Post XBX werd toch gehoord!....
JffV w/.
Een witte sjaal uit Alexandrië
ZATERDAG 24 DECEMBER
KERSTNUMMER
DE chef-hofmeester van het vrachtschip-met-passagiersaccommodatie
„Meerveld" liet zijn blik nog eens over de feestelijk gedekte tafel gaan,
maar hij kon geen fout ontdekken. Het tafellinnen was smetteloos; de borden
stonden prachtig in het gelid, het maatschappijwapen aan de bovenkant. De
tafelstukken van fijn sparregroen, smaakvol gegarneerd met smal rood lint
en slanke witte kaarsen, waren goed verdeeld. Aan de tafelopmaak zou het
niet liggen als het diner van kerstavond geen succes zou worden. Alleen dat
mistige weer zou roet in het eten kunnen gooien. Maar ze verwachtten binnen
enkele uren wat meer wind en beter zicht. De dubbele bezetting op de brug
kon dan weer normaal worden en er zou dan niets meer zijn dat de gezag
voerder zou verhinderen tafelpresident te zijn.
De enige passagier die zij op deze winterthuisreis over de Atlantic aan
boord hadden, zou aan de rechterhand van de gezagvoerder zitten. Een
wonder dat zij niet verwacht hadden. Hij zou het prettig vinden als hij zijn
maaltijden in zijn hut zou kunnen gebruiken, had hij bij het embarkeren
gezegd. Sindsdien had hij de naam „kluizenaar" bij de opvarenden.
„Een beste kerel" had de bediende
gerapporteerd, die met zijn verzorging
was belast. Hij zegt niet veel maar
is uiterst vriendelijk en zal nooit ver
geten een sigaret te presenteren als
ik zijn tafel dek. Evenzogoed zielig,
zo jong en dan al zo gehandicapt!
Twee geamputeerde voeten. En hij
scharrelt zo onhandig rond op die
krukken. Na een paar dagen was het
enige wat ze van de passagier te weten
waren gekomen, de tragiek die achter
deze handicap stak. Geen verkeerson
geval zoals ze gedacht hadden, maar
een kwestie van ernstige bevriezing,
die amputatie noodzakelijk maakte.
Waar en hoe dat gebeurd was bleef
in nevelen gehuld. En de bediende
had er, vanzelfsprekend, niet naar ge
vraagd.
Zo was, al die dagen tijdens de over
steek en nu ze de ingang van het
Kanaal naderden, het waas van vol
komen onbekendheid over de „kluize
naar" blijven hangen. De nieuwsgie
righeid ebde weg. Als hij kiekeboe en
stommetje wilde blijven spelen het
was allen goed. Geen gezellige kerel.
Maar hij kon zijn leven hier aan boord
leven zoals hij wilde. De passagier is
koning!
Wel wat verwonderd was de gezag
voerder geweest toen, tijdens een kort
praatje aan dek een zeldzaam geval
als men de kluizenaar daar zag
de jongeman bijna gretig was inge
gaan op zijn uitnodiging het diner op
kerstavond als gast aan de officiers
tafel mee te maken. Dat had wel stof
tot conversatie gegeven. Wilde de
knaap zijn teruggetrokken tijdelijke
zeelevenswandel grondig wijzigen of
was hij bang voor hem bestormende
wellicht minder prettige herinneringen
waarvoor zo'n avond, die zelfs op een
schip wel tot inkeer stemt, nu een
maal een goede voedingsbodem is?
Dat laatste had de derde stuurman
geopperd. Maar die was wat filosofisch
aangelegd en binnen zekere hem,
door de nuchterheid welke zijn vak nu
eenmaal vereist, opgedrongen gren
zen een gevoelsmens.
Het diner de mist had het net
op tijd laten afweten zodat de
gezagvoerder tafelpresident kon
zijn was een succes. En dat niet
alleen door de gastronomische genie
tingen die de kombuis, buiten de wat
saaie regelmaat van de dagelijkse me
nu's om, tevoorschijn wist te toveren.
De chef-kok was een vakman. En op
zulke hoogtijdagen stelde hij er prijs
op dat onomwonden te tonen. Er was
sfeer aan tafel, bewust gecreëerd
door de chef-hofmeester, die zijn gra-
mofoon ergens verdekt had opgesteld
en voor achtergrondmuziek zorgde,
waarbij een gelukkig gekozen entree
van orkest en koorwerken. Neen, er
ontbrak niets aan deze feesttafel die,
wel ver van huis, maar met de belofte
dat Oud en Nieuw in de thuishaven
kon worden doorgebracht, de stemming
prettig maakte.
De conversatie was, tussen de gan
gen door, prettig en vlot geweest
en ging natuurlijk gedeeltelijk
ook over kerstavonden in het verleden
buiten de huiselijke kring doorge
bracht, een hard feit dat nu eenmaal
onverbrekelijk met het zeemansleven
is verbonden. Er waren prettige en
bepaald beroerde kerstavonden, die in
de verhalen ten beste werden gegeven
en bij allen had de passagier die
bijzonder zwijgzaam was geweest maar
niettemin belangstelling had getoond
voor wat verteld werd glimlachend
toegeluisterd. Het leek wel of hij in
dit gezelschap, wat men zou kunnen
noemen „bijkwam", dat hij geen spijt
had zijn isolement te hebben verbro
ken.
De gezagvoerder die een wijs man
was, achtte toen men na de tafel
naar de rooksalon was gegaan voor de
koffie, een glas cognac en een sigaar
de tijd rijp de passagier in het gesprek
te betrekken. Een bedekte uitnodiging
om, als hy een markante kerstherin
nering had, die te vertellen, had succes.
Het lijkt me nu het geschiktste
moment, kapitein, zei hij met zachte
stem, iets over mijzelf te vertellen en
daarmee een antwoord te geven op vele
vragen, die u allen zichzelf misschien
heeft gesteld. Want u weet niets meer
van mij dan mijn naam en dat ik
Nederlander ben. Laat ik u zeggen dat
ik op weg naar huis ben na vijf jaar
afwezigheid.
Ik ging als Jong geoloog met een
speciale opdracht naar de Verenigde
Staten. Ik keer als gehandicapt man
terug. Ik mis immers mijn twee voeten.
U weet misschien waardoorhet
was een geval van ernstige bevriezing.
Kerstavond vier jaar geleden speelt
hierin een rol. Kerstmis zelf heeft er
natuurlijk als zodanig niets mee te
maken. Maar omdat het catastrofale
op die avond gebeurde, is dat sindsdien
een moeilijke dag voor mij, zoals u
zult begrijpen.
Vertel u het dan liever niet, viel
de gezagvoerder hem in de rede.
Oh, neen, laat mij vertellen, ging
de passagier voort. Ik nam uw uitno
diging voor vanavond zo graag aan,
omdat ik juist op deze avond niet
alleen wilde zijn met mijn herinnerin
gen aan vier jaar geleden. Er nu nog
eens over te spreken, zal een opluch
ting voor me zijn. Vergis u niet, ik
wil geen medelijden, zelfs geen mede
leven. Maar er is in het hele geval
nog iets dat me dwars zit, waarop ik
een antwoord heb gezocht en nog niet
heb gevonden.
Voor een mijnonderneming verrichtte
ik onderzoekingen naar de aanwezig
heid van zekere delfstoffen in Baf-
finland. Een afgrijselijk onherberg
zaam oord. In de zomer deden wij er
onderzoekingen die dusdanige resulta
ten opleverden, dat verdere nasporin
gen en dat vooral betreffende het
klimaat in de winter en de mogelijk
heid daar in die tyd te werken
geboden was. Er werden twee vrijwil
ligers gevraagd om daar te overwin
teren en gegevens te verzamelen, die
we nodig zouden hebben bij een even
tueel later te volgen exploitatie. Een
jonge Amerikaan en ik meldden ons
voor dit experiment.
Laat ik niet te uitvoerig zijn over
ons leven daar in die speciale hut,
voortreffelijk gebouwd en ingericht
voor een langdurig verblijf in extreem
lage temperaturen, voorzien van uitge
breide voorraden en een kortegolf-ra-
diozender waarmee wij, indien nodig,
direct contact met een radiostation op
New-Foundland konden opnemen.
We hadden het in het begin niet
gemakkelijk maar we wenden spoedig.
Post XBX80SSOS.
Er kwam geen geluid uit de ontvan
ger dat er op kon wijzen dat men
mijn seinen ontving. Maar ik bleef
doorseinen hoe lang weet ik niet.
Ik weet alleen dat ik ontwaakte in
een bed, in een verwarmde kamer.
Ik lag in een ziekenhuis. Mijn beide
voeten waren geamputeerd. Een week
geleden was ik hier binnengebracht.
Eerst toen ik aan het herstellen was,
heeft men my verteld van mijn red
ding. Een ander station dan het onze
had mijn seinen gehoord en alarm
geslagen. Een vliegtuig was uitgezon
den en had de hut gevonden, dank zjj
een lamp die op het dak was gemon
teerd een die ik blijkbaar, voor ik mijn
llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllilllO
door Koos Borstlap
1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIH
bewustzijn verloor, had ingeschakeld.
Toen ik vroeg welk station mijn sei
nen had gehoord, ontweek men mijn
vraag. Het was, meenden ze een vis-
treiler ergens tussen Groenland en IJs
land. Maar je hebt zoveel van die
scheepjes. Het was voor de onderne
ming ook geen prettige zaak.dat
radiostation dat mijn noodkreet had
gemist. Al mijn pogingen om uit te
vinden wie mijn redder was, bleven
vruchteloos. En dat hindert me nu
nog.
De passagier zweeg.
Het diner was een succes
Toen de poolnacht inviel, kwamen
we niet meer buiten dan strikt nodig
was voor onze waarnemingen. Ik ver
zeker u dat onze zenuwen dikwijls op
een zware proef werden gesteld. Want
de permanente duisternis, het gehuil
van een storm en het zich verloren
weten in een afschuwelijke eenzaam
heid, tot in een ver voorjaar eindelijk
de verlossing zou komen, knauwt zelfs
aan een sterke geest. Maar we konden
het dragen. Op geregelde tijden luiste-
de het radiostation naar ons en onze
korte rapporten konden melden dat
alles naar wens ging. Op kerstavond
meldde mijn Amerikaanse collega, die
de radio bediende, dat alles O.K. was.
Ze wensten ons een merry Christmas
en we gingen tot oudejaarsdag „uit
de lucht". We kropen die avond vroeg
in onze slaapzakken. Hoe zouden wij
tweeën beter kerstavond kunnen vie
ren dan in de vergetelheid van de
slaap?
Het moet kort daarna zijn gebeurd.
De speciale oliekachel, waarmede wij
in de hut de temperatuur zo rond het
vriespunt konden houden buiten
was er meer dan 40 graden vorst
hadden we laaggedraaid. Iets moet er
niet goed zijn gedaan, want een ont
ploffing deed ons ontwaken. Dat wil
zeggen mij alleen.
De deur sloeg uit de hut en een
ijzige luchtstroom sprong naar binnen.
Er brak gelukkig geen brand uit.
De passagier zweeg even. Dan ging
hij verder:
Laat ik niet te uitvoerig zijn.
Mijn collega was door de ontploffing
gedood. Toen ik dat ontdekte, besefte
ik ineens dat ik nu werkelijk alleen
was, alleen met een dode. Maar ook
met de dood. Want in de hut zou lang
leven niet meer mogelijk zijn om mijn
leven te redden. Een tocht te voet naar
de bewoonde wereld was uitgesloten.
We zaten meer dan duizend mijl van
de dichtstbijzijnde nederzetting. Ze
moesten me afhalen met een vliegtuig,
als dat tenminste mogelijk zou zijn.
Maar dan zouden ze moeten weten
wat zich hier had afgespeeld en hoe
mijn toestand was. Mijn enige kans
lag in de radio. Ik had in de afgelopen
maanden mijn seinende collega dik
wijls gadegeslagen.
Ik zou het ook maar eens een
beetje leren, had hij eens, gekscherend,
gezegd. Elk mens kan sterven en dan
zou jij het moeten opknappen. Hij
leerde mij diverse schakelingen en elke
avond oefenden wij een half uurtje
in seinen en opnemen. Ik wist er wat
van. De radio-set bleek gelukkig on
beschadigd te zijn. Ik schakelde de
zender in en drukte de seinsleutel neer,
seinde langzaam en werktuigelijk:
r k kan me voorstellen, verbrak, na
I enkele ogenblikken, de kapitein de
J- stilte, dat u met Kerstmis aan din-
geen denkt, die u eigenlijk liever wilt
vergeten. Maar aan de andere kant
uw leven werd toen gered.
Dat is zo, kapitein, antwoordde
de passagier. Maar door wie? Als ik
dat nog eens te weten kon komen.
Ik geloof dat ik u op weg kan
helpen.
Het was de marconist die sprak.
Jij, Sparks, kom kom, klonk het
ongelovig van alle kanten.
Ik weet het vrij zeker, hield de
marconist vol. Het is een kwestie van
een beetje combineren en deduceren
en dan natuurlijk met een speciale
wetenschap die ik bezit.
Speciale wetenschap, Sparks? Doe
niet zo geheimzinnig en kom voor de
dag ermee, sommeerde de gezagvoer
der.
Ik zei dat ik meneer op weg kon
helpen, begon de marconist. En ik durf
eigenlijk wel zeggen dat we 99 procent
kans hebben dit vraagstuk op te los
sen. Een kleine verklaring vooraf. Met
myn ouders heb ik jarenlang in
Frankrijk gewoond. Mijn moeder is
een Fran?aise. Toen ik zeventien was
trokken we weer naar Holland. Van
daar dat ik mijn opleiding daar heb
gekregen. Maar Frankrijk bleef trek
ken. Zo kwam het dat ik een paar
jaar als marconist heb gevaren op een
Franse IJslandtreiler. We woonden
indertijd in Saint Malo en vader had
goede relaties bij de rederijen, die de
kabeljauwvaart beoefenen. Denk niet
dat het kleine scheepjes zijn. Het zijn
kasten van schuiten en modern inge
richt. Ze hebben allen een marconist.
Toen ik na myn examen zei dat
ik wel eens wilde beginnen op deze
vaart, had vader er geen bezwaar te
gen. Als je er maar niet blijft hangen,
zei hy. En daar in Saint Malo wilden
zy my ook wel.
Ik kan nog niet zien waar jy
naartoe wilt, viel de gezagvoerder de
marconist in de rede. Maar als jy
vindt dat een en ander noodzakelijk
is om ons later iets te laten begrypen,
ga dan maar door.
Laten we eens kyken of we de
zaak rond kunnen maken, vervolgde
de marconist. De gegevens die meneer
ons heeft verschaft, zyn de volgende:
ten eerste kerstavond vier jaar gele
den, ten tweede een treiler tussen
IJland en Groenland die zyn seinen
heeft gehoord, ten derde heeft die
treiler het noodsein doorgegeven naar
New-Foundland. Meer niet. Maar toch
voorlopig genoeg.
Voor die speciale wetenschap van
jou, Sparks?
Ik bleef doorseinen
Meer dan voldoende. Kyk eens.
Op kerstavond zal in die contreien
maar een enkele treiler op zee zijn.
De IJslanders zitten onder de kerst
boom, zonder enige uitzondering. En
gelsen? Ook uitgesloten. Met Christ
mas zyn die ook thuis. Een visserman
in New-Foundland? Niet mogelyk.
Blyven dus over de Fransen. Want
het wil nog wel eens gebeuren dat
een Franse kabeljauwvisser met Kerst
mis niet binnen is. Eén redery is daar
nogal sterk in. Eigenlyk een beetje
berucht. Met Kerstmis zijn schepen
van die compagnie nog wel eens op
zee, al zyn ze meestal dan wel thuis-
stomend om met oud en nieuw in
Saint Malo te zyn. Daar moeten we
ons nu aan vasthouden. De kans is
by zonder groot dat het een van die
treilers van die redery is geweest die
het noodsein opving en naar New
Foundland doorgaf. De vraag is nu
alleen nog maar welke treiler? Daar
is wel achter te komen en als we daar
antwoord op hebben, is de zaak beke
ken. Want in het journaal van de
telegrafist zal zeker een aantekening
van dit voorval voorkomen.
't Klinkt aannemelyk, zei de ge
zagvoerder. Maar als de eerste klap
mis is, valt de hele opzet in duigen.
Natuurlyk maar het is te pro
beren, viel de hoofdwerktuigkundige
de marconist by.
En met een beetje geluk weten
we over een uur al meer, vulde de
marconist aan.
Hoe wil je dat dan doen, Sparks?
Heel eenvoudig. Er een telefoontje
aan wagen. We zitten aardig dicht by
het Kanaal. Een goede en snelle ver
binding is mogelyk. Ik ken de chef van
de technische dienst van die rederij
zeer goed. Mijn oude baas, moet je
niet vergeten. Op deze avond is hy
beslist thuis. Hij woont boven het kan
toor, kan gemakkelijk even naar be
neden gaan om na te zien welke treiler
op die dag op zee was. En het tele
grafisten-journaal kan hy zo uit de
kast nemen.
Doèn, besliste de gezagvoerder.
Een half uur later kwam de mar
conist de rooksalon binnen.
Ennnnn?????
Hy glimlachte:
Raak!!!!
Je liegt het
Beslist niet. Ik heb hem aan de
lyn gehad. Hy vond het aardig dat ik
hem van zee belde. Van myn kant
even een smoesje en toen heb ik hem
in het kort verteld waar het om ging.
Hy was direct bereid het na te zien.
Geef me vyf minuten en je weet wat
je weten wilt, zei hy. Hy had geen
vyf minuten nodig. Je hebt geluk, mon
garcon, zei hy. Onze treiler Notre
Dame du Bon Port was vier jaar ge
leden op kerstavond net op de thuis-
rei gegaan. Zat nog zo tussen Groen
land en IJsland. En als je even luiste
ren wilt. Dit staat in het journaal van
de marconist:
„11.25 GMT, zwakke seinen op nood-
golf Post XBXSOSSOS
Seinen waren zeer onregelmatig of de
man aan de sleutel er weinig van ken
de. Gaf geen antwoord op myn op
roep. Sein doorgegeven aan New
Foundland Radio". Dat is alles. Heb
je daar genoeg ae.n?
Fantastisch, Sparks, fantastisch.
Dat heb je 'm geleverd, klonk het
van alle kanten.
Maar weet u ook wie die marco
nist was?, vroeg de passagier gespan
nen.
Dat kan ik«u ook zeggen, zei de
marconist. Het was Marcel Gardan.
Hij woont in Pimpol.
De passagier stond op om naar de
marconist te strompelen maar deze
kwam hem tegemoet. Zij schudden el
kaar de hand.
Ik weet niet wie ik het meest
dankbaar moet zyn, kapitein, u die
deze maalityd aanrichtte en my uit
nodigde of de hogere macht, die uw
marconist hier aan tafel bracht. Kerst
mis heeft voor my nu een extra be
tekenis gekregen. Het is nu ook het
feest van het licht voor my, omdat
dit vanavond gevallen is op een voor
mij duistere zaak, die ik zo graag wilde
opklaren. Want ik kèn nu myn redder.
Een kerstavond op zee om later
over te vertellen, lachte de gezag
voerder. En daar past nog een glas
champagne by. Hofmeester
(Tekeningen Cor Westerik)
Het ivaren wijze en heilige mannen
door F. Mertz
Ze werd wakker toen koopman Jebal
haar by haar schouder schudde
en zy ergens in het duister een
baby zachtjes hoorde huilen. Het don
kere, gebaarde gezicht van koopman
Jebal leek nors achter de vlam van
de lamp. Behalve misnoegen lag nog
iets anders in zyn stem: vrees.
„Doe je mantel om en trek je san
dalen aan", zei Jebal op gejaagde en
gedempte toon. „Ik heb die drie kerels,
die gisteren uit de woestyn naar ons
kamp reden, de hele nacht heimelijk
gadegeslagen. Ze geven zich uit voor
heilige mannen, maar het zyn be
slist woestyndieven". Hy liep heen en
weer in de kleine kamer van de her
berg en ging al zyn balen en kisten
na. „We vertrekken, zodra de herberg
merkt een vrouw op". Ze sprak met
zoveel overtuiging, dat hy zich meer
op zyn gemak voelde.
„Zojuist stonden ze op de binnen
plaats met elkaar te praten. Toen
namen ze de goederen, die ze van my
gekocht hadden, mee de stal in. Stel
je voor, een gouden ketting en par
fum in een stal! Dat is toch waan
zin? En dan wat ze me gisteren ver
telden dat de sterren hen dwongen
koninklyke geschenken te kopen! Dat
hele verhaal was niets anders dan
een voorwendsel om my te bewegen
myn waren tonen".
„Je zult zien dat die drie mannen
niets anders doen dan de tekenen vol
gen, die ze in de hemel lezen".
„De sterren komen de laatste avon
den te dicht by de hemel boven
Judea. Ik zeg je, dit land is vol
spoken".
Ze vonden een duistere trap naar
de binnenplaats. Het gehuil kwam
van de overkant. Het meisje liep naar
de stal toe, terwyl Jebal en zyn knech
ten druk bezig waren de wagen op
te laden. In een hoek van de stal zag
het meisje twee gezichten in het
flauwe licht van een kaars. Het ver
weerde gezicht van een man en het
zachte gezicht van een jonge vrouw.
De vrouw trachtte de baby te sussen,
die ze in een jute doek gewikkeld
had. Verbazing lag in de ogen van
dit tweetal, dat over het huilende
kind gebogen stond. Niet omdat het
kind huilde, maar omdat op de grond,
op het stro, de kostbare geschenken
lagen die de drie vreemdelingen gis
teren van koopman Jebal hadden ge
kocht: een kist met mirre en één met
wierook en daartussenin de gouden
open gaat". „Ik bezweer je, dat ik
nooit meer een karavaan kamelen
door Judea laat ryden". Het meisje
zat nu recht overeind en trok de
lange witte sjaal over haar schouders.
Zelfs op dit ogenblik was koopman
Jebal er nog trots op dat hy de gave
had mooie dingen te ontdekken en ze
goedkoop te krygen. Hy had dit meis
je by het rokerige licht van enkele
fakkels uitgekozen, achter de schut
ting van een huis in de roezemoezige
haven van Tirië. Haar sjaal had hy
reeds lang geleden op de kop getikt
op een snikhete middag in Alexan
drië. Hy had toen reeds voorvoeld dat
hy een beeldschoon meisje zou vin
den, dat deze kostbare sjaal waardig
zou zyn: twee schatten die hy lou
ter voor zyn genoegen hield. Het meis
je uit Tirië glimlachte flauwtjes, maar
haar ogen stonden nadenkend en
droevig. „Het zyn heiligenzei ze.
„Hoe weet je dat?" vroeg hy scham
per.
„Terwyl ze de hele dag naast je
reden, keken ze geen ogenblik naar
my. Geen van hen dacht ook maar
een ogenblik aan my. Zulke dingen
„Maar ze hebben je toch betaald?"
Vol ongeduld negeerde hy deze
vraag. „Ze zyn van plan me aan te
vallen om hun eigen geld terug te
stelen en het myne erby. En als ze
niet van plan zyn me te bestelen, is
dit het begin van de een of andere
opstand. Ze hebben myn goud en
wierook gekocht voor hun hoofdman,
die straks over de heuvels komt. Als
hy zich in de stal van deze herberg
verschuilt, zullen Herodes' soldaten er
zeker tegen zonsopgang de wind van
krygen. En myn goederen zullen ge
vonden worden als bewys dat ik mede
plichtig ben".
Het meisje stond op. Koopman Je
bal maakte een onverwacht tastend
gebaar en nam haar kin in de holte
van zyn handen. Hy zei:,.Ik zou je
voor niets ter wereld willen ruilen".
Hy bedekte de wolkachtige glans van
haar sjaal met zyn donkere mantel,
toen hy haar omhelsde. Hy wenkte
toen zyn twee lyfwachten, die voor
de deur stonden. Zachtjes droegen zy
de kisten en balen weg.
Het was koud en stil, alleen het
kind in de stal huilde.
ketting. Met zachte stem probeerde de
man dingen uit te leggen, waarvoor
hy geen uitleg wist. Het meisje was
er nu volkomen zeker van. dat de
drie mannen geen rovers waren. Ze
zou het meteen aan Jebal vertellen.
Maar eerst moest ze nog iets anders
doen. De witte sjaal voelde warm aan
tegen haar hals. Ze nam hem van
haar schouders en legde hem om de
moeder met het kind heen. De moe
der mompelde enige woorden van
dank. De baby was plotseling stil.
Jebal stond op het meisje te wach
ten toen ze buiten kwam. „Je sjaal
is weg", zei hy meteen.
„Ik heb hem weggegeven", ant
woordde ze. „Dat is de wetenschap
dat we in vrede verder zullen reizen
toch wel waard?"
„Ben je dan iets te weten geko
men?" vroeg hy gretig.
Ze glimlachte. „Het waren wyze en
heilige mannen. Ze dachten alleen
aan de sterren. En sterren kunnen
wyze mannen wel vertellen welke ge
schenken een Koning ontvangen moet,
maar alleen een vrouw weet wat een
baby in de kou nodig heeft".