Post XBX werd toch gehoord!.... JffV w/. Een witte sjaal uit Alexandrië ZATERDAG 24 DECEMBER KERSTNUMMER DE chef-hofmeester van het vrachtschip-met-passagiersaccommodatie „Meerveld" liet zijn blik nog eens over de feestelijk gedekte tafel gaan, maar hij kon geen fout ontdekken. Het tafellinnen was smetteloos; de borden stonden prachtig in het gelid, het maatschappijwapen aan de bovenkant. De tafelstukken van fijn sparregroen, smaakvol gegarneerd met smal rood lint en slanke witte kaarsen, waren goed verdeeld. Aan de tafelopmaak zou het niet liggen als het diner van kerstavond geen succes zou worden. Alleen dat mistige weer zou roet in het eten kunnen gooien. Maar ze verwachtten binnen enkele uren wat meer wind en beter zicht. De dubbele bezetting op de brug kon dan weer normaal worden en er zou dan niets meer zijn dat de gezag voerder zou verhinderen tafelpresident te zijn. De enige passagier die zij op deze winterthuisreis over de Atlantic aan boord hadden, zou aan de rechterhand van de gezagvoerder zitten. Een wonder dat zij niet verwacht hadden. Hij zou het prettig vinden als hij zijn maaltijden in zijn hut zou kunnen gebruiken, had hij bij het embarkeren gezegd. Sindsdien had hij de naam „kluizenaar" bij de opvarenden. „Een beste kerel" had de bediende gerapporteerd, die met zijn verzorging was belast. Hij zegt niet veel maar is uiterst vriendelijk en zal nooit ver geten een sigaret te presenteren als ik zijn tafel dek. Evenzogoed zielig, zo jong en dan al zo gehandicapt! Twee geamputeerde voeten. En hij scharrelt zo onhandig rond op die krukken. Na een paar dagen was het enige wat ze van de passagier te weten waren gekomen, de tragiek die achter deze handicap stak. Geen verkeerson geval zoals ze gedacht hadden, maar een kwestie van ernstige bevriezing, die amputatie noodzakelijk maakte. Waar en hoe dat gebeurd was bleef in nevelen gehuld. En de bediende had er, vanzelfsprekend, niet naar ge vraagd. Zo was, al die dagen tijdens de over steek en nu ze de ingang van het Kanaal naderden, het waas van vol komen onbekendheid over de „kluize naar" blijven hangen. De nieuwsgie righeid ebde weg. Als hij kiekeboe en stommetje wilde blijven spelen het was allen goed. Geen gezellige kerel. Maar hij kon zijn leven hier aan boord leven zoals hij wilde. De passagier is koning! Wel wat verwonderd was de gezag voerder geweest toen, tijdens een kort praatje aan dek een zeldzaam geval als men de kluizenaar daar zag de jongeman bijna gretig was inge gaan op zijn uitnodiging het diner op kerstavond als gast aan de officiers tafel mee te maken. Dat had wel stof tot conversatie gegeven. Wilde de knaap zijn teruggetrokken tijdelijke zeelevenswandel grondig wijzigen of was hij bang voor hem bestormende wellicht minder prettige herinneringen waarvoor zo'n avond, die zelfs op een schip wel tot inkeer stemt, nu een maal een goede voedingsbodem is? Dat laatste had de derde stuurman geopperd. Maar die was wat filosofisch aangelegd en binnen zekere hem, door de nuchterheid welke zijn vak nu eenmaal vereist, opgedrongen gren zen een gevoelsmens. Het diner de mist had het net op tijd laten afweten zodat de gezagvoerder tafelpresident kon zijn was een succes. En dat niet alleen door de gastronomische genie tingen die de kombuis, buiten de wat saaie regelmaat van de dagelijkse me nu's om, tevoorschijn wist te toveren. De chef-kok was een vakman. En op zulke hoogtijdagen stelde hij er prijs op dat onomwonden te tonen. Er was sfeer aan tafel, bewust gecreëerd door de chef-hofmeester, die zijn gra- mofoon ergens verdekt had opgesteld en voor achtergrondmuziek zorgde, waarbij een gelukkig gekozen entree van orkest en koorwerken. Neen, er ontbrak niets aan deze feesttafel die, wel ver van huis, maar met de belofte dat Oud en Nieuw in de thuishaven kon worden doorgebracht, de stemming prettig maakte. De conversatie was, tussen de gan gen door, prettig en vlot geweest en ging natuurlijk gedeeltelijk ook over kerstavonden in het verleden buiten de huiselijke kring doorge bracht, een hard feit dat nu eenmaal onverbrekelijk met het zeemansleven is verbonden. Er waren prettige en bepaald beroerde kerstavonden, die in de verhalen ten beste werden gegeven en bij allen had de passagier die bijzonder zwijgzaam was geweest maar niettemin belangstelling had getoond voor wat verteld werd glimlachend toegeluisterd. Het leek wel of hij in dit gezelschap, wat men zou kunnen noemen „bijkwam", dat hij geen spijt had zijn isolement te hebben verbro ken. De gezagvoerder die een wijs man was, achtte toen men na de tafel naar de rooksalon was gegaan voor de koffie, een glas cognac en een sigaar de tijd rijp de passagier in het gesprek te betrekken. Een bedekte uitnodiging om, als hy een markante kerstherin nering had, die te vertellen, had succes. Het lijkt me nu het geschiktste moment, kapitein, zei hij met zachte stem, iets over mijzelf te vertellen en daarmee een antwoord te geven op vele vragen, die u allen zichzelf misschien heeft gesteld. Want u weet niets meer van mij dan mijn naam en dat ik Nederlander ben. Laat ik u zeggen dat ik op weg naar huis ben na vijf jaar afwezigheid. Ik ging als Jong geoloog met een speciale opdracht naar de Verenigde Staten. Ik keer als gehandicapt man terug. Ik mis immers mijn twee voeten. U weet misschien waardoorhet was een geval van ernstige bevriezing. Kerstavond vier jaar geleden speelt hierin een rol. Kerstmis zelf heeft er natuurlijk als zodanig niets mee te maken. Maar omdat het catastrofale op die avond gebeurde, is dat sindsdien een moeilijke dag voor mij, zoals u zult begrijpen. Vertel u het dan liever niet, viel de gezagvoerder hem in de rede. Oh, neen, laat mij vertellen, ging de passagier voort. Ik nam uw uitno diging voor vanavond zo graag aan, omdat ik juist op deze avond niet alleen wilde zijn met mijn herinnerin gen aan vier jaar geleden. Er nu nog eens over te spreken, zal een opluch ting voor me zijn. Vergis u niet, ik wil geen medelijden, zelfs geen mede leven. Maar er is in het hele geval nog iets dat me dwars zit, waarop ik een antwoord heb gezocht en nog niet heb gevonden. Voor een mijnonderneming verrichtte ik onderzoekingen naar de aanwezig heid van zekere delfstoffen in Baf- finland. Een afgrijselijk onherberg zaam oord. In de zomer deden wij er onderzoekingen die dusdanige resulta ten opleverden, dat verdere nasporin gen en dat vooral betreffende het klimaat in de winter en de mogelijk heid daar in die tyd te werken geboden was. Er werden twee vrijwil ligers gevraagd om daar te overwin teren en gegevens te verzamelen, die we nodig zouden hebben bij een even tueel later te volgen exploitatie. Een jonge Amerikaan en ik meldden ons voor dit experiment. Laat ik niet te uitvoerig zijn over ons leven daar in die speciale hut, voortreffelijk gebouwd en ingericht voor een langdurig verblijf in extreem lage temperaturen, voorzien van uitge breide voorraden en een kortegolf-ra- diozender waarmee wij, indien nodig, direct contact met een radiostation op New-Foundland konden opnemen. We hadden het in het begin niet gemakkelijk maar we wenden spoedig. Post XBX80SSOS. Er kwam geen geluid uit de ontvan ger dat er op kon wijzen dat men mijn seinen ontving. Maar ik bleef doorseinen hoe lang weet ik niet. Ik weet alleen dat ik ontwaakte in een bed, in een verwarmde kamer. Ik lag in een ziekenhuis. Mijn beide voeten waren geamputeerd. Een week geleden was ik hier binnengebracht. Eerst toen ik aan het herstellen was, heeft men my verteld van mijn red ding. Een ander station dan het onze had mijn seinen gehoord en alarm geslagen. Een vliegtuig was uitgezon den en had de hut gevonden, dank zjj een lamp die op het dak was gemon teerd een die ik blijkbaar, voor ik mijn llllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllilllO door Koos Borstlap 1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIH bewustzijn verloor, had ingeschakeld. Toen ik vroeg welk station mijn sei nen had gehoord, ontweek men mijn vraag. Het was, meenden ze een vis- treiler ergens tussen Groenland en IJs land. Maar je hebt zoveel van die scheepjes. Het was voor de onderne ming ook geen prettige zaak.dat radiostation dat mijn noodkreet had gemist. Al mijn pogingen om uit te vinden wie mijn redder was, bleven vruchteloos. En dat hindert me nu nog. De passagier zweeg. Het diner was een succes Toen de poolnacht inviel, kwamen we niet meer buiten dan strikt nodig was voor onze waarnemingen. Ik ver zeker u dat onze zenuwen dikwijls op een zware proef werden gesteld. Want de permanente duisternis, het gehuil van een storm en het zich verloren weten in een afschuwelijke eenzaam heid, tot in een ver voorjaar eindelijk de verlossing zou komen, knauwt zelfs aan een sterke geest. Maar we konden het dragen. Op geregelde tijden luiste- de het radiostation naar ons en onze korte rapporten konden melden dat alles naar wens ging. Op kerstavond meldde mijn Amerikaanse collega, die de radio bediende, dat alles O.K. was. Ze wensten ons een merry Christmas en we gingen tot oudejaarsdag „uit de lucht". We kropen die avond vroeg in onze slaapzakken. Hoe zouden wij tweeën beter kerstavond kunnen vie ren dan in de vergetelheid van de slaap? Het moet kort daarna zijn gebeurd. De speciale oliekachel, waarmede wij in de hut de temperatuur zo rond het vriespunt konden houden buiten was er meer dan 40 graden vorst hadden we laaggedraaid. Iets moet er niet goed zijn gedaan, want een ont ploffing deed ons ontwaken. Dat wil zeggen mij alleen. De deur sloeg uit de hut en een ijzige luchtstroom sprong naar binnen. Er brak gelukkig geen brand uit. De passagier zweeg even. Dan ging hij verder: Laat ik niet te uitvoerig zijn. Mijn collega was door de ontploffing gedood. Toen ik dat ontdekte, besefte ik ineens dat ik nu werkelijk alleen was, alleen met een dode. Maar ook met de dood. Want in de hut zou lang leven niet meer mogelijk zijn om mijn leven te redden. Een tocht te voet naar de bewoonde wereld was uitgesloten. We zaten meer dan duizend mijl van de dichtstbijzijnde nederzetting. Ze moesten me afhalen met een vliegtuig, als dat tenminste mogelijk zou zijn. Maar dan zouden ze moeten weten wat zich hier had afgespeeld en hoe mijn toestand was. Mijn enige kans lag in de radio. Ik had in de afgelopen maanden mijn seinende collega dik wijls gadegeslagen. Ik zou het ook maar eens een beetje leren, had hij eens, gekscherend, gezegd. Elk mens kan sterven en dan zou jij het moeten opknappen. Hij leerde mij diverse schakelingen en elke avond oefenden wij een half uurtje in seinen en opnemen. Ik wist er wat van. De radio-set bleek gelukkig on beschadigd te zijn. Ik schakelde de zender in en drukte de seinsleutel neer, seinde langzaam en werktuigelijk: r k kan me voorstellen, verbrak, na I enkele ogenblikken, de kapitein de J- stilte, dat u met Kerstmis aan din- geen denkt, die u eigenlijk liever wilt vergeten. Maar aan de andere kant uw leven werd toen gered. Dat is zo, kapitein, antwoordde de passagier. Maar door wie? Als ik dat nog eens te weten kon komen. Ik geloof dat ik u op weg kan helpen. Het was de marconist die sprak. Jij, Sparks, kom kom, klonk het ongelovig van alle kanten. Ik weet het vrij zeker, hield de marconist vol. Het is een kwestie van een beetje combineren en deduceren en dan natuurlijk met een speciale wetenschap die ik bezit. Speciale wetenschap, Sparks? Doe niet zo geheimzinnig en kom voor de dag ermee, sommeerde de gezagvoer der. Ik zei dat ik meneer op weg kon helpen, begon de marconist. En ik durf eigenlijk wel zeggen dat we 99 procent kans hebben dit vraagstuk op te los sen. Een kleine verklaring vooraf. Met myn ouders heb ik jarenlang in Frankrijk gewoond. Mijn moeder is een Fran?aise. Toen ik zeventien was trokken we weer naar Holland. Van daar dat ik mijn opleiding daar heb gekregen. Maar Frankrijk bleef trek ken. Zo kwam het dat ik een paar jaar als marconist heb gevaren op een Franse IJslandtreiler. We woonden indertijd in Saint Malo en vader had goede relaties bij de rederijen, die de kabeljauwvaart beoefenen. Denk niet dat het kleine scheepjes zijn. Het zijn kasten van schuiten en modern inge richt. Ze hebben allen een marconist. Toen ik na myn examen zei dat ik wel eens wilde beginnen op deze vaart, had vader er geen bezwaar te gen. Als je er maar niet blijft hangen, zei hy. En daar in Saint Malo wilden zy my ook wel. Ik kan nog niet zien waar jy naartoe wilt, viel de gezagvoerder de marconist in de rede. Maar als jy vindt dat een en ander noodzakelijk is om ons later iets te laten begrypen, ga dan maar door. Laten we eens kyken of we de zaak rond kunnen maken, vervolgde de marconist. De gegevens die meneer ons heeft verschaft, zyn de volgende: ten eerste kerstavond vier jaar gele den, ten tweede een treiler tussen IJland en Groenland die zyn seinen heeft gehoord, ten derde heeft die treiler het noodsein doorgegeven naar New-Foundland. Meer niet. Maar toch voorlopig genoeg. Voor die speciale wetenschap van jou, Sparks? Ik bleef doorseinen Meer dan voldoende. Kyk eens. Op kerstavond zal in die contreien maar een enkele treiler op zee zijn. De IJslanders zitten onder de kerst boom, zonder enige uitzondering. En gelsen? Ook uitgesloten. Met Christ mas zyn die ook thuis. Een visserman in New-Foundland? Niet mogelyk. Blyven dus over de Fransen. Want het wil nog wel eens gebeuren dat een Franse kabeljauwvisser met Kerst mis niet binnen is. Eén redery is daar nogal sterk in. Eigenlyk een beetje berucht. Met Kerstmis zijn schepen van die compagnie nog wel eens op zee, al zyn ze meestal dan wel thuis- stomend om met oud en nieuw in Saint Malo te zyn. Daar moeten we ons nu aan vasthouden. De kans is by zonder groot dat het een van die treilers van die redery is geweest die het noodsein opving en naar New Foundland doorgaf. De vraag is nu alleen nog maar welke treiler? Daar is wel achter te komen en als we daar antwoord op hebben, is de zaak beke ken. Want in het journaal van de telegrafist zal zeker een aantekening van dit voorval voorkomen. 't Klinkt aannemelyk, zei de ge zagvoerder. Maar als de eerste klap mis is, valt de hele opzet in duigen. Natuurlyk maar het is te pro beren, viel de hoofdwerktuigkundige de marconist by. En met een beetje geluk weten we over een uur al meer, vulde de marconist aan. Hoe wil je dat dan doen, Sparks? Heel eenvoudig. Er een telefoontje aan wagen. We zitten aardig dicht by het Kanaal. Een goede en snelle ver binding is mogelyk. Ik ken de chef van de technische dienst van die rederij zeer goed. Mijn oude baas, moet je niet vergeten. Op deze avond is hy beslist thuis. Hij woont boven het kan toor, kan gemakkelijk even naar be neden gaan om na te zien welke treiler op die dag op zee was. En het tele grafisten-journaal kan hy zo uit de kast nemen. Doèn, besliste de gezagvoerder. Een half uur later kwam de mar conist de rooksalon binnen. Ennnnn????? Hy glimlachte: Raak!!!! Je liegt het Beslist niet. Ik heb hem aan de lyn gehad. Hy vond het aardig dat ik hem van zee belde. Van myn kant even een smoesje en toen heb ik hem in het kort verteld waar het om ging. Hy was direct bereid het na te zien. Geef me vyf minuten en je weet wat je weten wilt, zei hy. Hy had geen vyf minuten nodig. Je hebt geluk, mon garcon, zei hy. Onze treiler Notre Dame du Bon Port was vier jaar ge leden op kerstavond net op de thuis- rei gegaan. Zat nog zo tussen Groen land en IJsland. En als je even luiste ren wilt. Dit staat in het journaal van de marconist: „11.25 GMT, zwakke seinen op nood- golf Post XBXSOSSOS Seinen waren zeer onregelmatig of de man aan de sleutel er weinig van ken de. Gaf geen antwoord op myn op roep. Sein doorgegeven aan New Foundland Radio". Dat is alles. Heb je daar genoeg ae.n? Fantastisch, Sparks, fantastisch. Dat heb je 'm geleverd, klonk het van alle kanten. Maar weet u ook wie die marco nist was?, vroeg de passagier gespan nen. Dat kan ik«u ook zeggen, zei de marconist. Het was Marcel Gardan. Hij woont in Pimpol. De passagier stond op om naar de marconist te strompelen maar deze kwam hem tegemoet. Zij schudden el kaar de hand. Ik weet niet wie ik het meest dankbaar moet zyn, kapitein, u die deze maalityd aanrichtte en my uit nodigde of de hogere macht, die uw marconist hier aan tafel bracht. Kerst mis heeft voor my nu een extra be tekenis gekregen. Het is nu ook het feest van het licht voor my, omdat dit vanavond gevallen is op een voor mij duistere zaak, die ik zo graag wilde opklaren. Want ik kèn nu myn redder. Een kerstavond op zee om later over te vertellen, lachte de gezag voerder. En daar past nog een glas champagne by. Hofmeester (Tekeningen Cor Westerik) Het ivaren wijze en heilige mannen door F. Mertz Ze werd wakker toen koopman Jebal haar by haar schouder schudde en zy ergens in het duister een baby zachtjes hoorde huilen. Het don kere, gebaarde gezicht van koopman Jebal leek nors achter de vlam van de lamp. Behalve misnoegen lag nog iets anders in zyn stem: vrees. „Doe je mantel om en trek je san dalen aan", zei Jebal op gejaagde en gedempte toon. „Ik heb die drie kerels, die gisteren uit de woestyn naar ons kamp reden, de hele nacht heimelijk gadegeslagen. Ze geven zich uit voor heilige mannen, maar het zyn be slist woestyndieven". Hy liep heen en weer in de kleine kamer van de her berg en ging al zyn balen en kisten na. „We vertrekken, zodra de herberg merkt een vrouw op". Ze sprak met zoveel overtuiging, dat hy zich meer op zyn gemak voelde. „Zojuist stonden ze op de binnen plaats met elkaar te praten. Toen namen ze de goederen, die ze van my gekocht hadden, mee de stal in. Stel je voor, een gouden ketting en par fum in een stal! Dat is toch waan zin? En dan wat ze me gisteren ver telden dat de sterren hen dwongen koninklyke geschenken te kopen! Dat hele verhaal was niets anders dan een voorwendsel om my te bewegen myn waren tonen". „Je zult zien dat die drie mannen niets anders doen dan de tekenen vol gen, die ze in de hemel lezen". „De sterren komen de laatste avon den te dicht by de hemel boven Judea. Ik zeg je, dit land is vol spoken". Ze vonden een duistere trap naar de binnenplaats. Het gehuil kwam van de overkant. Het meisje liep naar de stal toe, terwyl Jebal en zyn knech ten druk bezig waren de wagen op te laden. In een hoek van de stal zag het meisje twee gezichten in het flauwe licht van een kaars. Het ver weerde gezicht van een man en het zachte gezicht van een jonge vrouw. De vrouw trachtte de baby te sussen, die ze in een jute doek gewikkeld had. Verbazing lag in de ogen van dit tweetal, dat over het huilende kind gebogen stond. Niet omdat het kind huilde, maar omdat op de grond, op het stro, de kostbare geschenken lagen die de drie vreemdelingen gis teren van koopman Jebal hadden ge kocht: een kist met mirre en één met wierook en daartussenin de gouden open gaat". „Ik bezweer je, dat ik nooit meer een karavaan kamelen door Judea laat ryden". Het meisje zat nu recht overeind en trok de lange witte sjaal over haar schouders. Zelfs op dit ogenblik was koopman Jebal er nog trots op dat hy de gave had mooie dingen te ontdekken en ze goedkoop te krygen. Hy had dit meis je by het rokerige licht van enkele fakkels uitgekozen, achter de schut ting van een huis in de roezemoezige haven van Tirië. Haar sjaal had hy reeds lang geleden op de kop getikt op een snikhete middag in Alexan drië. Hy had toen reeds voorvoeld dat hy een beeldschoon meisje zou vin den, dat deze kostbare sjaal waardig zou zyn: twee schatten die hy lou ter voor zyn genoegen hield. Het meis je uit Tirië glimlachte flauwtjes, maar haar ogen stonden nadenkend en droevig. „Het zyn heiligenzei ze. „Hoe weet je dat?" vroeg hy scham per. „Terwyl ze de hele dag naast je reden, keken ze geen ogenblik naar my. Geen van hen dacht ook maar een ogenblik aan my. Zulke dingen „Maar ze hebben je toch betaald?" Vol ongeduld negeerde hy deze vraag. „Ze zyn van plan me aan te vallen om hun eigen geld terug te stelen en het myne erby. En als ze niet van plan zyn me te bestelen, is dit het begin van de een of andere opstand. Ze hebben myn goud en wierook gekocht voor hun hoofdman, die straks over de heuvels komt. Als hy zich in de stal van deze herberg verschuilt, zullen Herodes' soldaten er zeker tegen zonsopgang de wind van krygen. En myn goederen zullen ge vonden worden als bewys dat ik mede plichtig ben". Het meisje stond op. Koopman Je bal maakte een onverwacht tastend gebaar en nam haar kin in de holte van zyn handen. Hy zei:,.Ik zou je voor niets ter wereld willen ruilen". Hy bedekte de wolkachtige glans van haar sjaal met zyn donkere mantel, toen hy haar omhelsde. Hy wenkte toen zyn twee lyfwachten, die voor de deur stonden. Zachtjes droegen zy de kisten en balen weg. Het was koud en stil, alleen het kind in de stal huilde. ketting. Met zachte stem probeerde de man dingen uit te leggen, waarvoor hy geen uitleg wist. Het meisje was er nu volkomen zeker van. dat de drie mannen geen rovers waren. Ze zou het meteen aan Jebal vertellen. Maar eerst moest ze nog iets anders doen. De witte sjaal voelde warm aan tegen haar hals. Ze nam hem van haar schouders en legde hem om de moeder met het kind heen. De moe der mompelde enige woorden van dank. De baby was plotseling stil. Jebal stond op het meisje te wach ten toen ze buiten kwam. „Je sjaal is weg", zei hy meteen. „Ik heb hem weggegeven", ant woordde ze. „Dat is de wetenschap dat we in vrede verder zullen reizen toch wel waard?" „Ben je dan iets te weten geko men?" vroeg hy gretig. Ze glimlachte. „Het waren wyze en heilige mannen. Ze dachten alleen aan de sterren. En sterren kunnen wyze mannen wel vertellen welke ge schenken een Koning ontvangen moet, maar alleen een vrouw weet wat een baby in de kou nodig heeft".

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1960 | | pagina 19