedragen.
een huurverhoging volgens hetzelf
de schema voor kwaliteit gelijkwaar
dige particuliere woningen, gebouwd tus
sen 1945 en 1960, indien de huurquote
ligt beneden de norm van 15 Voor
kwalitatief betere woningen zouden de
huren iets hoger mogen worden opge
trokken.
Geen huurverhoging voor woningen,
gebouwd in 1925 of eerder.
op bestaande woningwetwoningen
wordt direct, ingaande een extra-subsi
die gegeven wanneer en voor zover de
vraaghuur hoger is dan 17%% van het
gemiddeld netto arbeidersloon. Deze
subsidie wordt ongewijzigd gehandhaafd
totdat de huurquote gedaald is tot 15%.
een huurverhoging voor woningen,
gebouwd in de jaren 19261945, indien
de verhum-der kan aantonen dat zij zich
in een redelijke staat van onderhoud be
vinden en indien zij voldoen aan nader
vast te stellen kwaliteitseisen.
compensatie van de huurverhogin
gen.
Bij dit systeem worden dus - zo mag
worden opgemerkt - in eerste instantie
de belangen van de huurders verdedigd.
De SER-leden, die dit standpunt hul
digen, verbinden aan dit systeem van
huurverhogingen echter onverbrekelijk
bepaalde maatregelen op het gebied van
compensatie, ombuiging van het woning-
beleid en subsidiepolitiek.
Tweede standpunt (verdedigd door de
meeste Kroonleden)
huurverhogingen op basis van
het standpunt, doch getemporiseerd
over een periode van ongeveer 7 jaar;
gemiddeld circa 5% per jaar voor de wo
ningen, gebouwd voor 1957, en gemid
deld circa 4% voor de woningen, ge
bouwd in 1957 of later.
geen specifieke looncompensaties,
daar op basis van het vrije overleg in
het kader van de gedifferentieerde loon
vorming in het algemeen een voldoende
feitelijke compensatie mag worden ver
wacht.
Derde standpunt (verdedigd door en
kele werkgeversvertegenwoordigers)
Spoedige afschaffing van de subsi
dies, aanpassing van de huren van de
nieuwe woningen aan het niveau van de
stichtingskosten en een hierbij aanpas
sen van de huren der bestaande wonin
gen.
Dit resulteert in:
een eerste huurverhoging van 15%
voor alle woningen, voltooid na 1956, en
een huurverhoging van 20 voor alle
woningen, voltooid voor 1957, per 1 april
1962.
een tweede huurverhoging van ge
lijke grootte voor dezelfde categorieën
per 1 april 1964.
bijzondere subsidiemaatregelen voor
bepaalde gebieden van ons land en som
mige categorieën huurders.
algemene compensatiemaatregelen.
Elders treft men nadere bijzonderhe
den over dit de regering voor zulk een
(Van onze correspondent)
De bepaling van de hoogte van de huurquote zal in een ruime
woningmarkt in het algemeen aan het individuele inzicht van de huur
der kunnen worden overgelatenaldus de mening van de S.E.R., neer
gelegd in zijn advies met betrekking tot het huurbeleid op langere ter
mijn.
Zolang zich echter bijzondere omstandigheden voordoen (met name
zolang onvoldoende relatief goedkope woningen beschikbaar zijn of
wanneer b.v. in snel groeiende gemeenten woningen in een bepaalde
huurklasse vrijwel geheel ontbreken) kan de wenselijkheid naar voren
komen om speciale maatregelen te treffen teneinde zo veel mogelijk te
voorkomen, dat voor bepaalde huurders de huurquote een bepaalde
norm te boven gaat, zonder dat deze huurders de mogelijkheid hebben
zich aan een dergelijke ontwikkeling te onttrekken.
In beginsel zijn nu verschillende we
gen mogelijk, aldus het S.ER.-advies,
om een relatieve verlaging van de huur
quote tot stand te brengen.
a) gedacht kan worden aan de bouw
van goedkope woningen voor die groe
pen van huurders, waarvoor de huur
quote de te stellen norm dreigt te
overschrijden.
De kostenbesparing zal in dit ver
band niet in de eerste plaats moeten
worden gevonden in vereenvoudigingen
van de woningwetwoningen, doch in een
meer verbreide toepassing van doelmatig
opgestelde en uitgevoerde woningbouw
plannen (waarover een speciale werk
groep rapport heeft uitgebracht).
Voor de praktische verwezenlijking
van deze plannen zullen echter wellicht,
zo meent de S.E.R.bijzondere stimu
lansen niet kunnen worden gemist.
b) een tweede mogelijkheid is, dat de
huurverhoging in de verschillende wo
ningcategorieën en gemeenteklassen
opgeschort c.q. getemporiseerd wordt,
indien en voor zover de huurquote
bjj huur van deze woningen door
personen uit een bepaalde inkomens
klasse de te stellen norm te boven
gaat, resp. zou dreigen te gaan.
Deze temporisering zou moeten plaats
moeilijke beslissing plaatsend advies aan. vinden voor alle woningen van de be-
(Van onze correspondent)
Voor de bepaling van het tempo van de huuraanpassing is een inzicht
in de last, welke de huuraanpassing voor de huurder betekent, van
belang, aldus het S.E.R.-advies inzake het huurbeleid op langere ter
mijn. Deze last kan worden omschreven, zo definieert de S.E.R., als de
omvang van het beslag, dat door de huuraanpassing wordt gelegd op
de inkomensstijging van de huurder. In hoofdzaak wordt deze last be
paald door:
1. de huurquote -rin de uitgangssituatie; 2. de periode, waarin de
huurverhoging tot stand wordt gebracht; 3. de omvang van de in
dezelfde periode plaatsvindende verhoging van het reële looninkomen
van de huurder.
Als basis voor de in de toekomst te
verwachten reële loonstijging is de
S.E.R. uitgegaan van de vermoedelijke
stijging van de arbeidsproduktiviteit,
zoals deze op langere termijn tegemoet
kan worden gezien. Deze trendmatige
stijging van de arbeidsproduktiviteit (de
produktie per manuur in bedrijven) is
door het Centraal Planbureau mede op
grond van de vooroorlogse Nederlandse
ervaringen en gelet op ontwikkelingen
elders, geraamd op ca. 3 per jaar. Dit
cijfer, dat enigszins lager ligt dan de
gemiddelde produktiviteitsstijging, die in
de laatste tien jaar in ons land in feite
wordt gerealiseerd is als uitgangpunt
genomen, aangezien het huuraanpas-
singsprogramma zich over meerdere ja
ren uitstrekt, terwijl het ongewenst zou
zijn gesteld dat het tempo voor de
huuraanpassing op de te venvachten
reële loonontwikkeling wordt gebaseerd
bij een tijdelijke vertraging van deze
ontwikkeling tot temporisering van het
huurprogramma te moeten overgaan.
Daarnevens dient echter in aan
merking te worden genomen, dat onder
invloed van de werktijdverkorting de
produktie per manjaar bij die per man
uur ten achter zal blijven.
In het in 1958 door de S.E.R. uit
gebrachte advies over de arbeidstijd
verkorting is de produktiederving bij
overgang naar een vijfdaagse werkweek
van 45 uur geschat op omstreeks 5
voor het bedrijfsleven in zijn geheel.
Indien ervan wordt uitgegaan, dat een
dergelijke arbeidstijdverkorting binnen
een periode van vijf jaar zal worden
verwezenlijkt, dan kan een produktie
derving uit dezen hoofde op gemiddeld
1 per jaar worden geraamd. Er
resteert dan voor de komende vijf jaar
een trendmatige stijging van de ar
beidsproduktiviteit, in de zin van pro
duktie per manjaar, van gemiddeld cir
ca 2 per jaar.
De S.E.R. is op basis van deze over
wegingen uitgegaan van een reële loon-
stijging van 2 per jaar.
Het deel van het loon, dat door de
huurder aan huur wordt besteed.
trokken woningcategorieën ,onaf hankeljj k
van het feit of deze woningen al dan
niet bewoond worden door huurders met
het inkomen, waarop de norm voor de
huurquote is gebaseerd.
Deze methode heeft, zo zegt de S.EH.
een objectief karakter en is daardoor
betrekkelijk gemakkelijk hanteerbaar.
Van belang bij een eventuele toepas
sing van deze methode is de omvang van
de groep van bewoners op wier inko
menspositie de huuraanpassing en sub
sidievermindering is afgestemd en de
omvang van de totale groep van bewo
ners voor welke deze maatregelen zullen
gelden.
c) een systeem, waarbij de subsidiëring
wordt gesubjectiveerd. Het verlenen
van een subsidie dient dan niet langer
dan gekoppeld te worden aan een be
paalde woningcategorie.
Aan de huurders beneden een be
paalde inkomensgrens dient dan een
huurbeslag te worden gegeven, waar
door voorkomen wordt dat de huurquote
voor betrokken huurders boven een te
stellen norm komt.
Een voordeel van deze methode is,
dat niet rechtstreeks wordt ingegrepen
in het prijsvormingsmechanisme van de
woningmarkt, zoals bjj subsdiëring van
bepaalde woningcategoriën het geval is.
Een bezwaar' is evenwel, zo zegt de
SHH.dat een huurbijslag op het in
komen moeilijk past in het Nederlandse
loonsysteem. Voorts is deze methode
naast de psychologische weerstanden,
welke zij kan oproepen door haar
subjectieve karakter administratief re
latief kostbaar.
d) als vierde mogelijkheid kan worden
gedacht, zo oordeelt de S.E.R.aan
een systeem, waarbij ten behoeve van
huurders beneden een bepaalde inko
mensgrens relatief goedkope (gesub-
dieerde) woningcontingenten beschik
baar bljjven, waarvan de huren
slechts worden verhoogd naarmate
zulks door de stijging van de wel
vaartpositie van de huurders, zonder
overschrijding van de te stellen norm
voor een maximale huurquote moge
lijk is.
Een dergelijk semi-subjectief subsi
diëringssysteem, waarvan de admini
stratieve kosten geringer zullen kunnen
zijn dan van de onder c) bedoelde me
thode, leent zich voor gedecentraliseer
de toepassing, waarbij de toewijzing van
de betrokken woningcontingenten in
handen van de gemeente wordt gelegd.
De SHE. voegt hier nog aan toe, dat
het aanwenden van een of meer van
deze methoden samenhangt met de be
tekenis, welke aan de huurquote in het
kader van het te volgen huurbeleid
wordt toegekend.