SUGGESTIE OM BRONZEN GELD
TE VERVANGEN DOOR PLASTIC
D
Een Zoeklicht
Bijenhouden:
Zaterdag 14 januari 1961
ENGELS MUNTSTELSEL VEROUDERD (I)
Schrille tegenstelling tussen
oud en nieuw in Engeland
WOORD
VAN
BEZINNING
OMDAT
OF OPDAT?
OP DE BOEKENMARKT)
(Van onze Londense correspondent)
U weet het wel: Engeland is een land, waar,
ondanks de veranderde tijden, stokoude gewoon
ten en tradities hardnekkig voortbestaan, al is het
helemaal verkeerd om te menen, dat dit eiland aan
de andere kant van de Noordzee versuft en ver
grijsd aan het inslapen is. Het tegendeel is juist het
geval, maar sommige uiterlijke vormen, welke de
De Britten zijn de uitvinders van televisie, de atoomsplitsing, de
straalmotor en de penicilline en ook van de stoommachine, de locomo
tief en de luchtband, maar rechters en advocaten tooien zich nog
altijd met middeleeuwse gepoederde pruiken, effectenmakelaars met
glanzende hoge zijden, bij de Royal Navy ontmoet ge nog onvervalste
bakkebaarden, talloze mannen halen de prikkelende geur in van
tabakssnuif, schoolkinderen, met inbegrip die van de middelbare
scholen, dragen hun uit vervlogen dagen afkomstige verplichte, vaak
onwijze, uniform met al die rare petjes en hoedjes en in de winter
huiveren we allemaal bij onze walmende ope nhaarden, soms met een
kamerscherm er omheen!
Langs de elektrische spoorlijnen
met een derde rail, het bovennet zo
als wij dat kennen en diesels begin
nen thans pas hun intrede te doen!—
suizen op de stations nog gezellig als
in de tijd van onze overgrootmoe
ders de gasgloeikousjés, hun groen
geel licht verspreidend.
En dan het zware geld, waarmee
de Engelsen ook al jarenlang tobben
en dat voor de buitenlandse bezoe
kers een extra-puzzel vormt.
Wist u, dat er Nederlandse texiel-
fabrieken zijn, die een speciaal ver
sterkte broekzakkenstof vervaardigen,
bestemd voor de Engelse gentleman?
„Lastdieren"
De bronzen penny-stukken zijn zo
groot als de Nederlandse vooroorlog
se zilveren rijksdaalders en je moet
er dagelijks heel wat meetorsen als
kleingeld voor de bussen, voor de
kaartjesautomaten van de ondergrond
se en voor de openbare telefoonappa
raten (vier in de gleuf voor een lokaal
gesprek).
Gezien het feit, dat het Engelse
geld de mensen tot „lastdieren" maakt,
heeft het dezer dagen verschenen
jaarverslag van de Britse Koninklij
ke Munt nogal hoop gegeven door de
daarin geopperde suggestie, om mis
schien in de verre toekomst voor de
kleinere muntwaarden plastic ma
teriaal te gaan gebruiken! Het zal
echter voorlopig wel niet zo'n vaart
lopen, want afgescheiden van het con
servatisme van het Engelse publiek,
zullen aan de plastic-revolutie in het
Engelse muntstelsel eerst minstens zo
ingrijpende andere revoluties vooraf
dienen te gaan!
De door de directeur van de Ko
ninklijke Munt gemaakte opmerking
over de mogelijkheid van de invoering
van plastic munten, is op het ogen
blik niet meer dan een proefballon
netje. Elk jaar bevat het rapport na
melijk van zijn hand een puur theore
tiserend opstel, dat ten doel heeft de
verbeeldingkracht van de lezers te
prikkelen en het Engelse volk lang
zaam maar zeker psychologisch op
noodzakelijke veranderingen in het
muntstelsel voor te bereiden, om zo
doende de schok, wanneer die eens
komt ,te verzachten.
Al eerder heeft dezelfde Muntdirec-
teur enige voorzichtige opmerkingen
gemaakt over hetgeen hier nog altijd
als een ongehoorde nieuwigheid wordt
beschouwd, namelijk de invoering van
het tiendelige en metrieke stelsel, voor
ons vastelanders dank zij Napoleon
de gewoonste en meest logische zaak
ter wereld, evenals het rechtshouden
in het verkeer, waarvoor de Britten
ook nog steeds terugdeinzen, zoals zij
zich ook vastklemmen aan de hand
having van de wintertijd. Op dit
laatste gebied zou Engeland zich zon
der kleerscheuren met het continent
kunnen gelijkschakelen als bewijs van
goede wil op het gebied van een Euro
pees samengaan.
Eerst overgaan tot
decimaal systeem?
Pas wanneer Engeland ten lange
leste zou overgaan tot het decimale
systeem, zoals het thans ook begint
échte autowegen aan te leggen, zou
de mogelijkheid van plastic munten
aan de orde komen. In beginsel is
men misschien wel bereid deze te aan
vaarden, omdat de tijd allang voor
bij is dat de intrinsieke (metaal)
waarde van de muntstukken gelijk
was aan hun nominale waarde.
Er was een tijd, dat zelfs de klein
ste munten van zilver waren, maar
toen de prijs van dit edele metaal
geleidelijk steeg, moest de hoeveelheid
zilver eerst worden beperkt om latei-
geheel te verdwijnen. Kort na 1600
maakte bijvoorbeeld de zilveren penny
welke in 755 A.D. in de Angelsak
sische tijd werd ingevoerd, plaats voor
de koperen, welke tenslotte in de
vorige eeuw door de bronzen werd
vervangen.
Plastic munten, waarmee enkele ja
ren geleden in Ceylon werd geëxperi
menteerd, zonder echter in omloop te
worden gebracht, zouden voor elke
waarde een verschillende kleur moge
lijk maken, maar weinigen zullen er
voor voelen om geld het karakter van
speeltafel-fiches te geven!
Leren muntjes
Doch toen een paar eeuwen gele
den reeds voor de lagere muntwaar
den van zilver werd afgestapt om
over te gaan op lood en tin, werd
er voor de kleinste munten, name
lijk de farthing en de halve penny,
ook zelfs leer gebruikt. Al gauw viel
de keus op koper en in 1860 deed
tenslotte de bronzen penny haar in
trede,
Koper werd afgeschaft omdat de
Engelse muntstukken, geslagen uit dit
metaal en sinds het einde van de
achttiende eeuw in omloop, in deplo
rabele staat verkeerden. Zij waren be
schadigd, versleten, vervalst of bui
tenlands. Er waren vier typen pen
nies van verschillende grootte en ge
wicht. Het was echter gemakkelijker
nieuwe te slaan, dat de oude in te
trekken
Koningin Victoria was met de hon
derd jaar geleden uitgekomen nieuwe
penny zeer in haar nopjes, want zij
was reeds de veertigjarige leeftijd ge
passeerd, maar op het muntstuk was
zij als een jong meisje afgebeeld met
keurig opgestoken haar, toen in hoge
mate modieus. Het Engelse woord
voor zo'n knotje is „bun", vandaar
dat dit muntstuk nog altijd „bun"
penny wordt genoemd.
buitenlander soms een meewarige glimlach ontlok
ken, zijn vaak misleidend. De Britse levenstrant
wordt gekenmerkt door de schrilste tegenstellingen
waarbij oud en nieuw dikwijls op bizarre wijze
eikaars aanwezigheid verdragen. Een soort van
vreedzame coëxistentie!
willigers in het gehele land togen aan
het werk. Vooral de bierbrouwerijen
deden hun duit in het zakje, omdat
er tientallen herbergen waren, welke
voor hun bier met de massamunten,
welke zij aan de toonbank ontvingen,
betaalden.
In 1864 waren eindelijk alle koperen
pennies verdwenen, maar ze bleven
nog tot 1869 geldig. De bronzen pennies
rechtvaardigden zichzelf. Want na
honderd jaar zijn er nog vele in goede
conditie.
De oudste penny, welke men tot voor
kort kende, was een zilveren exem
plaar uit 1065, maar dezer dagen werd
er één uit 796 ontdekt met de beel
tenis van Offa, Koning van Mercia,
toen een afzonderlijke staat, zoals ook
het graafschap Kent een koninkrijk
is geweest. Offa is de enige Saksische
koning, die met een soort portret, in
plaats van een geformaliseerde beel
tenis, op zijn munten stond afgebeeld
Pond sterling
Fraai ontwerp
Het was een van de mooiste ontwer
pen, welke ooit de Munt heeft ver
laten en nog steeds bezit men er een
ware affectie voor. Er zijn nog heel
wat geheel zwart aangeslagen en heel
dun afgesleten pennies in omloop met
Victoria's schimachtige beeltenis erop.
Wanneer men een willekeurige greep
doet in de berg pennies welke ieder
een dagelijks meevoert, is het bijna
zeker penny-stukken uit het tijdvak
van niet minder dan vier monarchieën
aan te treffen, de huidige niet mee
gerekend!
De pennies gaan namelijk zo lang
mee en aanmunting is zo kostbaar,
dat er behalve enkele souvenirexem-
plaren, geslagen bij de kroning in
1953, nog geen pennies met de beel
tenis van Koningin Elizabeth II in om
loop zijn gebracht. Er bestaat ook
geen enkel muntstuk met het conter-
feitsel van de afgetreden Eduard VIII,
de tegenwoordige hertog van Windsor.
Toen de bronzen penny haar in
trede deed, toonden de banken er niet
de minste belangstelling voor!
Munt moest leuren
De Munt moest er gewoonweg mee
leuren om ze aan de man te brengen.
Men moest aanvankelijk zelf de lange
reis naar de Munt (vlak bij de Tower
in Londen) maken om de nieuwe
muntstukken te bemachtigen. Het
duurde bijna een jaar vóórdat enkele
der grote banken bijdraaiden. Tot dat
moment bemoeiden ze zich bijna uit
sluitend met zilvergeld.
De nieuwe penny was kleiner dan de
koperen en sommige arme mensen wa
ren huiverig de „bun" penny te accep
teren, omdat ze dachten dat deze ook
minder waard was.
Men bleef hardnekkig aan het oude
geld vasthouden. Toen bedacht de
Munt een trucje. Zij gaf twee per
cent commissie aan allen, die de oude
pennies inzamelden. Dat hielp! Vrij
Elke dag gebruiken de Britten ge
dachteloos het woord „pond sterling",
zonder te beseffen wat deze uitdruk
king precies betekent. Het was oor
spronkelijk een pondsgewicht (een En
gels pond van 450 gram) aan zilveren
pennies, welke ook sterling werden ge
noemd.
We kijken de Britten er wel raar
op aan, dat zij nog het twaalfdelige
op de penny gebaseerde muntstelsel
bezitten, maar vergeten, dat dit eeu
wenlang overal in Europa en ook soms
daarbuiten gehuldigd werd.
Voor de afkorting pond wordt nog
het Latijnse Libra gebruikt en voor
penny de afkorting D. (denarius).
Gedurende de controle van diverse
Munten in de feodale periode waren
er in Europa verschillende soorten zil
veren pennies naast elkaar in omloop.
Tot de Franse revolutie was de penny,
welke in Tours werd geslagen, de „de
nier tournois", de basis van het Franse
munstelstelsel. In de tijd van grote
handelsbloei gedurende de elfde en
twaalfde eeuw nam de behoefte aan
zilveren muntstukken, zwaarder dan
vele gedeprecieerde continentale pen
nies, toe. Hierin werd voorzien door
de nog altijd waardevaste Engelse pen
ny (sterling). In Vlaanderen en elders
was deze viermaal zoveel waard als
de penny uit Tours. In de Lage Lan
den kreeg het Engelse pond- shillin-
gen- en pence-systeem vaste voet. Een
zogenaamde pond groot bestond uit
240 groots (pennies, penningen).
Zo af en toe loop ik hem eens te
gen het lijf, het mannetje, op
wiens gezicht je het direct zien
kunt, dat hij zich een voldragen
kind van de vooruitgang voelt. Toen
we elkaar voor de eerste maal ont
moetten, wond hij er geen doekjes
om dat hij in mensen, die mijn be
roep uitoefenden, niet veel fiducie
had. Ik kwam er ook al gauw ach
ter, wat hij niet zozeer op mij als
wel op mijn beroep tegen had. Hij
ging uit van de stelling (ik zou
haast zeggen van het dogtma), dat
de Kerk erop uit is om de mensen
dom te houden. Naar zijn zienswijze
was de Kerk een enorm obstakel op
de weg der mensheid naar de voor
uitgang. Want de Kerk huldigde op
alle fronten verouderde staandpun-
ten; op het terrein van de weten
schap, de politiek, ja zelfs tot op
dat van de ontspanning en recrea
tie toe. meende hij in de vertegen
woordigers van de Kerk bolwerken
van een vergaan verleden te ont
moeten.
Nu wil ik de zaak laten rusten, of
mijn toevallige vriend niet hier en
daar gelijk heeft. Misschien heeft
hij in zijn leven wel alleen christe
nen ontmoet, die ook op mij de in
druk maken, dat ze eigenlijk in de
17de eeuw thuis horen, maar per
ongeluk in de 20ste eeuw verzeild
zijn geraakt. Maar over hen wil
ik het vandaag niet hebben.
Wat het Ijs tussen mijn vooruitstre
vende vriend en mij enigermate
ontdooid heeft as zijnerzijds de ont
dekking dat een christen niet zo'n
middeleeuwse duisterling behoeft te
zijn, als hij zich voorstelde. Intussen
ben ik er ook achter gekomen, wat
voor hem het toppunt van levens
wijsheid vormt. Dat kan worden
uitgedrukt in één woord. En dat is:
begrijpen.
Zo af en toe hebben we nog eens
een gesprekje saanen, bij een toeval
lige ontmoeting. En altijd weer ver
kondigt hij als een modern profeet
zijn laatste en hoogste wijsheid: als
de mensen de dingen maar begre
pen, dan was de weg naar een ideale
samenleving geëffend. Ik heb de in
druk, dat het aanvankelijk vertrou
wen, dat hij in mij stelde, alweer
een gevoelige deuk heeft gekregen.
Ik zie nog de schaduw van teleur
stelling over zijn geziohit gaan, toen
hij bij onze laatste ontmoeting af
scheid nam met de woorden: maar
het gaat u er toch ook om, dat de
mensen de dingen leren begrijpen!
Begrijpen is dat het laatste
woord, onze hoogste wijsheid? Is het
inderdaad zo, dat de weg naar een
nieuwe toekomst gebaand is, als de
mensen alle dingen leren begrijpen
in hun oorsprong, in hun wezens-
samenhang? Ik zal de laatste zijn
om de waarde van .het begrip" te
onderschatten. De Fransen zeggen:
tout comprendre, c'est tout pardon
nes alles begrijpen is alles verge
ven. Wat vindt u: is dit waar? In
ieder geval zit er zeker een groot
stuk waarheid in. We zullen een he
leboel dingen vast anders beoor
delen, als we de achtergronden wil
len begrijpen. Alleen: met het be
grijpen alleen zijn we er toch beslist
ndet. Ik geloof, dat ik wel iets be
grijp van de chaos in Kongo, van de
vrees van de Belgische mijnarbei
ders. van de crisis dn Algerije, van
al het leed, dat mensen elkaar in
gTote en kleine gemeenschappen
aandoen.
Maar eerlijk gezegd: ook al be
grijp ik heel wat dingen, dat kan
toch nooit een reden zijn om alle
dingen te vergeven, om er maar van
te zwijgen, dat ik een massa dingen
niet begrijpen, niet omvatten kan.
En in ieder geval zal het begrijpen
van de dingen nooit reden voor me
kunnen zijn om met een vergenoegd
gezicht de weg van de vooruitgang
verder te gaan bewandelen. Want
met mijn begrijpen zit ik zelf nog
helemaal in het verleden vast en
heb ik nog geen stap op de weg
naar de toekomst gezet.
Daarom kwam hij mezelf toch wel
als een vrij ouderwets mannetje
voor. toen hfj die laatste keer af
scheid van me nam - het mannetje
van „het begrijpen" De mens van de
toekomst? Of eerder juist die van
het verleden?
Eigenlijk komen we dit misver
stand overal tegen. Ik wil eindigen
met een geschiedenis van bijna 2000
jaar geleden: Christus ontmoet op
zijn weg een man, die blind geboren
is. Zijn discipelen zijn zeer geïnte-
reseerd in de vraag naar het waar
om: „Wie heeft gezondigd, deze of
zijn ouders, dat deze blind geboren
is?'1 Tegenover dit begrijpen stelt
Christus zijn daad. Voordat Hij hem
geneest, zegt Hij: ..noch deze heeft
gezondigd, noch zijn ouders, maar
de werken Gods moesten in hem
openbaar worden."
Wij, mensen van de 20ste eeuw.
worden voor de grote vraag gesteld,
of in het zichtbaar worden van de
grote daden Gods (Gods recht, Gods
barmhartigheid, Gods liefde) uit
eindelijk niet het doel van de voor
uitgang van ons menselijk geslacht
gelegen is. Maar daarmee zijn we
niiet aan het verleden gebonden,
maar volop op weg naar de toe
komst.
P. KLOEK,
ned. herv. predikant
Leiden
Gouden florijn
Een van de eerste gouden munstuk-
ken in Europa was de uit Florence
afkomstige en daarnaar genoemde flo
rijn (nog altijd het Nederlandse gul
denteken) of het pond piccioli (kleine
pond) welks waarde gelijk stond aan
240 kleine zilveren pennies.
In Engeland, evenals elders, kende
men later de gouden souverein. Het
tegenwoordige prijzensysteem, speciaal
het honorarium van dokters, advoca
ten en artikelenschrijvers, kent nog
altijd de guinea (21 shillings is een
pond en een shilling). Oorspronkelijk
was dit muntstuk, geslagen van metaal
van de Goudkust (Guinea)!.
Duurzaam en goedkoop
Munten slaan is, zoals gezegd, kost
baar, en niemand is zuiniger dan de
Rijksmunt. Omdat het aanmaken van
pennies zo duur is, zoekt men al jaren
naar een duurzaam, doch goedkoper
materiaal, vooral goedkoper dan de
laagste muntwaarden. Maar het zal
moeilijk zijn de mensen te laten af
stappen van metaal, al zou plastic geld
de Engelsen voor scheeflopen behoe
den. Maar destijds is men uit gevoels
overwegingen al teruggedeinsd voor
aluminium.
„Met andere woorden. Jonge
dichters uit noord en zuid". Sa
mengesteld en ingeleid door Re-
né Gysen en Hans Sleutelaar.
Ooievaar. Bakker/Daamen. Den
Haag 1960.
Er verschijnen tegenwoordig wel
haast ontelbare hoeveelheden bloem
lezingen. Bloemlezingen uit het werk
van oude schrijvers, bloemlezingen van
hedendaagse, bloemlezingen uit de al
lerjongste auteurs. Dit vindt gedeelte
lijk zijn oorzaak in de veel groter ge
worden afzetmogelijkheid via het in
stituut genaamd pocket-boek. Ik snap
tussen twee haakjes nog altijd niet
waarom die boeken niet gewoon zak
boeken genoemd worden. In Frankrijk
spreekt men toch ook van „livres de
poche"? Naast deze vorm van bloem
lezingen verschijnen er vele in ander
reeksverband. Een tweede reden is
waarschijnlijk te vinden in de sterke
neiging tot rubriceren, waarmee vooral
de jongeren behept zijn. Wie in 1955 is
gaan publiceren, wil volstrekt niet ge
rekend worden tot hen, die dat reeds
in 1950 deden en deze beide groepen
nog veel volstrekter niet tot alles wat
voor het befaamde jaar '50 verscheen.
Rangen en standen moeten er nu een
maal zijn, niet waar, en het jaar waar-
Weliswaar aanvaardt het publiek uit
praktische noodzaak bankbiljetten,
maar voor zijn „zak" geld prefereert
het iets zwaars, omdat dit soliditeit
suggereert! Toch gelooft de Muntdi-
rectie, dat men, gezien het gemak dat
licht geld meebrengt en de Engelsen
zijn „gemaksdieren" ervoor zal
zwichten.
Het ideaal waarnaar het Britse
Muntwezen streeft, is lage waarden
van plastic en hogere van het zilver
achtige cupro-nikkel, dat zilver reeds
heeft vervangen. In elk geval heeft
de directeur van de Munt het Engelse
volk aan het denken geezt.
in men bij de burgerlijke stand is in
geschreven, is van mateloos belang ge
worden.
„Met andere Woorden" is een bloem
lezing uit de verzen van de allerjongste
dichters. De samenstellers zijn Reneé
Gysen (Antwerpen 1927) en Hans
Sleutelaar (Rotterdam 1935). De me
dewerkers behoren voor het merendeel
tot de Gard-Sivikgroep; zij, die zich
geschaard hebben om het in 1955 op
gerichte Vlaamse letterkundige tijd
schrift van die naam.
De inleiding tot deze bloemlezing be
gint met de mededeling: „Poëziebloem
lezingen zijn meestal overbodig, daar
in heeft u gelijk". Hierop kan men
natuurlijk alleen maar reageren met:
„Als de heren dat zelf al zeggen
Maar aangezien men. indien men
niet in staat zou zijn over zo'n onge
lukkige aanvang heen te stappen, het
kind met het badwater weg zou gooien,
zal ik hier maar snel aan voorbijgaan.
En terecht, want de samenstellers zeg
gen in hun voorwoord over het alge
meen verstandige, hoewel weinig nieu
we dingen. Merkwaardig is hun ont
dekking van 150 jonge, veelbelovende
dichters in het Nederlandse taalgebied
sedert 1955. Vooral dat „veelbelovende"
heeft mij getroffen. Waarschijnlijk
omdat het zo ouderwets klinkt. Voorts
constateren zij „de afwezigheid van
een goed functionerend kritisch appa
raat, dat aan een genuanceerd oordeel
over de jongerenpoëzie eenvoudig niet
toekomt". Daar is wel iets van aan.
De essayisten onder de jonge schrij
vers zijn dun gezaaid. En zij zijn het
toch, die dat genuanceerde oordeel be
horen te geven. Het oordeel over de
jongste schrijvers dient geplaatst in de
literaire tijdschriften en bij voorkeur
geformuleerd te zijn door leeftijdgeno
ten. Dit geldt over het algemeen, maar
sterker nog nu, nu de jonge schrijvers
in een voortdurend latent verzet leven
tegen iedere letterkundige, die niet tot
hun leeftijd behoort.
Wat willen zij eigenlijk? Zij doen
niet anders dan die ouderen schelden
voor arrivé's en vervolgens verwijten
zij diezelfde arrivé's, dat ze niet meer
notitie van hun onsterfelijke werken
nemen. Hoor eens even hier: oog om
oog, tand om tand. Die arrivé's leven
natuurlijk in de veronderstelling, dat
hun arrivé-mening de nog-niet-gear-
riveerden weinig belang inboezemt.
Wat de samenstellers opmerken
over het begrip „autenticiteit". is zeker
juist, hoewel niet bepaald door hen
bedacht. Dat is ook niet te verwonder-
ren, want zij beroepen zich op E. E.
Cummings <1896 en John Synge
(1871 1909). Terecht zeggen zij ver
der: „De werkelijkheid van een ge
dicht ligt in het bewustzijn van zijn
lezer". Dit kan inderdaad niet genoeg
gezegd worden. Het is evenwel een uit
spraak, die enig commentaar behoeft
en zeker in een bloemlezing. Het zou
anders weieens kunnen gebeuren, dat
de lezer van deze bloemlezing haar
zou verwerpen juist aan de hand van
dit axioma. En dat zou droevig zijn.
Juist lijkt mij ook de typering van
de poëzie hier opgenomen: de revolte
in de poëzie van een duidelijke anti
houding naar een meer geraffineerde
en gevariëeerde vorm van verzet. Aan
deze „duidelijke anti-houding, al of
niet geraffineerd, dankt zij mi. haar
eentonigheid en als zodanig is zij wel
zeer van deze tijd.
Beeldende Poëzie. De Vrouw. De
Boer. De Tijd. Stafleu. Leiden.
1960.
Van de serie Beeldende Poëzie zijn
dit de nummers 6, 7 en 8. Men kan de
combinatie poëzie-fotografie al of niet
waarderen: een feit is het dat zij in
deze kleine bundels over het algemeen
wel geslaagd is. Vooral die van Jan en
Rense Schaap (de bundel „De Boer")
bezit elementen, die zich voegen bij de
tekst.
De keuze van de gedichten was bij
Adriaan Morriën natuurlijk in beste
handen en zijn kleine inleidingen zijn
zuiver gesteld, d.w.z. zij beperken zich
tot het enig noodzakelijke in dit geval,
de korte aanwijzing, waar de lezer het
zoeken moet.
CLARA EGGINK
zinvolle vrijetijdsbesteding
„Wü zullen binnen afzienbare tijd wel naar de maan kunnen reizen, maar wij
zullen ook naar de aarde terug moeten om er te leven. En wel temidden van
toenemende welvaart. In hoeverre elk mens de levenskunst zal hebben aange
leerd om dat te doen en hoe zoveel mogelijk geluk en blijheid voor zoveel moge
lijk mensen kan worden bereikt, hangt er van af, hoe wij de toenemende vrije
tijd zullen leren besteden". Aldus sprak prof. Griswold, president van de
beroemde Yale University, over vrijetijdsbesteding.
Een „panorama" van de tegenwoordig in omloop
zijnde Engelse munten, met dien verstande dat het
kleinste geldstuk, de farthing, op 1 januari 1961 is
opgeheven, terwijl de kroon, het vijf shillingsstuk,
alleen in een beperkt aantal exemplaren als souve-
nier bij de kroning van 1953 is geslagen.
Bovenste rij (van links naar rechtshalf crown
(halve kroon), keerzijde, waarde 2l/z shillings, on
geveer f. 1.30; idem, voorzijde; florin, keerzijde,
waarde 2 shillings, ongeveer. I+QQi middelste rij:
shilling, keerzijde, ruim f. 0.50; crown (kroon), vijf
shillmgs, ruim f. 2.50; idem, keerzijde; onderste rij:
sixpence, ongeveer f. 025. (Alle bovenstaande mun
ten van zilverachtig cupro-nikkel); threepence,
twaalfzijdigkoper, ongeveer f. 0.15 (er bestaan ook
nog antieke kleine ronde zilveren drie-pence stuk
ken, zoals die uit traditie met Kerstmis in de
plumpudding worden verstopt); penny (keerzijde)
brons, ongeveer f. 0.05; halfpenny (keerzijde)brons,
ongeveer f. 0.025; farthing (kwart van een penny),
opgeheven.
Door de toenemende vrije tijd wcgrdt
het aantal van hen, die uitzien naar
nieuwe vormen van recreatie, steeds
groter. Natuurlijk zoekt men die re
creatie buiten de sfeer van alle dag,
men wil er „helemaal uit" zijn. Velen
zoeken het in de natuur. En zy ontdek
ken al gauw hoe prettig het is met een
doel de natuur in te gaan. Het houden
van bijen is een van de beste wijzen
om dat te doen. Het brengt ons in
aanraking met een mysterieuze die-
rengemeenschap, waarvan wij de le
venswetten moeten naspeuren om er
leiding aan te kunnen geven. De bijen
roepen bij de mens de belangstelling
wakker voor de bloemen, waarvan zij
voedsel verzamelen. Dat werkt door in
ons hele leven. Imkers letten op elke
bloeiende boom, op elke bloem waarop
hun onderdanen bezig zijn honing te
vergaren. En het waarnemen van bijen
en bloemen leidt weer tot overpeinzing
van het mysterie van het leven.
De plaatselijke imkers brengen dik
wijls gezamenlijk hun volken naar
plaatsen, waar veel honing te winnen
is.
Deze vorm van vrijetijdsbesteding
levert bovendien nog een bescheiden
opbrengst, die al gauw 30 tot 50 potjes
honing per volk per jaar beloopt. Bij 'n
deel der imkers is de liefhebberij zelfs
uitgegroeid tot een nevenbedrijf. De
rijksbijenteeltconsulent ir. J. Mommers
publiceerde de boekhouding van een
imker, die een volledige dagtaak heeft,
maar die in zijn vrije tijd een aantal
bijenvolken verzorgt die hem gemid
deld per jaar „schoon" f.1400 opbren
gen. De beginner doet er echter goed
aan met één volk te beginnen. Dikwijls
krijgt hij zjjn eerste zwerm van een
collega cadeau. Ook wordt hij het eer
ste jaar door een collega voortgehol
pen.
Bij voldoende deelneming bestaat
vender de mogelijkheid om in zijn
woonplaats een cursus van 33 lesuren
te volgen, die met rijkssubsidie gege
ven wordt door een bevoegde leraar.
De kosten van zo'n cursus bedragen in
totaal slechts f. 6.50.
Het hoofdbestuur van de Verenigin
gen tot Bevordering der Bijenteelt m
Nederland brengt belangstellenden
gaarne in contact met een naburig
imker. Het stelt op aanvrage enig
drukwerk over het houden van bijen
gratis beschikbaar.
Het postadres van deze vereniging
isi Bijenhui* Wagerungeo.