Aanval op reuzen in de olie-industrie: Lilliputters bedreigen Gullivers Een Zoeklicht s CRISIS IN DE OLIE- INDUSTRIE (I) Olie-overvloednationalisme en onafhankelijken ondergraven internationale structuur der groten9 Eertijds onaantastbare posities aangevochten Aardolie in het nieuws WOORD VAN BEZINNING DE EENHEID DER CRISTENEN v OP DE BOEKENMARKT ■■■■■■■■■mi Zaterdag 21 Januari 19G1 (Van onze reisredacteur, W. L. Brugsma) Door de grauwe mist, die over de grijze city van Londen hangt, gloeien als rode ogen de ach terlichten van auto's. De stad bromt: miljoenen zuigers en krukassen maken miljarden omwente lingen. Toch wordt die modernste techniek aan gedreven en gesmeerd door de oudste historie. In tijdsbestekken vèr voor het menselijk geheugen zijn in verdwenen zeeën micro-organismen gestor ven, in ontzaglijke massa's neergezakt. Vermengd met mineralen is het dode plankton door veelvou dige fysische en chemische transformaties tot een vette, bruine vloeistof geworden. Die ligt nu, als water in een spons, in poreuze gesteentes te wach ten op de boorbeitel, klaar om energie te leveren, klaar om wrijving te verminderen. Het plankton is dood, leve de aardolie! Gaat dat zo maar? Nee. Tussen het vergane microfossiel in de J aardkost en de benzinedruppel die een motorzuiger naar beneden jaagt, staat de grootste industrie van de wereld. Die industrie bevindt zich vandaag in een crisis! Niet dat de belangrijkste energie bron van de wereld aan het opdrogen Is. Men kan bij het fictieve schrik beeld van een leven zonder olie, waar niets meer zou rijden of draaien, waar onmiddellijk hongersnood zou uitbre ken, waar men zou lopen in een stil gevallen wereld, nog comfortabel hui veren. Er is eerder teveel olie: geologen en seismologen blijven veelbelovende formaties in woestijnen en jungles vin den, de drillers boren in Libië en in Nigeria, er rijzen steeds nieuwe zil vergrijze staketsels van raffinaderijen op, een tankervloot van 63 miljoen ton ploegt door de wereldzeeën. Er gutst per jaar een miljard ton olie uit de aardkorst. Sommigen spreken varj overproduktie, alsof de wereld ooit genoeg goedkope energie zou kunnen krijgen De crisis van de olie is een structu rele; het gecompliceerde apparaat van winning, veredeling en distributie is van slag. Dat apparaat bestaat in eerste instantie uit de grote maat schappijen zoals Jersey Standard Oil, Koninklijke Shell-groep Gulf, Texaco British Petroleum, Standard of Cali fornia Socony Mobil. Hoe groot is zo'n grote oliemaat schappij? Neem de Brits-Nederlandse groep. De tweekoppige reus, die Ko ninklijke Shell heet, bezit (geheel of gedeeltelijk) 500 dochtermaatschappij en. Hij produceert 14 procent van de olie van het niet communistische deel der wereld. Hij maakt een jaarlijkse winst van tegen de 500 miljoen dollar. President-directeur Loudon regeert over een olie-imperium dat velden in 17 landen, 551 tankers en deelbelan gen in 76 landen bezit. Het wordt be mand door een kwart miljoen mensen. Zijn petrochemische bedrijven zijn 's werelds grootste leverancier van kunstmest en insecticides. Harde jeugd Dat Is één van die „grote maat schappijen". Hoe groot is hun crisis? Vooropgesteld dient dat de olie-indus trie een lange traditie van botsing en strijd kent, zjjn jeugd werd getekend Rode olie-vloedgolf... Dreigende nationalisatie in Indonesië... Ara bische landen eisen meer... Crisis op tanker-markt... Mattei's strijd tegen olie-kartel... Fifty-fifty sys teem doorbroken... Duttweiler ver laagt benzineprijs... In alle talen vertellen krantekop pen dat de rust en stabiliteit ver stoord zijn in de industrie en op de markt van 's werelds belangrijkste energiebron: de aardolie. In wat eens het onomstreden domein was van de grote internationale olie maatschappijen komen nieuwe ka_ pers op de kust: Amerikaanse „on afhankelijken", de Sovjets, Italië's Enrico Mattei. In 's werelds meest internationale industrie doen zich steeds nationalistischer ingrepen voor. De politieke en economische con sequenties van die evenwichtsver- storing zijn enormzij zijn, zoals de gigantische industrie zelf, voor de buitenstaander nauwelijks over zienbaar. Daarom heeft onze reis redacteur, W. L. Brugsma, een olie- reis gemaakt van zes weken. In Londen hoorde hij het standpunt van de grote maatschappijen, in Parijs bezag hij de Europeese olie- voorziening. In de Sahara kam peerde hij met seismologen op zoek naar meer olie. In Libië bestudeer de hij het effect van olie-vondsten op een onderontwikkelde economie. In Italië sprak hij met Enrico Mattei, verpersoonlijking van alle factoren, die de grote maatschap pijen vrezen; nationalist, prijsver- stoorder, doorbreker van de fifty- fifty overeenkomsten, koper van Russische olie. Onze reisredacteur begint van daag zijn grote serie-reportage, waarin hij een aantal aspecten van de wereld-oliecrisis zal behande len en met elkaar in verband bren. gen- door harde politieke en economische conflicten. Uitziend over Londen, hoofdstad van wat eens het Britse imperium was. voelt men het duidelijkst wat olie en politiek met elkaar te maken hebben gehad. In deze grijze hoofdstad gaf Eden het sein tot de aanval op Nas ser, die een worggreep op de olieslag ader van het Westen gelegd scheen te hebben: het Suez-kanaal. strijd tegen de Gullivers hebben aan gebonden. Hier zijn de voornaamste moeilijk heden. Marktbederf Het aanbod overtreft de vraag, voor namelijk door de Amerikaanse import restricties. Om de eigen (dure) olie winning in de V.S. te beschermen be perkt de Amerikaanse regering de in voer van olie uit andere landen, die daar nota bene vaak door Amerikaan se maatschappijen en maatschappij tjes gewonnen wordt. De olie- moet, om de investeringen goed te maken, vaak elders onder de geldende prijzen worden verkocht. Ver der is er de terugkeer van de Sov jet-Unie op de wereldmarkt, haar aan deel is weliswaar slechts énkele pro centen, maar zij heeft aangekondigd althans een groot deel van haar vroe gere positie terug te willen winnen. Met het oude wapen van lage prij zen herovert zij al terrein, zelfs in een NAVO-land als Italië. De „onafhankelijken" maken het de grote maatschappijen steeds moeilijker. Maar de Suez-actie was een ver ouderde daad van nationale regerin gen, die al achter liepen op de inter nationale regeringen van de grote olie maatschappijen. Die begonnen reeds voor de oorlog hun politieke wapens voor zuiver economische te verwisse len: internationale prijsafspraken, markt-verdeling, het befaamde ak koord dat een supranationaal kartel schiep, dat genationaliseerd zou zijn als er een wereldregering had bestaan. Van machthebbers tot weldoeners De tijd van de Deterdings en de Rockefellers is nu voorbij, het kartel bestaat niet werkelijk meer. De gede politiseerde en verontpersoonlijkte olie reuzen hebben hun verouderde econo mische wapens alweer goeddeels inge ruild voor moderne technische en commerciële strijdmiddelen. Hun internationale economische macht blijft gigantisch en moeilijk controleerbaar door nationale regerin gen, maar zij zijn haast onwaarschijn lijk braaf aan het worden na hun wilde jeugd. Zij willen van het boos aardig beeld van samenzwerende grootmachten af, proberen voor te blij ven op de politieke en sociale wereld revolutie. Zjj zijn a-koloniaal, verle nen in velerlei vorm daadwerkelijke hulp aan onderontwikkelde gebieden. Hun arbeiders zijn de best betaalde en verzorgde ter wereld. Men verwijt hen dat zij geweldige winsten maken. Maar die, zo zeggen zij, hebben zij nodig voor een program van zelf-financiering om het apparaat in stand te houden en uit te breiden dat de wereld geweldige diensten be wijst; exploratie, research, exploitatie distributie met als uitkomst: verzeker de voorziening van chemische en energie-produkten van betrouwbare en steeds stijgende kwaliteit. Starend naar de rode achterlichten in de Londense mist, zegt een woord voerder van een grote oliemaatschap pij: „Wij zijn zo groot, zo nuttig, zo vol goede bedoelingen. Dat kan toch niet ten onder gaan?" Waarom spreekt hij die twijfel uit? Omdat vandaag ook de toekomst van de olie-industrie vijf jaar gelee" m nog gekoesterd door de zon van stij gende produktie. consumptie en winst in mist ligt. De grote maat schappijen gorden zich aan voor de strijd om het behoud van de structuur der olie-industrie. Tegai wie, tegen wat? WW ®bo* 0» UWpott»n <M Niet alleen Amerikaanse indepen dents maar ook Europeanen als En rico Mattei en de Zwitser Duttweiler doen mee aan de prijzenslag tegen de „groten". Al die kapers op de kust die geen wereldorganisatie, geen geld verslindende research en exploratie te financiëren hebben, kunnen links en rechts goedkope overschotpartijen van ruwe olie kopen, nemen een lagere winstmarge en drukken de produkten- prijzen. Zoals de meeste lezers van dit wekelijkse Woord van Be zinning waarschijnlijk we ten, maken de Hervormden en Gereformeerden in Leiden reeds enkele jaren samen gebruik van de (herv.) Maranathakerk, ter wijl ditzelfde vanaf morgen ook zal gelden van de (geref.) Be vrijdingskerk. Van tijd tot tijd ontdek ik in de landelijke pers, dat dit samen optrekken van Hervormden en Gereformeerden in Leiden wordt uitgelegd als een daad van oecumenische sa menwerking, waarbij de Sleutel stad dan aan andere gemeen ten ten voorbeeld wordt gesteld. Ik weet niet, of men op deze wijze niet teveel gewicht hecht aan deze Leidse samenwerking. De praktijk is immers deze, dat men op zondagmorgen op ver schillende tijden dienst houdt, zodat dezelfde kerk op een gege ven moment een stroom kerk gangers uitstoot en aantrekt. Ik kan het me dan ook wei voor stellen, dat toen enige tijd gele den Eindhoven ons Leidse voor beeld volgde, er bij die gelegen- wordt die zelfde kerkelijke ver deeldheid een dwaasheid, een enorme absurditeit; misschien verklaarbaar, maar in wezen volkomen onaanvaardbaar. Toen onze Leidse Maranatha. kerk enige tijd in gebruik was, werd daar op eenzelfde morgen door twee verschillende gemeen ten het heilig avondmaal ge vierd. In verband daarmee schreef een van mijn collega's ik citeer uit mijn herinnering op zo'n dag merk je dat de wand tussen beide kerken wel uitermate dun geworden is. We zitten in dezelfde kerk aan de zelfde avondmaalstafel, we ge bruiken hetzelfde avondmaals- servies. hetzelfde brood, dezelfde wijn. wij vieren het avondmaal alleen met verschillende ge meenten, op verschillende tij den. Inderdaad, bij zulke gelegen heden merk je, dat de wand tus sen bepaalde kerken wel heel weg dwars door een glazen deur wilde banen, naar het zieken huis zag brengen. Als we door glazen wanden heen willen springen, lopen we ook in de kerk kans. dat we brokken ma ken, waardoor de kerkelijke ver deeldheid alleen maar groter wordt. Alleen doet het verlan gen om door de dunne wanden heen te springen me sympathie ker aan dan het gepraat over enkel economische motieven waarom we samen van één kerk gebruik maken. Dan blij ken we toch wel vele proporties uit het oog verloren te hebben. Nee. we springen nog niet al te hard over of door wanden heen. Wat we juist in deze week wel doen, is samen als kerken bidden om de eenheid der chris tenen. Daarbij zullen we ons be. slist voor ogen dienen te stellen dat bidden om de eenheid der christenen geen goedkope of ge makkelijke manier mag zijn om ons van deze klemmende zaak af te maken. Jezus Christus zelf heeft gebeden, dat zij allen één zijn. En in dit verband gebruikt heid door een van de sprekers werd gezegd, dat deze samen werking bij hem alleen gefun deerd was in economische mo tieven. maar beslist niet uit verlangen naar oecumenische samenwerking. Wat is de verdeeldheid van de Kerk toch eigenlijk een gruwe lijke zaak. Als ik even aan mag sluiten bij het onderwerp, waar. over ik vorige week op deze plaats mediteerde, dan zou ik willen zeggen: ik kan die kerke lijke verdeeldheid in heel veel gevallen wel begrijpen, maar daarom kan ik ze nog niet bil lijken of verdragen. Als ik naar de kerkgeschiedenis van het ver leden kijk, kan ik het vaak al te goed verklaren, dat de Kerk verdeeld en verscheurd is. Wij mensen verstonden elkaar slecht we hadden weinig vertrouwen in God en veel wantrouwen tegen over elkaar. Als we naar het verleden en onze menselijke verhoudingen kijken, wordt de kerkelijke verdeeldheid volko men verklaarbaar en aanvaard baar zelfs. Maar zodra we op God en naar de toekomst zien, dun geworden is. Eenzelfde re actie hoorde ik ook van iemand die vorige week zondag de ge meenschappelijke openings- dienst van de Bevrijdingskerk had meegemaakt. En wanneer de Luthersen en de Hervormden morgen in de Marekerk samen het heilig avondmaal zullen vie. ren, zal men ook wel weer de blijde en evenzeer trieste ont dekking doen, dat het nog maar een dunne wand is, die ons scheidt. We hebben soms wel eens het gevoel, dat er maar één ding op zit. n.l. om maar domweg dwars door zo'n dunne wand heen te springen. Het is toch onhoud baar, dat we als kerken geschei den God dienen, zijn Woord be luisteren. het avondmaal vieren, tot Hem bidden voor de nood der wereld? Wanneer we niet door die dunne wand, die ons gescheiden houdt, héénspringen, is er eigenlijk maar één reden voor. Dat is dezelfde reden, waarom ik eens een reiziger, die ons Leidse station al te haastig binnen wilde vliegen en zijn Hij dan tegelijk de woorden: opdat de wereld ge love, dat Gij Mij gezonden hebt. Gebed om de eenheid der christenen is geen zuiver kerkelijke, godsdien stige, laat staan stichtelijke zaak. Het gaat daarbij ook om de wereld. En in het gebed, dat ans voor deze week dér gebeden aangeboden werd door de We reldraad der Kerken, komt dan ook terecht deze passage voor: „Erbarm U onzer om onze wei gering om de waarheid te wil len omtrent hen, die in nauw- lijks voorstelbare armoede ge vangen zitten, onze luie berus ting tegenover dat twee-derde deel van de wereld, dat onder voed is. onze zelfgenoegzaam heid, waarin wij menen beter te zijn dan zij, die onze culturele en technische voorrechten niet genieten, onze houding van de priester en leviet in de gelijke nis van de barmhartige Samari taan om de andere weg te ne men en voorbij te gaan". P. Kloek, Ned. Herv. predikant te Leiden. In deze situatie van „competitive marketing" moeten ook de grote maat schappijen elkaar de concurrentie- dampen aandoen. Niet in de benzine prijzen, althans nog niet, wel in die van stookolie en ook door kostbare reclame en service. Politieke moeilijkheden aan de bron Een aantal produktielanden, nog niet los van dat enigszins verouder de kartelbeeld, is doende een tegen- kartel te vormen. Irak, Koeweit, Sa- oedi-Arabië, Perzië en Venezuela heb ben de O. P. E. C. gevormd, de organi satie van petroleum exporterende lan den. Op olieconferenties in Bagdad en Beiroet <en deze maand in Caracas) valt weliswaar het zwaarste accent op de eis der produktielanden om de hoge „posted prices", het kunstmatig samenstel van .geldende prijzen", te handhaven. Maar dat stelsel is essen tieel verouderd en zal uiteindelijk niet te handhaven zijn. Zeker zullen die landen en wel in gesloten front naar ander middelen omzien om hun export en bron van inkomsten op peil te houden. Uiteindelijk zal hun oog wel weer vallen op een wijziging van de winstverdeling, die de maatschap pijen 40-45 procent winst op ruwe olie doet maken. Nationalisaties In wat eens een in feite geïnte greerde, internationale industrie was, doen zich ook steeds weer en meer nationalistische en nationaliserende tendenties voor. Nieuw zijn zij niet, zie Mexico's nationalisatie en Mossa- deqs greep naar de Anglo-Iranian. Maar de wereld die Mossadeq nog met verbazing, bekeek, vindt Castro al haast gewoon. Een gevaarlijk precedent ls de drei gende nationalisatie van de Indone sische olie-industrie, waarin de maat schappijen misschien slechts op con tract als uitvoerders in hun eigen bedrijven zouden kunnen blijven. Zij hebben niet veel keus, de tijd dat alleen zij technisch competent en op de markt oppermachtig waren, is voor bij. Als zij eruit lopen, staan er Rus sen, Japanners of Westelijke onaf hankelijken klaar om erin te stap pen. Steeds nieuwe bronnen Tegen al die samenvattende en soms tegenstrijdige moeilijkheden moeten de grote maatschappijen zich wapenen. Enerzijds moeten zij hun risico's verdelen door steeds nieuwe bronnen in nieuwe landen te vinden en aan te boren om zich tegen het contrakartel van de grote produktie landen en kwalijke surprises van nieuwe Castro's te beschermen. Zij moeten ook hun petrochemische tak steeds verder uitbouwen. Maar dat kost allemaal geweldige investeringen, die Juist in een periode van markt bederf moeilijker te verwezenlijken zijn. Tegenover die investeringen om de toekomst open te houden, staat dus anderzijds de pijnlijke noodzaak zich het overtollig vet van het lijf te snij den dat er in het rijke begin van de vijftiger jaren opgegroeid is. „Stroomlijnen", heet dat netjes. „Ieder dubbeltje omdraaien en bezuinigen", is duidelijker. Bij de Koninklijke SheU worden groepen van veertigers al met vervroegd pensioen gestuurd. De aan deelhouders schijnen zich nog geen zorgen te hoeven maken: op de divi denden die een relatief laag percen tage van de winst uitmaken, lijkt de Koninklijke niet te willen bezuinigen. En de toekomst? De bezorgdheid bij de grote maatschappijen geldt niet een mogelijke „crash", wel lagere win sten en onzekerheid over de vraag hoe zich aan te passen bij de komen de Ingrijpende structurele veranderin gen die zich in de komende twee of drie jaar in de industrie, op de markt, in het prijzenstelsel zullen voordoen. De, marjei h. &Uerjt mdetl voort. Paul Rodenko. „Helse Vertel sels". Ooievaarreeks. Bakker/ Daamen, Den Haag 1960. De Ooievaars, genummerd 19, 20, 69 102 en dit nr. 126 blijken alle gevuld te zijn met vrijmoedige liefdesverha len naverteld door Paul Rodenko, de theoreticus van de experimentelen. Met elkaar zijn er, gezien de vermelde op lagecijfers zo tegen de 300.000 exem plaren van deze stoute boeken de Ne derlandse en Belgische lezerswereld in- gesneld. Dit verbaast mij niet, bij nader in zien. Deze verhalen toch zijn over het algemeen van een grote simpelheid en directheid. Wat je noemt, regelrecht op de man en vrouw af. Ik zou het natuurlijk nog duidelijker kunnen zeg gen, maar dat kan niet in een krant. Het prentje op de omslag van dit deeltje spreekt trouwens boekdelen voor zich zelf. Gezien deze hoogst eenvoudige ondeugendheid zou men kunnen gaan denken, dat de moderne lezer, gewend als die reeds is aan de vooral uit Ame rika toevloeiende massa beurtelings ge raffineerd en bruut onfatsoen, de schouders lichtelijk zou ophalen voor deze welhaast kinderlijke vorm van onzedelijkheid. Toch blijkt uit die op lagecijfers, dat tenminste één op de veertig Nederlanders wel zo'n vertelsel boek in zijn bezit moet hebben. En dat zegt wel iets. Als ik de vertelsels uit een bundel als deze lees en mij af ga vragen wat het aantrekkelijke ervan is, dan moet ik tot een wat eigenaardige con clusie komen. De attractie van deze verhalen is eigenlijk dezelfde als die van de ontelbare liefdesverhalen in de honderd-en-één weekbladen. Het is de aantrekkingskracht van het onderwerp liefde, liefde en nog eens liefde. Toe gegeven, die verhalen in de weekbladen houden zich rigoureux binnen de per ken van het fatsoen. Zij occuperen zich alleen met de z.g. romantische kant van de strijd om elkaar „te krijgen". En de lezers van deze verhalen zijn tevreden als z:j maar tot en met de eerste kus komen. Deze „Helse Vertelsels" zijn heel wat drastischer, maar het doel is hetzelf- dej elkaa* krijgen Het „en zij leef den nog lang en gelukkig" komt er wel niet aan te pas, men streeft er naar een heel wat kortstondiger be zit, maar het is en blijft elkaar krij gen of niet. Die kortstondigheid ge steld tegenover het huwelijk-in-het- vooruitzicht van die andere verhalen is het onderscheid. Behalve dan na tuurlijk, dat wij hier met burlesken te maken hebben en de tijdschriftver halen gewoonlijk van een neerdruk kende ernst zijn. Een overeenkomst is zelfs, dat de intrige bij de twee soorten liefdesverhalen welhaast even onmogelijk is. „Longos' herdersverhaal van Dafnis en Chloë". Vertaling Jan Prins. L. J. C. Boucher. 's-Gravenhage z.j. Nu ik hier toch aan de liefde be zig ben. komt het klassieke verhaal van Dafnis en Chloë goed van pas. Het is de herdersroman van de Griekse schrijver Longos (derde eeuw na Chr.) waarvan de dichter Jan Prins kort voor zijn dood de vertaling beëindigd had. Het verhaal zelf van de twee von delingen, Dafnis en Chloë, die zoals later blijken zal, de kinderen van rijke ouders zijn, is bekend genoeg. De moeilijkheden, die dit paar moet overwinnen en de avonturen, die het beleeft gewoonlijk gescheiden zijn eigenlijk niet de hoofdzaak. Hoofd zaak zijn de emoties van deze twee Arkadische wezens; emoties die zulke duidelijke voorbeelden zijn van wat men tegenwoordig liefde plfeegt te noe men: de combinatie van harts- en zinsverlangen. Want als Chloë Daf nis ziet baden in de bron. lezen wij: „Mismoedigheid maakte zich meester van haar ziel". En Dafnis zelf ver gaat het niet anders. Als Chloë hem gekust heeft, is hy „plotseling een ernstig man geworden, werd van een rilling doorlopen, hield zijn hamerend hart vast en wilde Chloë zien". Ja, Ja, zo gaat dat. Dit oude ver haal is waarschijnlijk wel de voor loper van alle „en zij leefden nog lang en gelukkig "-geschiedenissen. PLARA EGGINK.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1961 | | pagina 17