SUGGESTIE OM BRONZEN GELD TE VERVANGEN DOOR PLASTIC D Een Zoeklicht Bijenhouden: Zaterdag 14 januari 1961 ENGELS MUNTSTELSEL VEROUDERD (I) Schrille tegenstelling tussen oud en nieuw in Engeland WOORD VAN BEZINNING OMDAT OF OPDAT? OP DE BOEKENMARKT) (Van onze Londense correspondent) U weet het wel: Engeland is een land, waar, ondanks de veranderde tijden, stokoude gewoon ten en tradities hardnekkig voortbestaan, al is het helemaal verkeerd om te menen, dat dit eiland aan de andere kant van de Noordzee versuft en ver grijsd aan het inslapen is. Het tegendeel is juist het geval, maar sommige uiterlijke vormen, welke de De Britten zijn de uitvinders van televisie, de atoomsplitsing, de straalmotor en de penicilline en ook van de stoommachine, de locomo tief en de luchtband, maar rechters en advocaten tooien zich nog altijd met middeleeuwse gepoederde pruiken, effectenmakelaars met glanzende hoge zijden, bij de Royal Navy ontmoet ge nog onvervalste bakkebaarden, talloze mannen halen de prikkelende geur in van tabakssnuif, schoolkinderen, met inbegrip die van de middelbare scholen, dragen hun uit vervlogen dagen afkomstige verplichte, vaak onwijze, uniform met al die rare petjes en hoedjes en in de winter huiveren we allemaal bij onze walmende ope nhaarden, soms met een kamerscherm er omheen! Langs de elektrische spoorlijnen met een derde rail, het bovennet zo als wij dat kennen en diesels begin nen thans pas hun intrede te doen!— suizen op de stations nog gezellig als in de tijd van onze overgrootmoe ders de gasgloeikousjés, hun groen geel licht verspreidend. En dan het zware geld, waarmee de Engelsen ook al jarenlang tobben en dat voor de buitenlandse bezoe kers een extra-puzzel vormt. Wist u, dat er Nederlandse texiel- fabrieken zijn, die een speciaal ver sterkte broekzakkenstof vervaardigen, bestemd voor de Engelse gentleman? „Lastdieren" De bronzen penny-stukken zijn zo groot als de Nederlandse vooroorlog se zilveren rijksdaalders en je moet er dagelijks heel wat meetorsen als kleingeld voor de bussen, voor de kaartjesautomaten van de ondergrond se en voor de openbare telefoonappa raten (vier in de gleuf voor een lokaal gesprek). Gezien het feit, dat het Engelse geld de mensen tot „lastdieren" maakt, heeft het dezer dagen verschenen jaarverslag van de Britse Koninklij ke Munt nogal hoop gegeven door de daarin geopperde suggestie, om mis schien in de verre toekomst voor de kleinere muntwaarden plastic ma teriaal te gaan gebruiken! Het zal echter voorlopig wel niet zo'n vaart lopen, want afgescheiden van het con servatisme van het Engelse publiek, zullen aan de plastic-revolutie in het Engelse muntstelsel eerst minstens zo ingrijpende andere revoluties vooraf dienen te gaan! De door de directeur van de Ko ninklijke Munt gemaakte opmerking over de mogelijkheid van de invoering van plastic munten, is op het ogen blik niet meer dan een proefballon netje. Elk jaar bevat het rapport na melijk van zijn hand een puur theore tiserend opstel, dat ten doel heeft de verbeeldingkracht van de lezers te prikkelen en het Engelse volk lang zaam maar zeker psychologisch op noodzakelijke veranderingen in het muntstelsel voor te bereiden, om zo doende de schok, wanneer die eens komt ,te verzachten. Al eerder heeft dezelfde Muntdirec- teur enige voorzichtige opmerkingen gemaakt over hetgeen hier nog altijd als een ongehoorde nieuwigheid wordt beschouwd, namelijk de invoering van het tiendelige en metrieke stelsel, voor ons vastelanders dank zij Napoleon de gewoonste en meest logische zaak ter wereld, evenals het rechtshouden in het verkeer, waarvoor de Britten ook nog steeds terugdeinzen, zoals zij zich ook vastklemmen aan de hand having van de wintertijd. Op dit laatste gebied zou Engeland zich zon der kleerscheuren met het continent kunnen gelijkschakelen als bewijs van goede wil op het gebied van een Euro pees samengaan. Eerst overgaan tot decimaal systeem? Pas wanneer Engeland ten lange leste zou overgaan tot het decimale systeem, zoals het thans ook begint échte autowegen aan te leggen, zou de mogelijkheid van plastic munten aan de orde komen. In beginsel is men misschien wel bereid deze te aan vaarden, omdat de tijd allang voor bij is dat de intrinsieke (metaal) waarde van de muntstukken gelijk was aan hun nominale waarde. Er was een tijd, dat zelfs de klein ste munten van zilver waren, maar toen de prijs van dit edele metaal geleidelijk steeg, moest de hoeveelheid zilver eerst worden beperkt om latei- geheel te verdwijnen. Kort na 1600 maakte bijvoorbeeld de zilveren penny welke in 755 A.D. in de Angelsak sische tijd werd ingevoerd, plaats voor de koperen, welke tenslotte in de vorige eeuw door de bronzen werd vervangen. Plastic munten, waarmee enkele ja ren geleden in Ceylon werd geëxperi menteerd, zonder echter in omloop te worden gebracht, zouden voor elke waarde een verschillende kleur moge lijk maken, maar weinigen zullen er voor voelen om geld het karakter van speeltafel-fiches te geven! Leren muntjes Doch toen een paar eeuwen gele den reeds voor de lagere muntwaar den van zilver werd afgestapt om over te gaan op lood en tin, werd er voor de kleinste munten, name lijk de farthing en de halve penny, ook zelfs leer gebruikt. Al gauw viel de keus op koper en in 1860 deed tenslotte de bronzen penny haar in trede, Koper werd afgeschaft omdat de Engelse muntstukken, geslagen uit dit metaal en sinds het einde van de achttiende eeuw in omloop, in deplo rabele staat verkeerden. Zij waren be schadigd, versleten, vervalst of bui tenlands. Er waren vier typen pen nies van verschillende grootte en ge wicht. Het was echter gemakkelijker nieuwe te slaan, dat de oude in te trekken Koningin Victoria was met de hon derd jaar geleden uitgekomen nieuwe penny zeer in haar nopjes, want zij was reeds de veertigjarige leeftijd ge passeerd, maar op het muntstuk was zij als een jong meisje afgebeeld met keurig opgestoken haar, toen in hoge mate modieus. Het Engelse woord voor zo'n knotje is „bun", vandaar dat dit muntstuk nog altijd „bun" penny wordt genoemd. buitenlander soms een meewarige glimlach ontlok ken, zijn vaak misleidend. De Britse levenstrant wordt gekenmerkt door de schrilste tegenstellingen waarbij oud en nieuw dikwijls op bizarre wijze eikaars aanwezigheid verdragen. Een soort van vreedzame coëxistentie! willigers in het gehele land togen aan het werk. Vooral de bierbrouwerijen deden hun duit in het zakje, omdat er tientallen herbergen waren, welke voor hun bier met de massamunten, welke zij aan de toonbank ontvingen, betaalden. In 1864 waren eindelijk alle koperen pennies verdwenen, maar ze bleven nog tot 1869 geldig. De bronzen pennies rechtvaardigden zichzelf. Want na honderd jaar zijn er nog vele in goede conditie. De oudste penny, welke men tot voor kort kende, was een zilveren exem plaar uit 1065, maar dezer dagen werd er één uit 796 ontdekt met de beel tenis van Offa, Koning van Mercia, toen een afzonderlijke staat, zoals ook het graafschap Kent een koninkrijk is geweest. Offa is de enige Saksische koning, die met een soort portret, in plaats van een geformaliseerde beel tenis, op zijn munten stond afgebeeld Pond sterling Fraai ontwerp Het was een van de mooiste ontwer pen, welke ooit de Munt heeft ver laten en nog steeds bezit men er een ware affectie voor. Er zijn nog heel wat geheel zwart aangeslagen en heel dun afgesleten pennies in omloop met Victoria's schimachtige beeltenis erop. Wanneer men een willekeurige greep doet in de berg pennies welke ieder een dagelijks meevoert, is het bijna zeker penny-stukken uit het tijdvak van niet minder dan vier monarchieën aan te treffen, de huidige niet mee gerekend! De pennies gaan namelijk zo lang mee en aanmunting is zo kostbaar, dat er behalve enkele souvenirexem- plaren, geslagen bij de kroning in 1953, nog geen pennies met de beel tenis van Koningin Elizabeth II in om loop zijn gebracht. Er bestaat ook geen enkel muntstuk met het conter- feitsel van de afgetreden Eduard VIII, de tegenwoordige hertog van Windsor. Toen de bronzen penny haar in trede deed, toonden de banken er niet de minste belangstelling voor! Munt moest leuren De Munt moest er gewoonweg mee leuren om ze aan de man te brengen. Men moest aanvankelijk zelf de lange reis naar de Munt (vlak bij de Tower in Londen) maken om de nieuwe muntstukken te bemachtigen. Het duurde bijna een jaar vóórdat enkele der grote banken bijdraaiden. Tot dat moment bemoeiden ze zich bijna uit sluitend met zilvergeld. De nieuwe penny was kleiner dan de koperen en sommige arme mensen wa ren huiverig de „bun" penny te accep teren, omdat ze dachten dat deze ook minder waard was. Men bleef hardnekkig aan het oude geld vasthouden. Toen bedacht de Munt een trucje. Zij gaf twee per cent commissie aan allen, die de oude pennies inzamelden. Dat hielp! Vrij Elke dag gebruiken de Britten ge dachteloos het woord „pond sterling", zonder te beseffen wat deze uitdruk king precies betekent. Het was oor spronkelijk een pondsgewicht (een En gels pond van 450 gram) aan zilveren pennies, welke ook sterling werden ge noemd. We kijken de Britten er wel raar op aan, dat zij nog het twaalfdelige op de penny gebaseerde muntstelsel bezitten, maar vergeten, dat dit eeu wenlang overal in Europa en ook soms daarbuiten gehuldigd werd. Voor de afkorting pond wordt nog het Latijnse Libra gebruikt en voor penny de afkorting D. (denarius). Gedurende de controle van diverse Munten in de feodale periode waren er in Europa verschillende soorten zil veren pennies naast elkaar in omloop. Tot de Franse revolutie was de penny, welke in Tours werd geslagen, de „de nier tournois", de basis van het Franse munstelstelsel. In de tijd van grote handelsbloei gedurende de elfde en twaalfde eeuw nam de behoefte aan zilveren muntstukken, zwaarder dan vele gedeprecieerde continentale pen nies, toe. Hierin werd voorzien door de nog altijd waardevaste Engelse pen ny (sterling). In Vlaanderen en elders was deze viermaal zoveel waard als de penny uit Tours. In de Lage Lan den kreeg het Engelse pond- shillin- gen- en pence-systeem vaste voet. Een zogenaamde pond groot bestond uit 240 groots (pennies, penningen). Zo af en toe loop ik hem eens te gen het lijf, het mannetje, op wiens gezicht je het direct zien kunt, dat hij zich een voldragen kind van de vooruitgang voelt. Toen we elkaar voor de eerste maal ont moetten, wond hij er geen doekjes om dat hij in mensen, die mijn be roep uitoefenden, niet veel fiducie had. Ik kwam er ook al gauw ach ter, wat hij niet zozeer op mij als wel op mijn beroep tegen had. Hij ging uit van de stelling (ik zou haast zeggen van het dogtma), dat de Kerk erop uit is om de mensen dom te houden. Naar zijn zienswijze was de Kerk een enorm obstakel op de weg der mensheid naar de voor uitgang. Want de Kerk huldigde op alle fronten verouderde staandpun- ten; op het terrein van de weten schap, de politiek, ja zelfs tot op dat van de ontspanning en recrea tie toe. meende hij in de vertegen woordigers van de Kerk bolwerken van een vergaan verleden te ont moeten. Nu wil ik de zaak laten rusten, of mijn toevallige vriend niet hier en daar gelijk heeft. Misschien heeft hij in zijn leven wel alleen christe nen ontmoet, die ook op mij de in druk maken, dat ze eigenlijk in de 17de eeuw thuis horen, maar per ongeluk in de 20ste eeuw verzeild zijn geraakt. Maar over hen wil ik het vandaag niet hebben. Wat het Ijs tussen mijn vooruitstre vende vriend en mij enigermate ontdooid heeft as zijnerzijds de ont dekking dat een christen niet zo'n middeleeuwse duisterling behoeft te zijn, als hij zich voorstelde. Intussen ben ik er ook achter gekomen, wat voor hem het toppunt van levens wijsheid vormt. Dat kan worden uitgedrukt in één woord. En dat is: begrijpen. Zo af en toe hebben we nog eens een gesprekje saanen, bij een toeval lige ontmoeting. En altijd weer ver kondigt hij als een modern profeet zijn laatste en hoogste wijsheid: als de mensen de dingen maar begre pen, dan was de weg naar een ideale samenleving geëffend. Ik heb de in druk, dat het aanvankelijk vertrou wen, dat hij in mij stelde, alweer een gevoelige deuk heeft gekregen. Ik zie nog de schaduw van teleur stelling over zijn geziohit gaan, toen hij bij onze laatste ontmoeting af scheid nam met de woorden: maar het gaat u er toch ook om, dat de mensen de dingen leren begrijpen! Begrijpen is dat het laatste woord, onze hoogste wijsheid? Is het inderdaad zo, dat de weg naar een nieuwe toekomst gebaand is, als de mensen alle dingen leren begrijpen in hun oorsprong, in hun wezens- samenhang? Ik zal de laatste zijn om de waarde van .het begrip" te onderschatten. De Fransen zeggen: tout comprendre, c'est tout pardon nes alles begrijpen is alles verge ven. Wat vindt u: is dit waar? In ieder geval zit er zeker een groot stuk waarheid in. We zullen een he leboel dingen vast anders beoor delen, als we de achtergronden wil len begrijpen. Alleen: met het be grijpen alleen zijn we er toch beslist ndet. Ik geloof, dat ik wel iets be grijp van de chaos in Kongo, van de vrees van de Belgische mijnarbei ders. van de crisis dn Algerije, van al het leed, dat mensen elkaar in gTote en kleine gemeenschappen aandoen. Maar eerlijk gezegd: ook al be grijp ik heel wat dingen, dat kan toch nooit een reden zijn om alle dingen te vergeven, om er maar van te zwijgen, dat ik een massa dingen niet begrijpen, niet omvatten kan. En in ieder geval zal het begrijpen van de dingen nooit reden voor me kunnen zijn om met een vergenoegd gezicht de weg van de vooruitgang verder te gaan bewandelen. Want met mijn begrijpen zit ik zelf nog helemaal in het verleden vast en heb ik nog geen stap op de weg naar de toekomst gezet. Daarom kwam hij mezelf toch wel als een vrij ouderwets mannetje voor. toen hfj die laatste keer af scheid van me nam - het mannetje van „het begrijpen" De mens van de toekomst? Of eerder juist die van het verleden? Eigenlijk komen we dit misver stand overal tegen. Ik wil eindigen met een geschiedenis van bijna 2000 jaar geleden: Christus ontmoet op zijn weg een man, die blind geboren is. Zijn discipelen zijn zeer geïnte- reseerd in de vraag naar het waar om: „Wie heeft gezondigd, deze of zijn ouders, dat deze blind geboren is?'1 Tegenover dit begrijpen stelt Christus zijn daad. Voordat Hij hem geneest, zegt Hij: ..noch deze heeft gezondigd, noch zijn ouders, maar de werken Gods moesten in hem openbaar worden." Wij, mensen van de 20ste eeuw. worden voor de grote vraag gesteld, of in het zichtbaar worden van de grote daden Gods (Gods recht, Gods barmhartigheid, Gods liefde) uit eindelijk niet het doel van de voor uitgang van ons menselijk geslacht gelegen is. Maar daarmee zijn we niiet aan het verleden gebonden, maar volop op weg naar de toe komst. P. KLOEK, ned. herv. predikant Leiden Gouden florijn Een van de eerste gouden munstuk- ken in Europa was de uit Florence afkomstige en daarnaar genoemde flo rijn (nog altijd het Nederlandse gul denteken) of het pond piccioli (kleine pond) welks waarde gelijk stond aan 240 kleine zilveren pennies. In Engeland, evenals elders, kende men later de gouden souverein. Het tegenwoordige prijzensysteem, speciaal het honorarium van dokters, advoca ten en artikelenschrijvers, kent nog altijd de guinea (21 shillings is een pond en een shilling). Oorspronkelijk was dit muntstuk, geslagen van metaal van de Goudkust (Guinea)!. Duurzaam en goedkoop Munten slaan is, zoals gezegd, kost baar, en niemand is zuiniger dan de Rijksmunt. Omdat het aanmaken van pennies zo duur is, zoekt men al jaren naar een duurzaam, doch goedkoper materiaal, vooral goedkoper dan de laagste muntwaarden. Maar het zal moeilijk zijn de mensen te laten af stappen van metaal, al zou plastic geld de Engelsen voor scheeflopen behoe den. Maar destijds is men uit gevoels overwegingen al teruggedeinsd voor aluminium. „Met andere woorden. Jonge dichters uit noord en zuid". Sa mengesteld en ingeleid door Re- né Gysen en Hans Sleutelaar. Ooievaar. Bakker/Daamen. Den Haag 1960. Er verschijnen tegenwoordig wel haast ontelbare hoeveelheden bloem lezingen. Bloemlezingen uit het werk van oude schrijvers, bloemlezingen van hedendaagse, bloemlezingen uit de al lerjongste auteurs. Dit vindt gedeelte lijk zijn oorzaak in de veel groter ge worden afzetmogelijkheid via het in stituut genaamd pocket-boek. Ik snap tussen twee haakjes nog altijd niet waarom die boeken niet gewoon zak boeken genoemd worden. In Frankrijk spreekt men toch ook van „livres de poche"? Naast deze vorm van bloem lezingen verschijnen er vele in ander reeksverband. Een tweede reden is waarschijnlijk te vinden in de sterke neiging tot rubriceren, waarmee vooral de jongeren behept zijn. Wie in 1955 is gaan publiceren, wil volstrekt niet ge rekend worden tot hen, die dat reeds in 1950 deden en deze beide groepen nog veel volstrekter niet tot alles wat voor het befaamde jaar '50 verscheen. Rangen en standen moeten er nu een maal zijn, niet waar, en het jaar waar- Weliswaar aanvaardt het publiek uit praktische noodzaak bankbiljetten, maar voor zijn „zak" geld prefereert het iets zwaars, omdat dit soliditeit suggereert! Toch gelooft de Muntdi- rectie, dat men, gezien het gemak dat licht geld meebrengt en de Engelsen zijn „gemaksdieren" ervoor zal zwichten. Het ideaal waarnaar het Britse Muntwezen streeft, is lage waarden van plastic en hogere van het zilver achtige cupro-nikkel, dat zilver reeds heeft vervangen. In elk geval heeft de directeur van de Munt het Engelse volk aan het denken geezt. in men bij de burgerlijke stand is in geschreven, is van mateloos belang ge worden. „Met andere Woorden" is een bloem lezing uit de verzen van de allerjongste dichters. De samenstellers zijn Reneé Gysen (Antwerpen 1927) en Hans Sleutelaar (Rotterdam 1935). De me dewerkers behoren voor het merendeel tot de Gard-Sivikgroep; zij, die zich geschaard hebben om het in 1955 op gerichte Vlaamse letterkundige tijd schrift van die naam. De inleiding tot deze bloemlezing be gint met de mededeling: „Poëziebloem lezingen zijn meestal overbodig, daar in heeft u gelijk". Hierop kan men natuurlijk alleen maar reageren met: „Als de heren dat zelf al zeggen Maar aangezien men. indien men niet in staat zou zijn over zo'n onge lukkige aanvang heen te stappen, het kind met het badwater weg zou gooien, zal ik hier maar snel aan voorbijgaan. En terecht, want de samenstellers zeg gen in hun voorwoord over het alge meen verstandige, hoewel weinig nieu we dingen. Merkwaardig is hun ont dekking van 150 jonge, veelbelovende dichters in het Nederlandse taalgebied sedert 1955. Vooral dat „veelbelovende" heeft mij getroffen. Waarschijnlijk omdat het zo ouderwets klinkt. Voorts constateren zij „de afwezigheid van een goed functionerend kritisch appa raat, dat aan een genuanceerd oordeel over de jongerenpoëzie eenvoudig niet toekomt". Daar is wel iets van aan. De essayisten onder de jonge schrij vers zijn dun gezaaid. En zij zijn het toch, die dat genuanceerde oordeel be horen te geven. Het oordeel over de jongste schrijvers dient geplaatst in de literaire tijdschriften en bij voorkeur geformuleerd te zijn door leeftijdgeno ten. Dit geldt over het algemeen, maar sterker nog nu, nu de jonge schrijvers in een voortdurend latent verzet leven tegen iedere letterkundige, die niet tot hun leeftijd behoort. Wat willen zij eigenlijk? Zij doen niet anders dan die ouderen schelden voor arrivé's en vervolgens verwijten zij diezelfde arrivé's, dat ze niet meer notitie van hun onsterfelijke werken nemen. Hoor eens even hier: oog om oog, tand om tand. Die arrivé's leven natuurlijk in de veronderstelling, dat hun arrivé-mening de nog-niet-gear- riveerden weinig belang inboezemt. Wat de samenstellers opmerken over het begrip „autenticiteit". is zeker juist, hoewel niet bepaald door hen bedacht. Dat is ook niet te verwonder- ren, want zij beroepen zich op E. E. Cummings <1896 en John Synge (1871 1909). Terecht zeggen zij ver der: „De werkelijkheid van een ge dicht ligt in het bewustzijn van zijn lezer". Dit kan inderdaad niet genoeg gezegd worden. Het is evenwel een uit spraak, die enig commentaar behoeft en zeker in een bloemlezing. Het zou anders weieens kunnen gebeuren, dat de lezer van deze bloemlezing haar zou verwerpen juist aan de hand van dit axioma. En dat zou droevig zijn. Juist lijkt mij ook de typering van de poëzie hier opgenomen: de revolte in de poëzie van een duidelijke anti houding naar een meer geraffineerde en gevariëeerde vorm van verzet. Aan deze „duidelijke anti-houding, al of niet geraffineerd, dankt zij mi. haar eentonigheid en als zodanig is zij wel zeer van deze tijd. Beeldende Poëzie. De Vrouw. De Boer. De Tijd. Stafleu. Leiden. 1960. Van de serie Beeldende Poëzie zijn dit de nummers 6, 7 en 8. Men kan de combinatie poëzie-fotografie al of niet waarderen: een feit is het dat zij in deze kleine bundels over het algemeen wel geslaagd is. Vooral die van Jan en Rense Schaap (de bundel „De Boer") bezit elementen, die zich voegen bij de tekst. De keuze van de gedichten was bij Adriaan Morriën natuurlijk in beste handen en zijn kleine inleidingen zijn zuiver gesteld, d.w.z. zij beperken zich tot het enig noodzakelijke in dit geval, de korte aanwijzing, waar de lezer het zoeken moet. CLARA EGGINK zinvolle vrijetijdsbesteding „Wü zullen binnen afzienbare tijd wel naar de maan kunnen reizen, maar wij zullen ook naar de aarde terug moeten om er te leven. En wel temidden van toenemende welvaart. In hoeverre elk mens de levenskunst zal hebben aange leerd om dat te doen en hoe zoveel mogelijk geluk en blijheid voor zoveel moge lijk mensen kan worden bereikt, hangt er van af, hoe wij de toenemende vrije tijd zullen leren besteden". Aldus sprak prof. Griswold, president van de beroemde Yale University, over vrijetijdsbesteding. Een „panorama" van de tegenwoordig in omloop zijnde Engelse munten, met dien verstande dat het kleinste geldstuk, de farthing, op 1 januari 1961 is opgeheven, terwijl de kroon, het vijf shillingsstuk, alleen in een beperkt aantal exemplaren als souve- nier bij de kroning van 1953 is geslagen. Bovenste rij (van links naar rechtshalf crown (halve kroon), keerzijde, waarde 2l/z shillings, on geveer f. 1.30; idem, voorzijde; florin, keerzijde, waarde 2 shillings, ongeveer. I+QQi middelste rij: shilling, keerzijde, ruim f. 0.50; crown (kroon), vijf shillmgs, ruim f. 2.50; idem, keerzijde; onderste rij: sixpence, ongeveer f. 025. (Alle bovenstaande mun ten van zilverachtig cupro-nikkel); threepence, twaalfzijdigkoper, ongeveer f. 0.15 (er bestaan ook nog antieke kleine ronde zilveren drie-pence stuk ken, zoals die uit traditie met Kerstmis in de plumpudding worden verstopt); penny (keerzijde) brons, ongeveer f. 0.05; halfpenny (keerzijde)brons, ongeveer f. 0.025; farthing (kwart van een penny), opgeheven. Door de toenemende vrije tijd wcgrdt het aantal van hen, die uitzien naar nieuwe vormen van recreatie, steeds groter. Natuurlijk zoekt men die re creatie buiten de sfeer van alle dag, men wil er „helemaal uit" zijn. Velen zoeken het in de natuur. En zy ontdek ken al gauw hoe prettig het is met een doel de natuur in te gaan. Het houden van bijen is een van de beste wijzen om dat te doen. Het brengt ons in aanraking met een mysterieuze die- rengemeenschap, waarvan wij de le venswetten moeten naspeuren om er leiding aan te kunnen geven. De bijen roepen bij de mens de belangstelling wakker voor de bloemen, waarvan zij voedsel verzamelen. Dat werkt door in ons hele leven. Imkers letten op elke bloeiende boom, op elke bloem waarop hun onderdanen bezig zijn honing te vergaren. En het waarnemen van bijen en bloemen leidt weer tot overpeinzing van het mysterie van het leven. De plaatselijke imkers brengen dik wijls gezamenlijk hun volken naar plaatsen, waar veel honing te winnen is. Deze vorm van vrijetijdsbesteding levert bovendien nog een bescheiden opbrengst, die al gauw 30 tot 50 potjes honing per volk per jaar beloopt. Bij 'n deel der imkers is de liefhebberij zelfs uitgegroeid tot een nevenbedrijf. De rijksbijenteeltconsulent ir. J. Mommers publiceerde de boekhouding van een imker, die een volledige dagtaak heeft, maar die in zijn vrije tijd een aantal bijenvolken verzorgt die hem gemid deld per jaar „schoon" f.1400 opbren gen. De beginner doet er echter goed aan met één volk te beginnen. Dikwijls krijgt hij zjjn eerste zwerm van een collega cadeau. Ook wordt hij het eer ste jaar door een collega voortgehol pen. Bij voldoende deelneming bestaat vender de mogelijkheid om in zijn woonplaats een cursus van 33 lesuren te volgen, die met rijkssubsidie gege ven wordt door een bevoegde leraar. De kosten van zo'n cursus bedragen in totaal slechts f. 6.50. Het hoofdbestuur van de Verenigin gen tot Bevordering der Bijenteelt m Nederland brengt belangstellenden gaarne in contact met een naburig imker. Het stelt op aanvrage enig drukwerk over het houden van bijen gratis beschikbaar. Het postadres van deze vereniging isi Bijenhui* Wagerungeo.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1961 | | pagina 17