West-Europa's oudste muziekinstrument is in Denemarken nog in gebruik WIE T KLEINE NIET EERT... DE kOELVA D Men praat al bijna twee eeuwen over invoering decimaal stelsel ZATERDAG 21 JANUARI WEKELIJKS BIJVOEGSEL PAGINA 4 Eerste vondst dateert uit 1797 ENGELS MUNTSTELSEL VEROUDERD (II en slot) Maar Britten voelen niet veel voor radicale munthervorming HOE WERKT HET? Decimale munten in de vorige eeu w reeds geslagen Fr*" Reeds 30 eeuwen geleden perfecte techniek (Bijzondere medewerking) De exporteurs van een aantal Deense produkten zijn verplicht om hun waren van een keur te voorzien alvorens die goederen naar hun buitenlandse bestemming te verzenden» Als keur kozen de Deense autoriteiten een afbeelding van een heel oud muziekinstrument, ter weten de 1 u r. Heel oud is een te zwakke aanduiding. Eigenlijk moeten wij zeggen bet oudste West-Europese muziekinstrument. Voorzover wij weten, was de lur een aantal eeuwen vóór het begin der christelijke jaartelling uitsluitend in gebruik bij de toenmalige bevolking van Denemarken en van een paar andere bij de Oostzee gelegen gebieden. Het was dus stellig met recht en reden, dat de Deense regering de schweig zaten èen technicus, een kwe- 3 3 ker en een patates-fntes deskundige lur uitkoos als „Made in Denmark"'embleem. deskundig te praten. Op zeker ogenblik vroeg de technicus aan de kweker of deze niet een nieuw ras kon kweken met kogelronde knollen. Het beschadigings probleem zou dan gemakkelijker zijn op te lossen. Toen de kweker zei, dat hij zijn best zou doen. mengde de patates- frites deskundige zich in het gesprek. Hij wilde graag een langwerpige knolvorm hebben. Met ronde knollen is het moei- Wanneer was de lur in Denemarken hj^er lanie repen te snijden voor de in gebruik? Dat was ongeveer tussen frites. 1100 en 500 vóór het begin onzer Toen haalde de kweker zyn schouders jaartelling, dus vierentwintighonderd °P* VARIA Hoe don wel? Op de aardappelconferentie in Braun- Geen oorlogsbazuin De lur is een blaasinstrument. Voor zover men kon nagaan, werd hij in het grijs verleden vrijwel uitsluitend bespeeld tijdens godsdienstige en ande re plechtigheden. Brons was het ma teriaal, waaruit hij werd vervaardigd. Hij bestond uit een lange buis met een kromming aan het ondereind en een kleine verwijding aan het boveneind. Die verwijding was omgeven door een ronde bronzen plaat. Deze plaat ver toonde zes „bobbeltjes" en leek enigs zins op de onderzijde van een (ouder wetse poffertjespan. Het gekromde be- nedenstuk was soms linksdraaiend en soms rechtsdraaiend. Hieruit en uit de wijze, waarop de mensen de lurs heb ben verstopt, toen er vijanden in het land kwamen, hebben deskundigen de conclusie getrokken, dat het instru ment steeds paarsgewijs bespeeld werd. Ja, misschien waren er zelfs wel „or kestjes" van vier en zes lurblazers in het bronzen tijdperk! Tegenwoordig is de „blazende mens" in staat om verscheidene tonen aan een lur te ontlokken. Konden de oor spronkelijke gebruikers dit ook of wa ren zij van de muzikale mogelijkhe den van hun instrument maar gebrek kig op de hoogte? Anders gezegd: Brachten zij er enige tonen of slechts één toon op voort? De geleerden zyn het over het antwoord op deze vraag niet eens. Sommigen wijzen er op, dat de voorganger van de lur de buffel horen is geweest, die één-tonig was. Anderen zijn van oordeel, dat de oude lurblazers slecht tot taak hadden om geluid, dus niet om muziek te produ ceren. Weer anderen zeggen, dat er geen steekhoudende redenen zijn om aan te nemen, dat de prehistorische lurblazers de mogelijkheden van hun instrument niet zouden hebben gekend. Daar er in het bronzen tijdperk nog geen sprake was van bandrecorders of een grammofoonplatenindustrie, zal wel nooit zijn uit te maken, welke muziek of welke geluiden de oorspron kelijke lurblazers ten gehore brachten. Wel zijn de geleerden het er over eens. dat de lur nooit dienst heeft ge daan als krijgstrompet of oorlogsba zuin. Voor zodanig gebruik een lur is vier tot zes voet lang was het instrument te groot en ook om andere redenen te moeilijk te hanteren in de strijd. De lur is een aanwijzing, dat de mensen, die in het bronzen tijdperk in Denemarken woonden, reeds een tamelijk hoog beschavingsniveau had den bereikt en dat zij over uitstekende ambachtslieden beschikten. Deze vak mensen verstonden de kunst om de lur zó knap en nauwkeurig te maken, dat de hedendaagse instrumentmakers, die over veel betere technische hulpmid delen beschikken, geen „verbeterde edi tie" kunnen vervaardigen. In het veen De lur was een gewijd instru- p ment. Daarom mocht hij onder g geen beding in handen vallen f| van vijanden. Hieraan danken wij het, dat hij kort vóór 1800 teruggevonden kon worden en §j dat men er thans bij bijzondere g gelegenheden op kan blazen. r k drieduizend Jaar geleden. Waarom verdween hij omstreeks 500 v. C.? Ver moedelijk drong op dat tijdstip een ander volk dan dat, waartoe de „lur blazers" behoorden, in Denemarken door. De indringers onderdrukten de „lurblazers" en verboden hun, hun godsdienst uit te oefenen. Daar de lur een gewijd instrument was, moest voorkomen worden, dat hij de vijand in handen viel. Daarom verstopten de „lurblazers" de lurs in de veengronden en op andere moeilijk bereikbare plaatsen. Volgens een andere theorie hief het volk der „lurblazers" om streeks 500 v. C. nieuwe goden ten troon. De mensen, die de oude gods dienst trouw bleven, lieten de lurs on derduiken om ze te onttrekken aan de schendende hand der nieuwlich ters. Bij bijzondere gelegenheden bla zen de Denen nog wel eens op de lur. In het pro en contra van deze ver klaringen willen wij ons niet verdie pen. Beide maken echter duidelijk, dat de lurs later vrijwel steeds gevonden werden ten getale van twee of meer bij elkaar. Het is te danken aan de conserverende eigenschappen der Deense veengronden, dat zij circa drie- en-twintig eeuwen na hun „begrafenis" in goede conditie teruggevonden kon den worden. De eerste vondst deed men in 1797. Toen ontdekte men toevallig een zes tal lurs in het veen van het noorde lijke deel van het Deense eiland See- land. Nadien kwamen er geleidelijk meer lurs boven water. Thans heeft men er ongeveer vijftig in musea on dergebracht. De lur is tegenwoordig in de eerste plaats een „museum-instrument", maar niettemin wordt er nog wel eens „echt" op geblazen. Bij sommige ge legenheden halen de Denen namelijk wel eens een paar lurs uit een mu seum en die laten zij dan als bij zondere attractie voor landgenoot en vreemdeling bespelen. Wie zo'n lur- demonstratie gadeslaat en beluistert, weet, dat de muziek niet bijster ont roerend is. Het feit echter, dat ze wordt ontlokt aan minstens vijfentwintig eeuwen oude, ja, aan West-Europa's oudste muziekinstrumenten, verleent niettemin een bijzondere bekoring aan zo'n lur-blaaspartjj. DE orgelman komt! Wat er ook mag verande ren, hij handhaaft zich door de eeuwen heen. Het is verbazingwekkend, zoals deze draaiende muzikant met zijn tijd meegaat. De nieuwste schlagers staan op zijn repertoire, zijn discotheek breidt zich constant uit. Zelfs moderne songs als „My- lord" en „Nooit op zondag", geesteskinderen van een onde gelijke tyd, klinken door de oer degelijke, nette Hollandse stra ten. Er is niemand, die er zich aan stoort en de kinderen zin gen of fluiten mee, wat ze nog niet begrijpen Ook de opera-romantiek voert bij de orgelman hoogtij. Of de mars en de wals, zelfs de tango, boogie-woogie of „cha-cha-cha". Zijn repertoire omvat alles, wat de man in de straat opvro lijken kan. En niemand zal het in zyn hersens halen de paar centen te weigeren, waarom hij vraagt. E romig of rozig gekleurde, lieflijke barok - engeltjes met hun gouden toverfluit- jes, bewegen zich gracieus op de tonen van de veelzijdige muziek jes, die uit het koninklijke in strument, dat draaiorgel heet, opklinken. Zij dansen dag-in-dag-uit on vermoeid parmantig door, in regen en zonneschijn, in warmte en kou. Zij zijn de sprookjeswezentjes, wier blote aanwezigheid alleen al in staat is de ganse buurt op stelten te zetten, omdat zij her inneringen oproepen aan dol en opwindend kermisvertier, dat een enkele maal de sleur van het grauwe bestaan komt door breken. Die danseresjes en zo'n hups deuntje daarbij, brengen wat licht in de schaduw van de dag, het hart gaat sneller kloppen, de illusie, dat het leven luchtig en zonnig is, wordt even vaar dig over de haastige passanten. Foto Will Eiselin, Rijswijk. IN deze tijd heeft de man „aan de kruk" het misschien moeilijker dan vroeger om zich te handhaven, gezien de meedogenloze concurrentie van radio en televisie. Maar hij laat zich desondanks niet uit het veld slaan! Iedereen kent hem, iedereen weet dag en uur, waarop hij langs komt. En niemand neemt het hem kwalijk, dat hij de we reld „buiten" met nog meer mu ziek overgiet dan de mensen „binnen" het al doen Ze blijven ook nu nog de orgelman trouw, met hun stuiver en hun cent. Ze zouden hem, die éne dag dat hy in de week langs komt, niet willen missen. Ook zijn „muziek" niet.... Zó is het wel goed. Want wie het kleine niet eert, is 't grote niet weert. En de orgelman moet toch óók leven?.... FANTASIO (Van onze Londense correspondent) De voortvarende directeur van de Engelse Munt heeft niet alleen van plastic gerept, maar al eens een balletje opgegooid over mogelijke invoering van het decimale stelsel, hoewel hij zich daarbij zelf overigens op de vlakte hield. India ging reeds vlak na het zelfstandig worden over tot het tien delige muntsysteem en in Zuid-Afrika werd het in 1958 eveneens aanbevolen. In Engeland is het probleem thans opnieuw in studie. Men sprak er echter al honderd jaar vóórdat de Verenigde Staten het decimale systeem invoerden over! De Britse regering onderzocht de kwestie reeds in vier staatscommis sies, over welker rapporten in het parlement uitvoerig werd gedebat- Wanneer twee stoffen met verschil lende temperatuur met elkaar in aanraking komen, zal de warmte van de warme naar de koucje stof stromen tot beide dezelfde temperatuur hebben Zo staan de levensmiddelen warmte af aan de lucht in de koelkast. Deze lucht wordt in aanraking gebracht met een koel lichaam boven m de kast. Een koelkast is een kast waarin bij een lage temperatuur (bv.-4°C) levensmiddelen kunnen worden bewaard, zodat minder snel be derf optreedt. Door4 dit koellichaam stroomt een koelmiddel dat de. door het openen en inbrengen van levensmiddelen in de kast gevoerde warmte van de lucht opneemt." De goed geïsoleerde wand verhindert grotendeels dat de warmte van de omgeving naar binnen Vloeit als de kast gesloten >s. Dooreen verend klepje (expansieventiel) wordt een weinig vloeibaar koelmiddel (ammoniak of freon) toegelaten »rtde lei ding van de verdamper, waarin een lage dru k heerst. De vloeistof zal Onmiddellijk gaan koken en verdampen. Hiervoor is veel warmte nodig die wordt ontrokken aan de wand en'de koelribben van de verdamper. Wanneer boven een vloeistof een hoge druk heerst zql de vloeistof bij een hogere temperatuur gaan koken dan bij een lage druk. Hier van wordt gebruik gemaakt bij het koel lichaam (verdamper). Buiten de wand van de koelruimte is een pomp, die de damp wegzuigt zodat de druk in de verdam per laag blijft. De pomp perst de damp samen waardoor deze sterk wordt verhit (tot 40°CX De hete damp onder hoge druk wordt nu in de conden sorleiding geperst. Deze wordt dus verhit en staat warmte af aan de omgevinglucht die bv. 20°C. is. Daardoor koelt de damp zoveel af dat hn, bij die ho ge druk. gaat condenseren en ols vloeistof in het resérvoir druipt. De vloeistof wordt door de druk wëer naarvhet ventiel geperst. .Zodra de tempera tuur laag genoeg is, wordt de pomp door een ther mostaat uitgeschakeld,en bij Stijging van tempera- tuur weer ingeschakeld. teerd. De commissies van 1838 en 1843 spraken zich beide ten gunste van het tiendelige muntstelsel uit en de Koninklijke Munt ontwierp en sloeg zelfs decimale muntstukken! Men ging uit van een verdeling van het pond sterling in duizend delen, het zoge naamde pond-mill. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiu De staatscommissie van 1856 was er echter tegen, omdat het teveel na delen zou opleveren voor winkels en markten en uit het hoofd rekenen in het algemeen, hoewel toegegeven werd dat het gemakkelijker zou zijn voor de boekhouding. Een dergelijke plot selinge omslag zou natuurlijk hoofd brekens kosten, maar heden ten dage kan men er keer op keer getuige van zyn, hoe in winkels en postkantoren bedienden en beambten vaak voor de kleinste optellingen rekensommetjes op een papiertje moeten maken! Penny en pound sparen In 1918 trad een staatscommissie op, welke in drie kampen was ver deeld. De meerderheid wilde niets we ten van wijziging van het bestaande systeem, de minderheid was voorttan- der van het pond-mill systeem en een derde groep wilde een stelsel ge baseerd op de cent. De grootste hin derpaal voor de invoering van het tiendelige stelsel is, dat het onmoge lijk bleek zowel de penny als de shil ling of, wat belangrijker is, de penny en het pond te behouden, die als de kool en de geit zijn te beschouwen, welke beide moeten worden gespaard! Een wijziging van het muntstelsel zou betekenen, dat alle cupronikke- len munten (3 miljard in totaal) zij het natuurlijk geleidelijk, zouden moe ten worden vervangen. De sixpence, de shilling, de florin (twee- shillingstuk) en de halve kroon (twee en een halve shillingzouden moeten plaats maken voor muntstuk ken van 5 cent, 10 cent, 20 (of 25 cent) en 50 cent. Wat de penny en de halve penny betreft, is er dan nog de moeilijk heid, dat deze geen simpele decimale fracties van het pond zijn. Deze mun ten moeten daarom in waarde wor den verhoogd of vervangen. Een waar- deverhoging van de munten zou tot oppotten kunnen leiden. Een vervan ging van de bronzen munten zou het slaan van 2,4 miljard nieuwe munten nodig maken. Geen radicale hervorming Het is een nationale karaktertrek van de Britten, dat zij niets voelen voor een plotselinge, algehele omme keer. Het is daarom onwaarschijn lijk, dat zij het roer geheel zullen omgooien. Veeleer zullen zij trachten het bestaande onbevredigende stelsel te verbeteren, hetgeen zal leiden tot een belangrijke mate van verwarring! Maar dat er op den duur wel een munthervorming mag worden ver wacht welke op haar beurt mis schien ook tot een Europeanisering van maten en gewichten kan leiden (Engeland kent nog altijd yards (el len), foot, pints, quarts en wat niet al) komt door de algemene onte vredenheid over een aantal sterk op elkaar lijkende munten, welke dage lijks aanleiding geven tot geharrewar, met name de „zilveren" florijn (2 shilling) en de „halve kroon" (2^ shil ling). Door de inflatie is op 1 janu ari j.l. Engelands kleinste geldstuk, de farthing (vierde deel van een pen ny), gesneuveld. De grote Engelse econoom Lord Keynes mopperde reeds over de be lachelijke omvang en gewicht van de penny, welke, naarmate haar metaal- waarde afneemt, helemaal geen recht van spreken meer bezit om op zulke grote voet te leven!. Traditie Er is bovendien geen enkele andere regering, welke als klant van de Lon dense Munt het in haar hoofd zou halen een muntstuk van een derge lijke grootte te bestellen. De penny zal echter pas kunnen worden gekort wiekt, als de halve penny van het toneel verdwenen is. De Engelsen bezitten een traditie van meer dan duizend jaar, waarin zij onafgebroken over goedgevormde zilveren munten beschikten. Ook lan den als West-Duitsland, Oostenrijk en Italië hebben opnieuw zilvergeld voor hogere waarden ingevoerd, ter wijl Frankrijk spoedig zal volgen. Historisch willen de Britten vast houden aan de halve kroon, hoewel in een decimaal muntstelsel de flo rijn het beste zou passen. De Munt voelt voor een herleving van de hele kroon, maar dan kleiner dan vroeger, en ziet zelfs een „zilveren" tienshil- lingstuk aan de horizon verschijnen. Dit waarschijnlijk als troostprijs voor het publiek, dat dreigt zijn vertrou wen in de symbolische munt te ver liezen, wanneer deze voor de lagere waarde van plastic zou worden ge maakt. Maar het zou een typisch-Engelse contrastoplossing zyn: een gedurfde sprong naar het nieuwe, maar tege lijkertijd angstvallig vasthouden aan het oude, met onvermijdelijk daar aan verbonden verwarring en gemod der, zoals men deze in Engeland ook op vele andere gebieden kent.:..»

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1961 | | pagina 20